| |
| |
| |
Maurice Sendak
door Ella Reitsma
Maurice Sendak is op 10 juni 1928 geboren in Brooklyn, de Verenigde Staten, als zoon van Pools-joodse immigranten. Zijn vader, die kleermaker was, hield altijd heimwee naar het verre Polen en vertelde de kinderen Sendak daarover geheimzinnige verhalen. Maurice was de jongste, veel ziek en werd daarom voortdurend beschermd en betutteld. Boeken waren zijn hartstocht en met tekenen en verhaaltjes bedenken verdreef hij de eenzaamheid
en de verveling.
Zijn eerste baan na de highschool beviel hem niet; hij nam zijn ontslag en begon thuis schetsen te maken van Brooklyn en zijn bewoners, die voor zijn latere werk een onuitputtelijke bron zouden worden. Later werkte hij als etaleur bij het warenhuis Schwarz. Daar ontdekte hij voor het eerst negentiende-eeuwse boekillustratoren als Crane, Caldecott en Cruikshank. Ook eigentijdse kinderboeken, zoals die van de Zwitsers Hans Fisher en Alois Carigiet maakten grote indruk. Sendak volgde cursussen modeltekenen, compositieleer en olieverf. De boekeninkoopster van Schwarz bracht hem in contact met Ursula Nordstrom, redactrice van kinderboeken bij Harper and Row. Zij vroeg hem The wonderful farm van Marcel Aymé te illustreren en vervolgens A hole is to dig van Ruth Kraus. Dat laatste boek werd het begin van zijn roem. Ursula Nordstrom werd de eerste tien jaar zijn raadsvrouw en ondersteunster.
Sendak begon nu ook zelf te schrijven: Kenny's window, Very far away en A sign on Rosie's door zijn zijn vroegste werken en sterk autobiografisch. Rosie is het bekendst geworden; in 1975 werd er een televisiefilm van gemaakt.
| |
| |
De definitieve roem voor Sendak kwam in 1962 en 1963. Toen verschenen de Nutshell Library en Where the wild things are, dat in het Nederlands de titel Max en de Maximonsters kreeg. Sendak ontving hiervoor de Caldecott-medaille, de hoogste Amerikaanse onderscheiding voor een prentenboek. De Hans Christian Andersenprijs ontving hij in 1970. Van 1971-1973 werkt Sendak aan de illustraties van de sprookjes van Grimm. In de jaren zeventig begon hij met het maken van animatiefilms en ontwierp hij de decors en kostuums voor de opera van Where the wild things are.
| |
Werk
Tover, poëzie en vakmanschap zijn de sleutelbegrippen voor het werk van Sendak. ‘Alle succesrijke fantasie ligt geworteld in de werkelijkheid,’ is een uitspraak van Sendak. Daarin onderscheidt hij zich van twee andere beroemde illustratoren-schrijvers: Ungerer, die bizar en een tikje gruwelijk is en Janosch, die het meer in het kolderieke zoekt. Typerend voor Sendak zijn negentiende-eeuwse invloeden. De fijne parallelle- of kruisarceringen introduceert hij in zijn kinderboeken aan het eind van de jaren vijftig. Een licht nostalgische sfeer valt op, maar is nooit hinderlijk. Tederheid en warmte vormen de basis van zowel zijn tekeningen als zijn teksten. Sendak hanteert verschillende tekenstijlen en dat is wat hem als illustrator zo fascinerend maakt. Stijl is voor hem middel en geen doel. ‘Wanneer men in een stijl gevangen zit,’ zegt Sendak, ‘treedt er verstarring op. Elk boek heeft zijn eigen benadering nodig.’ De verschillende stijlen, die Sendak in ruim 20 jaar illustreren heeft gebruikt, zijn dan ook groot.
In de periode tussen 1955 en 1962 illustreert Sendak een 50-tal boeken, waarvoor hij bij sommige ook de tekst schrijft. In deze tijd ontwikkelt hij zijn eigen - bijvoorbeeld de encadrering van de pagina's - stijl, waarin negentiende-eeuwse invloeden met eigentijdse elementen gecombineerd worden. ‘Ik was meer een arrangeur dan een vernieuwer,’ zegt Sendak over deze periode.
Where the wild things are beschouwt Sendak zelf als zijn eerste echte prentenboek, waarin tekst en beeld geheel gelijkwaardig zijn. De eerste reacties op dit boek waren gemengd. Verschillende critici waarschuwden tegen de obstinaatheid van het jongetje Max en tegen de angstaanjagende monsters. Door de talrijke discussies die naar aanleiding van dit boek ontstonden, werden nieuwe mogelijkheden voor de kinderboekenschrijver-illustrator geopend. Het griezelige was in het kinderboek niet langer meer taboe.
| |
Werk
Kleine Beer. Sendak is in Nederland bekend geworden door zijn illustraties voor de vijf Kleine Beer-boekjes van Else Holmelund Minarik. Met schetsen voor deze reeks begon hij in 1957. Kleine Beer is het eerste deel, Een kusje voor Kleine Beer, dat in 1967
| |
| |
werd gemaakt, het laatste. De ontwikkeling, die Sendak in tien jaar doormaakte, is in deze serie uitstekend te zien. Moeder Beer ontwikkelt zich langzamerhand tot een volumineuze victoriaanse verschijning en Kleine Beer is in het eerste deel houteriger vergeleken bij die uit het laatste boekje. De arceertechniek is Sendak steeds beter gaan beheersen, ook het combineren van verschillende figuren op één vlak en het natuurlijk laten verlopen van voor- en achtergrond. Er zit ritme en vaart in de illustraties en de relatie tussen de dierfiguren is speels en met spanning getekend.
Wat staat er op Rosies deur is een (voor)leesboek voor eerste- en tweede-
Uit Max en de Maximonsters
| |
| |
klassers. Het is een vroeg werk van Sendak, waarvoor zijn schetsen uit de Brooklynperiode inspiratie gaven. Rosie is ster en gangmaakster en verdrijft de verveling met haar toneelspel, waarmee ze de kinderen uit de buurt amuseert. Spel en werkelijkheid lopen voor Rosie volledig door elkaar.
The nutshell library (De dwergdeeltjes) bevat een krokodillen-ABC, een telboekje en een boekje over hoe kippesoep met rijst het hele jaar door zo uitstekend smaakt. Het is een culinaire variatie op een bekend bakerrijmpje. Ook bevat het een boekje over Pierre, die op Max uit Max en de Maximonsters, op Hector uit Hector Protector en op Mickey uit De nachtkeuken lijkt. De tekst die Sendak schreef, is heel summier. Het zijn lichtvoetige, non-sensikale boekjes, die met Max en de Maximonsters Sendaks grootste succes werden.
Max en de Maximonsters heeft een tekenstijl die een fijnere arceertechniek bezit dan die in The nutshell library. Cruikshank en de victoriaanse illustratoren zijn de inspiratiebronnen. De kleuren zijn in zachte pasteltinten, waardoor de monsters minder griezelig lijken. Max, de held van het verhaal, is woedend op zijn moeder die hem, omdat hij kattekwaad uithaalt, zonder eten naar bed stuurt. Er komt een bootje aanvaren, waarmee Max naar het land van de monsters vaart. Die weet hij te temmen en met hen viert hij feest totdat Max heimwee krijgt en terug naar huis zeilt. Daar wacht zijn avondeten op hem. Woede en angst zijn met behulp van de fantasie overwonnen.
| |
Later werk
Iggeltje Piggeltje Pop! of het leven moet meer waard zijn en In de nachtkeuken bleven in de schaduw van de twee voorgangers. Misschien omdat de boeken meer surreëel zijn en minder over algemene begrippen als boosheid, angst en de bezwering daarvan gaan. Iggeltje Piggeltje Pop! is een geïllustreerde vertelling over het hondje Jennie, Sendaks eigen hond, met zwart-witillustraties in een archaïserende negentiende-eeuwse stijl. Het prentenboek In de nachtkeuken heeft jaren-dertig-stijl-herinneringen. Er zijn nauwelijks arceringen, er wordt met grote kleurvlakken en met strip- en reclame-elementen gewerkt. De hoofdfiguur Mickey - deze naam is een eerbewijs aan Mickey Mouse, de held uit Sendaks jeugd - droomt hoe hij 's nachts naakt uit bed valt en terechtkomt in een bakkerij met Oliver Hardy-achtige bakkers. Daar maakt Mickey een vliegtuig van deeg en scheert dan over New York, stad van jam- en koffiepotgebouwen en mixer- en kurketrekkermonumenten. Een pop art-kunstenaar als Claes Oldenburg waardig.
In The Junniper tree and other tales from Grimm kiest Sendak voor een hele fijne arceertechniek, die hij ook voor zijn zwart-witillustraties voor Zlateh de geit en de sprookjes van Mc Donald
| |
| |
Uit The Juniper tree
gebruikt. Aan de illustraties van Ludwig Grimm en de prenten van Dürer ontleende hij verschillende details.
Sendak zegt zelf niet zozeer geïnteresseerd te zijn in het verhaal aan de oppervlakte als wel in de diepere betekenis van de sprookjes. Zijn tekeningen zijn dan ook geen loutere illustraties, maar getekende interpretaties.
| |
Bibliografie
Niet in het Nederlands vertaalde kinderboeken met tekst en illustraties van Sendak
|
Kenny's window (1956), Very far away (1957), Hector Protector and as I went over the water (1965), Seven little monsters (1976), Outside over there (1981). |
In het Nederlands vertaalde kinderboeken
|
The sign on Rosie's door (1960): Wat staat er op Rosie's deur. Vertaald door Herma Vogel. Amsterdam, Ploegsma, 1978. |
The nutshell library (1962): De dwergdeeltjes. Vertaald door P. Vogel en Herma Vogel. Amsterdam, Ploegsma, 1981. |
Where the wild things are (1963): Max en de Maximonsters. [Vertaald.] Rotterdam, Lemniscaat, 1968. |
Higglety Pigglety Pop! or there must be more to live (1967): Iggeltje Piggeltje Pop! of het leven moet meer waard zijn. Vertaald door Djoeke Bakker. Den Haag, Bert Bakker, 1973. |
In the nightkitchen (1970): In de nachtkeuken. Vertaald door Herma Vogel. Amsterdam, Ploegsma, 1981. |
Some swell pup, or are you sure you want a dog? (1976): Wat een hondje! of een huisdier: waar begin je aan? Vertaald door Heleen Kernkamp-Biegel. Amsterdam, Ploegsma, 1977. |
Keuze uit de niet in het Nederlands vertaalde kinderboeken met illustraties van Sendak
|
Marcel Aymé, The wonderful farm (1951); Ruth Kraus, A hole is to dig (1952); Ruth Kraus, A very special house (1953); Charlotte Zolotow, Mr. Rabbit and the lovely present (1962); William Envick, Lullabies and night songs (1965); Lore Segal, The Junniper tree and other tales from Grimm (1973); King Grisly-beard: a tale from the brothers Grimm (1973). |
In het Nederlands vertaalde kinderboeken met illustraties van Sendak
|
M. de Jong, Hurry home, Candy (1953): Candy, kom terug. Vertaald door Hannie van Till. Hoorn, West-Friesland, 1972. |
M. de Jong, The house of sixty fathers (1956): Het huis van de zestig vaders. Hoorn, West-Friesland, 1959. |
Else Holmelund Minarik, Little bear (1957-1968): Kleine beer. Vijf delen. Vertaald door Heleen Kernkamp-Biegel. Amsterdam, Ploegsma, 1966-1969. (Blok-boekjes) |
| |
| |
Else Holmelund Minarik, No fighting, no biting! (1958): Niet vechten, niet bijten! Vertaald door Ank de Graaf. Amsterdam, Ploegsma, 1979. (Blok-boekje) |
Sesyle Joslin, What do you say, dear? (1958): Wat zeg je dan? Vertaald door Herma Vogel. Amsterdam, Ploegsma, 1974. |
Sesyle Joslin, What do you do, dear? (1961): Wat doe je dan? Vertaald door Herma Vogel. Amsterdam, Ploegsma, 1974. |
Doris Orgel, Sarah's room (1963): Saartjes kamer. Vertaald door Chantal d'Aulnis. Amsterdam, Ploegsma, 1978. |
Isaac Bashevis Singer, Zlateh the goat and other stories (1966): Zlateh de geit en andere sprookjes. Vertaald door Mischa de Vreede. De Bilt, De Fontein, 1970. |
Over Maurice Sendak en zijn werk
|
A conversation between Maurice Sendak and Virginia Haviland. In: The quarterly journal of the library of congress, 1971, nr. 4. |
Ella Snoep, Een tekenaar voor de onzuivere kinderziel. In: Vrij Nederland, 2-3-1974. |
Lee Kingman, Grace Allen Hogarth, Harriet Quimby, Illustrations of children's books 1967-1976. Boston, 1978, blz. 157. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 4 (1980), nr. 15. |
Selma G. Lanes, The art of Maurice Sendak. London enz., 1981. (Met volledige bibliografie van Sendak) |
Ella Reitsma, De tover, de poëzie en het vakmanschap van Maurice Sendak. Een vuistdikke monografie over een illustrator. In: Vrij Nederland (boekenbijlage), 23-5-1981, blz. 18-22. (Boekbespreking) |
Lexicon jeugdliteratuur
september 1982
|
|