| |
| |
| |
Ulf Stark
door Anne Marg Bakker
Ulf Stark is op 16 augustus 1944 in Stockholm (Zweden) geboren en groeide op in een buitenwijk van die stad. Zijn vader was tandarts en had een praktijk aan huis. Het gezin bewoonde de eerste verdieping. Na een studie pedagogiek en psychologie werkte Ulf Stark geruime tijd als personeelsopleider en journalist. Daarna werd hij fulltime schrijver. Zijn doorbraak kwam in 1984 met Dårfinkar och dönickar. Hij schreef dit boek naar aanleiding van een door een uitgeverij uitgeschreven wedstrijd waarbij hij de eerste prijs won. De Nederlandse vertaling, Doldwazen en druiloren, werd in 1986 bekroond met een Zilveren Griffel. Meer onderscheidingen volgden: in 1988 de Nils Holgerssonprijs voor De jaguar, in 1993 de Astrid Lindgrenprijs en een jaar later de Deutsche Jugendliteraturpreis voor Kun je fluiten Johanna?
Een groot deel van zijn boeken is bewerkt voor tv, film en theater. Mede daardoor is hij in Zweden erg populair. Zijn boeken zijn vertaald in meer dan vijftien talen.
| |
Werk
Ulf Stark debuteerde in 1964 met een bundel poëzie voor volwassenen. Daarna verschenen onder meer een roman en twee tienerboeken die niet in het Nederlands zijn vertaald. Bekendheid kreeg hij in 1984 met de jeugdroman Dårfinkar och dönickar (Doldwazen en druiloren). Het boek werd vertaald in het Deens, Fins, Noors, IJslands, Duits en Nederlands.
Starks boeken zijn vaak humoristisch, hoewel hij soms ingrijpende ervaringen of grote gevoelens beschrijft. Door zijn vlotte stijl wordt het nergens sentimenteel. Hij neemt kinderen serieus en kiest altijd hun kant. De volwassenen in zijn verhalen zijn meestal vriendelijke, enigszins wereldvreemde, chaotische en egocentrische types, die
| |
| |
zich nauwelijks kunnen inleven in de gevoelens van (hun) kinderen.
Vaak zijn de kinderen de dupe van het gedrag van hun ouders. Die besluiten te gaan scheiden, een nieuwe partner te nemen of te verhuizen. In Als de beren dansen ontdekt Lasses vader Affe dat zijn vrouw zwanger is van haar minnaar, de tandarts Torstensson. Lasse trekt samen met zijn moeder in bij Torstensson, die in alles een tegenpool van zijn vader is. Affe is een grote, ruwe man die in het slachthuis werkt. Torstensson heeft een verzorgd uiterlijk en is hoogopgeleid. Lasse zelf is een typisch opstandige puber: hij kleedt zich onverzorgd en presteert slecht op school omdat hij vaak zit te klieren. Onder de bezielende leiding van Torstensson wordt Lasse een modelleerling. Hij gaat nette kleren dragen, haalt goede cijfers en is het lievelingetje van de leraren. Torstensson heeft er veel belang bij dat zijn stiefzoon in positieve zin verandert: hij heeft er een weddenschap op afgesloten. Lasse zelf verliest langzamerhand zijn vrienden en zijn eigen identiteit. Tijdens een belangrijk proefwerk waarvan hij de stof uitstekend beheerst, weigert hij de juiste antwoorden te geven. Hij beseft dat hij zich niet langer anders kan voordoen dan hij is. Hij trekt z'n oude kleren weer aan en gaat bij zijn vader wonen.
Ongeveer dezelfde thematiek ligt ten grondslag aan Een klap voor je kop. De alleenstaande moeder in dit verhaal is een typisch Stark-personage: wispelturig als een klein kind, constant om aandacht vragend en daarbij voor het gemak vergetend dat ze kinderen heeft. Aan het begin van de vertelling besluit ze plotseling dat het gezin moet verhuizen. Haar zoon Tias treft het niet, hij wordt meteen al gepest op zijn nieuwe school. Ook Linda, die lichamelijk gehandicapt is, moet het ontgelden.
In de prentenboeken die Stark met de illustratrice Anna Höglund maakte, koos hij voor zware thema's als God en de dood. Hij presenteert die op een lichte, toegankelijke manier, zonder dat dit ten koste gaat van de ernst ervan. De samenwerking met Anna Höglund ontstond nadat zij voor de Zweedse uitgave van Maria Bleekneus de tekeningen had gemaakt. Ze delen dezelfde visie op jeugdliteratuur. Ook Höglund vindt het belangrijk kinderen serieus te nemen en de werkelijkheid niet rooskleuriger te maken dan ze is. Samen maakten ze De jaguar, over een jongen die vlak voordat hij gaat slapen verandert in een jaguar en allerlei nachtelijke avonturen beleeft. De samenwerking bleek succesvol en er volgden meer prentenboeken. In Kun je fluiten Johanna? is Berra jaloers op zijn vriendje Ulf, omdat die wél een grootvader heeft. Mijn zusje is een engel voert dezelfde personages op, maar nu draait het verhaal om Ulf, die hevig naar zijn doodgeboren zusje verlangt. Hij fantaseert dat ze het liefste zusje van de hele wereld is. Ze haalt ook vaak kattenkwaad uit, want niemand heeft
| |
| |
haar ooit verteld dat dat niet mag. Op een dag krijgt Ulf van zijn moeder een pruik met lange blonde haren. Als hij die op zet en een jurk van zijn moeder aantrekt, wordt hij voor een paar uur zijn zusje. Bijzonder is de originele wijze waarop kindergedachten zijn verwoord. Zo vraagt Ulf aan zijn juf of er in de hemel chocoladetoffees en sinas zijn en of ze er leuke films draaien. De juf stuurt hem de klas uit; hij spreekt kwaad over God en is egoïstisch. Terwijl Ulf juist alleen maar aan zijn zusje denkt.
Gebeurtenissen uit zijn jeugd beschreef Stark onder meer in De wondergympen en het vervolg, Mijn vriend de sjeik. Beide boeken gaan over de vriendschap tussen Ulf en Percy en de vreemde situaties waarin zij terechtkomen. In De wondergympen wordt Ulf gepest. Hij vormt voor zijn klasgenoten dan ook een makkelijk slachtoffer: hij is mollig en slecht in gymnastiek. Thuis wordt hij vernederd door zijn oudere broer. Ulf weet zeker dat zijn nieuwe klasgenoot Percy zo stoer en lenig is omdat hij magische schoenen draagt. Percy, die ervan droomt zakenman te worden, verkoopt hem zijn ‘wondergympen’. Schaamteloos vraagt hij Ulf in ruil daarvoor steeds meer spullen. Het blijkt het waard te zijn, want Ulf krijgt door de gympen meer zelfvertrouwen. Hij kan zelfs zijn broer aan. Stark schetst op rake wijze de verhouding tussen Ulf en Percy door hen tegelijkertijd genuanceerd en karikaturaal neer te zetten. De naïeve Ulf heeft niet door dat Percy hem bij de neus neemt, maar de lezer des te beter. In Mijn vriend de sjeik moet Percy verhuizen. De vrienden willen elkaar niet kwijtraken en zorgen ervoor dat de verhuizing wordt afgeblazen. In De wondergympen leek Ulf goedgelovig en makkelijk beïnvloedbaar. Maar hij is gegroeid; nu is hij degene die hen op inventieve wijze uit lastige situaties weet te redden.
King gaat over Jojjo's hond, die erg ziek is: ‘Hij heeft iets in zijn buik wat groter en groter wordt, en daar is niets tegen te doen.’ De dierenarts wil hem laten inslapen, maar voor het zover is, bezorgen Jojjo en zijn vrienden hem een onvergetelijke laatste dag.
| |
Doldwazen en druiloren
De twaalfjarige Simone moet verhuizen, omdat haar moeder bij haar nieuwe vriend, Ingve, wil intrekken. Simone vindt Ingve maar een sukkel. Ook is het niet leuk dat ze voortaan naar een andere school moet. Simone heeft een stoer, jongensachtig kapsel en een voor Zweden ongebruikelijke naam, vandaar dat ze met Simon wordt aangesproken. Eerst durft ze er niets van te zeggen en later vindt ze het grappig om voor jongen door te gaan, dus laat ze het zo. Het wordt wel lastig wanneer een meisje uit haar klas gevoelens voor haar toont en Simone zelf verliefd wordt op Isak. Haar artistieke en chaotische moeder kan ze niet om advies vragen, die is vooral met zichzelf bezig. Gelukkig komt Grootvader bij hen
| |
| |
Illustratie van Anna Höglund uit Kun je fluiten Johanna?
wonen, de enige die Simone echt begrijpt. Volgens hem kun je beter bij de doldwazen dan bij de druiloren behoren. Het leven van een ‘doldwaze’ ziet er immers een stuk spannender uit.
Saai is Simones leven geenszins. De situaties waarin zij verzeild raakt, worden op uitbundige en humoristische wijze beschreven. Het verhaal laat zien wat er kan gebeuren als je uit de geijkte rolpatronen stapt en hoe de omgeving reageert op mensen die afwijken van wat gangbaar is.
| |
Kun je fluiten Johanna?
Berra wil ook een opa, met wie je leuke dingen kunt doen en die je af en toe wat geld toestopt. Met zijn vriendje Ulf, die het verhaal vertelt, gaat hij naar het bejaardenhuis, waar volgens Ulf een heleboel opa's te vinden zijn. Ze kiezen een oude man die patience zit te spelen. Berra verontschuldigt zich dat hij niet eerder langs is gekomen. De oude man is blij met het gezelschap en speelt het spel mee. In de weken die volgen, ondernemen ‘grootvader’ en ‘kleinzoon’ allerlei leuke dingen. De oude man probeert Berra het liedje ‘Kun je fluiten Johanna?’ te leren, dat hem doet denken aan zijn overleden vrouw die ook Johanna heette. Berra belooft dat hij de volgende keer dat hij langskomt, kan fluiten. Het kost echter enkele weken om dat te leren en in die tijd
| |
| |
overlijdt de man. Berra fluit zijn lied dan op de begrafenis.
Het verhaal en de illustraties vertellen samen hoe moeilijk het is om afscheid te nemen van een dierbare. De oude man is niet Berra's echte grootvader. Toch is zijn gevoel oprecht. In de korte periode dat ze elkaar kenden, zijn ze goede maatjes geworden. Ulf Stark heeft de vertelling op subtiele en heldere wijze verwoord. De taal is ingetogener dan in zijn eerdere werk. Het verdriet van grootvader om zijn overleden vrouw wordt nergens expliciet beschreven, maar slechts gesuggereerd.
| |
Waardering
De boeken van Ulf Stark krijgen over het algemeen positieve recensies. Hij wordt vergeleken met Roald Dahl, omdat hij net als de Britse auteur humor en fantasie gebruikt om een verhaal te vertellen waarin kinderen op de eerste plaats komen. Herman de Graef schreef: ‘Vrijwel steeds worden een vlotte manier van schrijven, het creëren van spanning, gevoel voor realiteit en een scherp observatievermogen vakkundig met elkaar verweven’ (Jeugdboekengids).
De reacties op zijn eerste jeugdboeken waren gemengd. Doldwazen en druiloren kreeg veel kritiek, maar ook lof. Jacques Vos schreef in Leestekens: ‘Wat het boek van Ulf Stark onderscheidt van “echte” probleemboeken is de aanwezigheid van drie belangrijke elementen in een jeugdboek: spanning, emotie en vooral humor. De personen in het boek zijn echte mensen en geen dragers van problemen.’ Lijnrecht daartegenover staat het oordeel van Wim Hofman, die het boek in En nu over jeugdliteratuur afbrandt. Hij meent dat de verhaalfiguren en hun onderlinge relaties erg oppervlakkig zijn. Over de stijl is hij uitermate negatief. Andere recensenten roemen het inlevingsvermogen van de auteur, maar menen dat de lezer wordt overspoeld door een veelheid aan problemen, die daardoor alle urgentie verliezen.
Ook Maria Bleekneus en Als de beren dansen kregen een gemengde ontvangst. Van beide boeken werd gezegd dat de verhaalfiguren niet erg geloofwaardig zijn. Er was ook kritiek op het taalgebruik, dat erg gekunsteld en stijfjes zou overkomen.
Het latere werk van Ulf Stark is aanzienlijk gunstiger beoordeeld. Het prentenboek Kun je fluiten Johanna? kreeg veel lof voor de combinatie van tekst en beeld. Lieke van Duin schreef: ‘Het verhaal op zich zit al goed in elkaar, maar het is de volstrekt onsentimentele, anarchistische manier waarop het verteld en getekend wordt, dat dit boek tot een juweeltje maakt.’ Cornald Maas (de Volkskrant): ‘Toch wordt de kwaliteit van Anna Höglunds tekeningen nog overtroffen door het knap gecomponeerde, door Ulf Stark geschreven verhaal. Kun je fluiten Johanna? is een prachtig kinderboek over de dood [-]. Het is de grote verdienste van Stark dat zijn verhaal nergens sentimenteel is, dat zijn formuleringen hel- | |
| |
der zijn en tegelijk meer zeggen dan er feitelijk staat.’ Over De Engel en het Blauwe Paard oordeelden de recensenten unaniem enthousiast. Geprezen werd het grappige en tegelijkertijd poëtische taalgebruik, waarmee de thema's liefde en jaloezie zijn uitgewerkt. Als positief punt gold ook dat de personages op originele wijze zijn verbeeld.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Dafinkar och dönickar (1984): Doldwazen en druiloren. Vertaald door Emmy Weehuizen. Rotterdam, Lemniscaat, 1985. |
Maria Bleknos (1985): Maria Bleekneus. Vertaald door Rita Törnqvist-Verschuur. Met illustraties van Ingrid en Dieter Schubert. Rotterdam, Lemniscaat, 1986. |
Låt isbjörnarna dansa (1986): Als de beren dansen. Vertaald door Emmy Weehuizen. Rotterdam, Lemniscaat, 1987. |
Jaguaren (1987): De jaguar. Vertaald door Jan Kuijper. Met illustraties van Anna Höglund. Amsterdam, Querido, 1988. |
Sixten (1987): Moeder gezocht. Vertaald door Emmy Weehuizen. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Rotterdam, Lemniscaat, 1988. |
Karlavagnen (1989): Een klap voor je kop. Vertaald door Emmy Weehuizen. Rotterdam, Lemniscaat, 1990. |
Min vän Percys magiska gymnastikskor (1991): De wondergympen. Vertaald door Emmy Weehuizen. Met illustraties van Marja Meijer. Rotterdam, Lemniscaat, 1992. |
Kan du vissla Johanna (1992): Kun je fluiten Johanna? Vertaald door Cora Polet. Met illustraties van Anna Höglund. Amsterdam, Querido, 1993. |
Min syster är en ängel (1996): Mijn zusje is een engel. Vertaald door Bernadette Custers. Met illustraties van Anna Höglund. Amsterdam, Querido, 1996. |
Hunden som log (1995): King. Vertaald door Emmy Weehuizen. Met illustraties van Ulf Crona. Rotterdam, Lemniscaat, 1997. |
Min vän shejken i Stureby (1995): Mijn vriend de sjeik. Vertaald door Emmy Weehuizen. Met illustraties van Mark Janssen. Rotterdam, Lemniscaat, 1997. |
Angeln och Den Blaa Hästen (1997): De Engel en het Blauwe Paard. Vertaald door Bernadette Custers. Met illustraties van Anna Höglund. Amsterdam, Querido, 1998. |
Over Ulf Stark
|
Marita Vermeulen, Doldwazen en druiloren. In: Jeugdboekengids, jaargang 27 (1985), nr. 10. |
Jacques Vos, Een probleemboek met humor. In: Leestekens, jaargang 6 (1985-1986), nr. 2, blz. 29-30. |
Bregje Boonstra, Dwars. In: NRC Handelsblad, 31-1-1986. [Over Doldwazen en druiloren]. |
Wim Hofman, Doldwazen en druiloren. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 13 (1986), nr. 4. |
Rindert Kromhout, Anke de Vries speelt nogal leentjebuur bij Guus Kuijer. In: de Volkskrant, 2-7-1986. [Over o.a. Maria Bleekneus]. |
Herman de Graef, Maria Bleekneus. In: Jeugdboekengids, jaargang 28 (1986) nr. 8. |
Aukje Holtrop, Wij zijn niet méér mesjogge dan ieder ander. In: Vrij Nederland, 11-7-1987. |
Joke Linders, Een jongen en een meisje op zoek naar zichzelf. In: Algemeen Dagblad, 17-10-1987. |
Herman de Graef, Als de beren dansen. In: Jeugdboekengids, jaargang 30 (1988) nr. 4. |
Edward van de Vendel, De Jaguar. In: Vrij Nederland, 22-10-1988. |
Cornald Maas, Schitterende jaguar. In: Elsevier, 29-10-1988. |
Ludo Sollie, Ulf Stark. In: Jeugdboekengids, jaargang 32 (1990) nr. 6. |
Herman de Graef, Een klap voor je kop. In: Jeugdboekengids, jaargang 33 (1991), nr. 3, blz. 82-84. |
Lieke van Duin, Met wondergympen krijg je durf. In: Trouw, 28-10-1992. |
Lieke van Duin, God is geen postorderbedrijf. In: Trouw, 20-11-1996. |
Marjoleine de Vos, Zo'n houterig duiveltje. In: NRC Handelsblad, 29-11-1996. |
Selma Niewold, Wanhopige dieren. In: de Volkskrant, 3-1-1997. |
| |
| |
Joke Linders, Ik ruik kindervlees. In: Algemeen Dagblad, 15-1-1997. |
Luc Lannoy, Vriendschap met dieren. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 3 (1997) nr. 5. |
Else Claus, Mijn vriend de sjeik. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 3 (1997) nr. 5. |
Hanneke de Klerck, De peuter God. In: de Volkskrant, 15-5-1998. |
Muriel Boll, Wonen in de wolken. In: BN / De Stem, 10-6-1998. |
Else Claus, Ulf Stark. In: Schrijver gevonden. Tielt/Den Haag, Lannoo/Biblion, 1999. |
Jan van Coillie e.a. (red.), Ulf Stark. In: Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Houten/Groningen, De Fontein/Wolters-Noordhoff, 2004. |
65 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2004
|
|