Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CCCLXIV. Cosmophol in zyn jeugd was vroom, bedaerd en kuisch, Sprak niet als van La Trapp', van boschspélonk en kluis, En nu zyn tyd begint te korten, Dwaelt hy ver af van alle goed, En peinzend op berouw noch boet, Wilt hy zich blind en dwaes in de eeuwighéden storten. Vorige Volgende