laatste, zoals in Knolletje, over de leerling-verpleegster Miep van Es. In dit boek wordt veel gelachen (‘geproest’), gegeten en gesnoept. In Marianneke heeft het serieuze aspect de overhand. De hoofdpersoon worstelt met de vraag waar haar taak ligt. Zij komt aan het eind van het boek tot de volgende conclusie: ‘[-] met dit alles had ze geleerd, dat, als een mensch strijdt om het slechte in het leven te aanvaarden, hij daarbij wint de gave, het goede er in te zien, het waarachtig-goede; niet het gedroomde, het geïdealiseerde, maar het tastbare, en dat was hier: haar trouwe Pipa, die met z'n sterke, oprechte liefde voor hàar het goede was’.
In alle meisjesboeken is het begaan zijn met het lot van anderen, vooral kinderen, belangrijk. In Het Asyl worden in het gezin Van Breevoort kinderen opgevangen die tijdelijk niet thuis kunnen wonen. De strubbelingen die hieruit voortkomen, grotendeels veroorzaakt door jaloezie en egoïsme, worden dankzij het pedagogisch inzicht van de moeder overwonnen.
De stijl waarin de boeken van Anke Servaes geschreven zijn, is gemakkelijk te noemen. Zij beschrijft veel concrete gebeurtenissen en dialogen, hoewel ook het gevoelsleven van met name de hoofdpersoon is uitgewerkt. Soms zijn er slordigheden. Knolletje en Pil zijn opeenvolgende boeken, hoewel ze niet als zodanig zijn uitgegeven. In Knolletje is sprake van een nichtje dat Miertje heet, terwijl datzelfde nichtje in Pil Loekie wordt genoemd. Max, de aanstaande echtgenoot, is in Knolletje kinderarts en in Pil huisarts.
Gaandeweg heeft Anke Servaes zich in haar schrijfactiviteiten meer gericht op romans, novellen, schetsen en verhalen voor volwassenen. Hierin verwerkte zij in sterke mate haar sociaal-maatschappelijk engagement, bijvoorbeeld in de drieluik Kinderzaal, Kinderen die over zijn en Moeder Liesbeth, waarin haar betrokkenheid bij kinderen die geen veilige thuissistuatie hebben, naar voren komt. In deze en volgende boeken verandert haar stijl. De situaties en gebeurtenissen worden minder uitvoerig beschreven. Er is sprake van een sobere verteltrant waarmee Anke Servaes vaak een indringend beeld weet te scheppen. Het innerlijke leven van de hoofdpersonen staat voorop. In haar latere werk speelt de bekering tot het rooms-katholieke geloof een rol, zoals in Koos (1947), dat zij samen met haar echtgenoot Rein Valkhoff schreef. Gezamenlijk produceerden zij ook het jeugdboek over dieren, Hommel Honniman (1947).