Een woord vooraf
DE bedoeling van dit boek is, Busken Huet, die welhaast zestig jaar geleden stierf en die bij een groot deel van de ontwikkelde schare van thans in het vergeetboek is geraakt, dan wel in de herinnering aan de schooljaren als een oude sputteraar staat afgeteekend, naar voren te brengen als een figuur die dat ten volle verdient. En wel als een markante persoonlijkheid, méér dan alleen een litterator; als een mán, die veel ondernomen en veel bereikt heeft, op terreinen wijder dan enkel dat der litteratuur. Een mensch met een warm hart daarbij, een onvermoeide werker en met een buitengewonen ondernemingsgeest. Die, ondanks den uitheemschen oorsprong van zijn bloed en ondanks de omstandigheid dat ons land hem te klein werd, altijd volop een Nederlander geweest en gebleven is, maar een Nederlander van superieure soort: begaafd met hooge intelligentie, geest, hoffelijkheid en een schitterenden stijl. Een man, die in tal van opzichten zijn tijd ver vooruit was en die ook uit dien hoofde bij zijn leven, en nog lang daarna, door zijn landgenooten verkeerd werd begrepen. Wanneer men zijn leven, willen en werken rustig overschouwt: de merkwaardigste Nederlandsche persoonlijkheid uit de tweede helft van de 19de eeuw, en die, zoo men slechts tot hem wil gaan, heel velen ook heden nog iets heeft te zeggen en hen boeit en verrast.
Om den lezer het best tot hem te brengen, tot zijn werkelijke wezen en waardevolste qualiteiten, hebben wij dezen altijd weer bekoorlijken stylist telkens zelf aan het woord gelaten; hetzij uit zijn boeken, hetzij uit zijn brieven. Ter wille van de harmonie in de spelling, tusschen ontleening en tekst-van-ons, zijn we er toe overgegaan, zelf De Vries