Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CCCXXXII. Waer om voelt ge in uw hert een ongerust benyden, Wanneer gy meer geluk by ander lieden speurt? Véelligt ziet ge ook eens béter tyden, En meer voeldoening op uw beurt. Maer hoe het ga, wat kan het morren u toch baten? Den mensch moet op het einde al wat hy héeft verlaten. Vorige Volgende