Genoveva van Brabant
(1954)–Antoon Coolen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Eerste Toneel
REI VAN MANNEN; REI VAN VROUWEN
Van een zijde komen zeven mannen in rode wambuizen met het uiterlijk van krijgers; van de andere zijde zeven vrouwen in het wit. In de verte klinkt een krijgstrompet.
Eerste Man:
De krijgsban is afgekondigd. Hij is den burchtridder een blijde mare, en het geluid van de krijgstrompetten is hem muziek in de oren.
Eerste Vrouw:
In Brabant wies het edel kind Genoveva, die boven alles den vrede bemint en Gods stilte liefheeft. Het geluid van de krijgstrompetten is voor haar het doordringende alarm van den noodhoorn over het land, en haar hart wordt van vrees bevangen.
Tweede Man:
De christenplicht gebiedt den ridder zijn eed voor God gestand te doen en den krijgsban van zijn leenheer te gehoorzamen. Frankrijks koning heeft alle bevriende nabuurlanden bijstand gevraagd tegen de Saracenen. De Paus van Rome smeekt den koninklijken hofmeier, zijn ridderschap op te roepen, om het leger van de Franken ter hulp te snellen.
Tweede Vrouw:
Hoe geschokt is Genoveva's gemoed, nu zij op den burcht den wapenmeester de verschrikkelijke wapens ziet uitreiken. Deze wapens keren zich ook tegen hen, die ze dragen. Genoveva denkt aan de duizenden mannen, die ellendig zullen omkomen, vrese- | |
[pagina 16]
| |
lijk afgeslacht of aan hun wonden bezwijkend in het onherbergzame veld.
Derde Man:
De Moren zijn in vloedgolven over de Pyreneeën gekomen en Aquitanië binnengedrongen, - en hun vloten stevenen met volle zeilen naar de Franse kust. Ze hebben gezworen te zullen optrekken naar het noorden van den Rijn. Als wij niet tegen hen oprukken zullen ze heel de christenwereld onder den voet lopen en in slavernij brengen.
Derde Vrouw:
De moeders jammeren omdat haar zonen gaan. De vrouwen weeklagen omdat zij haar mannen niet meer zullen terugzien. In de gezinnen is angst, nu de vaders de wervers volgen, die gaan van deur naar deur. Vele jonge mannen zullen nimmer terugkeren en hun bruid zal niet hun vrouw zijn en zij zullen geen kinderen hebben.
Vierde Man:
Wee! zo de mannen de vernielende horden van de Moren de christenwereld zouden laten overweldigen. Ook dan zouden de mannen, en in groter getale, worden weggevoerd en gedood, de vrouwen onteerd en het verschroeide land zou zonder gezinnen zijn en kinderloos worden.
Vierde Vrouw:
Genoveva heeft nog zo jonge heugenis aan haar bruidsdag. Zij heeft duizend verwachtingen van haar leven in haar nieuwe tehuis op den burcht met Siegfried. In den opgang van haar jong geluk ziet zij den gezel ervan van haar zijde weggaan voor wie weet hoe langen tijd.
Vijfde Man:
Zij mag Siegfried niet in den weg staan met haar weekheid, nu het gaat, niet om het geluk en de liefde van één vrouw, maar om het heil van de hele christenwereld, om het geluk en de liefde van duizenden vrouwen zowel als om het geluk en de liefde van haar zelf.
Vijfde Vrouw:
Genoveva gaat het onvermijdelijke niet uit | |
[pagina 17]
| |
den weg. Zij is haar man een kloeke hulp. Dagenlang hebben de vrouwenvertrekken volgestaan van al de reisbenodigdheden voor den langen veldtocht. Biddend voor Siegfrieds behoud en wederkeer bidt zij om zijn zege.
Zesde Man:
Siegfried, Karels moedigste ridder, heeft zijn schutse in zijn wapens zelf en in de lijfknechten, die in hun trouw als een tweede en levend harnas om zijn lichaam zijn.
Zesde Vrouw:
Hij heeft een sterker schutse nog in het gebed, dat Genoveva's ziel en ganse liefde daaglijks voor hem zijn. En nochtans vreest zij....
Zevende Man:
Vrees is vrouwen eigen. Vele en machtige legers dringen tegen de Saracenen op. Baanderheren uit alle gouwen brengen hun troepen in de valleien van de Moezel bijeen om voorwaarts te stormen naar Parijs, met Karels onoverwinnelijke Langobarden Aquitanië te gaan ontzetten, en de Moren over de Pyreneeën terug te jagen. Dan keert Siegfried als overwinnaar terug.
Zevende Vrouw:
Genoveva is niet om het gevaar van de Saracenen het meest beducht.
De Mannen:
Wat vreest zij dan?
Zevende Vrouw:
Nu haar schild en haar toeverlaat haar in haar man ontvallen heeft zij in haar eenzaamheid de boosheid te duchten in haar eigen huis.
De Zevende Man:
Heeft zij, de sterke vrouw, daartegen geen bescherming?
De Vrouwen:
Haar trouw. Maar die zal haar bitter doen lijden.... | |
Tweede Toneel
REI VAN MANNEN; REI VAN VROUWEN. GOLO
Op hetzelfde ogenblik staat GOLO te midden van de beide | |
[pagina 18]
| |
reien. Een knappe, zwierige jonge man, maar met een ernstig en somber uiterlijk. De mannen wenden het gezicht naar hem toe en zeggen zacht en unisono: Burchtvoogd Golo
De vrouwen wenden gelijktijdig het hoofd van Golo af en gaan zeer langzaam langs den voorgrond heen. | |
Derde Toneel
REI VAN MANNEN (achterblijven); REI VAN VROUWEN (heengaand) GEWAPENDE KRIJGERS; GOLO
Een na een komen nu snel enige gewapende krijgers langs de rij van de mannen. Terwijl ze spreken houden ze even in en snellen daarna weer voort, op weg naar de verzamelplaats.
Eerste Krijger:
Ik ben bij de laatsten, die hun wapens van den wapenmeester kregen. Langs de Moezel kun je over de koppen lopen. De mannen brullen van ongeduld. (gaat haastig verder.)
Tweede Krijger:
(laat een van de mannen in 't rood zijn bijl zien). Wie smeedt er een bijl en slijpt ze zó als vuur? Als de top van je vinger bij het scherp komt, ben je hem al kwijt. (vervoerd:) Ze zal kiinken op de koppen van de Saracenen voor ze dwars door den schedel gaat! (gaat haastig verder.)
Derde Krijger:
Wie heeft een wapensmid als graaf Siegfried? Kijk de punt van mijn speer, vlijmscherp uitgehamerd als een driesnedig mes. Dat zal aan den voorkant door de Saracenenrompen gaan, dat hun zwarte hart aan den achterkant op de weerhaken hangt te bungelen. (gaat haastig verder.)
Vierde Krijger:
Zie mijn lindenhouten beukelaar! Ik kan er mee onder honderd Moren staan. Hun pijlen vangt | |
[pagina 19]
| |
hij op en hun kromzwaarden breken erop stuk. (gaat haastig verder.)
De rei van vrouwen is intussen geheel weggewandeld.
| |
Vierde Toneel
REI VAN MANNEN - GOLO
De rei van mannen gaat nu langs Golo
Eerste Man:
Golo, gij gaat niet mee? En je kunt alle wapens hanteren!
Tweede Man:
Geen heeft op de wolven-, de bever- en de berenjacht een schot zó recht in het doel en zo meesterlijk als het uwe.
Derde Man:
Een zwaard is als een bliksem in uw hand.
Vierde Man:
Hoe dikwijls won je den wedstrijd in het doelraak werpen van de bijl!
Vijfde Man:
Menigmaal ging je als overwinnaar uit het steekspel, tot vreugde van Siegfried, die op je vaardigheid trots was.
Zesde Man:
Die je een vriend is om je onverschrokkenheid en moed.
Zevende Man:
Je bent hem meer dan een broeder naar het bloed; - en ge gaat niet mee? (De mannen zijn afgegaan.)
| |
Vijfde Toneel
GOLO
(alleen) Ik ga niet mee. Ik heb zeven keer mijn vonnis gehoord. Hoe dikwijls heb ik het me zelf voorgehouden. Toen Genoveva er bij Siegfried op aandrong, haar mee te nemen, heb ik er niet minder op aangedrongen, dat ook ik met hem mee zou gaan, - omdat de gedachte ondraaglijk was, hier alleen achter te blijven en niet de dagelijkse, afgunstige getuige te zijn
| |
[pagina 20]
| |
van hun samenzijn, dat me als een vuur verteert. Toen hij haar overtuigd had van de onmogelijkheid haar mee te nemen, heb ik hem nog hartstochtelijker bezworen, dat ik mee zou gaan. Ik hield me zelf voor, dat ik haar niet beter kon vluchten dan aan zijn zijde. En ik weet, dat ik meewilde, om in haar ogen niet minder te zijn dan hij. Ik benijd hem. Als hij zijn lippen op de hare drukt ben ik zó in dien kus, - dat mijn lippen het beven voelen van haar mond.... Ik hoop, dat hij uit dezen oorlog niet terugkeert. (zacht:) Dan heeft hij, wat hem toekomt. Ik bewònder hem. (Hees:) En tegelijkertijd minacht ik in hem, dat hij een man is, die voor welken krijgsroem ter wereld, voor welken oorlog ook, zich één dag, één nacht los kan maken van déze vrouw, van haar liefde. - Ik ga niet mee. Het noodlot heeft de dobbelstenen in de hand genomen en gegooid. Ik heb een gevoel, als hij weg is, dat de wereld vrij wordt, - iedere dag, dat ik haar zal zien, bij haar zal zijn.... zonder hèm.....
| |
Zesde Toneel
GOLO - SIEGFRIED
Siegfried:
(komt haastig naar Golo toe). Je ging somber uit den landraad weg, Golo. Kom. Je wist, dat mijn besluit onherroepelijk was. Ik ga gerust weg, omdat ik weet, dat jij als burchtvoogd hier achterblijft.
Golo:
Te moeten achterblijven kan zwaar vallen, heer burchtgraaf.
Siegfried:
Ik weet, hoe graag je zou zijn meegegaan. (Hartelijk:) Ik zou ook geen trouwer en dapperder wapenmakker hebben dan jou. (Lachend:) In den oorlog kan ik op mezelf passen. Maar hier, waar ik niet zelf kan zijn, heb ik juist mijn trouwsten wapenmakker nodig om mij te vervangen. Je bent van allen de be-
| |
[pagina 21]
| |
kwaamste, om het bestuur over burcht en leen over te nemen. Je bent eerlijk. Je bent rechtvaardig. Je bent geliefd bij allen, bij edelen, vrijen, en horigen. - En bij de lijfeigenen, waaronder er zijn, die je op handen dragen sinds je, het bleef niet voor mij verborgen, enigen van hen, om het hun mogelijk te maken te trouwen, in de gelegenheid stelde zich vrij te kopen en een klein bezit het hunne te zien worden.
Golo:
Het gebeurde, nadat de burchtgravin erover had gesproken.
Siegfried:
Het heeft haar zeer getroffen, dat je dat gedaan hebt. Zie je, Golo, daarom bovenal ga ik gerust heen, omdat ik niemand weet, aan wien ik beter de bescherming kan toevertrouwen van het kòstbaarste pand wat ik bezit, Genoveva - (na een stilte, andere toon:) Ook zij is blij, dat je hier blijft in het bestuur van den burcht. Je hebt vele geestesgaven. Je leest latijn en grieks. Je bent bekend met de schone kunsten, waarin zij in Brabant vanaf haar jeugd geoefend is. Je kent de dichters, die ook zij graag hoort. Je hebt veel kunstschatten doen brengen in den burcht en in de kapel. Jij was het ook, die Marcos, den Byzantijn, hier hebt laten komen, om in het koor van de kapel de wandschildering te maken van de Madonna naar Genoveva's beeltenis. Je zult haar den tijd van het wachten op mijn terugkomst weten te bekorten.
Golo:
Ik ben trots op het vertrouwen, dat gij in me stelt, heer Siegfried. Ik zal waken over gravin Genoveva als over mijn eigen leven tot gij terugkeert en uw geluk opnieuw begint.
Siegfried:
Zorg ook, dat de vertrouwdste boden mij berichten over haar brengen. - Ik twijfel er niet aan, of ik zal gauw terug zijn. Ja, dan begint mijn geluk opnieuw. (Andere toon:) 't Is me dikwijls te moede, alsof het elken dàg opnieuw begint! (In de herinnering
| |
[pagina 22]
| |
vertrouwelijk:) Toen ik Genoveva voor het eerst zag bij de rijksvergadering in Landen stond ik als door den bliksem geslagen tegenover dat tengere wezen, waarvan ik dacht, dat ze gemaakt was van de stof, waaruit God de engelen schept, en met een ziel van hemellicht, en dat ze door geen man was te genaken. Ik was beschroomd als een knaap. Ik was mijn eigen bruidswerver bij den hertog van Brabant. Hoe goed hij mij ook gezind was, hij zou mij de hand van zijn dochter niet hebben gegeven, - als zij mij niet goed gezind was geweest. Het was alsof er een wonder met me gebeurde. - Toen begon voor mij een geluk, waarvan ik tevoren geen denkbeeld kon hebben, dat het ter wereld bestond. En elken dag is het opnieuw begonnen, als een pas ontdekt leven, dat elken dag weer een andere betovering heeft. Waarom ik je dit zeg, Golo! Omdat jij het was, die de macht van gevoelens, die mij zo onderste boven gooiden, voor mij duidelijk maakte en die het beeld van Genoveva schetste, zoals ik begreep, dat ik het zag. Toen zij in Landen mijn bruid werd, waren velen verbaasd. Ze hadden horen spreken over Genoveva's kloosterroeping....
Golo:
Het wezen, waarbij men aan een kloosterbestemming denkt, en haar schoonheid, waarvoor gij in Landen geslagen stond en die bezield wordt door een zo verfijnden geest, die dingen maken gravin Genoveva tot de zeldzaam bekoorlijke verschijning, die uw hart veroverde.
Siegfried:
Je zei toen: een wezen met al de schoonheden van een heilige en al de verrukkingen van een ontbloeiende vrouw. (Andere toon:) Iederen dag is ze me nader gekomen. In onzen burcht heeft zij langzaam aan den schroom voor haar krijgsman afgelegd. In het vooruitzicht van het vertrek is zij erover gaan praten. Het afscheid van haar valt mij zwaar, Golo.
| |
[pagina 23]
| |
Golo:
En toch kunt u gaan.
Siegfried:
Ik zou me het diepst schamen voor Genoveva zelf, als ik als een blode ridder mijn plicht verzuimde. Als de ridders om hun burchtvrouw hun eed braken en hun leenheer in den steek lieten? Heb je mijn mannen gezien en gehoord? Ze zijn als bezetenen. Ze strelen hun bijlen en zwaarden en spreken ze toe. De Morenkoning is ons! Zijn zwaard van Damascenerstaal met een heft van elpenbeen met goud ingelegd en met juweelen bezet, is den koninklijken hofmeier beloofd voor zijn hulp. Dan komen we terug. En dan voorlopig geen krijgsban meer! Maar àl mijn geluk hier op den burcht, in rust en vree! | |
Zevende Toneel
GOLO - SIEGFRIED - DRAGO
Drago:
(Komt op:) Uw schildknecht brengt u aanstonds uw wapens, heer burchtgraaf. Gravin Genoveva is op weg naar u de kapel ingegaan. Zij ontsteekt er het gewijde licht bij de Heilige Maagd, dat zij brandend zal houden tot den dag, waarop gij terugkeert.
Siegfried:
Het is goed, Drago.
Drago:
Ik ben blij, vóór uw vertrek gelegenheid te hebben, u persoonlijk Gods beste zegen toe te wensen, heer burchtgraaf. En ik wilde u ook nog mijn dank uitspreken voor mijn benoeming tot hofmeester. Deze onderscheiding heeft mij zeer verheugd.
Siegfried:
Ik heb je tot mijn hofmeester benoemd, Drago omdat jij met de burchtgravin uit Brabant bent meegekomen; en geheel vertrouwd bent met alles waarop zij gesteld is en waaraan zij hechtte in het ouderlijk huis. Zorg dat alles stipt wordt nageleefd, onder Golo's gezag, waarop je ten allen tijde een beroep kunt doen. Kom haar in het geringste wat zij verlangt tege- | |
[pagina 24]
| |
moet. De burchtvoogd zal je alles toestaan, wat je nodig oordeelt, om de wensen van de gravin te voorkomen en te vervullen.
Drago:
Ik zal mijn best doen, dat de gravin en de burchtvoogd tevreden over mij zijn.
Siegfried:
(luchthartige toon):
En als de koerier komt, die mijn terugkeer aankondigt, zorg dan voor een feest! De burchtvoogd zal er een jacht aan doen voorafgaan. Dan wil ik kwartels proeven, eenden en kapoenen, wild zwijn, en reegebraad, en de beste wijnen uit de kelders. Ja, Drago, je zult een gelukkigen krijgsman zien terugkeren - die dag, Golo! waar naar ik, ik beken het, nog vóór ik ben vertrokken, al ongeduldig uitzie!
Drago:
(Na een buiging:) Ik hoop, dat feestmaal heel gauw te mogen voorbereiden.
Siegfried:
Maar eerst de Saracenen!
Drago (af)
| |
Achtste Toneel
GOLO - SIEGFRIED - DRAGO - GENOVEVA
Genoveva:
(komt op.)
Siegfried:
(gaat naar toe.)
Golo:
(kijkt naar haar, buigt voor haar, dan trekt hij zich langs een anderen kant dan Drago terug. Hij herhaalt, fluisterend, maar met nadruk:) Eérst de Saracenen....
| |
Negende Toneel
SIEGFRIED - GENOVEVA
Siegfried:
Je was nog in de kapel.
Genoveva:
Ik ontstak het licht, dat voor je blijft branden zolang je weg zult zijn. En in de stilte van de kapel wilde ik met mezelf alleen zijn, om moed te vinden, niet alleen voor het afscheid, voor zoveel lange maanden, maar ook om je, vóór je weggaat, te spreken van | |
[pagina 25]
| |
mijn liefde voor jou, Siegfried. (dicht bij hem.)
Siegfried:
Mijn Genoveva, heb je daar moed voor nodig?
Genoveva:
Toen ik met je op den burcht kwam beklemde me zoveel, - in het huis van mijn Siegfried. Toen ben je me in alles tegemoet gekomen, je wilde, dat niets mij zou mishagen. We begrepen elkaar iederen dag meer. Je werd iederen dag meer de Siegfried, dien ik in Landen had liefgekregen en waarvan ik toen droomde, dat hij zou zijn, zoals je nù bent. Toen ik met je hier was, den eersten tijd, voelde ik een groot ontzag voor je. En de onweerstaanbare kracht, waarmee ik tot je aangetrokken werd. Langzaam aan, al die zes maanden, groeide dat vertrouwen tussen ons, waarin ik nu pas weet, hoe lief ik je heb. Alsof al het geluk, dat ik ooit droomde, nù komt. (dicht in zijn armen:) En nu ga je weg....
Siegfried:
Je spreekt van ontzag. Maar ik had ontzag voor jou. Golo zei....
Genoveva:
(haastig:) Niet wat Golo zei!
Siegfried:
Soms ziet een vriend scherp wat voor je zelf nog niet duidelijk is. Golo zei, dat je alle schoonheden hadt van een heilige en alle verrukkingen van een vrouw....
Genoveva:
Golo wil behagen met vleitaal.
Siegfried:
Toch was hij oprecht. En hij maakte voor mij duidelijk, wat ik zelf diep voelde, dat je voor me was in mijn liefde voor jou.
Genoveva:
(een beetje verontrust:) Siegfried!....
Siegfried:
(zacht:) Ik beefde voor je en durfde je niet omhelzen.
Genoveva:
(zacht:) Zoals ik in de dagen voor je vertrek gebeefd heb van verlangen, dat je me omhelzen zou. En ik dank God, dat ik in de stilte met mezelf den moed heb gevonden, je dit te bekennen....
Stille
| |
[pagina 26]
| |
Genoveva:
Nu is er niets meer wat ons scheidt. Nu zijn we geheel een. (Ernstig:) Dat wil God. En toen ik met je zó een was voelde ik den helen zin van ons verenigd bestaan, (zacht:) - alsof er uit de verte van God een antwoord kwam op mijn gebed, dat ons huwelijk gezegend moge zijn in een kind. En als het ons geboren wordt, zullen we het Vreugdenrijk noemen....
Siegfried:
(in mannelijke blijdschap:) Een kind, Genoveva! Een zóón. - Ik bid met je mee dat je dat antwoord uit Gods verte goed hebt gehoord.... O, dat ik juist nu weg moet.
Genoveva:
Juist omdat je nu weg moet heb ik alle aarzelingen overwonnen, je dit te zeggen. - Maar ik ben bang, Siegfried.
Siegfried:
Waarvoor?
Genoveva:
Het is me soms te moede, alsof wij elkaar niet zullen terugzien.
Siegfried:
Ik kom terug. En als overwinnaar. Dat verzeker ik je. Karel's leger is machtig. We verslaan de Moren!
Genoveva:
In Nijvel had ik eens een wonderlijken droom. Geertruud's zusters spraken met elkaar over haar goddelijken bruidegom. In mijn droom zag ik dien bruidegom, die mij toelachte en wenkte. En toen ik dicht bij hem kwam wees hij met gestrekten arm naar een woud. Ik ging dien weg op en op mijn arm droeg ik een kind door hoge doornen. Toen werd het een bange droom, want de dood liep naast mij en ik voelde zijn kou en ik voelde, hoe het kind in mijn armen van zijn kilte koud werd. Maar de dood sloeg een anderen weg in, en aan het eind van het woud, waar de doornen het hoogst waren, stond een ridder, die bloedde uit een wonde. Hij was bleek van lijden. Ik was zo uitgeput, dat ik bezweek en neerviel. En toen ik weer opkeek zag ik Christus aan het kruis. Het woud was achter me. Waar ik stond was het niet donker meer. | |
[pagina 27]
| |
De doornen hadden mijn kleren verscheurd en mij verwond. Maar het kind op mijn armen was ongedeerd.
Siegfried:
Droomgezichten zijn bedriegelijk en voorspellen niets.
Genoveva:
Nadat ik er lang niet meer aan gedacht heb, komt die droom, nu je gaat vertrekken, telkens weer in mijn herinnering.
Siegfried:
Maar de dood sloeg een anderen weg in.
Genoveva:
De dood sloeg een anderen weg in. - Maar het donker.... En die hoge doornen.
Siegfried:
In den burcht ben je veilig voor alle gevaar. En als van buiten iets dreigen zou, heeft Golo de opdracht, ijlboden te zenden naar bevriende ridders, die hun zonen met ons meegeven, en die zelf, al zijn het oudgedienden, nog onvervaard zijn en een bedreigde burchtvrouwe ter hulp zullen snellen.
Genoveva:
Ik vrees geen gevaar van buiten. Ik heb alleen dien onbestemden angst, dat we elkaar niet zullen terugzien.
Siegfried:
Als je aan voortekens gelooft, neem dan aan, dat ik onkwetstbaar ben als mijn naamgenoot.
Genoveva:
Niemand is onkwetsbaar. Zelfs je naamgenoot Siegfried was het niet.
Siegfried:
Hij versloeg den draak!
Genoveva:
Maar Hagens speer doodde hem. - O, had ik maar met je mee kunnen gaan.
Siegfried:
Wat zouden de ridders onder elkaar geschimpt hebben, als Siegfried, als de énige, gekomen was in gezelschap van zijn vrouw. Als je bij me was, zou ik duizend angsten uitstaan om al de gevaren van den veldtocht.
Genoveva:
(innig bij hem:) Ik zou je wonden verbinden als je gewond was, waken bij je koorts, je verplegen. - O Siegfried, neem je in acht.....
GOLO komt.
| |
[pagina 28]
| |
Tiende Toneel
SIEGFRIED - GENOVEVA GOLO (zwijgend)
Golo:
(houdt zich zwijgend terug op den achtergrond. Siegfried en Genoveva bemerken hem niet.)
Siegfried:
Vrees niet voor mij. Maar als je gevaren vreest voor je zelf, Genoveva, zeg het, en de trouwste en dapperste van mijn lijfknechten blijven hier bij je achter.
Genoveva:
Nee, die moeten jou beschermen. Jij bent mijn schild. - Neem me in je armen, Siegfried....
Siegfried:
(neemt haar in zijn armen.)
Genoveva:
Ik behoor je toe met lichaam en ziel. Ik heb je lief. De zegen van God en die van mijn hart vergezellen je. Al de dagen en al de nachten zullen al mijn gedachten vervuld zijn van jou. Neem mijn beeld mee in je hart. Het jouwe blijft in het mijne. En mijn hele hart zal een onafgebroken gebed voor je zijn.
Siegfried:
(drukt haar met een gesmoorden kreet tegen zich aan, dan zacht:) Je beeld staat gegrift in mijn ziel, Genoveva. Je moogt geen traan zien in het oog van den ridder, die ten strijde trekt. (stilte, zacht:) Maar de ridder bekent je, hoe hij zich van je los moet scheuren en hoe dat pijn doet. (stilte) . Vaar wel Genoveva.
Genoveva:
Ga in vrede, Siegfried. | |
Elfde Toneel
SIEGFRIED - GENOVEVA - GOLO - DRAGO - FULCO - EGBERTA - LUDGARDA - ALEIDIS - CLOTIDIS - FREDEGUNDE - de schilder MARCOS - vrouwelijke en mannelijke BEDIENDEN van de hofhouding van den burcht. Een aantal SCHILDKNECHTEN
Siegfried:
(komt naar voren en houdt Genoveva bij de hand:) Gij kent mijn besluit, dat door den landraad
| |
[pagina 29]
| |
is bekrachtigd, die den burchtvoogd Golo beëedigd heeft als mijn plaatsvervanger in het bestuur. De burchtvoogd is in het bezit van mijn zegel en ring en treedt in al mijn rechten. Ik eis volstrekte gehoorzaamheid aan hem. Hij zal het gezag voeren op den burcht, over alle horigen en lijfeigenen in de ganse mark. Hij zal de zwakken beschermen, klachten onderzoeken, de ongehoorzamen dwingen en de schuldigen straffen met dubbele straf. - Eerbied en gehoorzaamheid zijt gij verschuldigd aan de burchtvrouwe Genoveva. Gij zult haar bevelen opvolgen, haar verlangens vervullen, haar wensen voorkomen en waken over haar veiligheid. Wie in eerbied tegenover de burchtvrouwe te kort schiet en haar krenkt zal met de zwaarste straf worden gestraft. De burchtvoogd zal toezien, het oordeel uitspreken en de straf volvoeren. Zorgt allen, dat ik bij mijn terugkomst, die God bespoedige, mijn huis vind zoals ik het verlaat en mijn echtgenote de burchtgravin in welstand en gezondheid mag wederzien. Gemompel: Ja. Ja. Dat beloven we, dat verzekeren we.
Trompetgeschal en tromgeroffel. Siegfrieds standaard-drager met enige schildknechten en een wapenknecht, die Siegfrieds uitrusting draagt, komen op. De laatste stelt zich op naast Genoveva.
Siegfried:
Krijgsmannen, òp tegen de Saracenen! Wij gehoorzamen den krijgsban en zweren trouw aan den koning en aan zijn hofmeier, den onoverwinnelijken Karel. Wij zullen de Saracenen terugjagen over de Pyreneeën en tussen de Pyreneeën en ons zal geen Moor zijn, die niet is gedood of niet onze gevangene is! Gejuich bij de schildknechten.
Genoveva:
(neemt van Siegfrieds wapendrager den lederen gordel, waaraan een dolkmes in de schede en doet dien
| |
[pagina 30]
| |
Siegfried om:) Wees omgord met de schutse van God, die u behoede tegen alle kwaad. (Zij geeft hem een gelen kolder met een rood borstkruis erop geborduurd:) In het teken van het heilige kruis zult gij overwinnen. (Zij slaat hem den wollen krijgsmantel om en biedt hem den strijdhelm:) Zet op uw hoofd den helm van verdediging en redding, opdat gij met dit sieraad van uw gelaat en dit wapen op uw hoofd uw vijanden schrik aanjaagt en slaat met verwarring. (Zij geeft hem zijn zwaard:) Bewaar dit zwaard ongeschonden, verdedig er de heilige kerk mee en den koning en verdelg den bozen vijand. (Zij hangt hem een halsketen om den hals) . De heilige Martinus, wiens reliek ik u om den hals hang, bescherme u met zijn bijstand.
Siegfried:
(kust de relekwie en treedt naar voren:) Ik zweer trouw aan God en de heilige kerk. Ik zweer trouw aan den koning, zijn hofmeier Karel en aan het heilig kruis. Ik zweer trouw aan mijn burchtvrouwe. Ik stel mij onder de bescherming van de heilige Maagd, van den heiligen Michiel en van den heiligen Martinus.
Allen:
Amen.
Stilte
Siegfried:
(omhelst Genoveva. Daarna gaat hij met zijn mannen af.)
| |
Twaalfde ToneelDe VORIGEN, zonder SIEGFRIED en de krijgslieden.
Een ogenblik is het alsof Genoveva wankelt en bezwijkt. Als GOLO en EGBERTA haar te hulp willen komen, herstelt zij zich plotseling; zij wil geen zwakheid tonen. Langzaam gaat zij de heengaanden achterna. GENOVEVA wuift nog naar den heengeganen Siegfried. Trompetsignalen verklinken zwak in de verte. GENOVEVA blijft de | |
[pagina 31]
| |
vertrekkenden nakijken, tot zij uit het gezicht zijn verdwenen.
Alle achtergeblevenen gaan nu weg, het laatste EGBERTA, die aarzelt, en GOLO. EGBERTA ziet Golo en gaat heen. GOLO kijkt aandachtig naar GENOVEVA. | |
Dertiende Toneel
GENOVEVA - GOLO
Genoveva:
(komt terugwandelen).
Golo:
(naar haar toe:) Voor u is nu een tijd van lang en eenzaam wachten aangebroken, gravin Genoveva.
Genoveva:
(nog geheel onder den indruk van Siegfrieds vertrek:)
Ja.
Golo:
Graaf Siegfried heeft mij opgedragen, mijn best te doen, om den tijd van het wachten voor u kort te doen zijn.
Genoveva:
't Is heel vriendelijk van je, Golo, dat je die taak tot Siegfrieds tevredenheid wilt vervullen.
Golo:
(snel:) Tot Siegfrieds tevredenheid en de uwe.
Genoveva:
Daar twijfel ik niet aan, Golo.
Golo:
Het is niet goed, zich aan de droefheid van de eenzaamheid en aan het treuren om de scheiding over te geven.
Genoveva:
Wees gerust, Golo. Eerder dan mij zwak en weerloos over te geven aan de droefheid, zal de eenzaamheid mij lief zijn om den troost van mijn ongestoorde gedachten aan hem, van wien ik gescheiden ben.
Golo:
Als gij teveel de eenzaamheid zoudt zoeken loopt gij toch gevaar, dat zij u met droefheid overvalt. Het is de wens van graaf Siegfried, dat ik daarop toezie. De schoonheid heeft tot uitwerking, dat zij de droefheid uit de eenzaamheid verbant en tegelijkertijd de ge- | |
[pagina 32]
| |
dachten doet uitgaan naar wie ons lief is. Na uw inkomste op den burcht was het mij een verrassing, te ondervinden, hoe gij liefde hebt voor muziek en zang, gevormd zijt in de schone kunsten, en de grote dichters van de oudheid kent, waarvan gij de afschriften zo gaarne leest. Wij hielden er ons toen veel mee bezig, en als gij den legen tijd daaraan besteden zoudt, dan zouden wij de uren van dat verfijnde genoegen kunnen hervatten. En in deze uren van verrijking van den geest zoudt gij soms mijn leerlinge en heel dikwijls mijn leermeesteres zijn.
Genoveva:
(op haar hoede:) Waarom vlei je mij, Golo? (Stilte.) Ik zal niet veel legen tijd kennen. In de huishouding van den burcht heb ik veel te doen en in de kemenade hebben wij handen vol werk, waar ik mij graag mee bezig houd.
Golo:
Maar ik ken ook uw liefde voor de natuur, de vergezichten van het landschap, de schoonheid van de Moezel in haar dal tussen de wijnbergen. Ik zal u op uw wandelingen graag vergezellen als een gids door een streek, die ik zelf van vele zwerftochten goed ken en die mij lief is. Ook de natuur verjaagt de droefgeestigheid en geeft den vrede aan de ziel, die voor haar openstaat.
Genoveva:
(vriendelijk:) Ik weet dat, Golo. En als de eenzaamheid mij behoefte aan gezelschap geeft, zullen mijn gezellinnen uit Brabant, die mijn voorkeur voor avondwandelingen delen, mij graag op die wandelingen vergezellen. (gaat heen.)
Golo:
(kijkt haar na en gaat dan den burcht binnen.)
|
|