Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CCII. Jan en Tóon. Tóon. Roedolf is zestig jaren oud; Men zou er hem geen vyftig géven: Een kloeke vent en wel gebouwd, Die nog zeer lang belóoft te léven. Jan. Ja, Ja, maer sind een maend of zéven Is hy al tamelyk verflauwd: Zyne ooren en gezigt verdooven. Tóon. Wel, Jan, dat kan ik niet gelooven; Hy is toen, mein ik, eerst getrouwd. Vorige Volgende