1.[regelnummer]
Ta- ta | sen mie | na | ma | soewa,
2.[regelnummer]
Mi go | zoe- koe | toe | krobja,
3.[regelnummer]
O-grie | me-tie | pier | hai dee:
Regel 1-3 worden als inleiding gezongen en door den kring herhaald. In dien tusschentijd komt een man in den kring, neemt voor haar den hoed af en begint tegen haar te dansen. Bij regel 4 en 5 beginnen de eigenaardige voetbewegingen en poses. Maar het kritieke oogenblik voor beide partijen is, wanneer regel 6-9 slechts door beiden al dansende worden gezongen. Bij het afzingen van de laatste lettergreep op regel 8 moet de stand van ieders voet, als vóór het spel afgesproken, zijn. Aan hem, die daaraan niet heeft voldaan, wordt door de tegenpartij toegeroepen: ‘Wai!’ (gij zijt verslagen).
De melodie van de soesa is opgewekt, maar vertoont als de meeste reizangen te veel herhalingen. Een soesadanser, die het tegen 3 of meer personen