| |
| |
| |
Sinterklaasverhalen
door Conny Meijer
Hoewel Sint Nicolaas van oorsprong een katholieke heilige is, wordt zijn naam in Nederland geassocieerd met volksfeest nummer één. Op 5 december, de avond voor zijn verjaardag, gaat Sint Nicolaas - of Sinterklaas, zoals hij in de volksmond wordt genoemd - met zijn knecht Zwarte Piet langs de huizen om kinderen en volwassenen cadeautjes te brengen.
Over Sint Nicolaas, die omstreeks 345 bisschop was te Myra in Klein-Azië, zijn talrijke legenden bekend. Zijn barmhartigheid wordt alom geroemd, wat zijn populariteit als beschermheilige kan verklaren. Zo is hij niet alleen beschermer van de zeevaarders, beschermheer van onder andere de stad Amsterdam, maar ook weldoener van de kinderen. De bekendste legende over de wonderen die Sinterklaas heeft verricht gaat over drie jongens, die door een herbergier zijn vermoord en in stukken in de pekel zijn gezet. Sint Nicolaas wekt hen weer tot leven. Ook de legende waarin de Sint 's nachts een zak met goud brengt aan drie jonge meisjes die niet kunnen trouwen omdat hun vader geen huwelijksschat kan aanbieden, is illustratief voor zijn barmhartigheid.
Al in de zestiende eeuw werd in Nederland het feest van sinterklaasavond uitbundig gevierd. In steden als Amsterdam en Dordrecht werden sinterklaasmarkten gehouden, waar het er soms nogal uitbundig toeging. Dit bracht de gemeenten ertoe deze markten, die toch in wezen ter ere van een katholieke heilige waren, te verbieden. Zo mochten er bijvoorbeeld geen speculaaspoppen worden verkocht, die immers een afbeelding hadden van een heilige, wat in de ogen van het calvinistische stadsbestuur te ver ging. Toch was het feest onuitroeibaar, zoals we bijvoorbeeld kunnen lezen uit het verhaal van het verguldavondje in Camera Obscura van Hildebrand.
Sinterklaas is al eeuwen gekleed in bisschopskledij en draagt in zijn handen een bisschopsstaf. Hij rijdt op een schimmel over de daken en werpt zijn goede gaven door de schoorstenen. Zijn knecht ontbreekt echter in de vroege verhalen. Pas in het midden van de negentiende eeuw verschijnt Zwarte Piet als begeleider van de bisschop. In het tweemanschap is hij degene die voor boeman speelt. Hij berispt stoute kinderen en bedreigt ze met de roe of - erger nog - neemt ze in
| |
| |
de zak mee naar Spanje. Werd Sinterklaas vroeger door één Piet begeleid, in deze tijd wordt hij vaak omzwermd door een grote groep Pieten, waarbij één Piet de functie van hoofdpiet krijgt toebedeeld.
| |
Pedagogische rol
De pedagogische rol van Sinterklaas en Zwarte Piet is altijd erg groot geweest. In traditionele liedjes als ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ - waarin de regels ‘wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe’ - wordt de kern van het sinterklaasgebeuren duidelijk weergegeven. Maar er is wel een verschuiving te zien in de manier waarop in de loop der tijden de Sint als opvoedkundig hulpmiddel werd benut. In de vorige eeuw en het begin van de twintigste eeuw werd vooral veel gebruik gemaakt van de Sint als strenge bestraffer van het ondeugende kind. ‘De historie van den zwarten jongen’ uit De ware geschiedenis van Piet de Smeerpoes en andere verhalen door F.H. van Leent en Mee in den zak, De ernstige lotgevallen van stoute Grietje en Pietje door Oom Abraham zijn goede voorbeelden van de Sint als zedenpreker. Het laatste is een komisch stripverhaal in dichtvorm over Griet en Piet die meemoeten in de zak van Zwarte Piet. Via Amsterdam, waar zij 's nachts bij Piet in bed worden gestopt omdat Piet wel begrijpt dat zij er vandoor willen gaan, worden zij aan boord gebracht. Alle stoute kinderen worden met zak en al in het ruim geladen. Omdat het schip averij heeft, worden de zakken naar een koffieschip verscheept. De kinderen worden gestolen en in Spanje gedwongen tot bedelen. Door toeval komen ze bij een kermisgezelschap terecht, waar Piet de twee herkent en meeneemt naar Sint. Als het weer sinterklaasfeest wordt mogen de twee deugnieten mee naar Nederland. Thuis is de vreugde groot.
In termen van deze tijd is het een erg zwart-wit verhaal, met veel kommer en kwel en een duidelijke moraal. Als verhaal stijgt het echter ver uit boven de Brave Hendrik-verhalen, waarin het kwaad wordt gestraft en het goede beloond.
Een ander onderwerp dat als zeer opvoedend werd ervaren is het verschil tussen arm en rijk. Rijke kinderen moesten blij zijn met wat de goede Sint hen gaf. Arme kinderen kregen soms, al durfden ze er niet op te hopen, toch een cadeautje van de goede kindervrind. Zeker als ze braaf en oppassend waren, zoals zij konden leren uit het moralistische verhaal Sint Nicolaas van A.C.W. Staring, dat vertelt over de arme, maar brave schoenlapper die, als Sint een beurs met goud achterlaat in een schoen, deze terugbrengt naar degene die hij als rechtmatige eigenaar ziet, de burgemeester. Sint legt uit dat het geld voor de schoenlapper is. De man staat spoedig bekend als die eerlijke man,
| |
| |
waar men zijn schoenen met een gerust hart kan laten repareren. De klanten stromen toe en de schoenlapper wordt, dankzij zijn eerlijkheid en ijver, een welvarend man.
Steeds meer pedagogen benadrukken dat de Sint als boebaas geen goede zaak is. W.M. Nijkamp wijst er in Kind en Sint, Opvoedingsproblemen in Sinterklaastijd in 1952 al op, dat het niet goed is als de ouders in de sinterklaastijd hun pedagogische tekortkomingen via de Sint trachten te compenseren, door, gebruikmakend van de kwetsbaarheid van hun kinderen, de Sint als stok achter de deur te gebruiken. Als een kind zich in die tijd lastig gedraagt, kan dat wel eens zijn omdat het zich niet veilig voelt. Het moet aan de Sint kunnen denken als aan een liefdevolle kindervriend. Zij wijst erop, dat degene die de rol van Sinterklaas op zich neemt, zich goed bewust moet zijn van zijn verantwoordelijkheid tegenover het kind. Het kind mag best wat griezelen, het vraagt er als het ware vaak om, maar men mag de spanning niet te hoog laten oplopen.
Riekje Boswijk-Hummel gaat in De shock van Sinterklaas nog verder in haar bedenkingen tegen het gedrag van sommige volwassenen tijdens het sinterklaasfeest. Zij tilt zwaar aan de leugens die men het kind vertelt om het maar in Sinterklaas te doen geloven, omdat dit zo schattig is. Ze vraagt de ouderen zich te herinneren hoe zij zich voelden toen zij erachter kwamen dat hun jarenlang leugens op de mouw werden gespeld. Zij vraagt zich af waarom alle doorgaans toch waarheidslievende ouders ertoe komen om hun kind zo lang voor de gek te houden.
Een ander probleem dat in deze tijd aandacht krijgt is de verhouding tussen Sint en Piet. Is de zwarte Piet de mindere van de Sint? Is de blanke Sint de verpersoonlijking van het goede en Piet die van de domme, hardhandige knecht? Arend van Dam probeert in Het Pietenboek dit probleem op te lossen door Pieten in alle kleuren te laten optreden. Of we een Piet nu zwart schminken of rood, geel of blauw, het blijft een Piet.
De Piet is dan het speelse element in het toch wat spannende sinterklaasgebeuren. Ook in andere sinterklaasboeken van de laatste jaren zien we steeds meer een verschuiving van angstige verwachting, het balanceren tussen hoop en vrees, naar blijde verwachting. Het sinterklaasfeest wordt meer gezien als een feest waar elk kind, ook al is het wel eens stout, met vreugde naar uit kan zien. Sint is niet meer de onbereikbare, mystieke heilige, maar gewoon een bijzonder aardige man die cadeautjes uitdeelt en van mooie liedjes houdt. Deze tendens is terug te vinden in de sinterklaasverhalen.
| |
Sinterklaasverhalen
Nog steeds
| |
| |
zijn er sinterklaasverhalen waarin een lief kind voor zijn onzelfzuchtigheid wordt beloond. Een van de aardigste verhalen in dit genre is het vele malen herdrukte Klaas van W.G. van der Hulst. Klaas woont met zijn moeder in een huisje tussen de duinen. Zijn vader vaart op zee. Zijn moeder heeft haar voet verbrand en kan dus niet met Klaas mee naar de stad om naar de komst van Sinterklaas te gaan kijken. Wat treurig zit Klaas op een duintop en tuurt over zee. Opeens ziet hij iets vreemds drijven: de muts van Sinterklaas. Opgewonden neemt hij de muts mee naar huis, waar moeder de muts keurig oppoetst.
In het stadje is het een drukte van jewelste. Sinterklaas is zonder muts in de stad aangekomen. Hij heeft het zo koud aan zijn arme oude hoofd. Degene die Sint zijn muts kan terugbezorgen mag iets moois uitzoeken uit de zak van Zwarte Piet. Iedereen gaat ijverig zoeken. Maar niemand vindt de muts.
Dan besluiten de mensen zelf een muts te maken voor de arme bisschop. De ene muts is nog mooier dan de andere. Maar Sint wil alleen zijn eigen, echte muts. Dan komt Klaas. Zijn moeder heeft de muts zorgvuldig ingepakt in kranten, in een kinderlakentje, een kussensloop, en in een bonte handdoek. Wat is Sint blij als hij zijn muts terug heeft. Als Klaas iets moois uit de zak mag zoeken neemt hij een flesje brandzalf voor zijn moeder. Iedereen is verbaasd, maar Sint lacht heel vriendelijk. 's Nachts gebeurt waar Klaas niet op had durven hopen. Sint rijdt naar het huisje in de duinen en zorgt dat Klaas een onvergetelijke Sinterklaasochtend heeft.
Henriëtte van Eyk durfde het al in 1940 aan Sinterklaas te ontmythologiseren. Zij schreef Sinterklaas blijft een zomer over, een kolderiek verhaal over Sinterklaas die zijn beroep wel eens een jaartje aan iemand anders wil overdragen. Niemand voelt zich geroepen de zware rol over te nemen. Toch besluit Sint zich terug te trekken. Hij droomt van een rustig jaar. Maar dan gebeuren er een heleboel rare dingen. Veel ervaringen rijker gaat Sint het jaar daarop weer zelf op pad.
Sinterklaas en de struikrovers door Harriët Laurey werd in 1958 gekozen als kinderboek van het jaar. Het opmerkelijke van dit boek is dat Sint hier niet de rol van kindervriend vervult, maar door zijn goedheid een stelletje struikrovers de vreugde van het geven leert.
Om jonge kinderen op een ontspannen manier met het sinterklaasgebeuren te leren omgaan zijn de prentenboeken Dank u Sinterklaasje van Ineke Fredriks en Henk Kneepkens en Sinterkerst door Ingrid en Dieter Schubert heel geschikt. In het eerstgenoemde boek verkleden kleuters zich als Sint en Piet en komen zo in de stemming om het ‘echte’ tweetal
| |
| |
vreugdevol te ontmoeten, in het tweede bedenken de Pieten dat Sint ook wel eens een cadeautje op zijn verjaardag mag hebben en schenken zij hem een verkleedkist.
Boeken die dicht bij de belevingswereld van de kleuter liggen en dus zeer geschikt zijn om aan jonge kinderen voor te lezen in de sinterklaastijd zijn: Hannes en Kaatje, een koekje met een gaatje door Miep Diekmann, Dag Sinterklaasje door Jacques Vriens en Dagmar Stam en Sinterklaas door Ceseli Jitta en Marga Smits. Daarnaast zijn er nog talloze verhalenbundels, waarin vaak een selectie naar verschillende leeftijd.
| |
Bibliografie
Keuze uit informatieve boeken
|
Dr. C. Catharina van der Graft, Nederlandse Volksgebruiken. Amsterdam, Allert de Lange, 1947. |
W.M. Nijkamp, Kind en Sint. Opvoedingsproblemen in Sinterklaastijd. Met illustraties van Wil de Jager. Assen, v. Gorcum en Comp. - G.A. Hak en Dr. H.J. Prakke, 1952. |
A.P. van Gilst, Sinterklaas en het sinterklaasfeest: geschiedenis en folklore. Veenendaal, Midgaard, 1969. |
Wouter Jan Dekker, Goedheilig man, trek je beste tabbard an. Amsterdam, J.H. De Bussy n.v., 1970. |
Jan Rijsterborgh, Sint-Nicolaas, milde gever. Amsterdam, W. Versluys, 1975. |
Martin Ebon, Saint Nicholas: life and legend (1975): Sint Nicolaas: leven en legenden. Vertaald en bewerkt door Marijke van Raephorst. Weesp, Heureka, 1983. |
Riekje Boswijk-Hummel, De shock van Sinterklaas. Een boek voor ouders en andere ongelovigen. Haarlem, De Toorts, 1988. |
Keuze uit de Sinterklaasverhalen
|
A.C.W. Staring, Sint Nicolaas, een sprookje. In: Nieuwe gedichten. Deventer, H.J. ter Gunne, 1827, blz. 51-55. |
Hildebrand, De familie Kegge. In: Camera Obscura. Haarlem, De erven F. Bohn 1840, blz. 195-204. |
Oom Abraham, Mee in de zak. De ernstige lotgevallen van stoute Grietje en Pietje. Met illustraties van Daan Hoeksema. Amsterdam, gebr. Koster, z.j. |
Henriëtte van Eyk, Sinterklaas blijft een zomer over. Met illustraties van Ruscha Wijdeveld. Amsterdam, Querido, 1940. |
W.G. van der Hulst, Klaas, een sinterklaasverhaal. Amsterdam, Ploegsma, 1945. |
Harriët Laurey, Sinterklaas en de struikrovers. Met illustraties van Babs van Wely. Haarlem, Holland, 1958. |
Jaap ter Haar, Het Sinterklaasboek. Met illustraties van Rien Poortvliet. Bussum, Unieboek, 1969. |
Wim Hora Adema (samenst.), Groot Sinterklaasboek. Met illustraties van E. Witte e.a. Utrecht, Het Spectrum, 1977. |
Jacques de Vriens, Dag Sinterklaasje. Met illustraties van Dagmar Stam. Bussum, Van Holkema en Warendorf, 1983. |
Miep Diekmann, Hannes en Kaatje, een koekje met een gaatje. Oude en nieuwe december-verhalen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Querido, 1985. |
Ineke Fredriks, Dank u Sinterklaasje. Met illustraties van Henk Kneepkens. Hilversum, Nederlandse Onderwijs Televisie, 1985. |
Cesili Josephus Jitta en Marga Smits, Sinterklaas. Naarden, Kimio, 1986. |
Ingrid en Dieter Schubert, Sinterkerst. Rotterdam, Lemniscaat, 1989. |
Arend van Dam, Het Pietenboek. Met illustraties van Arend van Dam. Amsterdam, Van Goor, 1889. |
25 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1991
|
|