Liederen. Deel 3(1919)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendOpstandige liederen Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Meilied Voor U Proletariaat, het goede lied, Het lied, dat uit mijn binnenst' komt gestegen, Het lied, dat altijd in mij heeft gelegen, Dat gij gemaakt hebt, en uw zanger, niet. Het wil eenvoudig zijn, mijn goede lied, En nochtans naar den hemel steigeren, Het zal uw buiging en uw lof niet weigeren Proletariaat, als gij zijn rythmen ziet. Het wil zichzelve zijn, mijn goede lied, Het weet zich uit een vreugdewel geboren En diep verborgen smeult het stille gloren, Dat gij ontmoet, wanneer gij in hem ziet, Het wil alleen maar zijn een goed nieuw lied, En nochtans zal het in uw oude hoofd ontsteken Reepen van licht, tot uit uw oog gaat breken Een zonnenopgang die het goud uitgiet. [pagina 39] [p. 39] Het wil voor U zijn, werker, dit goed lied, Wat geeft het om de brave burgenaren, Het wil alleen zijn voor de proletaren, Voor anderen dan gij zijt zingt het niet. Het wil eenzijdig zijn, mijn goede lied, Het wil alleen de werkersharten raken, Het wil die ouwe kerels vreugdig maken, Lachend en stralend en anders wil het niet. Het wil opstandig zijn, mijn dapper lied, Wanneer aanbreken revolutiedagen, Zal het mij zingende den dood injagen, Terwijl mijn stervend oog de vrijheid ziet. ................ Het wil opstandig zijn mijn lied, mijn lied. Vorige Volgende