| |
| |
| |
Thé Tjong-Khing
door Truusje Vrooland-Löb
Foto © Erik Thé
Thé (achternaam) Tjong (generatienaam) Khing (voornaam) is op 4 augustus 1933 in Purworedjo op Midden-Java (het toenmalig Nederlands-Indië) in een westers georiënteerde Chinese familie geboren. Als kind was hij altijd aan het tekenen. Zijn zakelijk ingestelde vader die behalve een café, een ijsfabriek en een biljarthal op een zeker moment ook een bioscoop had, zag echter niets in een kunstzinnige carrière voor zijn zoon. Desondanks volgde Khing na het lyceum enkele jaren een avondopleiding kunstonderwijs, eerst in Bandung aan de Seni-Rupa kunstacademie en later in Nederland aan de Amsterdamse Kunstnijverheidsschool. Zijn artistieke loopbaan begon pas echt toen hij als striptekenaar bij Toonder Studio's in Amsterdam kwam te werken. Later was hij ook een aantal jaren docent illustratieve vormgeving aan de Rietveld Academie, totdat hij zich volledig op het illustreren ging richten.
Voor de strip Arman en Ilva ontving Thé in 1971 de Belgische Science-fiction Prijs. In 1998 beloonde het Stripschap hem met de Trentenaire Prijs. Zijn illustratiewerk voor kinderen jeugdboeken is vele malen bekroond. In 1978 kreeg hij het Gouden Penseel voor zijn vernieuwende illustraties bij Wiele wiele stap van Miep Diekmann. Voor zijn zwartwitillustraties bij Kleine Sofie en Lange Wapper, dat hij samen met Els Pelgrom maakte, kreeg hij in 1985 opnieuw een Gouden Penseel. In Duitsland werd dit boek een jaar later bekroond met de Deutsche Jugendliteratur Preis. In 1987 ontving Thé de Prijs van de Nederlandse Illustratorenclub voor zijn tekeningen in Circus Grote Meneer van Burny Bos. En in 1988 de Professor Pi-prijs van
| |
| |
het Amsterdams Fonds voor de Kunst voor zijn illustraties in De stad van goud (tekst Peter Dickinson) en Bonkie en Uk (tekst Burny Bos). In 2003 verwierf hij zijn derde Gouden Penseel, ditmaal voor zijn illustraties in Het woordenboek van Vos en Haas (tekst Sylvia Vanden Heede). In 2005 kwam daar een Zilveren Penseel bij voor zijn eigen tekstloze prentenboek Waar is de taart?, waarvoor hem ook de Woutertje Pieterse Prijs 2005 werd toegekend. Voor zijn totale oeuvre als kinderboekillustrator ontving Thé in 2010 de prestigieuze Max Velthuijs-prijs. Het jaar daarop eerde het Letterkundig Museum in Den Haag hem met een grote overzichtstentoonstelling.
| |
Werk
In 1956 kwam de 23-jarige Thé Tjong-Khing vanuit Indonesië met een map tekenwerk naar Nederland. Daar werd hij voor een salaris van 60 gulden per week aangenomen als striptekenaar bij Toonder Studio's. Een baan die eigenlijk een ‘betaalde leerschool’ was, omdat hij er veel opstak en als onzekere, jonge tekenaar waardering kreeg van Marten Toonder. Uit deze periode stamt ook het contact met tekstschrijver Lo Hartog van Banda, met wie hij de sciencefictionstrips Iris (1967-1968) en Arman en Ilva (1969-1973) maakte. Eerder verzorgde hij samen met Jan Wesseling de krantenstrip Marion (1957-1961). Ook maakte hij tekeningen voor het kinderblad Kris-Kras en voor de bladen Pep en Taptoe en het meisjesblad Tina.
Over strips zegt Thé: ‘Strip is een gebrekkig soort film. Er moet beweging in zitten, het moet dynamisch zijn, vooral in de opeenvolging van de plaatjes. En de gezichtsexpressie is belangrijk.’ Er loopt een lijn van zijn levenslange passie voor film naar zijn striptekeningen, die soms ook een vorm van ‘getekende film’ zijn met hun sterk emotionele expressie, close-ups en spel met licht en donker. Thé's bewust regisseren van de beelden op de pagina is te vergelijken met het werk van de filmregisseur, belichter, decorbouwer en het spel van de acteurs - en dat alles in één hand. Toch is Thé gestopt met het tekenen van strips. Hij raakte uitgekeken op dit tijdrovende medium dat hem dwong om clichématige types weer te geven. Bovendien bood de strip hem nauwelijks ruimte voor groei en voor experimenteren.
In 1966 maakte Thé omslag en illustraties voor Micky en de vreemde rovers van Thea Beckman. Daarna ontwikkelde hij zich geleidelijk van striptekenaar tot kinderboekillustrator; een illustrator die soms als een kameleon sterk tegen andere tekenstijlen aanleunt of er mee koketteert, maar van wie het werk toch steeds wordt herkend als van hem afkomstig.
Zijn illustraties in Wie had gelijk, Mary Rose? (1973) van Marilyn Sachs en een groot deel van zijn oeuvre uit
| |
| |
die tijd, tonen - naast stripinvloeden - ook een zekere verwantschap met het werk van ‘Art Nouveau’-kunstenaars als Aubrey Beardsley. Hun voorliefde voor een combinatie van gespannen lijnen en effen vlakken duikt ook op in de tekeningen van Thé.
In zijn vroege werk, waaronder Marans Nieuw verhaal voor Subandi (1970), gebruikte hij een speciaal Chinees penseel en Oost-Indische inkt, waarmee hij zowel de fijnste lijntjes als de grootste vlakken maakte. Dit penseel is later vervangen door de pen. Daarmee wist Thé vooral in Total loss, weetjewel (1973) van Miep Diekmann virtuoos elk detail uit het universum van de tiener neer te zetten. Onder meer door de precieze weergave van hun eigen wereldje en een duidelijke link naar de strip, sprak zijn werk deze leeftijdsgroep in de jaren zeventig, tachtig erg aan. Een gedateerdheid in kleding en omgeving is nu een van de opvallende kenmerken van deze illustraties.
Vanaf ongeveer 1975 was Thé zoekende naar een nieuwe vorm voor zijn kinderboekillustraties. Hij streefde niet langer naar een nog grotere naturalistische perfectie, maar deed een poging om te komen tot een geraffineerde ‘antiknapheid’. Dat is vooral te zien in Het boek van Dorrie (1976) van Marilyn Sachs, waar hij de indruk tracht te geven dat de onbeholpen en naïeve tekeningetjes afkomstig zijn van een schoolmeisje.
Uit Total Loss, weetjewel van Miep Diekmann
‘Wat ik wil, is een tekening maken met de onbevangenheid van een kind, getekend met de hand van een volwassene’, zei hij zelf hierover.
Een nieuwe, versoberde vorm werd zichtbaar toen hij zich tot het heel jonge kind, de peuter, richtte in Allemaal de boom in (1976) van Dolf Verroen. Voor De stad van goud (1987), bijbelverhalen van Peter Dickinson, maakte hij verstilde pentekeningen met hier en daar een ‘Rembrandteske’ sfeer. In De zwarte stenen (1984) van Guus Kuijer is zichtbaar dat hij ook met het potlood weet om te gaan.
In 1977 wilde de bekende kinderboekschrijfster Miep Diekmann bij haar voor die tijd baanbrekende
| |
| |
Uit Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom
peuterversjes in Wiele wiele stap een striptekenaar als illustrator. Het boek betekende een doorbraak voor Thé's carrière: hier is duidelijk te zien dat vanuit een bewuste formule en met enorm veel plezier door auteur en illustrator is samengewerkt. Opnieuw wist Thé een levensfase van het kind humoristisch, eigentijds en raak neer te zetten. Net als in zijn illustraties in boeken voor tieners zijn het ook hier de accessoires die knap overal in de tekening zijn verwerkt. Opvallend is dat - in tegenstelling tot de wat gestileerd uitgebeelde mensen - de hond en de kat juist heel traditioneel realistisch worden weergegeven, zonder dat dit storend werkt.
Een volgend artistiek hoogtepunt ligt bij het zowel door griffel- als penseeljury bekroonde Kleine Sofie en Lange Wapper (1984), dat Thé samen met Els Pelgrom maakte. Dit sprookjesachtige verhaal over een doodziek meisje dat met haar pop en speelgoeddieren op zoek is naar de zin van leven en dood, wist Thé in zijn ‘gewassen’ pentekeningen uiterst poëtisch te verbeelden. De eenvoud van de Diekmann-peuterboekjes is vervangen door doorwrochte, vervreemdende platen die toch heel los en transparant overkomen. De overdetaillering van voorheen heeft plaatsgemaakt voor een traditioneel aandoende arcering; het eigentijdse element voor een sprookjesachtige sfeer. Opnieuw leidde de nauwe samenwerking met een auteur voor Thé tot een verandering van vorm, van stijl en tot een ontdekking van nieuwe kanten van zijn talent.
De olifantsberg (1985) en Het onbegonnen feest (1987) van Pelgrom verluchtigde hij daarna met kleine, Engels aandoende pentekeningen. Voor zijn illustraties bij Pelgroms tweedelige hertelling Griekse mythen uit 2006 en 2007 koos hij voor sobere, ingetogen - en daardoor tijdloze - illustraties van mensen en goden in de klassieke oudheid. Hiervoor deed
| |
| |
Uit Griekse mythen; helden van Els Pelgrom
hij onderzoek naar afbeeldingen op Griekse vazen; hij ontdekte dat die expressieloze tekeningen de hedendaagse mens nog steeds aanspreken.
Misschien ligt het geheim van zijn jarenlange goede samenwerking met een aantal belangrijke kinderboekschrijvers (Miep Diekmann, Els Pelgrom, Dolf Verroen, Sylvia Vanden Heede) ook aan zijn bescheiden beroepshouding ten opzichte van een auteur: ‘Ik ben geen kunstenaar. Een kunstenaar drukt zich uit. Voor mij is tekenen een ambacht, net als dat van een timmerman. Er wordt mij gevraagd een kinderboek te illustreren en dat doe ik. Meer niet.’
Het is helder dat de auteurs wèl varen bij zijn illustraties; hij geeft de teksten onmiskenbaar een meerwaarde. In 1998 verscheen het eerste Vos en Haas-boek voor beginnende lezers dat Thé met de Vlaamse kinderboekauteur Sylvia Vanden Heede maakte. Geïnspireerd door haar geestige en intelligent opgebouwde teksten gaf hij zijn vele tekeningen naast en tussen de tekst een volmaakt eigen, beetje Engelse sfeer. De goed verzorgde boeken die dit duo maakt overstijgen het functionele uitgangspunt van avi-leesboek.
| |
Zonder woorden
In Thé's kijk-en-zoek-prentenboeken zonder woorden Waar is de taart? (2004), Picknick met taart (2005) en Verjaardag met taart (2010) komen verschillende elementen van zijn talent samen. De fantasiewereld heeft het hier gewonnen van de realiteit; de eenvoud van vorm wordt gecombineerd met een geraffineerd geregisseerde mise-en-page. De invloed van de film (mimiek van de figuren, gestolde actie) en de strip (beeldverhaallijn en kijktempo) en het oogstrelende kleurgebruik vormen de hoofdingrediënten van deze uitgaven. Door het ontbreken van tekst moet alles van het beeld komen. Het lijkt wel alsof de mimiek, net als in gebarentaal, daarom sterker is aangezet.
| |
| |
In de boeken over Vos en Haas - qua sfeer verwant aan de taartenbeeldboeken - zijn de kleine illustraties steeds in het wit bij de tekst geplaatst. In de taartboeken is elke spread een volledig gevulde illustratie; nergens is een witrand, nergens is tekst. Als kijker word je daardoor direct het bos, het spannende avontuur ingezogen.
| |
Thé de sprookjesverteller
Voor een illustrator met een voorkeur voor het duistere, voor angstaanjagende elementen, is het sprookje een vertelvorm waarin hij zich kan uitleven. Tekende Thé als kind al Rie Cramerachtige illustraties bij Indonesische sprookjes, als volwassen illustrator heeft hij het sprookjesachtige ook graag naar zich toe getrokken (Prinsessen en zo, 1997; Het Komkommermeisje, 2001). Vanaf 2007 is Thé ook sprookjesverteller met woorden. Eigenlijk ging dat per ongeluk, en was het ook voor hemzelf een verrassing, omdat hij meende geen talent te hebben voor het schrijven. Toen hij zijn oudste kleinzoon op een gegeven moment sprookjes aan het voorlezen was, merkte hij hoe veel hij moest schrappen, hoe veel zijpaden hij te langdradig vond om aan een kind voor te lezen. Hij vertelde de sprookjes op zijn manier en het kind genoot. Daarna heeft hij ze op een paar A-4'tjes opgeschreven om ze de volgende keer weer precies zo te kunnen voorlezen. Toen een uitgever hem kort daarop vroeg om een sprookjesboek te maken, was het begin er al. Dat is de achtergrond van De sprookjesverteller (2007), Meer verhalen van de sprookjesverteller (2009) en De dertig mooiste verhalen van de sprookjesverteller (2010), waarvoor hij een selectie maakte van de bekendste verhalen uit het westerse cultuurerfgoed en ze ‘vertaalde’ in korte zinnen, op een voor jonge kinderen heldere manier. Met af en toe een eigenzinnige opmerking of geestige conclusie: ‘Stel je voor dat het prinsesje niet had gedaan wat ze had beloofd, dan was ze nooit met deze knappe prins getrouwd. En eerlijk is eerlijk: toch ook maar goed dat ze zo'n strenge, wijze vader had.’
Bij deze sprookjes leeft Thé zich als illustrator uit in het weergeven van een echte sprookjeswereld met knappe prinsen op paarden, kastelen, donkere bossen, barokke balzalen en prinsessen in alle soorten en maten; onderwerpen die hem liggen en die hij met een knipoog of met wat extra drama behendig neerzet.
| |
Kleur en vorm
Het heeft lang geduurd voordat Thé echt met kleur durfde te werken; hij had er weinig ervaring mee en houdt niet zo van veranderingen. Dat hij over een vaak brutaal en eigentijds kleurenpalet beschikt, bewijzen de omslagen die hij jarenlang maakte. Maar het zijn vooral de feestelijke, sprankelende illustraties in kleur in zijn latere boeken die ervan getuigen. Circus Grote Meneer
| |
| |
Uit De sprookjesverteller
| |
| |
uit 1985 kan gezien worden als een voorloper. Thé gebruikte voor zijn grote platen bij de verhalen van Burny Bos, die eerst in het kindertijdschrift Bobo verschenen, een zonnig palet van zuurstokroze tot appelgroen. Hij durfde het ook aan om voor dit boek een aantal intrigerende, donker doorwerkte nachtplaten te maken.
Duidelijk is dat vanaf de jaren negentig het element ‘kleur’ een steeds grotere rol is gaan spelen in zijn werk. In een prentenboek over groeien, De zonnetjesbroek (1999) van Carry Slee, maakte hij pen-aquarellen in zachte, transparante tinten. Hij tekende doorlopend de kleine groeiveranderingen die Slee in haar tekst tot aan de voorlaatste bladzijde slechts suggereert. Dan pas valt het woord groeien. De beschouwer die tijdens het (voor) lezen de illustraties goed bekeek, had het verhaal al uit de tekeningen kunnen ‘lezen’.
Een aantal malen werkte Thé mee aan een uitgave van de cpnb voor de Kinderboekenweek. In Houden beren echt van honing? (1985), Bombaaj! (1995) en Swing (2004) kreeg hij niet de ruimte om zijn talent in kleur te tonen. In het speciale prentenboek van de Kinderboekenweek 2011, De prins op het witte paard, dat hij samen met Dolf Verroen maakte, kon hij wel volop in kleur uitpakken. Dit geestig geschreven, moderne sprookje over de zoektocht van een prins naar ware liefde, werd door Thé's evenwichtige illustraties in een gemengde techniek, waaronder acryl, een uitgave met een krachtige kleuruitstraling. ‘Ik stond meteen voor een dilemma. Welk aspect van het verhaal neem ik bij de kop? Teken ik de feesten en de diners? Daar kun je als tekenaar wat mee, want daar gebeurt tenminste iets. Teken ik het neuspeuteren en het winden laten? Dat wordt vast heel plat... Uiteindelijk bedacht ik dat het ook leuk kan zijn om de grote verwachtingen en de afwijzingen te laten zien.’ Naast het expliciet tonen van de emoties rondom hoop en teleurstelling, roept Thé met zijn kleurenpalet vooral stemming op. Als de prins door een prinses is afgewezen en verslagen het bos in rijdt, is dat tegen de achtergrond van een donkere, kleurloze wereld. Ook het hutje van het arme meisje met wie hij gaat trouwen, is duister. Maar de troonzaal van zijn ouders is warmrood en licht, net als de helderblauwe laatste pagina's waarop het bruidspaar hoopvol de toekomst in rijdt.
In hetzelfde jaar 2011 verscheen de kloeke bundel Verhalen voor de vossenbroertjes; het langverwachte vervolg op Van den Vos Reynaerde van Lida Dijkstra. Hierin laat Thé zien dat de zoektocht naar stilering van vorm voor zijn illustraties bij Griekse mythen ook doorwerkt in zijn latere werk. Bij Dijkstra's tekst maakt hij met zijn speelse openingsletter bij elk nieuw hoofdstuk een knipoog naar de middeleeuwen, waarin de oorspronkelijke Reinaart de Vos-
| |
| |
Uit Verhalen voor de vossenbroertjes van Lida Dijkstra
verhalen ontstonden. De overige illustraties in het boek zijn kleine, omkaderde, strakke vignetjes waarin Thé's stripachtergrond zichtbaar is in de lichaamstaal en de mimiek van de dieren. Het kleurgebruik in deze mini-illustraties is heel geraffineerd: soms brutaal maar meestal uitgebalanceerd en gebonden. In de sobere vormgeving van zijn zoon Erik Thé komen ze goed tot hun recht.
| |
Waardering
Over waardering vanuit het kinderboekenvak heeft Thé Tjong-Khing sinds zijn eerste Gouden Penseel in 1978 voor Wiele, wiele stap niet te klagen: de prijzenregen blijft gestaag neerdalen. Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2005 voor Waar is de taart?: ‘Al is de jury zich ervan bewust dat de schepper van Woutertje Pieterse een groot schrijver was; de prijs gaat dit jaar niet naar woorden. Hij gaat naar een groot illustrator. Hij gaat naar iemand die zeer welsprekend, zonder een woord te gebruiken, een verhaal vertelt. Meerdere verhalen. Verhalen, die beginnen op het omslag en binnen in het boek allemaal hun vervolg krijgen en tot een bevredigend eind komen.’
Saskia de Bodt verwoordde het in haar feestrede voor Thé ter gelegenheid van de Max Velthuijs-prijs als volgt: ‘In al zijn boeken vormt de idyllische entourage met de mooie landschappen, de groene bomen, de tijdloze jurken, de bloemen en de taarten, alleen maar het decor dat de psychologie van de hoofdpersonen onderstreept. En die hoofdpersonen is niets menselijks vreemd. Ze bedotten elkaar waar je bij staat! Maar er is één ding dat hen verbindt: taarten staan op de een of andere manier bij Thé Tjong-Khing voor het opperste geluk. Maar de wereld zit, dat weten
| |
| |
we allemaal, zo in elkaar dat samen taart eten niet altijd even eenvoudig is. Thé Tjong-Khing betrekt ons bij dit leven, maar blijft er door zijn ietwat afstandelijke, soms bijna neutrale tekenstijl, zelf lachend en cynisch observerend buiten staan.’
Na zo veel jaren van ongelooflijk grote productie - ‘tekenen is het enige wat ik kan, ik teken de hele dag en zou me dood vervelen als ik het niet deed’ - is het opvallend dat de boekillustrator Thé zich altijd is blijven vernieuwen, verjongen en voortdurend is blijven zoeken naar andere vormen, zonder af te glijden naar maniërisme of oppervlakkigheid. Door allerlei fasen heen is hij tot een overtuigende stijl en een eigen handschrift gekomen. Zijn illustraties lijken spontaan en met gemak tot stand gekomen, hij heeft een sterk gevoel voor mise-en-page en werkt geraffineerd met de leegte in de tekening. Thé Tjong-Khing is een kameleontisch, veelvuldig gelauwerd en groot talent. ‘Zelf denkt hij daar bescheiden over. “Ach, prijzen. Ze zijn leuk om te krijgen en het aardige is dat de buitenwacht echt denkt dat je iets voorstelt, maar je moet ze niet overschatten. (-) Uiteindelijk weet je als tekenaar donders goed waar je staat.”’ (Joukje Akveld, Tekenaar; kinderboekillustratoren geportretteerd)
| |
Bibliografie
Bedacht en geïllustreerd door Thé Tjong-Khing
|
Wat vader doet is altijd goed. Bussum, Moon Press, 1993. (Kinderprent) |
Waar is de taart? Tielt, Lannoo, 2004. |
Picknick met taart. Tielt, Lannoo, 2005. |
De sprookjesverteller. Haarlem, Gottmer, 2007. |
Meer verhalen van de sprookjesverteller. Haarlem, Gottmer, 2009. |
Het grote taartenboek. Tielt, Lannoo, 2010. |
De dertig mooiste verhalen van de sprookjesverteller. Haarlem, 2010. |
Verjaardag met taart. Tielt, Lannoo, 2010. |
Door Thé Tjong-Khing geïllustreerd (keuze)
|
Roald Dahl, Beesten aan boord. Haarlem, Spaarnestad, 1963. |
Miep Diekmann, Sjon Karkó. Groningen, J.B. Wolters, 1964. |
Thea Beckman, Micky en de vreemde rovers. Amsterdam, Kris Kras, 1966. |
A.D. Hildebrand, P.P. Koekelberg en z'n vriendjes. Groningen, Kriskras, 1967. |
Mathilde Roolfs, Verhalen over God, de mensen en de wereld. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1968. |
Tim Maran, De menseneter van Tjarinti. Blaricum, Bigot & Van Rossum, 1969. |
Thea Beckman, Met Korilu de griemel rond. Rotterdam, Lemniscaat, 1970. |
Miep Diekmann, Nildo en de maan. Den Haag, Leopold, 1970. |
Henk van Kerkwijk, Schakelfout. Amsterdam, Ploegsma, 1970. |
Tim Maran, Nieuw verhaal voor Subandi. Blaricum, Bigot en Van Rossum, 1970. |
Ivan Southall, De gomboom. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1970. |
Hans Werner, De zoon van de gondelier. Amsterdam; Brussel, Deltos Elsevier, 1971. |
Miep Diekmann, Total loss, weetjewel. Den Haag, Leopold, 1973. |
Marilyn Sachs, Wie had gelijk, Mary Rose? Amsterdam, Querido, 1973. |
| |
| |
Hans Werner, De wind in de wieken. Amsterdam, Deltos Elsevier, 1974. |
Anton Quintana, De adelaar. Leiden, A.W. Sijthoff, 1974. |
Marilyn Sachs, Wat stelt dat nou voor, Marv? Amsterdam, Querido, 1974. |
Betsy Byars, Het huis met de vogels. Amsterdam, Kosmos, 1975. |
Guus Kuijer, Een gat in de grens. Amsterdam, Querido, 1975. |
Diana Lebacs, Nancho van Bonaire. Den Haag, Leopold, 1975. |
Dolf Verroen, Paarden, van die enge grote. Den Haag, Leopold, 1975. |
Guus Kuijer, Drie verschrikkelijke dagen. Amsterdam, Querido, 1976. |
Marilyn Sachs, Het boek van Dorrie. Amsterdam, Querido, 1976. |
Dolf Verroen, Allemaal de boom in. Den Haag, Leopold, 1976. |
Miep Diekmann, Wiele wiele stap. Amsterdam, Querido, 1977. |
Sonia Garmers, Orkaan. Den Haag, Leopold, 1977. |
Norma Klein, Waar is jouw vader? Amsterdam, Kosmos, 1977. |
Diana Lebacs, Nancho matroos. Den Haag, Leopold, 1977. |
Brigitte Hermans, De weeskinderen van Oma Betto. Den Haag, Leopold, 1978. |
Dolf Verroen, De kat in de gordijnen. Den Haag, Leopold, 1978. |
Dolf Verroen, Maak dat je wegkomt. Den Haag, Leopold, 1978. |
Miep Diekmann, Stappe stappe step. Amsterdam, Querido, 1979. |
Nannie Kuiper, Barend. Den Haag, Leopold, 1979. |
Liesbeth van Lennep, Hoe gaat het met jou? Met mij gaat het goed. Amsterdam, Querido, 1979. |
Simone Schell, Hier woon ik. Haarlem, Oberon, 1979. |
Gerard Brands, Het schaap in de luie stoel en andere avonturen met dieren. Amsterdam, Querido, 1980. |
Jean Little, Luister of jij ze hoort zingen. Hoorn, Westfriesland, 1980. |
Els Pelgrom, Drie Japies. Amsterdam, Kosmos, 1980. |
Simone Schell, De nachtkinderen. Amsterdam, Van Goor, 1980. |
Simone Schell, Rommel op reis. Haarlem, Oberon, 1980. |
Annie M.G. Schmidt, De A van Abeltje. Amsterdam, Querido, 1980. |
Dolf Verroen, Hoe weet jij dat nou? Den Haag, Leopold, 1980. |
Els Pelgrom, Lady Africa en nog een paar. Amsterdam, Querido, 1981. |
Simone Schell, Hier ga ik naartoe. Haarlem, Oberon, 1981. |
Simone Schell, Tocht naar Toerpa. Baarn, De Fontein, 1981. |
Dolf Verroen, Een pop is ook maar een mens. Den Haag, NOT, 1981. |
Dolf Verroen, Juf is gek. Den Haag, Leopold, 1981. |
Dolf Verroen, Zo gaat het bij Jet. Baarn, Bekadidact, 1981. |
Colin Dann, De dieren van het Duitenbos. Amsterdam, Querido, 1982. |
Miep Diekmann, Ik en jij spelen wij. Amsterdam, Querido, 1982. |
Miep Diekmann, Jossy wordt een indiaan. Den Haag, Leopold, 1982. |
Simone Schell, Met andere ogen. Baarn, De Fontein, 1982. |
Dolf Verroen, Fijn naar school. Den Haag, Leopold, 1982. |
Dolf Verroen, Zo gezond als een vis. Culenborg, Edinfo, 1982. |
Gerard Brands, Meneer Beck gaat even een krant kopen en vierentwintig andere gekke verhalen. Amsterdam, Querido, 1983. |
Miep Diekmann, Dan ben je nergens meer. Amsterdam, Querido, 1983. |
| |
| |
Miep Diekmann, Hannes en Kaatje. Amsterdam, Querido, 1983. |
Guus Kuijer, Eend voor eend. Amsterdam, Querido, 1983. |
Simone Schell, Hier zit ik op. Haarlem, Oberon, 1983. |
Colin Dann, Het Witte Hertenpark. Amsterdam, Querido, 1984. |
Miep Diekmann, Klik klik... ik. Amsterdam, De Viergang, 1984. |
Guus Kuijer, De zwarte stenen. Amsterdam, Querido, 1984. |
Els Pelgrom, Een brief van Markus Voet. Zutphen, Thieme, 1984. |
Els Pelgrom, Kleine Sofie en Lange Wapper. Amsterdam, Querido, 1984. |
Simone Schell, Sjato Lila de Roze. Amsterdam, Van Goor, 1984. |
Dolf Verroen, Gekke juf is fijn naar school. Amsterdam, Leopold, 1984. |
Burny Bos, Circus Grote Meneer. Den Haag, Leopold, 1985. |
Beverly Cleary, Kiki en Bezus. Amsterdam, Becht, 1985. |
Beverly Cleary, Kiki de Verschrikkelijke. Amsterdam, Becht, 1985. |
Miep Diekmann, Hannes en Kaatje; een koekje met een gaatje. Amsterdam, Querido, 1985. |
Miep Diekmann, Hannes en Kaatje; 2 in een straatje. Amsterdam, Querido, 1985. |
Miep Dekkers, Houden beren echt van honing? Amsterdam, CPNB, 1985. [Kinderboekenweekgeschenk] |
Els Pelgrom, De olifantsberg. Amsterdam, Querido, 1985. |
Gerard Brands, Charlotte, de kleinste vrouw van de wereld. Amsterdam, 1986. |
Beverly Cleary, Kiki en haar moeder. Amsterdam, Becht, 1986. |
Colin Dann, Durf, de vuilnisbakkenvos. Amsterdam, Querido, 1986. |
Miep Diekmann, Hannes en Kaatje en het rommellaatje. Amsterdam, Leopold, 1986. |
Guus Kuijer, Een gat in de grens. Amsterdam, Querido, 1986. |
Els Pelgrom, De straat waar niets gebeurt. Amsterdam, Querido, 1986. |
Dolf Verroen, Drie maal een = een. Den Haag, Leopold, 1986. |
Burny Bos, Bonkie en Uk. Haarlem, Oberon, 1987. |
Peter Dickinson, De stad van goud. Amsterdam, Querido, 1987. |
Mensje van Keulen, Polle de orgeljongen. Amsterdam, Querido, 1987. |
Nannie Kuiper, Barend. Den Haag, Leopold, 1987. |
Els Pelgrom, Het onbegonnen feest. Amsterdam, Querido, 1987. |
Miep Diekmann, Zeg 't maar. Amsterdam, Querido, 1988. |
Dolf Verroen, Het dikke tranenboek. Amsterdam, Leopold, 1988. |
Miep Diekmann, Het grote boek van Hannes en Kaatje. Amsterdam, Querido, 1989. |
Miep Diekmann, Krik. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Miep Diekmann, Krik, de prins die trouwen moest. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Paul van Loon, Foeksia de miniheks. Haarlem, Oberon, 1989. |
Karel Eykman, Floortje en de Tempolino's. Amsterdam, De Harmonie, 1990. |
Klauw Kordon, Tin Lin de reuzenvis. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1990. |
Guus Kuijer, Olle. Amsterdam, Querido, 1990. |
Paul van Loon, Foeksia de miniheks; alle salamanders. Haarlem, Geïllustreerde Pers, 1992. |
Miep Diekmann, Zóóó groot. Amsterdam, Averroès, 1993. |
Klaus Kordon, Marius en de vuurgeest. Kampen, La Rivière & Voorhoeve, 1993. |
Willem Wilmink, Ik snap het; liedjes voor jonge kinderen. Amsterdam, Bakker, 1993. |
Martina Altmann, De bosduivel. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1994. |
| |
| |
Els Pelgrom, Snoepje. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Dolf Verroen, Een bloederig verhaal. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Els Pelgrom, Bombaaj! Amsterdam, CPNB, 1995. [Kinderboekenweekgeschenk] |
Sofia Mileau [ps. Carry Slee], Haas & Kip. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1995. |
Dolf Verroen, De kat in de gordijnen. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1995. |
Miep Diekmann, Ik zie je wel, ik hoor je wel. Amsterdam, Querido, 1996. |
Nannie Kuiper, Ukkepukken bij elkaar. Amsterdam, Leopold, 1996. |
Margaret Mahy, Lees dit niet! Rotterdam, Lemniscaat, 1996. |
Ton van Reen, Een ijskoud vriendje; avonturen van Tobias. Amsterdam, Piramide, 1996. |
Henri van Daele, Prinsessen en zo.... Averbode, Averbode, 1997. |
Halil Gür, Een steen aan een draadje. Amsterdam, Piramide, 1997. |
Ton van Reen, Help, hij eet me op! Amsterdam, Leopold, 1997. |
Bies van Ede, Malle Matty is zo gek. Amsterdam, Leopold, 1997., |
Nannie Kuiper, Kiekeboe, daar ben ik weer. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Francien Oomen, Quarks!... Van Holkema & Warendorf, 1997. |
Jan Simoen, Aan de rand van het strand; avonturen van Sam Klok. Averbode, Averbode, 1997. |
Kathleen Vrancken, Hannah, kom je dansen? Amsterdam, Querido, 1997. |
Jules Bedner, Silvester. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1998. |
Miep Diekmann, Hannes en Kaatje, wat is dat voor een praatje? Groningen, Wolters-Noordhoff, 1998. |
Miep Diekmann, Een koning met een kroon erop. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Ton van Reen, Verliefde beertjes; De avonturen van Tobias. Amsterdam, Piramide, 1998. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas. Tielt, Lannoo, 1998. |
Gerard Brands, Sara en Lijsje; twee honden. Amsterdam, Leopold, 1999. |
Gonneke Huizing, Eten met je handen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1999. |
Anton van der Kolk, Het huis aan de overkant. Twello, Van Tricht, 1999. |
Ton van Reen, We missen je; de avonturen van Tobias. Amsterdam, Piramide, 1999. |
Carry Slee, De zonnetjesbroek. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1999. |
Kathleen Vrancken, Tsjau, Hannah! Amsterdam, Querido, 1999. |
Frank Herzen, Op de thee. Tilburg, Zwijsen, 2000. |
Els Pelgrom, Het loterijbriefje. Amsterdam, Ploegsma, 2000. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas op het eiland. Tielt, Lannoo, 2000. |
Kathleen Vrancken, Hannah en het raadsel van de stilte. Amsterdam, Querido, 2000. |
Gerard Brands, De sprinkhanentemmer. Tilburg, Zwijsen, 2001. |
Henri van Daele, De zeer bijzondere hoed van Tobias; drie verhalen. Averbode, Averbode, 2001. |
Bies van Ede, Het Komkommermeisje; een sprookje uit Java. Culemborg, Fair Trade Organisatie, 2001. |
Sylvia Vanden Heede, Het koekboek van Vos en Haas. Tielt, Lannoo, 2001. |
Sylvia Vanden Heede, Het woordenboek van Vos en Haas. Tielt, Lannoo, 2002. |
René Berends, Sport met Sip en Snuitje. 's- Hertogenbosch, Malmberg, 2002. |
Gerard Brands, Meneer Beck gaat even een krant kopen. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
Henri van Daele, En ze leefden nog lang en gelukkig; de mooiste sprookjes opnieuw verteld. Leuven, Davidsfonds/Infodok; Baarn, De Fontein, 2003. |
Angela Sommer-Bodenberg, Dag, Oma. Amsterdam, Ploegsma, 2003. |
Sylvia Vanden Heede, Vos, Haas en het Kind van Eik. Tielt, Lannoo, 2003. |
| |
| |
Paul Biegel, Swing. Amsterdam, CPNB, 2004. [Kinderboekenweekgeschenk] |
Kolet Janssen, Het grote avontuur van God en mens; kinderbijbel met meer dan 150 verhalen. Kampen, Kok, 2004. |
Henri van Daele, Er was eens een prinses. Leuven, Davidsfonds, 2005. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas en de dief van Iek. Tielt, Lannoo, 2005. |
Ivo de Wijs en Saint-Saëns, Het carnaval der dieren. Haarlem, Gottmer, 2005 (CD). |
Els Pelgrom, Griekse mythen; Helden. Tielt, Lannoo, 2006. |
Sylvia Vanden Heede, Een buur voor Vos en Haas. Tielt, Lannoo, 2006. |
Sylvia Vanden Heede, Het dikke boek van Vos en Haas. Tielt, Lannoo, 2006. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas op zoek naar koek. Tielt, Lannoo, 2006. |
Sylvia Vanden Heede, Aa bee see van Vos en Haas. Tielt, Lannoo, 2007. |
Els Pelgrom, Griekse mythen II; Donder en bliksem. Tielt, Lannoo, 2007. |
Sylvia Vanden Heede, Koek koek Vos en Haas. Tielt, Lannoo, 2007. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas; blauw is saai. Tielt, Lannoo, 2008. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas en het feest van Uil. Tielt, Lannoo, 2008. |
Paul de Leeuw, Voor jullie tien anderen. Amsterdam, Blue in Green, 2009. [Douwe Egberts Sinterklaasboek] |
Sylvia Vanden Heede, Het grote boek van Vos, Haas en Uil. Tielt, Lannoo, 2009 |
Sylvia Vanden Heede, Dag Vos, dag Haas! Tielt, Lannoo, 2009. |
Sylvia Vanden Heede, Wat een kou, Vos en Haas! Tielt, Lannoo, 2009. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas en de ballon van Uil. Tielt, Lannoo, 2009. |
Nannie Kuiper, Hansje pansje kevertje; mijn allereerste grote voorleesboek. Amsterdam, Leopold, 2010. |
Dolf Verroen, De prinses en de paradijstuin en andere prachtige prinsessenverhalen. Amsterdam, Leopold, 2010. |
Lydia Dijkstra, Verhalen voor de vossenbroertjes; het langverwachte vervolg op Van den Vos Reynaerde. Amsterdam, Pimento, 2011. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas en de bui van Uil. Tielt, Lannoo, 2011. |
Sylvia Vanden Heede, Vos en Haas, troep is leuk! Tielt, Lannoo, 2011. |
Dolf Verroen, De prins op het witte paard. Amsterdam, CPNB, 2011. [Prentenboek voor de Kinderboekenweek] |
Anna Woltz, Nacht in het poppenhuis. Amsterdam, Leopold, 2011. |
Over The Tjong-Khing
|
Stripschrift. Rotterdam, Uitgeverij Stripschrift, 1967 e.v., augustus 1970, nr. 20 + februari 1974, nr. 74. |
Truusje Vrooland-Löb, Thé Tjong Khing. Monografieën serie G, nr. 3. Den Haag, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, 1975. |
F.J. Bromberg, Wiele wiele stap voor vergeten kleutergroep. In: Noordhollands Dagblad, 28-8-1978. |
Joke Linders-Nouwens, [Over Kleine Sofie en Lange Wapper]. In: Haarlems Dagblad, 29-5-1984. |
Aukje Holtrop, [Over Kleine Sofie en Lange Wapper]. In: Vrij Nederland, 16-6-1984. |
Truusje Vrooland-Löb, Dutch Oranges. Zwolle, Waanders, 2001, blz. 100-101. (Catalogus) |
Machteld Verhelst, [Over Het kookboek van Vos en Haas]. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 9, blz. 401. |
Herman de Graef, Als dieren praten... In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 1, blz. 15-16. [Over Het woordenboek van Vos en Haas] |
Belle Kuijken, Poëzie in beeld. In: De Morgen, 4-8-2004. [Over Waar is de taart?] |
Juryrapport Woutertje Pieterse prijs 2005: Acht- |
| |
| |
tiende Woutertje Pieterse Prijs voor Thé Tjong-Khing. Bergen, Lira, 2005. |
Dirk Limburg, Welsprekend verteller zonder woorden. In: NRC Handelsblad, 2-3-2005. [Over Waar is de taart?] |
Liedewij Loorbach, Ik ben geen begenadigd tekenaar. In: Het Parool, 12-3-2005. [Interview] |
Annemie Leysen, Beelden spreken boekdelen. In: De Morgen, 3-8-2005. [Over Picknick met taart] |
Hanneke van den Berg, [Over Picknick met taart]. In: Noordhollands Dagblad, 25-8-2005. |
Maria van der Aalsvoort, Wat het mij heeft opgeleverd is een gevoel van vrijheid. In: Leesgoed, jaargang 32 (2005), nr. 7, blz. 287-291. [Interview] |
Isabelle Schoepen, [Over Vos en Haas]. In: De Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 2, blz. 55. |
Inge Umans, [Over Vos en Haas en de dief van Iek]. In: De Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 2, blz. 55. |
Jen de Groeve, Vos en Haas. In: De Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 8, blz. 306. |
Noor Hellmann, Gewoon is ongewoon; Thé Tjong-Khing over tekenen voor kinderen. In: NRC Handelsblad, 7-7-2006. [Interview] |
Sophia Geuze, Hoe beter je kijkt, hoe meer je ontdekt. In: Nederlands Dagblad, 3-3-2007. [Interview] |
Veerle Vanden Bosch, Een koning met een kroontjespen. In: De Standaard, 1-8-2008. [Interview] |
Vanessa Joosen, De sprookjesverteller: The Tjong-Khing. In: De Leeswelp, jaargang 14 (2008), nr. 6, blz. 216. [Over De sprookjesverteller] |
Matt Dings, Vriendjes in Hollywood. In: HP/De tijd, 4-9-2009. |
Joukje Akveld, Dan maar iets minder slaap. In: Vrij Nederland, 3-10-2009. [Over Meer verhalen van de sprookjesverteller] |
Pjotr van Lenteren, ‘Ein-de-lijk ben ik tevreden’. In: de Volkskrant, 18-9-2010. [Interview] |
Karel Berkhout, ‘Ik let op de tics van mensen’: Thé Tjong-Khing over zijn oude filmliefde, zijn tekentechnieken en Griekse vazen. In: NRC Handelsblad, 1-10-2010. [Interview] |
Joost van Velzen, ‘Je bent als illustrator een beetje een acteur’. In: Trouw, 6-10-2010. [Interview] |
Sophia Geuze, Plaatjes als beloning. In: Nederlands Dagblad, 9-10-2010. |
Mariëlle Oussoren-Buys, Kunstenaar? Welnee. In: Reformatorisch Dagblad, 9-10-2010. [Interview] |
Annemie Leysen, Thé Tjong Khing. In: De Morgen, 27-10-2010. [Interview] |
Annemie Leysen, Sprookjes in een nieuw jasje. In: De Morgen, 1-12-2010. [Over De dertig mooiste verhalen van de sprookjesverteller] |
Hanneke van den Berg, Enge verhalen zijn veel leuker. In: Dagblad van het Noorden, 24-12-2010. [Over De dertig mooiste verhalen van de sprookjesverteller] |
Joukje Akveld, Tekenaar; kinderboekillustratoren geportretteerd. Hoorn, Hoogland en Van Klaveren, 2010. |
Saskia de Bodt e.a., Max Velthuijs-prijs 2010 voor Thé Tjong-Khing. Den Haag, Stichting P.C. Hooftprijs voor Letterkunde, 2010. |
Ted van Lieshout, An elephant came by, 24 Dutch Illustrators; catalogus. Amsterdam, LPVF, 2010. |
Jouke Akveld en Annemarie Terhell, Thé Tjong-Khing: van strip tot sprookje; catalogus. Haarlem, Gottmer, 2011. |
Website
|
www.leesplein.nl |
www.www.thetjongkhing.nl |
87 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2011
|
|