Liederen. Deel 2(1918)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen der gemeenschap Vorige [pagina 91] [p. 91] Het huis der schoonheid Kom in het huis der schoonheid, moede zwerver, - Haar muren zijn bestoven van geel kruid, Haar schemerende ruimte is een werver, Haar blauwe vensters zien op sprookjes uit. Des ochtends als de oude boomen tellen De uren van hun eindeloozen dag En zien de zon die naar de zee gaat snellen, De eeuwigheid, die haar te wachten lag, - En in de nachten, als de vonkels springen Der sterrencijfers om de maneplaat, En door de wijde ruimte zucht het zingen Der aarde die haar bronzen cirkels slaat, - Tusschen de schaduw en het ongewisse, Waarin nog niet geboren werd het licht, - De schemering gaat langs de vaarten gissen, De nieuwe kleur die op de velden ligt, - [pagina 92] [p. 92] Het huis der schoonheid is gebleven open Sterren en zonnen loopen in en uit, En schemering, de vale gast, komt doopen Haar donkre haren in het geurend kruid. In gindsche kamers staan gereid de boeken, Waarin de dichter zijn verlangen schreef, En marmerbeelden in portaal en hoeken Zijn de visioenen die zijn hand uitdreef. Van oude muzikanten ligt te zingen De melodie op het vergeelde blad, En aan de wanden leven schilderingen Van schoonheid die de mensch vergeten had. De schoonheid, niets dan schoonheid, oude zwerver, - Haar muren zijn bestoven van geel kruid, Haar schemerende kamer is een werver, Haar blauwe vensters zien op sprookjes uit. Vorige