Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXII. 'k Verlange niet, Filéen, myn vrind, Dat gy myn lage beuzelingen Verwondert, maer véeleer dat gy my staeg bemint. Hy móog een hooger vóorwerp zingen, Hy dien bezielt een hooger geest; Genoeg, indien gy meer als eens myn dichtjes léest. Vorige Volgende