| |
| |
| |
Babs van Wely
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Bramine Eelcoline Marie (Babs) van Wely is op 22 oktober 1924 geboren in Medan (Sumatra), waar haar vader ingenieur bij de spoorwegen was. Ze woonde afwisselend in Nederland en in Indië. Als kind heeft ze altijd veel getekend. Ook toen ze tijdens de oorlog in een kamp zat, bleef ze doorgaan met het maken van tekeningetjes voor kinderen. In het kamp heeft ze gewerkt voor het eindexamen van de hbs, waardoor ze na de bevrijding een zogenaamd nooddiploma behaalde. Na de oorlog repatrieerde het gezin naar Nederland, waar Babs van Wely vijf jaar de lessen vrij schilderen volgde op de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Ze kreeg onder andere les van Willem Roozendaal, die haar belangstelling voor grafische werk stimuleerde. Nadat ze in 1951 haar opleiding voltooid had en een jaar in Engeland was geweest, werkte ze drie jaar bij een reclamebureau.
Intussen illustreerde ze de vrouwenpagina en later ook de kinderpagina van Televisier en in De Linie de rubriek ‘De Winkel van Sinkel’.
Ze maakte kunstnijverheidsprodukten voor tentoonstellingen, zoals lappenboekjes voor kinderen, collages en kinderwandlappen. Van ca. 1954 tot 1965 nam ze deel aan kunstnijverheidstentoonstellingen in de kunstzaal ‘De Plaats’. Langzamerhand kreeg ze zoveel opdrachten, dat ze wegging bij het reclamebureau en zich toelegde op het free-lance werk. Het grootste voordeel daarvan vindt Babs van Wely, dat ze direct contact heeft met de opdrachtgever. Van de uitgeverij Holland kreeg ze in 1956 de eerste opdracht om een kinderboek te illustreren, en voor die uitgeverij is zij blijven werken.
| |
| |
Van 1963 tot 1984 heeft Babs van Wely anderhalve dag per week les gegeven aan de Academie in Den Haag, aanvankelijk in illustratief en decoratief werk, daarna aan de afdeling textiele vormgeving. Nog later gaf ze ‘boekillustratie’ aan het grafische gedeelte van de schilderafdeling.
Babs van Wely was lid van de vri (Vereniging van Reclametekenaars en illustrators). Als lid van de Haagse Kunstkring nam zij in 1966 deel aan een groepstentoonstelling van de Kunstkring. Kinderboekillustraties van haar hand zijn onder meer tentoongesteld in Bologna (1969) en in Amsterdam (Boekhandel Lankamp en Brinkman, 1980).
| |
Werk
Babs van Wely kreeg regelmatig opdrachten van de overheid, zoals bijvoorbeeld van het Voorlichtingsbureau voor de Voeding, waarvoor ze affiches ontwierp. Voor de gemeente Den Haag maakte ze affiches tegen tandbederf, gericht op de schooljeugd. In opdracht van het Ministerie van crm illustreerde ze de brochure Voor vrouwen (1977).
Een van de belangrijkste opdrachten voor Babs van Wely was het ontwerpen van kerst- en nieuwjaarskaarten voor de stichting ‘Voor het Kind’, waarvan de opbrengst bestemd is voor gehandicapte kinderen. Vanaf 1959 tot en met 1984 ontwierp ze daarvoor collages van uiteenlopende materialen.
Vrolijke, heldere kleuren en een eenvoudige, doeltreffende vormgeving kenmerken haar ontwerpen voor de kinderpostzegels in 1971. In 1978 kreeg ze opnieuw opdracht om kinderpostzegels te ontwerpen (de Scholenserie).
Nog steeds krijgt Babs van Wely opdrachten op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Zo verzorgde ze de illustraties en de vormgeving van het Groeiboek voor baby's (1978), dat op consultatiebureaus wordt meegegeven aan jonge ouders. Ze illustreerde ook een leergang voor het nieuwe vak gezondheidsleer op de basisschool (1985-1986).
Als basis voor het illustreren van jeugdboeken gebruikt Babs van Wely pen en oostindische inkt. In combinatie daarmee past zij ook andere technieken toe, zoals gewassen inkt (bijvoorbeeld de verhalen van Meester Pompelmoes van Hans Andreus) of krijt (in Wolle Wasbeer van Hildebrand). Daarnaast zoekt zij naar variaties. Zo'n variatie werd voor het eerst toegepast in een boekje van Bouke Jagt over een spin, Kareltje Wever (1962). Ze smeerde grasjes en gedroogde bloemen luchtig in met inkt en drukte ze af op het papier. In Ben je belupklupt van Ella de Vries-Tijsinger (1985) kon ze bij uitzondering werken met een (rode) steunkleur. Babs van Wely tekent meteen op het formaat dat de tekeningen in het boek krijgen. Van de uitgever ontvangt ze
| |
| |
de drukproeven op de breedte van de pagina van het boek, zodat ze zelf de verdeling en de plaats van de plaatjes kan bepalen. Zeer consequent stemt zij de compositie van de illustraties en omslagen af op de leesrichting.
In het algemeen zijn de tekeningen van Babs van Wely opgezet op het platte vlak, waarbij het perspectief ondergeschikt is en de schaduwwerking beperkt gehouden wordt. In haar tekeningen zijn de figuren de hoofdzaak. Zelden is de achtergrond uitgewerkt. Enkele kenmerken geven een suggestie van de omgeving en de sfeer van het verhaal. Ook mensen en kinderen zijn niet gedetailleerd uitgewerkt. Maar ondanks de summiere aanduiding van ogen, mond, neus en haren, heeft elk gezichtje toch een eigen uitdrukking. Bewegingen van kinderen komen goed tot hun recht in Heintje speelt voor leeuw (1969) van Joh. Fabricius, een boekje over een balletuitvoering door kinderen. Aan details, zoals de stand van de voetjes bij een balletoefening, is te zien dat Babs van Wely de kinderen goed heeft geobserveerd. Zelf zegt ze daarover in een interview in het Algemeen Handelsblad (1969): ‘Als ik een typetje nodig heb, ga ik een eindje wandelen. Dan zie ik er weer een. Ook op het strand kijk ik eindeloos naar kinderen, bestudeer ik de houdingen en schets ik de uitdrukking op een gezichtje. Dikwijls ook wordt het een kindje dat ik zelf verzin.’
Mensen tekent Van Wely met enige overdrijving in houdingen, gebaren en gelaatsuitdrukkingen, wat een humoristisch effect geeft zonder dat er sprake is van karikaturen. Ook in een tekening die op het eerste gezicht een stereotype afbeelding lijkt van een dief of een struikrover, zie je bij nadere beschouwing het bijzondere in de gelaatsuitdrukking, die eigenlijk op bijvoorbeeld angst of verlegenheid duidt. Treffend is ‘Fluitende Fransje’, uitgebeeld in Meester Pompelmoes en de Mompelpoes van Hans Andreus. Fransje de inbreker, die betrapt wordt omdat hij, terwijl hij inbreekt, loopt te fluiten om zijn angst te verbergen. Ook dieren weet Van Wely een eigen uitdrukking te geven, die aansluit bij hun rol in het verhaal, terwijl het toch echte dieren blijven. In Het sleutelkruid van Paul Biegel (1964) behoudt de in dit verhaal goedaardige wolf toch zijn sluwe blik.
Uit Het sleutelkruid van Paul Biegel
| |
| |
Uit Het regent het zegent
De structuur van de raamvertelling komt ook terug in de tekeningen: elk hoofdstuk begint met een plaatje van het dier dat een verhaal komt vertellen aan de zieke koning, en elk hoofdstuk wordt afgesloten met een takje sleutelkruid.
| |
Ontwikkeling
De stijl van Babs van Wely ontwikkelt zich langzamerhand van het meer decoratieve ontwerp op het platte vlak naar afbeeldingen die meer naar de realiteit getekend zijn, met perspectief en schaduwwerking. In Sinterklaas en de struikrovers van Harriet Laurey uit 1968 zijn de lijnen scherp, de tekeningen hebben veel wit en weinig toon. Veel fijner zijn de lijnen getekend in de plaatjes bij de oude rijmpjes en versjes in een bundel, door Van Wely zelf samengesteld, Het regent, het zegent uit 1987. De tekeningen krijgen meer grijstonen en vertonen daardoor meer dieptewerking. De figuren en de achtergrond zijn meer uitgewerkt, zoals bij ‘Schuitje varen, theetje drinken’. Nog steeds tekent zij de mensen daarin met veel humoristische trekjes.
Dat Van Wely meer naar de realiteit tekent, is van belang geweest bij het illustreren van de boekjes van Jetty Krever voor dove kinderen, Ik ben jarig (1984) en Kom mee naar het bos (1985). Babs van Wely maakte onder de tekeningen en de tekst een weergave van de belangrijkste woorden in
| |
| |
gebarentaal. Daarover heeft ze overlegd met iemand die een dove zoon heeft en les geeft in gebarentaal.
In samenwerking met het personeel en de patiëntjes van het Juliana-kinderziekenhuis in Den Haag stelde ze een boekje samen voor kinderen die in het ziekenhuis opgenomen moeten worden, Een boek voor jou van Bartje Peter (1981). De bladvullende tekeningen kunnen de kinderen zelf inkleuren. Zoveel mogelijk heeft zij alles uitgebeeld wat de kinderen in het ziekenhuis opvalt, zoals het bed met spijltjes en krukjes voor het bezoek, en de doekjes voor mond en neus van de dokters en verpleegsters, die voor kinderen beangstigend zijn.
| |
Boekomslagen.
Babs van Wely heeft niet alleen de omslagen ontworpen van de boeken die ze zelf illustreerde, maar ook van veel andere boeken. De omslagen van de jaren zestig en zeventig doen sterk denken aan haar collages voor kerstkaarten en affiches. Door de grote heldere kleurvlakken, vaak op een witte ondergrond, het beperkte gebruik van contouren en de onderdrukking van het perspectief, zijn het geschilderde collages (Straat op stelten, van Hans Andreus, 1961) of tekeningen, gecombineerd met de collagetechniek (Het sleutelkruid van Paul Biegel, 1964).
| |
| |
Later ontwierp Van Wely ook meer gedetailleerde omslagen, zoals voor Virgilius van Tuil op zoek naar een taart van Paul Biegel uit 1979. Hoewel de schutbladen van de boeken van uitgeverij Holland meestal rood zijn, heeft Babs van Wely een enkele keer ook schutbladen getekend, voor de Kinderverhalen (1964) van Mies Bouhuys en voor de boeken in de serie ‘De Bonte Wonderboom’ (uitgegeven in 1961 en 1962). In deze serie smalle, langwerpige boekjes verschenen onder andere De rode ponnie van Mies Bouhuys, Henry de filmhond van Hans Andreus, Het lapjesbeest van Paul Biegel en een aantal verhalen van Harrriet Laurey. Omdat de boekwinkels bezwaar maakten tegen het formaat, zijn de boekjes later in een gangbaar formaat uitgegeven, waarbij de omslagtekeningen en in een aantal gevallen ook de illustraties aangepast moesten worden aan het nieuwe formaat. Hoewel het onderwerp van de afbeeldingen hetzelfde is gebleven, heeft Babs van Wely de tekeningen volledig vernieuwd; ze zijn lichter en helderder van kleur en met fijnere lijnen dan in de eerste uitgave.
Veel van de door Van Wely geïllustreerde boeken zijn later opnieuw verschenen onder een andere titel. De illustraties bleven daarbij meestal gehandhaafd, zij het dat een enkele tekening werd geschrapt. Wel waren nieuwe omslagen nodig. De omslagtekeningen voor de opnieuw uitgegeven bundels van de verhalen van meester Pompelmoes (1986-1987), zoals Meester Pompelmoes gaat kamperen, hebben een ander karakter gekregen. Door de meer schilderachtige uitvoering van de onderwerpen, met fijnere lijntjes getekend en met vloeiende kleuren, is ook Meester Pompelmoes zelf iets van karakter veranderd. Hij is minder uitgesproken dik en zijn gezicht is met fijne lijntjes getekend.
| |
De boeken van Hans Andreus
Het grootste deel van het werk van Hans Andreus heeft Babs van Wely geïllustreerd. De samenwerking met Hans Andreus begon met het samenstellen van een kinderpagina in het (toen nog) familieblad Televisier. De dubbele pagina die zij samenstelden, bevatte een verhaal over Meester Pompelmoes, een versje en een serie stripverhaaltjes over Blikkie de Robot. Al deze bijdragen zijn later in boeken gebundeld. Babs van Wely illustreerde het door Andreus geschreven kinderboekenweekgeschenk van 1963, Vier maal J en Janus met gekleurde tekeningen. De manier waarop zij deze plaatjes heeft getekend vertoont overeenkomsten met haar collagetechniek. Met krijt, zonder contourlijnen, tekent ze de kleurvlakken, gecombineerd met de zwarte lijnen van de pentekening om de details in te vullen. Ook hierin valt het op, dat de boef Gladde Janus, lang niet zo slecht is als men denkt, zodat de overgang
| |
| |
naar ‘slotendeskundige’ in de tekeningen als het ware al voorbereid wordt.
Voor Meester Pompelmoes maakte van Wely eerst een proeftekening op aanwijzingen van de schrijver: het moest een ouderwetse, Pickwick-achtige figuur worden. Hans Andreus was meteen heel tevreden over het ontwerp, getekend met pen en gewassen inkt (in latere drukken te donker afgedrukt). Meester Pompelmoes is een dikke meester, met een klein, rond brilletje en een bijna kaal hoofd, meestal met een vlinderdasje. Hij zit altijd vol gekke invallen en hij beleeft van alles met de kinderen in zijn klas en zijn drie huisdieren.
Babs van Wely heeft volop de gelegenheid om humoristische situaties te tekenen. De huisdieren worden persoonlijkheden, zonder hun diereneigenschappen te verliezen, zoals bijvoorbeeld in de tekening waarin Joachim de Kater beledigd wegloopt en de Fleurige Hond hem treurig nakijkt. Ook de vele andere dieren in de boeken van Hans Andreus zijn bijzondere dieren en als zodanig ook uitgebeeld door Babs van Wely, zoals de kleine beer Birro bij de grote beren (Maarten en Birro, 1970), de verwende Henry de filmhond met zijn buldogdienaar (1963) en de kleine, dunne Tjrip de Krekel (1974).
De Kinderversjes (1975) van Hans Andreus stellen speciale eisen aan de vormgeving en de illustraties. Elk
Uit Kinderversjes van Hans Andreus
versje heeft eigen mogelijkheden om de illustraties op de (dubbele) pagina te componeren rond de tekst. Van die mogelijke variaties maakt Babs van Wely ook gebruik. Een geestige vondst is de tekening van de giraffe: onderaan de bladzijde tekent ze de bomen, bovenaan de bladzijde de wolken, waar de nek van de giraffe nog bovenuit steekt. De kinderen die rond het draaiorgel dansen, zijn speels over de pagina's verdeeld.
Het illustreren van de boeken van Hans Andreus heeft Babs van Wely altijd veel voldoening gegeven, omdat de dromerige sfeer van zijn verha- | |
| |
len, die tegelijkertijd dichtbij de realiteit staan, haar bijzonder aanspreekt.
| |
Bibliografie
Keuze uit de door Babs van Wely geïllustreerde jeugdboeken
|
Mies Bouhuys, De jacht op de rode ponnie. Amsterdam, Holland, 1956. (Serie Bonte Boekjes nr. 9) |
Anny Smit-Nijhof, Snel-voet en de ver-dwe-nen ko-nings-kroon. Amsterdam, Holland, 1957. |
Mischa de Vreede, Al zeg ik het zelf, zei de Zwif-zwaf. Amsterdam, Holland, [1960]. (Bonte Boekjes nr. 16) |
Paul Biegel, Het grote boek. Amsterdam, Holland, 1962. |
Harriet Laurey, Hopla, het feestvarken. Amsterdam, Holland, 1962. (Serie Bonte reuzeboeken, nr. 2) |
In de serie ‘De Bonte Wonderboom’, Amsterdam, Holland: Harriet Laurey, Ongeveertje (1961); Paul Biegel, De gouden gitaar (1962); Bouke Jacht, Kareltje Wever (1962); Harriet Laurey, De geheimen van Turilan (1962); Hans Andreus, Henry de filmhond (1963); Paul Biegel, Het lapjesbeest (1965). |
Chris Scheffer, de Puntje-serie. Den Haag, Van Goor, 1962-1963. |
Hans Andreus, Vier maal J en Janus. Amsterdam, Holland, 1963. (Kinderboekenweekgeschenk) |
Hans Andreus, Kinderverhalen. Amsterdam, Holland, 1963. |
Susan Coolidge, Wat Katy deed. Den Haag, Van Goor, 1963. |
Hans Andreus, boeken over Meester Pompelmoes, Haarlem, Holland: De verhalen van Meester Pompelmoes (1964); Op avontuur met Meester Pompelmoes (1965); De nieuwe avonturen van Meester Pompelmoes (1965); Meester Pompelmoes koopt een auto en andere verhalen (1966); Meester Pompelmoes en de lachplaat (1967); Meester Pompelmoes en de Mompelpoes (1968); Het grote boek van Meester Pompelmoes (1968); Meester Pompelmoes en het tijgervel (1969); Meester Pompelmoes gaat naar Parijs (1971); Meester Pompelmoes en de kriebels (1971); Meester Pompelmoes en het zoekgeraakte grapje (1974). (Nieuwe uitgaven onder andere titels zijn vermeld in de bibliografie van het werk van Hans Andreus.) |
Paul Biegel, Het sleutelkruid. Haarlem, Holland, 1964. |
Mies Bouhys, Kinderverhalen. Haarlem, Holland, 1964. |
Paul Biegel, Kinderverhalen. Haarlem, Holland, 1965. |
Clare Lennart, Kinderverhalen. Haarlem, Holland, 1965. |
Mies Bouhuys, Onder een hoedje. Haarlem, Holland, 1966. |
Hans Andreus, Straat op stelten. Haarlem, Holland, 1967. |
Hans Andreus, Waarom, daarom. Kinderversjes. Haarlem, Holland, 1967. |
Paul Biegel, Ik wou dat ik anders was. Haarlem, Holland, 1967. |
W. Brinkkemper, Koosje Krul, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1967. |
Joh. Fabricius, Heintje heeft een kabouter op zolder. Den Haag, Leopold, 1967. |
Joh. Fabricius, Heintje en het geheim van het houten paard Joris. Den Haag, Leopold, 1968. |
Harriet Laurey, Tovertje Konijn en Haasje Repje. Haarlem, Holland, 1968. |
Joh. Fabricius, Heintje speelt voor leeuw. Den Haag, Leopold, 1969. |
Hans Andreus, De rommeltuin. Versjes voor kinderen. Haarlem, Holland, 1970. |
Hans Andreus, Maarten en Birro. Haarlem, Holland, 1970. |
Hans Andreus, Grote dieren, kleine dieren. Haarlem, Holland, 1971. |
Hans Andreus, Blikkie de Robot. Haarlem, Holland, 1972. |
Hans Andreus, De fontein in de buitenwijk. Gedichten voor kinderen. Haarlem, Holland, 1972. |
Hans Andreus, Het vliegende tuintje en andere verhalen. Haarlem, Holland, 1972. |
Hans Andreus, Kiliaan op weg naar de stad. Haarlem, Holland, 1973. |
| |
| |
Hans Andreus, De wijze vis en andere verhalen. Haarlem, Holland, 1974. |
Hans Andreus, Tjrip de krekel. Haarlem, Holland, 1974. |
Dolf Verroen, Kinderversjes. Haarlem, Holland, 1975. |
Paul Biegel, De dwergjes van Tuil. Haarlem, Holland, 1976. |
Hans Andreus, Woutertje Wonderling. Haarlem, Holland, 1978. |
Paul Biegel, Virgilius van Tuil. Haarlem, Holland, 1978. |
Chr. Scheffer, De avonturen van Puntje. Den Haag, Van Goor, 1978. (Vier delen in een band). |
Paul Biegel, De toverhoed. Haarlem, Holland, 1979. |
Paul Biegel, Virgilius van Tuil op zoek naar een taart. Haarlem, Holland, 1979. |
D. Inkiow, Ik en mijn zusje Klara. Utrecht, Bruna, 1979. |
Paul Biegel, Virgilius van Tuil en de oom uit Zweden. Haarlem, Holland, 1980. |
A.D. Hildebrand, Wolle wasbeer. Amsterdam, Van Goor, 1980. |
A.D. Hildebrand, Wolle wasbeer en het nieuwe nest. Amsterdam, Van Goor, 1980. |
D. Inkiow, Ik en mijn zusje Klara en onze tekkel. Utrecht, Bruna, 1981. |
Een boek voor jou van Bartje Peter. Getekend en verteld door Babs van Wely. In samenwerking met het Julianakinderziekenhuis. Haarlem, Holland, 1981. |
Rindert Kromhout van der Meer, De malle molen. Haarlem, Holland, 1981. |
Paul Biegel, Virgilius van Tuil overwintert bij de mensen. Haarlem, Holland, 1982. |
Jetty Krever, Ik ben jarig. Den Haag, Leopold, 1984. |
Jetty Krever, Kom mee naar het bos. Den Haag, Leopold, 1985. |
Ella de Vries-Tijsinger, Ben je belupklupt! Baarn, Elzinga, 1985. |
Het regent, het zegent. De bekende bakerrijmpjes, gekozen en getekend door Babs van Wely. Haarlem, Holland, 1987. |
Anne Takens, Een kindje erbij. Haarlem, Holland, 1987. |
Iene miene mutte. Spelletjes en liedjes gekozen door Jetty Krever en getekend door Babs van Wely. Haarlem, Holland, 1989. |
Over Babs van Wely
|
Joke Fehmer, Sinterklaas en de struikrovers bracht twee jonge vrouwen in het nieuws. In: Algemeen Handelsblad, 3-11-1959. (Passage over Babs van Wely werd tevens opgenomen in VRI-bulletin, december 1959). |
Ella Golstein, Babs van Wely. In: De vrouw en haar huis, jaargang 60 (1966), nr. 12. |
‘Voor het kind’, ontwerp van Babs van Wely. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 2-12-1967. |
Stemmen van tekenaars. In: De druiven zijn zoet. Zeventien stemmen over het kinderboek, hoe het gemaakt, gelezen en beoordeeld wordt, bijeengebracht door An Rutgers van der Loef-Basenau. Groningen, Wolters-Nijhoff, 1971. |
Babs van Wely maakt kinderzegel. In: Haagsche Courant, 30-9-1971. |
Babs van Wely. In: Staan er plaatjes in? Catalogus bij de tentoonstelling van kinderboekillustraties in de boekhandel Lankamp/Brinkman, 1980. (Bewerkt door Dolf en Sarah Verroen voor Reflex, jaargang 1982, nr. 4. Over illustratoren en illustraties.) |
Joyce Kammer, Goed werk voor dove kinderen. In: Haagsche Courant, 22-3-1985. |
24 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1990
|
|