De patriottentijd. Deel 2: 1784-1786
(1898)–H.T. Colenbrander– Auteursrecht onbekendH.T. Colenbrander, De patriottentijd. Hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden. Deel 2: 1784-1786. Martinus Nijhoff, Den Haag 1898
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1011 D 13
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het tweede deel van De patriottentijd van H.T. Colenbrander uit 1898.
redactionele ingrepen
p. VII: kop ‘Woord vooraf’ tussen vierkante haken toegevoegd
p. X: hoofdstuk ii. - de patriotten als regeeringspartij 60. → hoofdstuk ii. - de patriotten als regeeringspartij 63.
p. 14: het doorvaren van keizerlijke sehepen → het doorvaren van keizerlijke schepen
p. 47: moeten voerstellen het aanbod → moeten voorstellen het aanbod
p. 104: zich alahans zóó ver in, → zich althans zóó ver in,
p. 126: ook deu schijn vermijden → ook den schijn vermijden
p. 151: het uitvaardlgen der dagelijksche bevelen → het uitvaardigen der dagelijksche bevelen
p. 225: waren vrijwel mlsiukt → waren vrijwel mislukt
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. I, II, VI en XVI) zijn niet opgenomen in de lopende tekst. De ‘Verbeteringen en toevoegsels’ van p. 369-371 zijn in de lopende tekst doorgevoerd (De opmerking die hoort bij p. 105 kon niet in de lopende tekst worden doorgevoerd en is alleen hieronder te raadplegen.). Ook de verbetering uit het derde deel van De patriottentijd p. 223 (De aanteekening betreffende de vergadering van Vaderlandsche Regenten van 6-7 Augustus 1787, bedoeld in deel II blz. 251 noot, komt niet voor in Dumont-Pigalle S, maar aldaar in QQQQ.) is hier doorgevoerd.
[pagina III]
DE PATRIOTTENTIJD.
[pagina IV]
leiden: stoomboekdrukkerij van l. van nifterik hz.
[pagina V]
DE PATRIOTTENTIJD
HOOFDZAKELIJK NAAR BUITENLANDSCHE BESCHEIDEN
door
Dr. H.T. COLENBRANDER
Deel II
1784-1786
'S-GRAVENHAGE
MARTINUS NIJHOFF
1898
[pagina IX]
INHOUD.
Bladz. | |
---|---|
inleiding | 1. |
hoofdstuk i. - het conflict met den keizer | 8. |
Frankrijks oude en Frankrijks nieuwe bondgenoot, de Keizer en de Republiek, met elkander in geschil. Met geen van beiden wil Vergennes breken, maar den Keizer moet hij het meest ontzien, 8-11.- Op het stuk der Schelde-opening slaat hij een ‘mezzo-termine’ voor, waarbij die stroom voor alle schepen behalve die van den Keizer gesloten zal blijven, 13. - Dit denkbeeld wordt in de Republiek verworpen, 16. - 's Keizers schepen met geweld door ons gestuit, 18.- Oorlogstoebereidselen van den Keizer, en maatregelen van tegenweer door de Republiek beraamd en zoo goed het gaat uitgevoerd, 18-20.- Keus van een fransch veldoverste om ons leger aan te voeren in geval van nood, 21. - Beraad der fransche regeering na het kanonschot op de Schelde, 23. - Zij zendt een waarschuwend vertoog naar Weenen, 24.
Sleutel tot de verklarlng van 's Keizers gedrag: zijn voornemen om de Zuidelijke Nederlanden tegen Beieren te ruilen onder goedkeuring van Frankrijk, 25-27. - Ontvangst van zijn voorstellen door het fransche hof, 28-29. - Jozefs plan wordt verijdeld door de krachtsontwikkeling van de duitsche rijksvorsten, bestuurd door Pruisen, 30. - De duitsche vorstenbond, 31. Intusschen is door Vergennes, in zijn onderhandelingen met den Keizer, over de Republiek beschikt. Zij zal de Schelde gesloten mogen houden, maar een beweerde aanspraak van den Keizer op Maastricht moeten afkoopen, en zich door een bezending naar Weenen verootmoedigen, 32-33. - Le pourboire à l'Empereur, 34. - Resolutiën van 24 Januari en 17 Maart 1785, blz. 34-37. - Geheime zending van Kinckel naar München, 39. - Vertrek der gedeputeerden naar Weenen; hun ontvangst aldaar, 40. De Keizer eischt voor Maastricht 15 millioen gulden hollandsch; de Staten-Generaal hebben nog niet meer dan 3 millioen geboden, 41. - De pensionarissen durven geen hooger bod voorstellen, uit vrees voor hun eigen partij, 42. - Geheime zending van den Rijngraaf van Salm naar Versailles; hij biedt 5, later 6 millioen gulden, 41-47.- Een fransch aanbod van 7½ millioen, namens hoewel buiten overleg met de Republiek gedaan, is echter reeds afgeslagen, 46. - Groote |
[pagina X]
Bladz. | |
---|---|
verwarring in den Haag; resolutiën van 15 en 17 September 1785, blz. 48.
Laatste conferentiën te Parijs met 's Keizers gezant graaf Mercy d' Argenteau; ten slotte wordt de afkoopsom bepaald op 9½ millioen hollandsch, 49. - Frankrijk neemt op zich een deel van deze som te betalen; Vergennes bedoelt: 1½, maar in de Republiek begrijpt men: 4½ millioen, 50. - Frankrijks alliantie met de Republiek, die op den vrede met den Keizer heeft moeten wachten, zal nu eindelijk geteekend worden; verzet van Zeeland en Gelderland, weifeling van Utrecht en Friesland, 51-54. - De vrede met den Keizer wordt geteekend te Fontainebleau, daarna ook de alliantie, 57. - Uitwisseling der ratificatiën, 59. De pensionarissen dringen Frankrijk twee oorlogsschepen op, mits het 4½ millioen gulden tot de afkoopsom voor Maastricht bijdrage, 58-60. - Na lang weigeren staat Frankrijk toe, maar de schepen blijven achterwege, 61-62. |
|
hoofdstuk ii. - de patriotten als regeeringspartij | 63. |
De buitenlandsche staatkunde der pensionarissen heeft wederom gezegevierd, maar hnn program van binnenlandsche staatkunde ligt nog grootendeels onuitgevoerd, 63-64. - Van dit feit geeft Vergennes zich niet voldoende rekenschap; zijn instructie aan den markies de Vérac, 64.
Voorvallen binnenslands tijdens het geschil met den Keizer; opstootje te Leiden in Juni 1784; de Stadhouder verliest de uitoefening van zijn recht van gratie, 66-67. - Opstootjes te Rotterdam, 68 -69. - Commissarissen naar deze stad, 70. - Vervolgingen, 71. - De Staten van Holland ontnemen de stad haar vrije magistraatsbestelling, 72. Opschrijving der plattelanders verordend, 73. - In Holland wil men den derden man uitloten en in den wapenhandel oefenen; dit blijkt onmogelijk, 75. - Schrikbewind over het platteland van Holland tot 1787, blz. 76. Besluiten der Staten van Holland nopens de electie te Purmerend en de recommandatie te Brielle en Edam; besiuit der admiraliteit van Amsterdam nopens de recommandatie tot admiraliteitsposten, 76 - 77. Nieuwe ambtenaren: Bisdom Thesaurier-Generaal, Mollerus Secretaris van den Raad van State, Pieter Paulus Fiscaal der Admiraliteit van de Maas, 78. - Redelijk goede zorg voor het zeewezen, 79. - Geldnood van de Generaliteit, van de kleinere provincien, zelfs van Holland, 79-80. - Zeeland, Friesland, Utrecht vallen weigerachtig in het opbrengen harer quoten, 80-81. - Holland slaat een generaliteitscommissie voor ter herziening der quotentabel, 81. - Circulaire missive van Zeeland van 3 Mei 1784, blz. 81. - De zeeuwsche minister Van de Spiegel, 82-85. - Generaliteitscommissiën tot herziening der quotentabel en tot de defensie, 85 - 86. - Zij komen vóór September 1787 niet gereed met haar rapporten, 86. Plannen tot besnoeiing van de macht van den Kapitein-Generaal, 87-88. - Komst van Maillebois, 89. - Zijn veelvuldige memoriën aan den Prins, ter aanbeveling eener reorganisatie van de landmacht, 90-91. - Geheime raad van oorlog door den Prins reeds vóór Maillebois' overkomst ingesteld, doch afgekeurd door dezen generaal, die een gansch nieuw militair departement verlangt, 92-93. - Ontvangst van dit voorstel bij den Prins, 93; bij de patriotten, 94. - De oprichting van het departement wordt uitgesteld tot na den vrede met |
[pagina XI]
Bladz. | |
---|---|
den Keizer, 95. - Maillebois in discrediet bij de patriotten, 96.
Complot ter lichting van Brunswijks papieren te Aken, 97. Vrees van de pensionarissen voor oproer tegen 15 September 1785, blz. 98. - Beschrijving van het gebeurde op 4 September, 99. - Statenzitting van 8 September, 100. - Gecommitteerde Raden met de uitoefening van het bevel over de krijgsmacht in den Haag belast, 101. |
|
hoofdstuk iii. - de prinses in 1785. - de rijngraaf van salm. - sir james harris. - de strijd om het haagsche commando | 102. |
Positie der Prinses van Oranje tegenover de patriotten sedert het vertrek van den hertog van Brunswijk, 102. - Deze positie wordt in schijn zeer voordeelig tijdens het conflict met den Keizer, 103. - Twee duitsche avonturiers, Grothausen en Helldorff, in den Haag, in Juli 1784, blz. 103-104. - Helldorff bij Hertzberg, 104.
De Rijngraaf van Salm; zijn persoon en verleden, 105-107. - Zijn komst in den Haag in den zomer van 1784 en eerste dubbel-hartig optreden aldaar, 107. - Zijn zending naar Berlijn, 108-110.- Na zijn terugkeer dringt hij er op aan dat de Prinses zich een regentschap zal laten opdragen; zij weigert, 111. - De Rijngraaf ontmomt zich als medestander van het driemanschap, 113. - A.W. van Reede, gezant der Republiek te Berlijn, en zijn intrigues, 114. Kentering. - De democratische patriotten worden zich hun verschil met de aristocraten bewust, 116. - Voor den Prins opent zich een oogenblîk de kans, met de democraten in overleg te komen, 117. - De Prins ziet dit niet in, ook de Prinses niet, 120-121. -Reis van het stadhouderlijk gezin naar Breda, over Rotterdam, 119. - Voorgenomen reis naar Friesland, over Amsterdam, 119-121. - Ook te Amsterdam wordt de oneenigheid tusschen beide fracties der patriotsche partij eindelijk openbaar; Hespe en Verlem in de boeien, 122. - Te Amersfoort roepen de regenten het krijgsvolk van den staat tegen de burgers in, 123. - Onbeholpenheid van het gedrag dat de Prins tegenover de geschillen tusschen burgers en regenten meent te moeten aannemen, 123. - Een woord van Pieter Paulus, 124. Sir James Harris. - Zijn verhouding tot Fox, 126. - Zijn benoeming door Pitt, 127. - Zijn instructie, 128. - Zijn aankomst en eerste wedervaren, 129-132. - Zijn hoop, dat de Republiek aan Frankrijk ontrukt zal kunnen worden door Engeland en Pruisen gezamenlijk, 133. - Zijn briefwisseling met Joseph Ewart, secretaris der britsche legatie te Berlijn, 134. - Zijn reis naar Engeland in het voorjaar van 1785, blz. 135. - Zijn terugkeer, 136. - Zijn geheime gesprekken met de Prinses, 137-139. - Frederik de Groote wijst herhaaldelijk de engelsche voorstellen af; zijn onderhoud met Lord Cornwallis, 140. Wanhoop van den Prins na de hollandsche resolutie van 8 September 1785; hij wil het land verlaten, 141. - Het bericht hiervan wordt naar Berlijn overgebracht; uitwerking van dit bericht, 142. - Hertzberg en de Prins van Pruisen willen de Prinses van Oranje met de pensionarissen laten regeeren, 143-144. - Weigering der Prinses, 146. Afwezigheid van het stadhouderlijk gezin uit den Haag, voor de pensionarissen een reden van zorg, 148. - Harris verlangt, dat de Prins, en vooral ook de Prinses, niet naar den Haag zullen terugkeeren, 149. - Zijn brief van 16 October 1785 naar Leeuwarden, 150. - De Prinses verlangt echter dat de Prins den schijn vermijden zal van |
[pagina XII]
Bladz. | |
---|---|
moedwillige verwaarloozing van zijn ambtsplichten, 151-152. - Tweede brief van Harris, van 8 November 1785, blz. 154, - Overdrevenheid van zijn voorspellingen omtrent 's Prinsen naaste toekomst: de pensionarissen zijn het te dezer zake met de fransche regeering nog volstrekt niet eens geworden, 155-156. - Program van urgentie, door Vérac ontwikkeld in een dépèche van 14 Januari 1786, blz. 157.
Toenemende vijandigheid van het haagsche gemeen tegen de regeering der pensionarissen, 159. -Scherpe resolutiën van Februari 1786, blz. 160. - Klimmend ongenoegen der patriciërs in de voornaamste steden van Holland, 161. - Burgemeesterschap van Rendorp, 161.- Zijn toeleg om den Prins het haagsche commando te doen teruggeven, om te voorkomen dat deze het land verlate en regeeringloosheid aanbreke, 162. - Rendorps geheime onderhandelingen met invloedrijke regenten te Dordrecht, Gouda, Schiedam, Gorkum en andere steden, 162. - De amsterdamsche vroedschap neemt het door Rendorp verlangde besluit, 164. - Reis van Goetloury en Dumas; voorloopig is Rendorps plan verijdeld, 165. - Begin van oproer aan de Stadhouderspoort (17 Maart 1786), blz. 167-170. - De patriotten verlangen dat Frankrijk hen openlijk in bescherming nemen zal, 171. - Ontevredenheid van Vergennes met den loop van zaken in de Republiek, 172. - De Rijngraaf voor de tweede maal in geheime zending te Parijs, 174. - Zeer ten onrechte scheldt hij Rendorp c.s. Anglomanen: de toongevende Amsterdammers willen de fransche alliantie liefst in stand houden nu zij eenmaal bestaat, 176. Fransche verklaring aan de Staten-Generaal van 21 April 1786, en voorgeschiedenis van dit stuk, 177-179. - Vergennes tracht zich in betrekking te stellen met de Prinses, 179. - Ook de Rijngraaf biedt haar nog eenmaal zijn diensten aan, 180. - Veranderde positie van den Stadhouder sinds eenigen tijd; hij wordt een werktuig in de handen der conservatieven van onderscheiden schakeering, 182. - Beiden Vergennes en de Rijngraaf worden door de Prinses afgewezen, 184. - Ontstemming te Berlijn over de fransche verklaring van 21 April, en pruisische tegenverklaring, 185. Eindbeslissing in zake het haagsche commando, 187. - Zonderling gedrag van Vérac tegenover Vergennes, 188. - De oppositie van Amsterdam in de Staten van Holland is nu overwonnen, maar Harris staat met een andere oppositie gereed, die van vier provinciën in de Staten-Generaal, 189. |
|
hoofdstuk iv. - voortgang der democratie | 190. |
Willem V en de regeeringsreglementen, 190-91.
Eigenaardigheden der utrechtsche constitutie. De geëligeerden, 192. - De prebenden, 193. - De luitenant-Stadhouder, 193. - Letterkundig en politiek leven te Utrecht: Bellamy, 194. - Ondaatje, 195. Aanvankelijke eensgezindheid van regenten en burgers, 196. - De raad der stad vervult, tegen den geest van het regeeringsreglement, eigenmachtig twee tusschentijds opengevallen plaatsen, 197. - Te Wijk worden twee raden afgezet, 198. - Staatscommissie tot ‘wegneming van alle wettige bezwaren,’ 198. - Inlevering van bezwaren te Utrecht, 199. - Regeeringsontwerp tot redres der bezwaren, de schutterij ter onderteekening aangeboden, 200. - Twist onder de burgerofficieren naar aanleiding hiervan, 201. - Een tegenontwerp wordt ingediend, waarin een college van gecommitteerden uit de burgerij wordt verlangd, 202-204. - Rapport der Staatscommissie, 206. - |
[pagina XIII]
Bladz. | |
---|---|
De jaarlijksche regeeringsverandering te Utrecht wordt opgeschort, 207.
Strijd tusschen regeering en burgerij naar aanleiding van de verkiezing van Mr. Jonathan Sichterman tot raad, 208. - Eerste belegering van het stadhuis (11 Maart 1785), 209. - De burgers weten zich nog niet in het bezit van het eenmaal afgedwongene te handhaven, 210. - Den 28sten Juli 1785 wordt een stedelijk regeeringsreglement gepubliceerd, dat niet aan de wenschen der democraten beantwoordt, 211. - Tweede oploop tegen het stadhuis (2 Augustus 1785) 212. - Terugslag der gebeurtenissen te Amerofoort, 213. - Reactionnair voorstel der ridderschap van 24 Augustus 1785, blz. 214. - Zes gedeputeerden der ‘Vergadering van Vaderlandsche Regenten’ te Amsterdam pogen vruchteloos de burgerij met de regenten, en beiden met de ridderschap te verzoenen, 215. - Derde belegering van het stadhuis (19 en 20 December 1785), 217. - De regenten durven de burgers niet aan, uit vrees dat Holland en de nationale bond van vrijcorpsen zich in den strijd zullen mengen, 218. - Vierde belegering van het stadhuis (20 Maart 1786), 219. - Overmoedig gedrag van het stadje Wijk, 220. - De meerderheid van den utrechtschen raad weigert de beëediging van de nieuwgekozen gecommitteerden uit de burgerij, maar wordt afgezet, 222. - Nieuwe raden ingekozen door de burgers, volgens de bepalingen van het thans tot wet verheven democratisch ontwerp van 1784, blz. 223. Aaneensluiting der democraten van stad tot stad en van provincie tot provincie, 224. - Derde nationale vergadering van vrijcorpsen te Utrecht gehouden den 14den Juni 1785, blz. 225. - Acte van Verbintenis daar gepasseerd, het voorbeeld der Acte van Verbintenis van de patriotsche regenten in 1786, blz. 227. - De patriotsche beweging breidt zich uit over het platteland, 228. Provinciën. - Overijsel, 229-232. - Gelderland, 232-234. - Zeeland, 234-235. - Generaliteitslanden 235-236. - Groningen en Drente, 236-237. - Friesland, 237-250. De ‘Vergadering van Vaderlandsche Regenten’. - Bijeenkomst van 4 October 1783, blz. 251. - Van 1 Augustus 1785, blz. 252. - Van 7 Augustus 1786, blz. 254. - De vergadering pleegt overleg met den nationalen bond van vrijcorpsen, 256. Besluit van dit tweede deel, 256-260. |
bijlagen bij hoofdstuk i | 263. |
1. Lodewijk XVI aan Jozef II, 6 Januari 1785 | 263. |
2. ‘Points à éclaircir, remis par la Reine’ | 264. |
3. Vérac aan Vergennes, 6 Augustus 1785 | 266. |
4. Memorie van den Rijngraaf van Salm, Augustus 1785 | 272. |
5. Mr. Jacob Anthony de Rotn (?) aan Dumont Pigalle, 10 Maart 1791 | 275. |
6. Dumont-Pigalle aan De Grijselaar, 21 Maart 1791 | 277. |
7. De Grijselaar aan Dumont-Pigalle, 7 Mei 1791 | 277. |
bijlagen bij hoofdstuk ii | 281. |
1. Instructie van Vérac, 4 Januari 1785 | 281. |
2. De Prinses aan Frederik de Groote, Maart-Mei 1785 | 283. |
[pagina XIV]
Bladz. | |
---|---|
3. Maillebois aan Vergennes, 3 Mei 1785 | 283. |
4. Maillebois aan Vergennes, 7 Mei 1785 | 284. |
5. Maillebois aan Vergennes, 26 Mei 1785 | 285. |
6. Mailleffois aan Vergennes, 8 Juni 1785 | 285. |
7. De Prinses aan Frederik de Groote, 9 Juni 1785 | 289. |
8. Frederik de Groote aan de Prinses, 25 Juni 1785 | 290. |
9. De Prinses aan Frederik de Groote, 3 Juli 1785 | 290. |
bijlagen bij hoofdstuk iii | 292. |
1. Hertzberg aan Federik de Groote, 9 Augustus 1784 | 292. |
2. De Prinses aan Frederik de Groote, 14 October 1784 | 293. |
3. Van der Hoop aan von Schöning, 21 October 1784 | 294. |
4. De Prinses aan Hertzberg, 1 November 1784 | 296. |
5. Van der Hoop aan von Schöning, 8 November 1784 | 296. |
6. Hertzberg aan de Prinses, 26 November 1784 | 297. |
7. Hertzberg aan de Prinses, 6 Januari 1785 | 297. |
8. Frederik de Groote aan Thulemeyer, 5 Februari 1785 | 297. |
9. De Prinses van Pruisen aan de Prinses, 2 Februari 1785 | 298. |
10. De Prinses aan den Prins van Pruisen, 21 (?) Februari 1785 | 298. |
11. De Prinses aan Frederik de Groote, 21 Februari 1785 | 298. |
12. Frederik de Groote aan de Prinses, 5 Maart 1785 | 300. |
13. De Prinses aan Frederik de Groote, 14 Maart 1785 | 300. |
14. De Prinses aan Hertzberg, 9 Maart 1785 | 302. |
15. De Prinses aan Hertzberg, 11 April 1785 | 302. |
15a. A.W. van Reede aan een ongenoemde, 10 Mei 1785 | 303. |
16. Hertzberg aan de Prinses, 5 Juni 1785 | 308. |
17. De Prinses aan Hertzberg, 17 Juni 1785 | 309. |
18. De Prinses aan Frederik de Groote, 1 Augustus 1785 | 310. |
19. De Prinses aan Frederik de Groote, 1 Augustus 1785 | 310. |
20. Harris aan Lord Carmarthen, 2 Augustus 1785 | 312. |
21. Frederik de Groote aan de Prinses, 11 Augustus 1785 | 313. |
22. Harris aan Lord Carmarthen, 23 Augustus 1785 | 313. |
23. De Prinses aan Frederik de Groote, 25 Augustus 1785 | 314. |
24. De Prinses aan Hertzberg, 25 Augustus 1785 | 314. |
25. De Prinses aan Frederik de Groote, 5 September 1785 | 315. |
26. Thulemeyer aan Frederik de Groote, 10 September 1785 | 315. |
27. Hertzberg aan Frederik de Groote, 18 September 1785 | 316. |
28. Frederik de Groote aan de Prinses, 18 September 1785 | 316. |
29. De Prins van Pruisen aan de Prinses, 18 September 1785 | 316. |
30. Ewart aan Harris, 21 September 1875 | 317. |
31. Hertzberg aan de Prinses, 21 September 1785 | 318. |
32. De Prinses aan den Prins van Pruisen, 3(?) October 1785 | 320. |
33. De Prinses aan Hertzberg, 3 October 1785 | 320. |
34. Lord Carmarthen aan Harris, 11 October 1785 | 322. |
35. Harris aan Lord Carmarthen, 25 October 1785 | 323. |
36. Harris aan Lord Carmarthen, 8 November 1785 | 323. |
37. Vergennes aan Vérac, 1 October 1785 | 325. |
[pagina XV]
Bladz. | |
---|---|
38. Vergennes aan Vérac, 24 December 1785 | 325. |
39. De Prinses aan Frederik de Groote, 7 Januari 1786 | 325. |
40. Frederik de Groote aan de Prinses, 21 Januari 1786 | 327. |
41. Vérac aan Vergennes, 11 Maart 1786 | 327. |
42. Vergennes aan Vérac, 15 Maart 1786 | 329. |
43. Vergennes aan Vérac, 15 Maart 1786 | 330. |
44. Vérac aan Vergennes, 17 Maart 1786 | 332. |
45. Vérac aan Vergennes, 22 Maart 1786 | 332. |
46. Vergennes aan Vérac, 29 Maart 1786 | 334. |
47. Vérac aan Vergennes, 5 April 1786 | 338. |
48. Vergennes aan Vérac, 17 April 1786 | 339. |
49. Frederik de Groote aan de Prinses, 28 Maart 1786 | 339. |
50. Frederik de Groote aan Finckenstein, 30 Maart 1786 | 340. |
51. Hertzberg aan de Prinses, 11 April 1786 | 340. |
52. Frederik de Groote aan Thulemeyer, 15 April 1766 | 341. |
53. De Prinses aan Hertzberg, 14 Maart 1786 | 342. |
54. De Prinses aan Hertzberg, 7 April 1786 | 342. |
55. Hertzberg aan de Prinses, 18 April 1786 | 342. |
56. De Prinses aan Hertzberg, 28 April 1786 | 343. |
57. Hertzberg aan de Prinses, 6 Mei 1786 | 345. |
58. De Prinses aan Hertzberg, 15 Mei 1786 | 346. |
59. Vérac aan Vergennes, 6 Mei 1786 | 347. |
60. Vergennes aan Vérac, 14 Mei 1786 | 347. |
61. Vergennes aan Vérac, 18 Juni 1786 | 348. |
62. Vérac aan Vergennes, 23 Juni 1786 | 348. |
63. Vérac aan Vergennes, 27 Juni 1786 | 348. |
64. Vérac aan Vergennes, 30 Juni 1786 | 349. |
65. ‘Resumé d'une conservation du ministre avec M. le Rhingrave’ | 349. |
66. Vergennes aan Vérac, 7 Juli 1786 | 349. |
67. Vérac aan Vergennes, 28 Juli 1786 | 350. |
68. Vergennes aan Vérac, 3 Augustus 1786 | 350. |
69. Rendorp aan Mevrouw van Kinschot, 7 Augustus 1786 | 350. |
70. Mevrouw van Kinschot aan Vergennes, 16 Augustus 1786 | 351. |
71. Vergennes aan Mevrouw van Kinschot, 23 Augustus 1786 | 351. |
72. Rendorp aan Vergennes, 4 September 1786 | 351. |
73. Vérac aan Vergennes, 11 Augustus 1786 | 351. |
74. Vergennes aan Vérac, 13 Augustus 1786 | 352. |
75. Vérac aan Vergennes, 26 Augustus 1786 | 352. |
bijlagen bij hoofdstuk iv | 353. |
1. De Saint-Simon aan Vergennes, 4 Juni en 30 October 1786 | 353. |
2. Acte van Verbintenis ter Verdediging der Republicainsche Constitutie (14 Juni 1785) | 366. |
3. Aanhangsel op Valckenaer's ‘Petit Mot sur le Stem-recht de la Frise’ | 367. |
[pagina 369]
VERBETERINGEN EN TOEVOEGSELS.
Bladz. 25 | noot 1), reg. 2 v.b. staat: la, lees: le. |
Bladz. 40 | noot 3), voeg bij: Het gerucht van de zaak drong spoedig door; vgl. den brief van M.L. d'Yvoy van 25 Augustus 1785, te vinden in de Kroniek van het Historisch Genootschap, 30ste jaargang (1875), blz. 383. |
Bladz. 55 | noot 1), reg. 5 v.o. achter: Diaries II, 115, voeg in: Vgl. verder Bijlage I, 5-7. |
Bladz. 71 | tekst, reg. 19 v.o. achter: doorgezet, voeg in: De jonge Bilderdijk was hun verdediger, en lees hierbij een noot: Een overzicht van de verdediging gaf nog onlangs de heer G. van Rijn in het Rotterdamsch Jaarboekje, tweeden jaargang, (Rotterdam 1890). |
Bladz. 71 | tekst, reg. 13 v.o. achter: waar, voeg in: nogmaals. |
Bladz. 96 | tekst, reg. 4 v.o. staat: in, lees: na. |
Bladz. 96 | tekst, reg. 2 v.o. staat: heengaan, lees: overlijden, en voeg hierbij een noot: 13 December 1791 te Maastricht; in het gouvernement van Breda was hij het jaar te voren door den Erfprins vervangen. |
Bladz. 105. | Door verzuim van een tijdig onderzoek op het Rijksarchief, en door een onjuiste aanhaling bij Pierre de Witt, Une Invasion Prussienne en Hollande, p. 33, heb ik ten onrechte het beruchte duel van den Rijngraaf met zijn dienst nemen bij het leger der Republiek in verband gebracht. De dagteekening van den aangehaalden brief der marquise du Deffand is niet 6 Maart 1771 gelijk Pierre de Witt opgeeft, maar 6 Maart 1776 en het duel had dus plaats den 4den Maart van dat jaar. Verder leert het Commissieboek van den Raad van State, dat de Rijngraaf reeds den 27sten Januari 1764 aangesteld is tot kapitein bij het regiment Saxen-Gotha, en dat hij den 11den Maart 1765 den eed als zoodanig, eerst bij procuratie voor hem gepresteerd, in persoon is komen vernieuwen; dat |
[pagina 370]
hij den 20sten November 1766 (op twintigjarigen leeftijd dus) bevorderd is tot majoor bij het 2de bataillon van het regiment Saxen-Gotha, en den 18denJuni 1767 tot ‘Major Effectif’ van het lstebataillon van dat regiment, op acte van Zijn Hoogheid, en dat hij den eerst bij procuratie voor hem gepresteerden eed den 28sten Maart 1769 in persoon heeft vernieuwd; eindelijk dat hij den 24sten Augustus 1772 kolonel van het regiment Saxen-Gotha is geworden, en den eed, eerst weder bij procuratie gepresteerd, den 24sten Maart 1773 in persoon heeft vernieuwd. Als andere duitsche vorstenzonen zal hij, hoewel op jeugdigen leeftijd bij ons leger aangenomen, zich slechts van tijd tot tijd in de Republiek opgehouden hebben, en dit zal na 1772 zoo gebleven zijn, althans in 1784 was hij aan het fransche hof een meer bekend personage dan in de Republiek. Mogelijk dat door prof. Arthur Kleinschmidt te Heidelberg, die zich met de geschiedenis der leden van het rijngraaflijk huis van Salm bezig houdt, eenmaal uitvoeriger mededeelingen omtrent zijn leven en lotgevallen vóór 1784 zullen worden gedaan dan de gedrukte bronnen bevatten; thans wist Z.H.G. mij op mijn aanvraag nog niet in te lichten. | ||
Bladz. 107. Aan noot 1) doe voorafgaan: Den 3den Augustus 1784; hij legde den eed af in persoon. | ||
Bladz. 114 | tekst, regg. 8 en 13 v.b. staat: Van der Slijpe, lees: Van Slijpe. | |
Bladz. 115 | noot 1), reg. 1 v.b. achter: Bijlage III, 16, voeg in: Vgl. vooraf Bijlage III, 15a. | |
Bladz. 145 | tekst, reg. 3 v.o. staat: op het eind der eerste week van October, lees: den 4den October. | |
Bladz. 210 | noot 2), voeg bij: Vgl. nog de brieven van M.L. en C.F. d'Yvoy, Kroniek H.G. 30ste jaargang (1875), blzz. 316, 346 en vooral 371. De lezing dezer brieven maakt den indruk, dat een toenadering tot de hofpartij door Ondaatje en de zijnen met groot succes is gesimuleerd, maar nooit bedoeld. | |
Bladz. 214. | tekst, reg. 10 b.v. staat: Den 23sten Augustus, lees: den 24sten Augustus. | |
Bladz. 218 | noot 1), reg. 6 v.o. achter: bezitten, voeg in: (bundel TTTT). | |
Bladz. 218 | noot 1), reg. 5 v.o. staat: 2000, lees: 14 à 1500. | |
Bladz. 218 | noot 1), reg. 4 v.o. staat: 2600, lees: 20 à 2100. | |
Bladz. 222 | noot 1), voeg bij: Nadat de leiders vertrokken waren, bleef voor het grovere werk 30 en 31 Juli Coetloury te Utrecht. (Harris 4 Augustus 1786, R.O.). | |
Bladz. 236 | noot 4), reg. 2 v.b. achter: raden, voeg in: de oud-burgemeester Hendrik Gockinga. | |
Bladz. 236 | noot 4), laatste regel, voeg bij: Met ‘les trois Bourguemaîtres’ zijn (naar mij Mr. A.S. de Blécourt te Groningen mededeelt), behalve de luitenant-Stadhouder Anton Adriaan van Iddekinge (dezelfde van wien sprake is hiervóór I, 87, noot 2), ongetwijfeld diens |
[pagina 371]
broeder en schoonzoon, Berend van Iddekinge en Tjaard van Berchhuis, bedoeld. De keurheeren (boongangers uit taalmannen en gezworen gemeente) waren rechtens vrij in de keus, maar hadden tot nu toe steeds de oud-regenten weder ingekozen. De patriotsche meerderheid der gezworen gemeente brak thans met deze gewoonte, en bracht twee harer leden in den raad, met voorbijgang van den volstrekt ongeschikt geworden Gockinga, die overigens aan de beurt van weder-inkiezing was. - Zie Dr. E.J. Diest Lorgion, Geschiedkundige Beschrijving der stad Groningen, II, 244 vv. (Groningen 1857), of J.W. Chevallier in den Groningschen Volksalmanak voor 1896, blz. 16. |