Liederen. Deel 3(1919)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendOpstandige liederen Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Dreuning van de Revolutie Machtig zal uw voetstap langs de straten Klinken, zeggend d' ouden tijd ‘vaarwel’ En verschrikt opheffen de gelaten Zullen onze meesters, bij dit spel. Dreunen zal de Aarde, van de drommen Mannen die helsch luid oproeren gaan, Spraakbegiftigd worden de eens stommen, Dooven hebben Vrijheids woord verstaan. D'oude werkers, los zijn zij gebroken, Hebben zich verzameld tot een bent' Onafzienbaren, de Vaan gestoken Onder blauwe hemeltent. Dag staat als een koepel hel-verlichte', Waarin stofgoud wiegt van zonnenschijn. Blinkender dan goud is, de gezichten Van de werkers op de aarde zijn, [pagina 80] [p. 80] Dag staat blinkend, blinker dan het dagen, Rijst uit purpre aarde gele gloed, Stralend ruischend licht wordt omgedragen, Uit der werkers onafzienbre stoet. Communisme is op aard geboren, Staat te beven als een laaie vlam, Wordt een lied uit duizend menschenkoren, Al-bewustheid in de oogen kwam. Wreker der vertrapten is verschenen, Scheurder van de Slaafsheid is ontstaan, Heel de oude maatschappij, ineene Zal zij storten en tot puin vergaan. Heel de heerschersbende neergezeten Aan het kleine troontje en altaar, Wordt gegrepen aan en weggesmeten Zinkt ineene en valt uitelkaar. Machtig onze voetstap langs de straten Klinkt den nu verloopen tijd ‘vaarwel’ En verschrikt opheffen Uw gelaten Zult gij meesters, bij ons voetenspel. Vorige Volgende