| |
| |
| |
Jutta Richter
door Jet Marchau
Jutta Richter is op 30 september 1955 geboren in Burgsteinfurt, Westfalen (Duitsland). In 1970 verbleef ze een jaar als uitwisselingsscholier in Detroit, Verenigde Staten. Om het contact met haar eigen taal en cultuur niet te verliezen, hield ze een dagboek bij: Popcorn und Sternenbanner (Ik ga toch weer naar huis), waarmee ze in 1975 debuteerde.
Geïnspireerd door haar katholieke opvoeding ging ze theologie, germanistiek en journalistiek studeren. In de nasleep van de studentenrevolte van 1968 ontpopte ze zich als een temperamentvolle, geëngageerde verdedigster van de democratie, het individu en de mensenrechten. In deze periode stopte ze voortijdig met haar studie theologie, een proces dat ze in 1982 beschreef in Himmel, Hölle, Fegefeuer.
Na haar eerste kinderboeken en -versjes, geschreven met de leeftijd van haar dochtertje Lena mee, spitste ze zich meer en meer toe op literaire teksten. Haar doorbraak kwam in 1998 met Der Hund mit dem gelbem Herzen oder die Geschichte vom Gegenteil (De hond met het gele hart of het verhaal van het tegendeel). Voor dit boek ontving ze in 2000 de Rattenfänger-Literaturpreis van de stad Hameln. Der Tag, als ich lernte, die Spinnen zu zähmen (De dag dat ik spinnen leerde temmen) werd bekroond met zowel de Luchs des Jahres 2000 als de Deutsche Jugendliteraturpreis. Hechtsommer (De zomer van de snoek) kreeg de prestigieuze Katholische Kinder- und Jugendbuchpreis 2005. Naast jeugdboeken schrijft Jutta Richter hoorspelen, theaterstukken, poëzie en liedteksten,
Sinds 1978 woont ze in een flat op kasteel Westerwinkel in Noord-Duitsland, maar ze verblijft ook geregeld in Lucca, Toscane. Ze houdt contact met haar publiek via lezingen en een eigen website.
| |
| |
| |
Werk
Ook na haar debuut Ik ga toch weer naar huis, waarin zij schreef over haar verblijf als uitwisselingsscholier in de Verenigde Staten, bleef Jutta Richter herinneringen en indrukken verwerken in sterk autobiografisch getinte romans. Deze boeken ademen de opstandige sfeer van de periode na het revolutiejaar 1968 en stellen de burgerlijke idealen ter discussie. De hoofdpersoon is steeds een onzekere, rusteloze jongvolwassene. Christine uit De poppenmoeders bijvoorbeeld is een buitenbeentje dat zich niet thuis voelt in de veilige, uitgestippelde wereld van haar traditioneel denkende klasgenoten, de ‘poppenmoeders’. Maar ze vindt ook geen rust bij de revolutionairen met hun communistische opvattingen. In De geraniumgevangenis vlucht Hannah voor een overzichtelijke huis-, tuinen kindjestoekomst met Johannes, haar verloofde. Terwijl ze vruchteloos en in alle eenzaamheid op haar vroegere geliefde Dieter wacht, raapt ze moeizaam de scherven van haar leven bij elkaar.
Jutta Richter voelt zich geen kinderboekenauteur, ook al maakte ze in 1984 bewust de stap naar de kinder- en jeugdliteratuur, om niet in het vaarwater van haar toenmalige echtgenoot, de dichter en letterkundige Ralf Thenior, te komen. Schrijven doet ze voor zichzelf, vanuit een intense herinnering aan haar kindertijd, die sterk werd gedomineerd door volwassenen. Na haar eerste speelse en fantasievolle versjes en verhalen, waar ook de belevenissen van de eigengereide pop Annabella Twinkeloog toe behoren, kregen haar vertellingen gaandeweg steeds vaker een dubbele bodem of open einde. ‘Boeken zijn boodschappen in een fles’ stelt Richter, ‘de lezer moet ze zelf proberen te vinden en te begrijpen.’
Het belangrijkste thema in haar werk is de zoektocht naar geluk en geborgenheid in een problematische wereld. De hoofdpersonen zijn onzekere en angstige kinderen, vaak buitenbeentjes die vluchten uit een hen bedreigende realiteit, maar niet altijd een nieuwe zekerheid of troost vinden. In Prins Nieman die een andere naam heeft dan zijn vader loopt de jonge hoofdfiguur weg van zijn vader, Koning de Groot, die meer aandacht heeft voor de erbarmelijke toestand van zijn kasteel dan voor zijn zoon. Tijdens een nachtelijke tocht gaat hij op zoek naar zijn wondermooie moeder, van wie hij zijn naam kreeg. Ook zij vluchtte, omdat ze zichzelf niet in een huwelijk wilde verliezen. Een toevallige naamgenote van zijn moeder pikt prins Nieman op en leidt hem een warme wereld binnen. De spontaniteit van prins Nieman - volgens Richter letterlijk Nieuwman, een troetelnaam voor een baby-jongetje - en de gekke capriolen van Koning de Groot, die alle moeite doet om zijn zoon terug te vinden, zorgen voor een luchtige toon. De wijze uil, het
| |
| |
orakel, laat de lezer naar de afloop raden.
In De hond met het gele hart koopt een zwerfhond met zijn verhalen een veilig plekje in het schuurtje van Lotta en haar broertje prins Nieuwman. Hond vertelt hoe Gustaaf Od, met de roepnaam G.od of Odje, tegendelen als donker en licht, hond en kat uitvindt en zo de kosmos schept. Maar hij slaagt er niet in overtuigende ‘evenbeelden’ of mensen uit te vinden. Zijn vriend Lobkowitz, die associaties oproept aan Lucifer, steekt een handje toe. Dit loopt verkeerd af en de grote uitvinder verbant Lobkowitz en zijn ruziemakende schepsels uit zijn tuin. Ondertussen ontspint zich in de schuur een parallel verhaal. Met de hulp van Kat, zijn tegenhanger, overwint Hond zijn angsten en verdedigt zijn pas verworven paradijs tegen de ratten. Voor Prins Nieuwman en Lotta, die medelijden tonen met zowel de zwerfhond als de verschoppeling Lobkowitz, is het niet zeker of ze de poort van het Aards Paradijs terug zullen vinden. Deze speelse variant op het scheppingsverhaal toont de groeiende literaire stijl van Jutta Richter. Nauwgezet zuivert ze haar taal en vereenvoudigt de stijl tot ze een poëtische toon heeft bereikt. Beelden en metaforen zijn nadrukkelijker aanwezig.
Dit proces zet zich voort in De dag dat ik spinnen leerde temmen, een verhaal over verraad en het einde van de onschuld. Op beklemmende wijze
Illustratie van Annemarie van Haeringen uit Prins Nieman die een andere naam heeft dan zijn vader
roept Richter de sfeer van haar eigen kindertijd op. Buurjongen Rainer wordt vanwege zijn onverzorgde uiterlijk en verdachte afkomst door de andere bewoners van de keurige straat met een scheef oog bekeken. Toch sluit de ikpersoon vriendschap met hem, want hij helpt haar van haar angsten af. Na een banale ruzie, waarbij een andere buurjongen in het ziekenhuis belandt en Rainer vlucht, moet zij kiezen tussen haar vriend en de groep. Ze verraadt Rainer, want ‘waarvoor heb je eigenlijk een vriend nodig, als niemand hem kan uitstaan?’ Richter verwoordt helder en suggestief de eenzaamheid, de onmacht en de innerlijke tweestrijd van de ikpersoon. Het verhaal heeft de cirkelstructuur van een
| |
| |
rondo, begin- en eindscène sluiten op elkaar aan. Hierna schreef zij het ‘troostboek’ Hinter dem Bahnhof liegt das Meer (2001), dat in de wereld van de echte buitenstaanders speelt. Voor de kleine ‘Neuner’, die om zijn vriend Kosmos te helpen zijn bewaarengel verpandt, eindigt het avontuur met meer zekerheden dan in eerdere verhalen van Richter het geval was.
Anna, Daniël en Lucas uit De zomer van de snoek zijn strikt genomen geen buitenbeetjes, hoewel ze als kasteelbewoners noch bij de dorpskinderen noch bij de boerenkinderen aansluiting vinden. Voor de ikverteller Anna hangt de fatale ziekte van Gisela, moeder van Daniël en Lucas, als een verstikkende dreiging boven de hete zomer. Tegen beter weten in probeert ze haar oude zekerheden vast te houden. Gisela's dood betekent voor haar de definitieve afsluiting van een veilige kindertijd.
Hoewel Jutta Richter een problematische wereld tekent, ziet ze zichzelf niet als een auteur van probleemboeken. Omdat een pure projectie van de realiteit volgens haar niets met literatuur te maken heeft, schept ze een eigen, troostend universum op de grens van realiteit en fantasie. Sprookjesfiguren als Sneeuwwitje en sprekende dieren als de hond en de wijze uil, mythische figuren als de bewaarengel of de heks en verwijzingen naar God zijn als metafoor prominent aanwezig. In haar streven naar een eenvoudige, heldere taal verwoordt Jutta Richter haar ideeën beeldrijk, suggestief en trefzeker.
Ook al vertrekt Richter vanuit een donkere realiteit, toch blijft ze haar lezers hoop geven. ‘Om de rozen onder de sneeuw te ontdekken, moet ik eerst de sneeuw beschrijven. De kou, de dakloosheid, de verlatenheid, de angst waarmee we leven,’ vertelde ze in haar dankrede bij de uitreiking van de Katholische Kinder- und Jugendbuchpreis. ‘Ik kan mijn lezers daartegen niet beschermen, maar terwijl ik de sneeuw beschrijf, groeit met ieder woord de zekerheid dat er rozen onder de sneeuw groeien.’
| |
De zomer van de snoek
Een verhaal dat speelt tijdens een eindeloze zomer in de buurt van een waterburcht. In deze paradijselijke omgeving wonen Anna, haar moeder en de broers Daniël en Lucas en hun ouders. Voor de onzekere Anna is deze zomer, die anders is dan vorige zomers, de dreiging overal aanwezig. Ze krijgt vooral gestalte in de kanker waar Gisela, moeder van Daniël en Lucas, aan lijdt. De broers projecteren hun strijd tegen de dood op het gevecht met de snoek in de slotgracht. Daniël gelooft dat de vangst van de snoek Gisela beter zal maken. Anna denkt het tegendeel en wil niet dat hij de snoek vangt. Ze wil de tijd stilzetten - tot Gisela zelf haar een handleiding voor vissers geeft, het teken dat ze het onvermijdelijke moet aanvaarden.
| |
| |
Niet alleen sterft Gisela die zomer, Anna moet afscheid nemen van haar kindertijd. Op bijna iedere bladzijde blikt ze verlangend terug naar de koesterende liefde van haar verdwenen vader, de onbekommerde zomeravonden of de warme gebaren van een gezonde Gisela. Met deze typische puberhouding kan ze bij haar moeder, die zich vooral om Gisela bekommert, niet terecht. Daniël gooit nog meer zekerheden overhoop wanneer hij God afzweert omdat Hij de ziekte van zijn moeder niet tegenhoudt. De eenzaamheid van Anna en Daniël wordt des te schrijnender door het contrast met de kinderlijke spontaniteit van Lucas. Deze dramatische botsing van gevoelens verwoordt Jutta Richter in een heldere, lichte en beeldrijke taal die tegen poëzie aanhangt.
| |
Waardering
Duitse recensenten zijn unaniem lovend over de boeken van Jutta Richter. Ook in Nederland en België ziet men haar werk als spraakmakend. De Leeuwarder Courant beveelt de voorleesverhalen over Annabella Twinkeloog aan voor kleuters. De redactie van de brochure Voorlezen vindt ze ook herkenbaar voor lagere-schoolkinderen. De Nederlandse Bibliotheekdienst daarentegen laat zich bij een heruitgave kritisch uit over de ouderwetse taal, de stijl, de zware symboliek en filosofie in deze verhalen.
Belle Kuyken omschrijft De hond met het gele hart in De Morgen als een spitsvondig, rijk verhaal over hoe mooi en lelijk altijd naast elkaar leven. Greet Bilsen wijst in Leesidee jeugdliteratuur op het subtiel uitgetekende karakter van Hond, het geestige gefilosofeer van de tragikomische personages, de prachtige taal en de permanente spanning die de structuur creëert.
De dag dat ik spinnen leerde temmen kreeg na de toekenning van de Deutsche Jugendliteraturpreis veel aandacht in de Nederlandstalige pers. Pol Van Damme (Pluizuit) meent dat het verhaal veel leeservaring vraagt: het is tamelijk zwaar op de hand en beklemmend en heeft personages die voor de hedendaagse lezer niet direct herkenbaar zijn. Eveline Schacht noemt het boek in Kritische Lezer een aanrader en een indringend verhaal. Ook Ed Franck prijst in De Standaard dit sfeervolle verhaal over vereenzaming en onzekerheid. Karin Van Camp wijst op de suggestieve taal en meldt dat het nog lang blijft nazinderen. Peter de Boer beaamt dit in Trouw. Hij vindt het prijzenswaardig dat emotionele problemen in een helder, pregnant en spannend geschreven boek naar voren worden gehaald.
| |
| |
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Popcorn und Sternenbanner (1975): Ik ga toch weer naar huis. Dagboek van een uitwisselingsscholier. Vertaald door Jan de Zanger. Amsterdam, Leopold, 1976. |
Das Geraniengefängnis (1980): De geraniumgevangenis. Vertaald door Jan de Zanger. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Die Puppenmütter (1982): De poppenmoeders: wat doe ik hier eigenlijk? Vertaald door Jan de Zanger. Amsterdam, Leopold, 1982. |
Prinz Neumann oder andere Kinder heissen wie ihr Vater (1987): Prins Nieman die een andere naam heeft dan zijn vader. Vertaald door Jan de Zanger. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Leopold, 1987. |
Annabella Klimperauge. Geschichten aus dem Kinderzimmer (1989): Annabella Twinkeloog. Verhalen uit de kinderkamer. Vertaald door Litera bvba. Met illustraties van Ulrike Möltgen. Tielt, Lannoo, 2003. |
Der Hund mit dem gelben Herzen oder die Geschichte vom Gegenteil (1998): De hond met het gele hart of het verhaal van het tegendeel. Vertaald door Elly Schippers. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Der Tag, als ich lernte die Spinnen zu zähmen (2000): De dag dat ik spinnen leerde temmen. Vertaald uit het Duits door Litera bvba. Tielt, Lannoo, 2002. |
Hechtsommer (2004): De zomer van de snoek. Vertaald uit het Duits door Kristien Dreesen. Tielt, Lannoo, 2005. |
Over Jutta Richter
|
Walter Gödden en Iris Nölle-Hornkamp, Verhalen uit de kinderkamer; Jutta Richter. In: Uit de schaduw. Een beknopte geschiedenis van de West-Vlaamse en de Westfaalse jeugd- en kinderliteratuur. Brugge, Provincie West-Vlaanderen, 1996. |
Greet Bilsen, Hond. Gewoon hond. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang. 6 (2000), nr. 8. |
Belle Kuyken, G.od en het tegendeel. In: De Morgen, 5-7-2000. |
Karin Van Camp, De dag dat ik spinnen leerde temmen. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 8 (2002), nr. 9. |
Ed Franck, Hard jeugdboek over vriendschap en verraad: Kelderkatten en monsterspinnen. In: De Standaard, 7-11-2002. |
Peter de Boer, Wie omgaat met Rainer hoort er niet bij: kinderboeken. In: Trouw, 16-11-2002. |
Julia van Bohemen, Wat moet ik met één achterwerk? Jutta Richter: Annabella Twinkeloog. In: Leeuwarder Courant, 16-4-2004. |
Jet Marchau, Onder de sneeuw groeien rozen. In: Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 5. |
Websites
|
www.juttarichter.de |
Belle Kuyken (red.) Voorlezen. Brochure 2004. In: www.voorlezen.be |
NBD/Biblion, Annabella Twinkeloog: winkel.bruna.nl |
Eveline Schacht, Richter, Jutta. De dag dat ik spinnen leerde temmen. In: Kritische Lezer. Lezergrid, www.vrijzinnighumanisme.be. |
Pol Van Damme, De dag dat ik spinnen leerde temmen: www.pluizuit.be. |
P.M., Jutta Richter, De dag dat ik spinnen leerde temmen. In: Kindersuite, kinderboekbesprekingen. Boeken voor 8-plussers. www.hotel-boekenlust.nl. |
De hond met het gele hart - Jutta Richter: www.gent.be/gent/onderwijs/pbd/basis/boekenkast/derde graad. |
69 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2005
|
|