Volledige werken 11. De Boerenkrijg
(1912)–Hendrik Conscience– Auteursrecht onbekend
[pagina 303]
| |
SlotBruno werd naar het gehucht gedragen en tusschen een groot getal Fransche gekwetsten in eene schuur neergelegd. De heelmeester vermaakte zijn heen onmiddellijk, en ieder omringde den lijdenden jongeling met zorg en eerbied; want de Generaal Jardon, die zijnen beschermbrief geteekend had, was geen man om de miskenning van zijn handteeken ongestraft te laten. Toen Bruno te kennen gaf, dat zijne moeder zich in het gehucht bevond, en hij den wensch uitdrukte om haar te zien, zond men oogenblikkelijk om haar naar de hoeve, door den jongeling aangeduid. Zijne moeder en Genoveva werden tot hem geleid, en mochten met hem zijn en hem troosten, zonder dat iemand der Fransche soldaten zich verstouten durfde hun een twijfelachtig woord toe te sturen. Integendeel, daar de beide vrouwen ook de andere gekwetsten met medelijden en liefde hielpen verzorgen, werden zij weldra door allen met dankbaarheid en ware achting bejegend. Vijftien dagen later brachten de Franschen hunne gekwetsten naar Hasselt over. Bruno bleef in het gehucht. Dan eerst bekwam hij tijding over het lot zijner ongelukkige wapenmakkers; maar de inlichtingen waren zoo schrikkelijk, dat hij dikwijls in stilte tranen vergoot bij het lezen der Gazette van Antwerpen, die hem door den notaris van het naastgelegen dorp was bezorgd geworden. | |
[pagina 304]
| |
In twee verschillige nummers van deze door dwang Franschgezinde Gazette las hij het volgende:
Officieel bericht. - 500 Brigands zijn omgebracht geworden omtrent Gheel, Moll, Meerhout en Holmes. (Olmen?) Men heeft hun twee wagens afgenomen, geladen met zes vaten buskruit, die hun van Holland toegekomen waren. De overigen zijn op de vlucht gedreven.....
Brief van den Generaal Colaud.
Uit het hoofdkwartier te Brussel, den 16den frimaire, jaar VII der Fransche Republiek, een en onver deelbaar. De Divisie-Generaal Colaud, het bevel voerende over de Negen Vereenigde Departementen der beide Nethen.
Burgers-Administrateurs!
Met de grootste vergenoeging bericht ik u, dat de troepen, die ik uit Leuven den 14den dezer heb doen vertrekken, onder bevel van den Brigade-Generaal Jardon en den Adjudant-Generaal Lacroix, de oproerlingen bij Hasselt hebben aangetast. De Republikeinsche troepen hebben hen met zoodanige dapperheid aangegrepen, dat zij na eene eerste nederlaag genoodzaakt zijn geworden, de stad Hasselt in wanorde binnen te vluchten. Voor de tweede maal aangetast, hebben zij de stad verlaten; doch zij hebben eene volkomene nederlaag ondergaan op den weg naar Tongeren, alwaar zij vluchtende meer dan 700 ter plaatse dood gebleven zijn. De aarde was overdekt met hunne lijken op eene uitgestrektheid van meer dan een uur. Het overschot der Brigands heeft de wapens nedergeworpen. Men heeft hun afgenomen schat, bagage, ver- | |
[pagina 305]
| |
scheidene trommels en een vaandel, geteekend met een rood kruis. Men heeft onder het getal dooden verscheidene priesters herkend. Het vermaarde Hoofd der oproerigen, Constantinus de Roumiroir, Agent municipaal dezer gemeente, en verscheidene andere Oversten zijn gevangen genomen. Verschillende soorten van vaandels, kazuifels en ander priesterlijk gewaad zijn hun met twee munitiewagens ontnomen. Leve de Republiek! Heil en Broederschap. ColaudGa naar voetnoot(1).
Na zes weken vertrok Bruno met zijne moeder, met Genoveva en met zijnen trouwen knecht Jan, in een rijtuig naar Waldeghem, het dierbaar geboortedorp. Nu werd het onmogelijk, den dood van den notaris nog langer voor zijne echtgenoote verborgen te houden: het vreeselijk geheim moest worden ontdekt..... Met de teederste voorzichtigheid, die het gevoel eener oneindige liefde kan inboezemen, stelde Bruno zijne ongelukkige moeder allengskens in volle bewustheid der ramp, die zij te beweenen had. Hij verklaarde insgelijks aan Genoveva, in welken beklaaglijken toestand hij haren armen vader had gezien, en bereidde haar aldus om, zonder van wanhoop te bezwijken, den ijselijksten slag te doorstaan. Zoo werd de reize naar het geboortedorp eene pijnlijke vaart, vergezeld van verzuchtingen, van klachten en van tranen. Bij hunne aankomst in Waldeghem vernam Genoveva, | |
[pagina 306]
| |
dat haar vader inderdaad kort na de vlucht der lotelingen was overleden. De dierbare dooden werden langen tijd beweend; allengskens veranderde evenwel de diepe rouw hunner kinderen in eene stille smart. Bruno en Genoveva werden door het huwelijk vereenigd en leefden vele jaren in Waldeghem, ongehinderd en zoo gelukkig, als men het zijn kan, wanneer men de slavernij zijns vaderlands zonder hoop op verlossing moet aanschouwen en verkroppen. Bruno werd vader van drie kinderen. Opvolgend nam de dood eenigen zijner magen en vrienden weg. Eerst den goeden knecht Jan, dan den brouwer, dan Bruno's eigen moeder..... En, wanneer hij zijnen oudsten zoon in zijne plaats tot notaris had doen benoemen, ontsliep hij ook zachtjes in den Heere. Genoveva leeft nog; zij is eene oude vrouw van vijf en zeventig jaar, doch nog goed ter been en helder van geest. Toen zij mij eens van den Boerenkrijg vertelde, en mijne aandacht vastgeboeid hield door de sprankels van moed en geestdrift, die nog door herinnering in hare oogen fonkelden, eindigde zij haar verhaal met deze gegronde slotrede: ‘En zoo was het beklaaglijk einde onzer poging..... Men heeft sedert dien tijd van de Brigands gesproken als van eenen hoop lafhartige dwepers. Hadden zij gezegepraald en het vaderland zijne vrijheid behouden, men zou hunnen heldenmoed als eenen nationalen roem doen gelden en er op zwetsen. Nu zeggen 's Lands geschiedenissen geen woord van de arme Brigands, die hun bloed bij stroomen voor de gemeene onafhankelijkheid durfden vergieten, toen de steden laffelijk het hoofd bogen voor de vreemde dwingelandij. Nu durft niemand der nog levende patriotten bekennen, dat hij deelnam aan den heldhaftigen oorlog. Het is dus alleenlijk het gelukken eener zaak, die haar | |
[pagina 307]
| |
goed en rechtvaardig in de oogen der menschen maakt? De bezwijkende deugd moet zich schamen voor het zegepralend kwaad? - God daarboven weet het beter. Hij zal iedereen oordeelen, niet volgens den uitslag zijner daden, maar volgens het inzicht, dat hem bij het plegen zijner daden heeft bezield!’
EINDE |
|