| |
| |
| |
Tom Schamp
door Ria de Schepper
Foto: Jos Verhoogen
Tom Schamp is op 22 mei 1970 geboren in Mortsel, vlak bij Antwerpen (België). Hij groeide op in Brussel, waar hij Toegepaste Grafiek volgde aan het Sint-Lucas Instituut. Daarna studeerde hij een jaar illustratie en grafische technieken in Polen. Vanaf het begin werkte hij als illustrator voor diverse media. Hij was en is actief als ontwerper van onder meer logo's, kalenders, postzegels, wenskaarten, cd-hoezen, posters en affiches voor festivals, evenementen en concerten. In 2007 ontwierp hij de poster en de gadgets voor de jeugdboekenweek rond het thema ‘Avontuur!’ Hij werkt ook freelance voor diverse magazines en kranten.
Vanaf 1993 ontwierp hij geregeld covers en zwart-wit illustraties voor het binnenwerk van jeugdboeken, met name in opdracht van uitgeverij Altiora. Hij viel voor het eerst op met zijn kleurenillustraties in Mijn zus draagt een heuvel op haar rug van Ed Franck, waarvoor hij in 2001 een Boekenpluim ontving. Ondertussen legde hij contacten met Franstalige uitgeverijen als Milan Jeunesse, 1e Seuil, Glénat en Gallimard. Het merendeel van de prentenboeken die hij na 2000 illustreerde, verscheen eerst in het Frans en daarna in het Nederlands. In 2007 kreeg Schamp een Boekenpluim voor zijn illustraties in De buidelbaby van Elisabeth Brami. In datzelfde jaar verscheen zijn eerste eigen prentenboek Otto rijdt heen en weer.
| |
Werk
Toen Schamp in 1993 begon met illustreren, had hij al meteen een eigen stijl. De covers die hij in de jaren negentig voor jeugdboeken ont- | |
| |
wierp, zijn veelal gestileerde prenten in vrij donkere kleuren. De figuren en voorwerpen zijn zonder veel dieptezicht in een vloeiende lijnvoering in een compositie gebracht. Enkele elementen trekken de aandacht maar vooral de aparte, enigszins irreële sfeer valt op. De illustraties in zwartwit binnenin zijn veelal onopvallend. Ze zijn klein en gefocust op één voorwerp of personage. Aan de cover van De klokken luiden witte wolken (1994), een door Daniël Billiet samengestelde bundel winterverhalen en -gedichten, was een wedstrijd verbonden. Schamp werd geselecteerd uit 104 inzendingen. De intrigerende, geheimzinnige cover en de gekleurde illustraties binnenin zijn met vet potlood op zwart papier getekend. De kleuren hebben daardoor een donkere ondertoon en de contouren zijn soms wazig.
In 1998 verscheen Jacobs laddertje (1998) van Diane Broeckhoven, een prentenboek in klein formaat. Jacobs ouders zijn in een mooie villawijk komen wonen. Hun overburen juffrouw Smet en juffrouw De Hoog lijden aan respectievelijk smetvrees en hoogtevrees. Dankzij een voorbijkomende schoorsteenveger en Jacobs boomhut raken ze onverwacht van hun fobieën af. Schamp schilderde prenten waarin de strakke belijning van huizen en omgeving het afstandelijke leven van de bewoners weergeeft. Alleen in en rond de kromme boom waarin Jacobs hut tussen de kruin verscholen zit, wordt echt geleefd. De twee juffrouwen krijgen een eerder karikaturale typering.
Mijn zus draagt een heuvel op haar rug (2000) van Ed Franck is een bijzonder vormgegeven boek in klein formaat voor tienplussers. Een jongetje probeert te begrijpen waarom zijn oudere zus soms zo lastig is en zo onvoorspelbaar kan reageren. Hij weet dat ze een bochel op haar rug heeft maar hij is te jong om tot de psyche van het meisje door te dringen.
Illustratie uit Mijn zus draagt een heuvel op haar rug van Ed Franck
| |
| |
Illustraties uit Misschien
De beeldrijke, suggestieve taal van Franck zet Schamp om in kleine gekleurde lijntekeningen en bijzondere schilderijtjes in acrylverf. De donkere kant van het verhaal vindt zijn weerslag in de naïeve maar tegelijk scherpe en confronterende illustraties. De cover toont een op haar zij liggend meisje met tegen haar schouder en opbollende rug een jongetje met boek en pen. Haar rode mond is als een blad met nerven, haar ogen zijn dicht. Het meisje lijkt te slapen maar wie het boek gelezen heeft, kan er de symboliek van de dood in zien. Haar grasgroene trui en het boompje dat eruit groeit, versterken dit gevoel en creëren een vervreemdend effect. De personages op de schilderijen binnen in het boek hebben een houterig uiterlijk en een starre gelaatsuitdrukking. De illustraties volgen het verhaal, maar Schamp voegt er kleine surrealistische elementen aan toe. Zo heeft de kast van zus tientallen sloten en een schouw met zwarte rook, wat de geslotenheid en het verdriet van zus verbeeldt. De beeldspraak van de duinpan als een koesterende hand om het slapende meisje zet Schamp om in een teder beeld in gelige tinten; de dreigende blauwe lucht wijst al op nakend onheil. Opvallend is dat de zon als een sinaasappel wordt weergegeven, iets wat ook in Jacobs laddertje gebeurde.
Na de stopzetting van het kinderboekenfonds bij uitgeverij Altiora richtte Tom Schamp zich meer op Franstalige uitgeverijen. De reeks filosofisch getinte boeken die hij samen met Ghislaine Roman maakte, prikkelen de fantasie en het redeneervermogen van kinderen. In Misschien (2004) worden allerlei stellingen geponeerd die in twee tegenoverliggen- | |
| |
de bladzijden een originele visuele uitwerking krijgen. Schamp geeft zelden zomaar de stelling weer. Hij gebruikt een aparte invalshoek met nieuwe elementen, geeft mogelijke verklaringen of voegt door beeldgrapjes humor toe. Bij ‘Misschien gaan olifanten wel op krukjes staan omdat ze bang zijn voor muizen’ is op de ene pagina een muis met zweepje te zien die de olifant op krukjes temt. De andere pagina toont olifant en muis op de sofa, met muis die een verhaaltje voorleest. Soms heeft het beeld een duidelijke gelaagdheid die om aandachtig kijken en interpreteren vraagt. Bij ‘Misschien zijn zebra's wel gestreept omdat ze niet van ruitjes houden’ beeldt Schamp een picknick van zebra's in de dierentuin uit. Wat een vrolijk, grappig plaatje lijkt, zegt ook iets over het onnatuurlijke van gevangenschap: zebra's die zich moeten laten voederen.
Eenzelfde procédé past Tom Schamp toe in Als (2005) waar allerlei hypothesen worden geformuleerd. Meer nog dan in Misschien speelt Schamp hier met complementaire en contrasterende kleuren. De taferelen zijn soms uiterst sober, maar effectief genoeg om kinderen aan te zetten tot vertellen en fantaseren. ‘Als muizen aan plantjes zouden groeien, dan zouden alle katten in de tuin willen werken’ toont een bloempot met een muizenplantje, waarbij het staartje van de muis onderaan uit de pot bengelt. De gieter ernaast blijkt een vermomde kat met strohoed te zijn.
De vragen in Waarom? (2006) krijgen soms gedeeltelijk een antwoord in de illustraties. De gekke vragen in de tekst van Ghislaine Roman volgen associatief op elkaar; ook in de illustraties keren bepaalde elementen terug. Een aantal illustraties met subtiele nuances in eenzelfde kleurenpalet roept sterke emoties op door de uitgekiende compositie. Zo hoort bij ‘Waarom maakt de zee zandkastelen kapot’ een krachtig beeld in grijsgroene tinten waarin een verpersoonlijkte zee een bang zandkasteeltje bedreigt.
In deze drie verwante boeken duiken vaak details op die typisch zijn voor Schamp: vogels of andere kleine dieren, palmbomen, een pennenvlinder, wolkjes om de nek van een giraffe of de neus van een neushoorn, de zon als sinaasappel, perzik of een schijfje watermeloen. Zelfs zijn initiaal, meestal een wormpje of slang, varieert mee in de context van de illustratie. Dit blijft een constante in zijn werk.
De buidelbaby (2006) van Elisabeth Brami is een prentenboek over adoptie en het verlangen naar een kind. De buidel van mevrouw Kangoeroe is te krap voor een baby en het echtpaar Kangoeroe blijft kinderloos. Dit brengt spanningen teweeg; vrienden komen op het idee om een soort rugzak te maken waarin mevrouw Kangoeroe een geadopteerde baby kan dragen.
| |
| |
Schamp begint en eindigt het boek met het familiealbum van het echtpaar Kangoeroe. De grote schilderijen, die heel toegankelijk zijn voor jonge kinderen, bevatten een aantal terugkerende motieven en zoekelementen. De platen zijn hoofdzakelijk in beige-bruine tinten, met af en toe vooral roze en oranje accenten. Ze hebben een heldere belijning en een strakke compositie. Schamp speelt met motiefjes, met strepen en ruitjes. Details, onder meer knipoogjes naar de Australische context, zorgen voor humor. Via compositie en kleurgebruik weet Schamp treffend emoties weer te geven, zoals het verdriet van mevrouw Kangoeroe en de vreugdevolle terugkeer van meneer Kangoeroe.
Voor Carnavalfabet (2007) werkte Schamp opnieuw samen met Ghislaine Roman. In dit alfabetboek op groot formaat waarin alles in een carnavaleske context wordt geplaatst, kon hij zich volop uitleven. Mensen, dieren en tal van voorwerpen vormen een dolle stoet van letterbeelden die een letter van het alfabet voorstellen. Het gaat hier niet om het zoeken van woorden beginnend met een bepaalde letter, maar om beeldgrapjes en het visuele spel met vormen waarin Schamp een meester is. Er is ontzettend veel te zien op de wervelende platen met grillige composities. Veelal vormen de illustraties van twee opeenvolgende letters een visueel en inhoudelijk geheel door
het kleurgebruik en de associatie met een bepaald thema, zoals het circus, de Far West, het Verre Oosten of film.
In De zesde dag (2007) van Tine Mortier gebruikte Schamp weer een eenvoudige figuratie. Als God op de zesde dag besluit om te gaan spelen, ondervindt hij dat in je eentje spelen niet leuk is. Hij besluit een vriendje te maken maar dat vraagt enige oefening. Uiteindelijk bakt hij drie prachtige vriendjes: een zwart, een wit en een bruin. Auteur en illustrator zetten het bijbelse verhaal ieder naar hun hand. Schamp schildert God als een gezapige tuinman met brilletje. Door afsnijdingen in de compositie komt de nadruk soms al- | |
| |
leen op de handen of de voeten van God te liggen. Hij werkt met veel nuances van vooral blauw en groen, geeft af en toe wat schaduwen aan maar gebruikt geen contourlijnen. Daardoor krijgen de composities een grote homogeniteit. In de kleuren zit veel reliëf door het laag op laag schilderen. In dit boek voegde Schamp voor het eerst fotografische elementen toe zoals een wereldbol, en gebruikte hij fijn geperst papier met reliëf voor boomkruinen. Diertjes fungeren als zoekelementen; bijbelse elementen als slang, vredesduif en appel of ook de vorm van een schilderspalet en het cijfer zes keren geregeld terug.
Naar aanleiding van een tentoonstelling in 2006 in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg te Brussel omschreef Schamp zijn werk als complex-naïef. ‘Eigenlijk begin ik heel vaak puur vanuit de kleur te werken. Ik vertrek dus echt heel schildermatig - bijvoorbeeld met een roze vlak - en pas daarna komen de personages. Het grootste gedeelte van mijn tijd ben ik bezig met een vraag die anderen wellicht volslagen onbelangrijk vinden: vind ik deze kleur geloofwaardig?’
De harmonieuze tonaliteit is dan ook opvallend in zijn schilderijen. Daarnaast is een originele, uitgekiende compositie - van uiterst eenvoudig tot heel druk - kenmerkend voor zijn werk. Af en toe doen zijn schilderijen, door de vaak magische, irreele sfeer en de statische uitstraling, denken aan Magritte of andere surrealisten. Omdat Schamp niet uitsluitend met illustratiewerk voor kinderboeken bezig is, integreert hij gemakkelijk elementen uit andere media zoals film, strips of reclame. Zijn werk laat zich niet in één oogopslag vatten. De kijker moet nauwkeurig observeren; de prenten laten alle ruimte voor een persoonlijke interpretatie.
| |
Otto rijdt heen en weer
Met het kijken leesboek Otto rijdt heen en weer maakte Tom Schamp zijn eerste eigen boek. Het is een kartonboek op groot formaat waarin de kleine Otto met zijn papa mee mag in de wagen. De platen visualiseren het drukke verkeer onderweg. De weg loopt over de bladzijden in golven naar het eind van het boek en dan weer terug naar het begin. Schamp werkte met gemengde kleuren zodat het palet tegelijk heel gevarieerd maar ook getemperd is. De personages zijn dieren die zich met alle mogelijke voertuigen verplaatsen. De platen zitten vol beeld- en woordgrapjes, onder meer met de naam van de illustrator. De visuele creativiteit van Schamp is hier buitengewoon: vrijwel elk voertuig refereert aan gekende voorwerpen, beroepen, merken en dergelijke. Daardoor wordt het een zoekboek voor jong en oud. Leuk is dat bij de terugreis een aantal voertuigen van de heenreis opnieuw
| |
| |
opduikt en dat de lading van een gemotoriseerde pizzabezorger voortdurend slinkt tot er nog maar één exemplaar over is als Otto en papa weer thuiskomen.
| |
Waardering
Over de illustraties van Schamp in Jacobs laddertje (1998) zegt Erik Vanhee: ‘Bijzonder aantrekkelijk zijn de kleurrijke, statische illustraties van Tom Schamp met paginagrote tafereeltjes vol enigszins bevreemdende, houterige figuren en uitvergrote details in close-up.’ (Leesidee Jeugdliteratuur).
Voor Mijn zus draagt een heuvel op haar rug (2000) kreeg Ed Franck een Boekenwelp en Tom Schamp een Boekenpluim. In het juryrapport is te lezen: ‘De suggestiviteit van de taal wordt ondersteund door de surrealistische illustraties van Tom Schamp die de emoties lijken te bevriezen in wonderlijke symbolen.’ Jet Marchau schrijft over dit boek: ‘De beheerste, bijna intieme kleuren en de uitgekiende compositie trekken de aandacht.’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Over de kleine lijntekeningen in het boek zegt Annemie Leysen in De Morgen dat ze tegelijk tragisch en grappig ogen en een surrealistische sfeer oproepen die naadloos aansluit bij de verwarring en de eindeloze tederheid van de kleine verteller.
De jury die in 2007 een Boekenpluim toekende aan de illustraties in De buidelbaby spreekt over ‘een intrigerend boek’ en ‘een sober, gedempt, gesatureerd kleurenpalet’. In zijn bespreking van Waarom?, opgenomen in De Leeswelp, merkt Koen Sels op dat Schamps figuren en taferelen grappig en suggestief zijn en de composities niet voor de hand liggend. Ze vragen om een creatieve inbreng van de kijker. Ook Els Van Steenberghe wijst in haar bespreking van Carnavalfabet (2007) op dat aspect: ‘Hij denkt al tekenend en zijn tekeningen zetten aan tot bijzondere denkavonturen.’ Haar conclusie: ‘Het boek is een knotsgekke kennismaking met het alfabet en een fantastisch kijkavontuur.’ (De Leeswelp).
| |
Bibliografie
Door Tom Schamp geschreven en geïllustreerd
|
Otto rijdt heen en weer. Tielt, Lannoo, 2007. |
Boeken geïllustreerd door Tom Schamp
|
Ed Franck, Robinson Crusoe. Averbode, Altiora, 1993. |
Daniël Billiet (samenst.), De klokken luiden witte vlokken. Mechelen, Bakermat, 1994. |
Jaak Dreesen, Mammie! Mammie! Averbode, Altiora, 1995. |
Daniël Billiet, Wat de ogen niet horen. Mechelen, Bakermat, 1995. |
Heide Boonen, De Ravenberg en drie andere verhalen. Averbode, Altiora, 1996. |
Johan Terryn, Wannes weet waarom. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1996. |
Diane Broeckhoven, Jacobs laddertje. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998. |
Ed Franck, Mijn zus draagt een heuvel op haar rug. Averbode, Altiora, 2000. |
Ghislaine Roman, Misschien. Breda, Mo'media, 2004. |
Ghislaine Roman, Als. Breda, Mo'media, 2005. |
| |
| |
Elisabeth Brami, De buidelbaby. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2006. |
Ghislaine Roman, Waarom? Breda, Mo'media, 2006. |
Ghislaine Roman, Carnavalfabet. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2007. |
Tine Mortier, De zesde dag. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2007. |
Over Tom Schamp
|
Annemie Leysen, Een engel met één vleugel. In: De Morgen, 25-10-2000. |
Jan van Coillie, Bochel krijgt vleugels. In: De Standaard, 26-10-2000. |
Jet Marchau, Geen heuvel maar een berg verdriet. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 9. |
Bregje Boonstra, De grote liefde van een kleine broer. In: De Groene Amsterdammer, 17-2-2001. |
Ria de Schepper, Ze zeggen dat je op je tekeningen lijkt. In: Kunsttijdschrift Vlaanderen, jaargang 51 (2000), nr. 291. |
Willy Schuyesmans, Yan Gout, Anne Rutyne, Chris Versteylen en Edwin Vervliet, An Candaele. 20 jaar Vlaamse jeugdliteratuur, VSVJ v.z.w., 2004. (cd-rom) |
Illustrator Tom Schamp. Leuven, Oogachtend, 2006. (Naar aanleiding van een tentoonstelling in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg te Brussel.) |
Marita Vermeulen, Buiten de lijntjes gekleurd. Uitgelezen Vlaamse Illustratoren in de kijker. Tielt, Lannoo, 2006. |
Els Van Steenberghe, Schamps kleurenparadijzen. In: De Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 3. |
Koen Sels, Waarom? In: De Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 4. |
Websites
|
www.tomschamp.com |
www.kakelbont.be |
77 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2008
|
|