| |
| |
| |
Voorlichtingsboeken
door Jacques Vos
Informatieve boeken over seksualiteit vormen een van de opvoedingsmiddelen van de seksuele opvoeding. D. Baacke geeft in Van 13 tot 18 een overzicht van de informatiebronnen die ‘vrouwelijke teenagers’ gebruiken om aan informatie over seksualiteit te komen. Deze auteur noemt: moeder, boeken/tijdschriften, vriendinnen, docenten, opvoedkundige films, commerciële films, geestelijken, artsen en vader. Voor meisjes blijkt de moeder de belangrijkste informatiebron. Op de tweede plaats komen de ‘voorlichtingsboeken en -tijdschriften’. Baacke geeft ook aan hoe meisjes denken over de betrouwbaarheid van hun informatiebronnen. Moeders en artsen worden het betrouwbaarst geacht. Voorlichtingsboeken scoren duidelijk lager, 30 procent van de geënquêteerde meisjes vond dat voorlichtingsboeken zeer betrouwbaar waren (ter vergelijking: moeders, vriendinnen, leraren op school en films scoorden respectievelijk: 70, 10, 60 en 55 procent op dit criterium).
| |
Veranderde opvattingen
Tot het einde van de achttiende eeuw werd de relatie tussen kinderen en seksualiteit niet als een probleem ervaren. Dit veranderde vanaf het moment waarop kinderen en jeugdigen in een eigen wereld (‘het veilige jeugdland’) werden geplaatst. Seksualiteit hoorde in die wereld niet thuis. Door dieptepsychologen als Freud en Adler werd de kinderlijke seksualiteit weer ‘ontdekt’.
Dit wil niet zeggen, dat pedagogen deze seksualiteit volledig accepteerden: nog heel lang moesten kinderen en jeugdigen leren zich te beheersen. Zo schreef de bekende pedagoog Ph. Kohnstamm in zijn handboek Persoonlijkheid in wording (de eerste druk dateert uit 1928) dat onanie een afwijking is, een afwijking ‘die haar abnormaal karakter niet verliest door het feit, dat zelfs naar matige schatting de meerderheid der jongens er niet vrij van blijft’.
Tot in de jaren vijftig en zestig kan de seksuele opvoeding worden gekarakteriseerd met drie termen: beschermen, afleiden en waarschuwen. Voorlichting had vooral betrekking op biologische aspecten van de seksualiteit: bouw en functie van de geslachtsorganen, conceptie, ontwikkeling van de baby, geboorte, enzovoort.
De ‘grote doorbraak’ volgt in de ja- | |
| |
ren zeventig, erkend wordt dat kinderen en jeugdigen seksuele gevoelens hebben en dat zij er recht op hebben deze te ontwikkelen. Overigens werd en wordt deze opvatting niet door iedereen in onze samenleving onderschreven.
Volgens Baacke heeft de laatste jaren een toenemende liberalisatie op het gebied van de ‘jeugdige’ seksualiteit plaatsgevonden. Deze komt ook tot uiting in het veranderde gedrag van de jeugd: ‘Vooral in groepen met een hogere schoolopleiding is het aantal jongens en meisjes sterk gestegen dat zelfs de voorkeur geeft aan een partner met coïtuservaring’.
| |
Andere opvattingen en voorlichtingsboeken
De veranderde opvattingen over seksualiteit, seksuele opvoeding en seksuele voorlichting vinden we terug in de voorlichtingsboeken. Tot in het midden van de jaren zestig sloot de inhoud van deze boeken aan bij de doelstellingen van de toenmalige seksuele opvoeding: beschermen, afleiden en waarschuwen. Wel werd informatie gegeven over de biologische aspecten, overigens vaak in relatie tot de voortplanting van planten en dieren. Seksueel verkeer was voorbehouden aan gehuwden en (vooral) gericht op de voortplanting. Over voorbehoedmiddelen werd niet of nauwelijks geschreven. Bovendien gingen deze boeken uit van de traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Deze boeken hebben over het algemeen een medisch-opvoedkundig karakter, de meeste auteurs waren dan ook arts, psycholoog of pedagoog. (In protestants-christelijke en katholieke kringen schreven ook geestelijken over seksuele problemen van de jeugd.)
Voorlichtingsboeken die vanaf het midden van de jaren zeventig verschijnen, sluiten voor het merendeel aan bij de meer liberale, tolerante opvattingen over (kinderlijke) seksualiteit. Onderwerpen die hiervoor in informatieve boeken over seksualiteit nauwelijks of slechts heel impliciet aan de orde kwamen (zelfbevrediging, sex voor het huwelijk, voorbehoedsmiddelen) worden nu heel open besproken. Deze open benadering blijkt ook uit de illustraties. In de jaren zestig zou het bijvoorbeeld niet mogelijk zijn geweest in een voorlichtingsboek voor kinderen foto's van vrijende mensen af te drukken. Men beperkte zich tot vage aanduidingen en schematische tekeningen (als die al werden opgenomen). Veel boeken sluiten aan bij ‘de geest des tijds’: sex is niet in de eerste plaats gericht op de voortplanting, maar op het plezier dat het kan verschaffen.
Opvallend is ook, dat er meer informatieve boeken over seksualiteit verschijnen voor jonge kinderen (dat wil zeggen: kinderen van zes tot negen, tien jaar). Overigens lijkt de groep van twaalf-, dertienjarigen wat
| |
| |
vergeten te worden, veel boeken richten zich of op jonge kinderen of op jongeren van veertien tot negentien jaar.
Steeds meer ook wordt in informatieve boeken een relatie gelegd tussen de seksuele bevrijding en emancipatiebewegingen. Vooral in Zweden verschenen en verschijnen boeken die bewust aan deze relatie aandacht schenken. Een aantal van deze boeken is ook in het Nederlands verschenen, bijvoorbeeld: En als je nog wat te vragen hebt, dan kom je maar, door Grethe Fägerström en Margareta Nordqvist, en Joch, Lotje en Minimi, door Greta Fägerström en Gunila Hansson (illustraties). Vooral het eerstgenoemde boek is een typerend voorbeeld van de ‘Zweedse aanpak’: de vader uit het gezin dat in het boek centraal staat, naait knopen aan, het hele gezin gaat naar een zomerkamp waar men heel open en ‘lief’ met elkaar omgaat, het zoontje van het gezin snapt niet waarom mensen zich druk maken om twee mannen die samenwonen en dit zoontje geeft zeer openhartig commentaar op de lichamelijke ontwikkeling van zijn zusje.
| |
Soorten en vormgeving
Informatieve boeken over seksualiteit bestaan sinds de jaren zeventig in allerlei soorten en uitvoeringen. Sommige zijn duidelijk bestemd voor het onderwijs, zoals Sex, wat doe je ermee? door Doortje Braeken, Thea Kokkeler en Jan Schraag, andere zijn vooral bruikbaar in het gezin, bijvoorbeeld Hoe baby'tjes worden gemaakt, door Andrew C. Andry en Steven Schepp. Overigens valt de grens tussen een educatief boek en een ‘zuiver’ informatief boek niet gemakkelijk meer te trekken, vooral nu steeds meer (basis)scholen gaan werken met het documentatiecentrum (mediatheek).
De meeste boeken worden gekenmerkt door een grote hoeveelheid illustraties. Bij het illustreren kan een aantal keuzes worden gemaakt, een belangrijk criterium hierbij lijkt de leeftijd van de kinderen voor wie het boek is bestemd. In boeken voor jonge kinderen vinden we over het algemeen veel tekeningen. Joch, Lotje en Minimi is zelfs een stripverhaal. Soms worden in dit boek de ‘verhalende’ stripplaatjes afgewisseld door instructieve tekeningen.
Andere boeken voor jonge kinderen bevatten cartoonachtige tekeningen. Dat is bijvoorbeeld het geval in Waar kom ik vandaan?, door Peter Mayle en Arthur Robins. Door deze tekeningen maakt het boek een vrolijke indruk, waarschijnlijk is het effect dat de jonge lezer vrijen als iets heel leuks en plezierigs gaat beschouwen. Mayle en Robins zetten hun aanpak overigens voort in het vervolg: Wat gebeurt er nu weer met me?, een open-en-bloot-gids voor pubers en hun ouders. Wel zijn de tekeningen (natuurlijk) aangepast aan de doelgroep.
| |
| |
Dat de wijze van illustreren van belang is voor het effect op de lezer, laat een vergelijking van Waar kom ik vandaan? met De geboorte, over liefde en kinderen krijgen, door Agnès Rosenstiehl zien. Rosenstiehl maakt gebruik van strak getekende zwart-wit illustraties. Haar personen lijken ontleend aan schilderijen uit de Jugendstil-periode. Deze wijze van illustreren maakt het boekje wat koel, zakelijk.
Weer een andere aanpak kan worden aangetroffen in Kijk! Zo word je groot, door Patricia Pearse en Edwina Riddell. Het betreft hier een ‘Klap-de-flap-uit-platenboek’. Door een flap uit te klappen zien de kinderen onder meer hoe een kind in de baarmoeder groeit (zij moeten daarvoor telkens een ‘buikflap’ optillen).
Lennart Nilsson en Sheila Kitzinger maken in hun boek Geboren worden gebruik van grote kleurenfoto's. Deze foto's laten kinderen zien hoe een baby zich in de moeder ontwikkelt. De kinderen kunnen van maand tot maand volgen hoe deze ontwikkeling verloopt. De tekst is duidelijk gericht op jonge kinderen: ‘Je leek nog helemaal niet op een baby, eerder op een uitgelopen boon.’
Van foto's wordt vooral gebruik gemaakt in boeken voor pubers, meestal als aanvulling, toelichting op de tekst. Soms ook hebben foto's voor deze doelgroep een meer autonome functie. Verliefd van Susanne Holst en Jorunn Sundland bijvoorbeeld, is opgezet als een foto-reportage. Dit boek is opgenomen in de ‘Zelf-serie’, boeken voor jongeren die moeite hebben met lezen.
Boeken voor jonge kinderen beperken zich over het algemeen tot het geven van informatie over de geboorte en alles wat daaraan voorafgaat. Summier wordt aangegeven hoe de conceptie tot stand komt. In een aantal gevallen worden parallellen getrokken tussen de bevruchting bij dieren en planten en die bij de mensen. In Hoe baby'tjes worden gemaakt wordt uitgebreid ingegaan op de bestuiving bij planten (compleet met informatie over het vruchtbeginsel, meeldraden e.d.), de bevruchting bij kippen en bij hondjes. Pas ver over de helft van het boek laten de samenstellers zien ‘hoe baby'tjes worden gemaakt’.
In boeken voor de ‘oudere jeugd’ schenken de samenstellers niet alleen aandacht aan de conceptie, maar ook aan onderwerpen als: zelfbevrediging, verliefdheid, voorbehoedmiddelen, relatie tussen sex en liefde, geslachtsziekten. Veelal wordt de seksualiteit in het kader van het met elkaar omgaan als je jong bent, geplaatst. Sommige van deze boeken hebben het karakter van een soort handboek, bijvoorbeeld De eerste liefde, de eerste keer seks van Kaye Wellings. Pas op pagina 96 bespreekt Wellings het onderwerp ‘En nu naar
| |
| |
bed...’ Daarvoor heeft de lezer informatie opgedaan over ‘jezelf presenteren’, lichaamstaal, eerste ontmoetingen, liefde en voorbehoedmiddelen. Veel aandacht besteedt dit boek aan de vraag: ‘Ben ik wel normaal?’
Voor oudere kinderen en jongeren verschijnen ook boeken die ingaan op één aspect van de seksualiteit, bijvoorbeeld: De pil, het spiraaltje of wat anders, door Els van Someren, of 100 vragen over de menstruatie, door Wieke Braam e.a. Ook over het probleem aids verschijnen boeken voor jongeren, bijvoorbeeld aids vragen en antwoorden, door Karin van de Riet.
Voorlichting over seksualiteit wordt niet alleen gegeven met behulp van het ‘voorlichtingsboek’. Regelmatig schenkt de televisie hieraan aandacht. Naar aanleiding van een televisieserie Kanjers hebben Mary Michon en Karel Eykman een boekje voor jongeren samengesteld. In dit boekje dat de titel van de televisieserie draagt, treffen we interviews aan met jongeren over seksualiteit en de in verhaalvorm aangepaste tekst van de televisieprogramma's. De videobanden van deze uitzendingen worden aan het onderwijs ter beschikking gesteld, zodat hier sprake is van een compleet ‘informatie-pakket’.
| |
Taalgebruik
Tussen de manieren waarop in de boeken over seksualiteit wordt geschreven bestaan grote verschillen. Veel auteurs zien zich gesteld voor de vraag: ‘Welke woorden gebruik ik?’ Auteurs van voorlichtingsboeken uit de jaren zestig zagen zich veel minder met deze vraag geconfronteerd. Het was de gewoonte, ‘medische’, afstandelijke termen te gebruiken.
Vooral auteurs van boeken voor jonge kinderen staan voor de opgave een begrijpelijke en aantrekkelijke tekst te schrijven. In Waar kom ik vandaan? wordt de coïtus als volgt beschreven: ‘De man wil nu graag zo dicht mogelijk bij de vrouw zijn, omdat hij haar vreselijk lief vindt. Daarvoor kan hij het beste bovenop haar gaan liggen en zijn penis in haar vagina stoppen. De vrouw vindt dat ook erg fijn en trekt hem dicht tegen zich aan.’
Het is opvallend, dat veel auteurs, ondanks de veel opener houding ten opzichte van de seksualiteit in de moderne samenleving, zo veel mogelijk de ‘officiële’ aanduidingen blijven gebruiken. Ook een ‘modern’ boek als Joch, Lotje en Minimi gebruikt de begrippen vagina en penis: ‘Het slangetje heeft een moeilijke naam. Die noemen we penis.’ Slechts een enkele auteur durft het aan ‘gewone’ woorden te gebruiken: ‘Soms is er meer behoefte aan een goede aai dan geneuk, in welk standje dan ook. Je moet gewoon per keer bezien wat je samen wilt: recht voor z'n raap met elkaar naar bed, stoeien, lief doen of alles tegelijk (Seks & Relaties, door H. Eggenkamp en H. Gringhuis).
| |
| |
Dat een ‘open’ aanpak van de voorlichting over seksualiteit aan jongeren toch nog voor de nodige commotie kan zorgen, bleek bij het verschijnen van Vies is Lekker, door Ivan Wolffers, een bundeling van stukjes over seksualiteit uit De Blauw Geruite Kiel. Het is opvallend dat in een soort vervolgboekje, Een eenvoudige cursus voor beginners in de liefde, Wolffers veel minder direct schrijft. Naar aanleiding van dit tweede boekje vroeg Bregje Boonstra zich af, of Wolffers ging meedoen aan de trend om alles leuk, vrolijk of gezellig te houden.
| |
Voorlichting en fictie
De meer liberale benadering van de kinderlijke en jeugdige seksualiteit vinden we vanaf de jaren zeventig ook terug in de verhalende literatuur. Wel dient opgemerkt te worden, dat in fictie voor kinderen tot twaalf, dertien jaar seksualiteit nog niet heel veel voorkomt. Strikt genomen hebben verhalen geen directe voorlichtende functie. Verschillende auteurs, onder wie G. Robert Carlson, hebben er echter op gewezen, dat fictie bij de seksuele vorming zeker een rol kan spelen die niet onderschat moet worden.
Veel informatieve boeken blijven ondanks de andere, open benadering toch een wat afstandelijk karakter bewaren. Wat het emotioneel betekent met elkaar naar bed te gaan, zou door fictie beter kunnen worden ‘ervaren’. Carlson stelt bijvoorbeeld, dat de jeugd zich gesteld ziet voor het oplossen van taken, een van deze taken is het leren omgaan met het andere geslacht. Jeugdliteratuur zou hierbij een hulpmiddel kunnen zijn. Dat men aan fictionele boeken een voorlichtende functie zou kunnen toekennen, is (indirect) ‘bewezen’ door de discussies over een aantal jeugdboeken van de Zweedse schrijfster Gunnel Beckman. Deze schrijfster zou niet altijd even nauwkeurig zijn wat betreft feiten over seksualiteit, bijvoorbeeld over voorbehoedmiddelen in Mij overkomt dat niet.
Ook binnen de fictionele boeken bestaan gradaties in openheid en directheid. Nederlandse auteurs als Jan de Zanger en Imme Dros bijvoorbeeld schenken wel aandacht aan de seksualiteit van jongeren, maar zij suggereren meer dan zij ‘beschrijven’. De seksualiteit neemt ook geen prominente plaats in hun boeken in. Een uitzondering kunnen we maken voor De Trimbaan van Imme Dros. Veel opener daarentegen zijn auteurs als Karel Eykman of Miep Diekmann. Als voorbeeld van een buitenlandse auteur die in verhalen open over seksualiteit schrijft, kunnen we Aidan Chambers noemen, bijvoorbeeld Lang weekend op drie manieren en Je moet dansen op mijn graf. In dit laatste boek beschrijft hij heel indringend een homoseksuele relatie.
Ook het probleem incest krijgt aandacht in het fictionele boek, bij- | |
| |
voorbeeld in Lieve vader, vuile schurk, door Lenze Bouwers.
| |
Bibliografie
Over voorlichtingsboeken
|
Ph. Kohnstammn, Persoonlijkheid in wording. Haarlem, 1928. |
G. Robert Carlson, Books and the Teen-age Reader. New York, 1971. |
Lea Dasberg, Grootbrengen door kleinhouden als historisch verschijnsel. Meppel, 1975. |
Dolf Verroen, Over voorlichtingsboeken. In: Bzzlletin (1976), nr. 37, blz. 1-2. |
D. Baacke, Van 13 tot 18. Groningen, 1979. |
M.J. Raymakers-Van der Put, Seksuele Voorlichtingsboekjes. In: Ouders van Nu (1979), nr. 6, blz. 11-13. |
M. van Soest, Boeken voor nieuwsgierige jongeren. In: Sekstant (1980), nr. 2, blz. 26-28. |
A. Heimeriks, Andere aanpak in boeken over voorlichting seksualiteit en geboorte. In: Inzicht (1980), nr. 6, blz. 19-21. |
Thema-nummer Erotiek en jeugdliteratuur van En nu over jeugdliteratuur, jaargang 9 (1982), nr. 3. |
Carol van Nijnatten e.a., ‘Hier loopt uw angst’, Homoseksualiteit in voorlichtingsboeken voor jongeren. In: Jeugd en Samenleving (1983), nr. 10, blz. 59-68. |
Truusje Vrooland-Löb, Voor kinderen, over hun lijf. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 13 (1986), nr. 6, blz. 254-255. |
23 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1990
|
|