| |
| |
| |
Simone Schell
door Jos Staal
Simone Schell is op 4 maart 1943 als Simone den Heeteren in Leiden geboren. Zij was het vijfde kind in een gezin van zeven; haar vader was zakenman. Na de derde klas verliet ze de middelbare school en werkte ze als au pair in Engeland en Frankrijk. Terug in Nederland was zij enkele maanden leerling-verpleegster in een kinderziekenhuis. Ook volgde ze de toneelklas van de Vrije Academie in Den Haag, die na een half jaar wegens gebrek aan subsidie werd opgeheven. Vervolgens studeerde zij enige tijd cultuurpedagogiek. In 1965 trouwde ze met de natuurkundig ingenieur Karel Schell. Dit huwelijk ervoer zij als een bevrijding: ‘Ik hoefde niets meer te worden, de dwang was weggevallen.’ Schrijven deed ze al van kindsbeen af; haar man stimuleerde haar eindelijk eens iets af te maken. In 1973 debuteerde Simone Schell met Juffrouw Jonathan.
Haar werk is vele malen bekroond. Gouden Griffels kreeg zij in respectievelijk 1975 en 1980 voor De nacht van de heksenketelkandij en Zeezicht; Zilveren Griffels in achtereenvolgens 1993 en 1995 voor Marie Pouceline of de Nicht van de Generaal en Een zeer geheime reiskist.
| |
Werk
Tot 1980 schreef Simone Schell boeken die overwegend realistisch zijn. Het belangrijkste thema in deze eerste periode is het verdedigen of verwerven van een eigen, veilige plek. Meestal combineerde zij dit thema met een sociaal gegeven: het isolement van oudere mensen, adoptie en pleegouderschap, kinderen met een geestelijke handicap, ont- | |
| |
heemde vluchtelingen. Nooit is de behandeling van deze problematiek belangrijker dan het verhaal.
Wat de psychologie van de hoofdfiguren betreft, valt er een constante aan te wijzen: vrijwel altijd zijn het personages die zich door hun omgeving buitengesloten voelen, en daardoor eenzaam.
In veel boeken is een prominente rol weggelegd voor volwassenen. In haar debuut Juffrouw Jonathan, dat over de strijd voor het behoud van een buurthuis gaat, zijn volwassenen zelfs de hoofdpersonen. In andere verhalen hebben volwassenen de functie van katalysator.
Serge uit De nacht van de heksenketelkandij (1974) is geadopteerd. Zijn ‘ouders’ vinden dat hij te veel alleen is en besluiten twee pleegkinderen in huis te nemen. Serge voelt zich in zijn bijzondere positie bedreigd en negeert de nieuwelingen. De spanning wordt ondraaglijk. Dan komt er een anonieme brief met een uitnodiging voor ‘de nacht van de heksenketelkandij’. Dankzij de avontuurlijke tocht in een huifkar naar de plaats waar de nacht plaatsvindt, verzoenen de kinderen zich met elkaar. De brief blijkt te zijn geschreven door een oude tante die zich zorgen maakte.
In Zeezicht (1979) ergert Lousa, de dochter van de eigenaresse van pension Zeezicht, zich aan Etta, die in een nabijgelegen vakantiekolonie is ondergebracht maar haar uiterste best doet het zo ver te krijgen dat ze in Zeezicht mag komen wonen.
De wondere wereld van Blauw (1975) en De zevende hemel (1977) draaien om het creëren van een veilige plek. De kinderen uit De wondere wereld van Blauw zijn zojuist naar een nieuwbouwwijk verhuisd. Zij worden gefascineerd door een vreemd herenhuis en raken bevriend met de bewoner, de oude, vereenzaamde ‘collectioneur’ meneer Blauw; de kinderen zorgen ervoor dat het huis een museum wordt. Lize uit De zevende hemel keert na een langdurig verblijf in Australië terug in haar oude buurt. Haar vroegere speelkameraad Mazzel blijkt te zijn uitgegroeid tot een schuwe puber. Als duidelijk geworden is dat hij niets van haar moet hebben, richt Lize haar aandacht op de geheimzinnige Radnoti, een uit Hongarije gevluchte poppenspeler. In een agressieve opwelling vernielt ze een van zijn poppen. Mazzel helpt haar bij het vinden van een oplossing. De oude vriendschap wordt dan alsnog hersteld.
De bazige Lidia uit Mijn Timmetje (1976) vindt alleen vriendschap bij een geestelijk onvolgroeid jongetje. Veel van haar tijd brengt ze door in een oude schuur, waar ze haar fantasieën volop kan uitleven. De eenzame Lousa uit Zeezicht vond een dergelijke plek op zolder.
De nachtkinderen (1980), Tocht naar Toerpa (1981), Met andere ogen (1982) en Sjato Lila de Roze (1984) zijn fantasieverhalen. De eerste drie hebben dezelfde opzet: een chronologisch
| |
| |
verteld verhaal dat regelmatig wordt onderbroken; in De nachtkinderen door dromen, in Tocht naar Toerpa door de levensgeschiedenis van een dwerg, in Met andere ogen door visioenen. Net als in de boeken uit haar eerste periode beschrijft Simone Schell in deze verhalen een zoektocht naar geborgenheid. Als de moeder van Tino door Toerpa (de koning) is uitgekozen als zijn nieuwe vrouw, worden hij en zijn zusje Boemie ondergebracht in een soort nonnenklooster. Ze ontsnappen en maken de lange tocht naar het paleis van Toerpa, begeleid door een dwerg die er in zijn jeugd hofnar was.
In De nachtkinderen vinden twee oude mensen hun jeugdliefde terug. Dezelfde personen, dame Seriese en dokter Zalinger, spelen ook een rol in Sjato Lila de Roze (1984).
De boeken uit deze tweede periode kenmerken zich door een vage, sprookjesachtige sfeer vol mysteries. In De nachtkinderen experimenteerde Simone Schell voor het eerst met de speelse, poëtische stijl die de boeken uit haar derde periode mede typeert.
Kom hier, Roza (1985) staat enigszins apart in het oeuvre van Simone Schell. Waarschijnlijk is het haar meest autobiografische boek. Het verhaal speelt zich af in de tweede helft van de jaren vijftig en beschrijft de groei naar volwassenheid van de ik-figuur Lidewij, bijgenaamd Liedje, en haar jeugdvriendin Noor. De gevoelens van verwarring en onzekerheid
Illlustratie van The Tjong Khing uit De nachtkinderen
van puberteit en adolescentie zijn sterk getroffen. Het verhaal demonstreert tevens dat mensen vreemden voor elkaar blijven. Noor, die op Lidewij altijd een zelfverzekerde indruk maakte, blijkt juist erg labiel, terwijl Lidewij, die behept was met veel twijfels en faalangst, uiteindelijk goed terechtkomt. ‘Uit hoeveel schijngestalten bestaan we voor elkaar en in hoeverre slechts in onze verbeelding?’ vraagt Lidewij zich af op de laatste bladzijden. ‘Je weet het nooit zeker.’
In Emilie (1986) wordt een eenzaam meisje van vijftien verliefd op een jongeman die zich valselijk uitgeeft voor jonkheer Van Reversdijk. Net als Zeezicht speelt de geschiedenis
| |
| |
in een hotel in de duinen. Emilie's eerste liefde leidt tot veel achterklap bij de andere hotelgasten, voornamelijk dames uit de gegoede burgerij. Schell vertelt het verhaal aan de hand van fragmenten uit het dagboek in briefvorm dat Emilie destijds (in 1908) bijhield en dat zogenaamd teruggevonden is bij de afbraak van het hotel in 1985.
Emilie vormt de opmaat tot een reeks boeken die zijn geplaatst tegen het decor van de negentiende eeuw. Belangrijkste thema's in deze verhalen zijn de hypocrisie en bekrompenheid van de hogere standen en het raadsel van de eigen afkomst, een onderwerp dat Simone Schell ook al aansneed in Met andere ogen. Van ongewenste, te vondeling gelegde of anderszins gedumpte kinderen is sprake in zowel Marie Pouceline of de Nicht van de Generaal (1992) als De kinderen Joesopof (1996). In het laatste boek op een erg komische wijze: Toes, baker in het tsaristische Sint Petersburg, legt stiekem vondelingen in de bedden van adellijke dames die bevallen zijn van een dood kind. Vroeg of laat moet dat natuurlijk mislopen. In Een zeer geheime reiskist (1994) ontdekt Pieter Johannes Ebel Hamstra, de fantasierijke, zeeminnende zoon van een stijve bovenmeester en een nette burgerjuffrouw, op zolder een reiskist die ooit heeft toebehoord aan de Spaanse kapitein Del Orez, de grote liefde van zijn oudtante Ebeltje. Wat er precies tussen die twee heeft plaatsgevonden, mag Pieter Johannes onder geen beding te weten komen. De geheime reiskist wekt ook de begeerte op van een huisknecht die denkt dat hij een onwettig kind is van Del Orez.
Schell weet door haar taalgebruik en verteltechniek treffend een negentiende-eeuwse sfeer op te roepen. Net als veel schrijvers uit die tijd plaatst zij zich als verteller buiten het verhaal en voorziet ze de gebeurtenissen ironisch van commentaar. Zij sluit de verhalen af met een epiloog, in negentiende-eeuwse romans een gangbare techniek. Simone Schell lijkt in deze ‘historische’ fantasieverhalen haar eigen toon te hebben gevonden. Humor, spanning en ontroering mengt zij tot een meeslepend geheel. In de structuur van de verhalen laat ze veel over aan de fantasie van de lezer.
Het werk van Simone Schell is in de loop der jaren door verschillende illustratoren van tekeningen voorzien. Met twee van hen ontwikkelde zij een bijzondere band: The Tjong Khing en Fiel van der Veen. The Tjong Khing illustreerde alle fantasieboeken tussen 1980 en 1985. In die periode schreef Schell ook de teksten van een viertal semi-informatieve prentenboeken van The: Hier woon ik... (1979), Rommel op reis (1980), Hier ga ik naar toe (1981) en Hier zit ik op (1983). De opzet van deze boeken is min of meer identiek. In Hier woon
| |
| |
ik passeren bijvoorbeeld verschillende vormen van wonen de revue: flat, doorzonwoning, woonschip, enzovoort.
Fiel van der Veen illustreerde twee ‘historische’ boeken van Schell: Marie Pouceline of de Nicht van de Generaal en Een zeer geheime reiskist. Vooral het eerste boek is duidelijk met veel plezier geïllustreerd. Dat geldt ook voor een verhalenbundel van Schell: Nog eventjes lekker niet slapen (1985). De illustraties daarin voegen iets toe aan het verhaal en zijn bijna net zo belangrijk als de tekst.
| |
Zeezicht
Samen met haar moeder, broertje Jorg en het dienstmeisje Maria woont Lousa in Zeezicht. 's Zomers verhuren ze kamers aan badgasten. In de oorlog werd het pension gevorderd door de Duitsers. Nu is het 1955 en voor het eerst vertonen zich weer Duitse toeristen aan de kust. Ook in Zeezicht logeert een Duits gezin. Lousa wordt verliefd op de Duitse jongen Ulli; de opdringerige Etta heeft haar vriendje Goudvink ingepalmd en probeert samen met hem de vader van Ulli af te persen. Gesuggereerd wordt dat hij in de oorlog in Zeezicht was ondergebracht.
Zeezicht gaat over afscheid nemen van het oude en je aanpassen aan een nieuwe situatie. Lousa wordt voor het eerst ongesteld en gaat de volwassenheid in. Nederland neemt aarzelend afscheid van de oorlog en het zwartwitdenken over ‘de moffen’. Dit wordt gesymboliseerd door het opblazen van door de Duitsers gebouwde bunkers in de duinen. Ook pension Zeezicht verdwijnt; er komt een boulevard voor in de plaats, goed voor het toerisme. Moeder realiseert zich te laat dat haar dochter volwassen aan het worden is en houdt haar onwetend van haar voornemen het pension te verkopen aan de gemeente. Ulli's vader zwijgt over de oorlog. Dat Lousa en Ulli door hun ouders niet serieus genomen worden, leidt bij beiden tot opstandigheid.
| |
Met andere ogen
De bedeljongen Simon is het levende troetelbeestje van Celia: hij moet van haar voortdurend als aap verkleed rondlopen. Celia wordt opgevoed door een raadselachtige vrouw die zich haar opvoedster noemt. Op een dag vertrekken Celia en Simon naar het huis van Celia's overleden grootvader. Daar wonen twee tantes die niet blij zijn met de komst van hun nichtje.
Simon ontdekt wat zich in het verleden heeft afgespeeld door naar schilderijen te kijken die in de eetkamer hangen, jeugdportretten van de tantes. Daardoor worden bij hem visioenen opgewekt van het verleden. De spanning in het boek ontstaat doordat de beelden van heden en verleden steeds dichter bij elkaar komen. Celia is de dochter van Raoel, door de vader van de tantes niet erkend als zijn wettige zoon. De op-
| |
| |
Illustratie van Fiel van der Veen uit Marie Pouceline of de Nicht van de Generaal
voedster is in werkelijkheid Celia's grootmoeder. Zij gebruikt Celia als instrument om zich te wreken op de tantes.
| |
Marie Pouceline of de Nicht van de Generaal
Ooit is Marie Pouceline als pakketje afgeleverd bij Poe, een oud vrouwtje dat zich over ongewenste kinderen ontfermt. Na een tijd blijkt dat Marie een lilliputter is. ‘Wie niet groot wordt, moet hard worden,’ zegt Poe, en ze brengt Marie naar een kostschool. Daar zijn het volgens haar allemaal krengen en dat is goed: ‘Dan leer je van je af bijten.’
Directrice juffrouw Otepo verbant Marie meteen naar de zolder: ze is een volkskind en juffrouw Otepo vreest voor de reputatie van haar school. Door haar onbevangenheid wordt Marie al snel een baken voor elk kind dat zich ongelukkig voelt op de kostschool. Ook anderen tonen belangstelling, vooral een kermisbaas. Nurks de koetsier brengt Marie voor geld naar hem toe. Op de kermis werkt een lilliputter die ‘de kleine Generaal’ wordt genoemd. Is hij de vader van Marie Pouceline? Of de grote generaal die tussen het publiek in de zaal zit?
Simone Schell schrijft over Marie's zoektocht in een luchtige, directe stijl die nu eens plat dan deftig en verheven is. In de stijl en manier van vertellen ligt de kracht van dit boek; de personages zijn niet meer dan raak getypeerde karikaturen. Desondanks groeien Marie Pouceline (‘Als ik wil, ken ik overal bij’), Poe, juffrouw Otepo, meneer Flieck en Willem Alexander, de onwettige zoon van de koning, uit tot figuren die de lezer niet snel zal vergeten.
| |
Waardering
De jeugdboeken van Simone Schell werden aanvankelijk nogal kritisch ontvangen, zelfs het met een Gouden Griffel bekroonde boek De nacht van de heksenketelkandij. Volgens Eddy Mielen in Vrij Nederland was er sprake van een noodsprong van de jury, bij gebrek aan beter. De stijl in deze eerste boeken werd ‘houterig’ bevonden, de thema's willekeu- | |
| |
rig. ‘Onderwerpen als een zwangere moeder, het isolement van oudere mensen, het geloof, verlaten het toneel weer even makkelijk als ze er geïntroduceerd worden,’ meende Bregje Boonstra in haar bespreking van Mijn Timmetje.
Op de bekroning van Zeezicht werd verdeeld gereageerd. Uiterst kritisch was Anne de Vries: ‘het ontbreekt Zeezicht aan een achterliggende gedachte, aan visie, aan samenhang.’ (Leestekens)
De fantasieboeken van Simone Schell werden gunstiger onthaald. Men prees de stijl, maar vond de constructie van de verhalen soms gekunsteld. Op de historische verhalen is vrijwel unaniem enthousiast gereageerd. Cathérine van Houts in Het Parool naar aanleiding van Een zeer geheime reiskist: ‘Schell bewijst [-] tot de top van de Nederlandse kinderboekenschrijvers te behoren.’
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Wiwill, Kroonprins van Oranje, kind tussen twee vuren (1994) |
Jeugd- en kinderboeken
|
Juffrouw Jonathan. Met illustraties van R. Bodenhausen. Amsterdam/Brussel, Deltos Elsevier, 1973. |
De nacht van de heksenketelkandij. Met illustraties van I. Spreekmeester. Amsterdam/Brussel, Deltos Elsevier, 1974. |
De wondere wereld van Blauw. Met illustraties van I. Spreekmeester. Amsterdam/Brussel, Deltos Elsevier, 1975. |
Mijn Timmetje. Met illustraties van Annelies Schoth. Amsterdam/Brussel, Elsevier, 1976. (Derde druk, met illustraties van Fiel van der Veen: Amsterdam, Van Goor, 1986.) |
De zevende hemel. Met illustraties van Annelies Schoth. Amsterdam/Brusel, Elsevier, 1977. |
Zeezicht. Met illustraties van Annelies Schoth. Amsterdam, Van Goor, 1979. (Zesde druk, met illustraties van Ruud Bruijn: 1987.) |
Met The Tjong Khing, Hier woon ik... Haarlem, Oberon, 1979. (Boboboek) |
De nachtkinderen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam, Van Goor, 1980. |
Met The Tjong Khing, Rommel op reis. Haarlem, Oberon, 1980. (Boboboek) |
Tocht naar Toerpa. Met illustraties van The Tjong Khing. Baarn, De Fontein, 1981. |
Met The Tjong Khing, Hier ga ik naar toe. Haarlem, Oberon, 1981. (Boboboek) |
Met andere ogen. Met illustraties van The Tjong Khing. Baarn, De Fontein, 1982. |
Met The Tjong Khing, Hier zit ik op. Haarlem, Oberon, 1983. (Boboboek) |
Sjato Lila de Roze. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdm, Van Goor, 1984. |
Kom hier, Roza. Amsterdam, Van Goor, 1985. |
Nog eventjes lekker niet slapen. Met illustraties van Fiel van der Veen. Amsterdam, Van Goor, 1985. |
Emilie, De geschiedenis van een eerste liefde. Amsterdam, Van Goor, 1986. (Derde druk: Haarlem, Holland, 1993) |
Marie Pouceline of de Nicht van de Generaal. Met illustraties van Fiel van der Veen. Haarlem, Holland, 1992. |
Een zeer geheime reiskist. Met illustraties van Fiel van der Veen. Haarlem, Holland, 1994. |
De kinderen Joesoepof. Met illustraties van Charlotte Dematons. Haarlem, Holland, 1996. |
Over Simone Schell
|
Eddy Mielen, De noodsprong van een jury. De gouden griffels van 1975. In: Vrij Nederland, 27-9-1975. |
Lianne van den Heuvel, Simone Schell. In: Jeugdboekengids, jaargang 21 (1979), nr. 3. |
| |
| |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 4 (1980), nr. 3. (Wordt regelmatig bijgewerkt) |
Jacques Vos, ‘Ik houd van vechten’. Verslag van een gesprek met Simone Schell. In: Project Jeugdliteratuur plus, aflevering 2 (1978), blz. 11-15. |
Fred Ligthart, Simone Schell. In: Verkenningen op het gebied van de jeugdliteratuur, jaargang 11 (1980-1981), nr. 2, blz. 25-28. |
Anne de Vries, De literaire maatstaven van Haak en Ligthart. In: Leestekens, jaargang 1 (1980-1981), nr. 3. |
Rien Haak en Fred Ligthart, Waar het ons om blijft gaan. In: Leestekens, jaargang 1 (1980-1981), nr. 4. |
Anne de Vries, Zorgvuldig lezen. In: Leestekens, jaargang 1 (1980-1981), nr. 5. |
Paul Kuyer en Guus Tienstra-Schipperheijn, Over Simone Schell. Den Haag, NBLC, 1983. |
Selma Niewold, Raadsels rond een lilliputter. In: de Volkskrant, 11-7-1992. |
Cathérine van Houts, Een Amerikaans gezin. In: Het Parool, 24-9-1992. |
Cathérine van Houts over Een zeer geheime reiskist. In: Het Parool, 24-11-1994. |
45 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1997
|
|