Stuiveling gewaagt van Huet's veroordeeld zijn ‘tot de slaafse alledaagsheid van het krantenvak’ te Haarlem (p. 138).
De tot oordeelen bevoegde Quack getuigde dat Huet de courant tot de eenige waardevolle voor de buitenlandsche politiek ten onzent maakte.
Prinsen fantazeert een nieuwen Muiderkring om Huet te Bloemendaal. En zegt ook: ‘In '68 toch aanvaardde hij de redactie van de Javabode, het conservatieve blad’ (p. 625, ‘Handboek’). Saks spreekt van: ‘den - tot dusver liberaal geredigeerden - Java-bode te Batavia.’ Meerkerk noemt den redacteur hiervan mr. Tersteeg in plaats van mr. Tollens.
Stuiveling keuvelt, in verband met de campagne tegen Huet, dat hij zat ‘in Batavia, ver van Holland en dus eenigermate veilig voor het vuil’ (p. 139). In Indië waren de persoonlijke aanvallen evenwel veel talrijker en feller dan in Nederland, naar Huet's brieven uitwijzen.
Huet was democraat, zegt Stuiveling (p. 148). Hij aanvaardde een soort ‘fascisme’, oordeelt Saks.
De Vooys verhaalt in de ettelijke drukken van zijn ‘Schets’, benevens in de bloemlezing uit Huet, dat deze sinds 1872 een eigen courant bezat. Het was echter op 4 April 1873 dat het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie het licht zag. Dit 1872 ook bij Kalff, Prinsen, Bastiaanse en Stuiveling.
In zijn ‘Schets’ meent De Vooys: ‘Hij overzag namelijk, wat er in de Franse, Duitse en Engelse litteratuur belangrijks uitkwam. [......] De gehele periode van 1862-1885 spiegelt zich in zijn kritieken af.’
Tielrooy, die Huet's critischen arbeid, juist wat de uitheemsche letteren betreft, conscientieus heeft nagegaan, concludeert in zijn ‘Conrad Busken Huet et la littérature française’, p. 287: Les autres étrangers n'occupent pas la même place dans son oeuvre que les Français: ceux-ci y viennent après les écrivains néerlandais, et ils y sont beaucoup plus nombreux que les Allemands et les Anglais, les Russes, dont il n'a guère étudié que les très grands, ceux qui appartiennent à la littérature mondiale.