Liederen. Deel 3(1919)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendOpstandige liederen Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Oproep aan onze kameraden Hoort gij ons niet roepen oude makkers, Als gij denken moet aan uwe vrijheid, Hoort gij ons niet roepen oude makkers? Wij zijn deez' diepe vrijheid ingegaan, De wijde wildernisse, de oer-oude, Waarin de vogel schreeuwt, het roofdier sluipt; Ook wij, wij sluipen, wij de pionieren, Roeien het lage-bij-de-grondsche uit, Richten ons heftig op en maken vrij Ons zelven en de mensch-gelijke boomen Van woekering der vunze slingerplant. Hoort gij ons niet roepen oude makkers, Buigt uwe hoofden heen waar gij eens waart, Eertijds waart gij de oude communisten, Gij stond gestrekt tegen de maatschappij, Naar al wat hoog was richtte zich uw hand, Want gij stond hooger, in de vrijheid stondt gij, De vrijheid dezer die nog niets bezitten [pagina 35] [p. 35] Was in uw hart en blonk uw woorden uit, Gij wildet niets bezitten oude makkers Dan heel de wereld, als een communist, - Als communisten zooals wij nu zijn. Hoort gij ons niet roepen oude makkers, Gij zijt verdwaald in d'oude maatschappij, Gij leeft met uwen ouden tegenstander Het kapitaal, en sluit met hem verbond, Dat hij iets van rijkdom aan U schenke, Opdat uw zoldering wat minder laag, Opdat uw kamerschot wat minder klein, Opdat uw vrije dag wat losser zij En gij hem schenke tot een wederruil, Voor uw verbeterd loon in slavernij, Het altijd zich hernieuwende bezit. Hoort gij ons niet roepen oude makkers? Makkers, wij wonen in d'oneindigheid, Waarbinnen geuren van de vrijheid waaien, Om onze hoofden en baarden waaien zij, In onze strotten, onze diepe longen, In alle cellen van ons kloppend bloed, In alle kanalen van onze weefsels. In alle straten van ons denkend hoofd, In alle uren onzer diepe nachten, In alle dagen die wij binnengaan, Alom, alom, de geur der vrijheid waait. [pagina 36] [p. 36] Wanneer gij ons hoort roepen oude makkers, Schudt van U af dat teeken van verbond, Vergeet uw leider en zijn naren dichter, Stapt uit hun denkers-poeltjes naar ons toe, Geneest aan het geestdriftig versche kruid, Dat op den bodem groeit der revolutie; - De woorden uwer dichters zijn verschaald, De leuzen uwer leiders zijn vergoord, De motor van hun denken is gelapt, Zij gaan niet meer, zij kruipen naar de toekomst. Springt uit de rij en sluit U bij ons aan. Vorige Volgende