| |
| |
| |
Frans Piët
door Koos Schulte
Frans Piët werd op 17 februari 1905 in Haarlem geboren, waar zijn vader een slagerij annex levensmiddelenbedrijf beheerde. Na de lagere school ging hij naar de lts, afdeling bouwkunde en timmeren. Daarna volgde hij op aanraden van zijn grootvader, die aannemer was, enkele jaren de mts, afdeling bouwkunde. In diezelfde tijd ging hij viool- en pianolessen volgen. Hij kreeg de smaak van het musiceren zo te pakken, dat hij hierin door wilde gaan. Zijn ouders voorkwamen dat hij op het Amsterdamse Conservatorium belandde; zij zagen hun zoon liever illustrator worden, met kansen op een betere toekomst.
Om zijn studie te kunnen bekostigen, ging Piët in salonorkestjes spelen. Hij volgde een tekenopleiding aan de Press Art School in Londen-St. Albans en nam lessen bij schilder-illustrator Herman Moerkerk. Na zijn trouwen vertrok hij naar Parijs, waar hij in Montparnasse aan de Vrije Academie een halfjaar modeltekenen volgde.
Via zijn zwager kwam Piët in 1928 in contact met uitgeverij De Spaarnestad in Haarlem. Als freelancer mocht hij voor jeugdboeken en geïllustreerde tijdschriften als Humorist, Panorama, Katholieke Illustratie, Libelle en Sjors illustraties maken. In 1932 kwam hij in vaste dienst bij De Spaarnestad.
In datzelfde jaar maakte hij voor Persbureau Elfers in Amsterdam zijn eerste stripverhaal: Wo-Wang en Simmy, spoedig gevolgd door De luchtrovers van Hoitika. Nadat een Belgische uitgever deze verhalen in boekvorm had uitgegeven, kreeg Piët in 1938 van De Spaarnestad zijn eer- | |
| |
ste opdracht voor een strip: Sjors, in Amerika Perry Winkle geheten. Tot dat ogenblik waren de Sjors-verhalen die de Nederlanders voorgeschoteld kregen, vertalingen van strips van de Amerikaanse tekenaar Martin Branner (1888-1970) uit The Chicago Tribune. Doordat deze tekenaar Winnie, de zus van Perry (alias Sjors) steeds meer een hoofdrol liet spelen, was de strip niet langer geschikt voor het kinderblad Sjors. Frans Piët slaagde erin, met tekst van zijn vrouw Mary Piët-van Loenen een Nederlandse Sjors van de Rebellenclub te ontwerpen, die tot maart 1942 in Sjors Weekblad werd gepubliceerd, een bijlage van Panorama. Toen de bijlage werd opgeheven wegens papierschaarste, verscheen Sjors tot augustus 1944 in kleur in Panorama. Daarna kon ook Panorama niet meer verschijnen (1944-1946). Juni 1946 keerde Sjors terug op de achterpagina van Panorama. Lou Vierhout, de toenmalige redacteur van Panorama, liet in het verhaal Sjors van de Rebellenclub als circus-artiest het negerjongetje Jimmie optreden. Tot op heden is het duo Sjors en Sjimmie onafscheidelijk.
In 1969 werd Frans Piët gepensioneerd. De strip werd overgenomen door Jan Kruis.
Omdat zijn gezichtsvermogen is afgenomen, tekent Piët momenteel weinig meer. Hij houdt zich weer bezig met viool- en pianospelen, zijn grootste hobby.
| |
Werk
Hoewel de meeste mensen de naam Frans Piët meteen zullen associëren met Sjors en Sjimmie, is deze strip niet het enige wat Piët in zijn lange loopbaan heeft beziggehouden. Piëts grafische oeuvre omvat meer dan zijn stripwerk. Eigenlijk heeft hij nooit de intentie gehad striptekenaar te worden. De grondbeginselen, zoals het schetsen en portrettekenen, heeft hij geleerd van de vermaarde kunstschilder-illustrator Herman Moerkerk. De reden om de Londense Press Art School te volgen, was dat de Engelse tekenstijl destijds zeer gewild was voor het maken van illustraties en voorplaten. Maar ook de tekenaars van de Amerikaanse tijdschriften Life en Saturday Evening Post hebben duidelijk hun stempel gezet op Piëts werk. Ook in het stripwerk is de invloed van Amerikaanse tekenaars te bespeuren. Het duidelijkst in de Sjors-verhalen, die in het begin vrijwel niet te onderscheiden waren van Amerikaanse voorbeelden. Het typisch Nederlandse element kwam pas nadat Piët de decors had aangepast aan de Nederlandse situatie: schaatsen, sloten, molens en knotwilgen. De verhaalopbouw zou echter Amerikaans blijven. Met name strips als Bring it up father, Blondie en niet te vergeten Prins Valiant zijn in het begin voor Piët belangrijk geweest.
Veel ideeën in de oudere Sjors-verhalen waren afkomstig van Piëts vrouw Mary. Dankzij haar werd Sal-
| |
| |
Uit Sjors en Sjimmie op weg naar Minasoussa
ly, de zus van Sjors, bijvoorbeeld uiterst modieus getekend. Overigens heeft Piët met name in de naoorlogse jaren menige modereportage getekend.
De Sjors van de Rebellenclub getekend door Frans Piët heeft bijna dertig jaar bestaan: eerst in het weekblad Sjors (1938-1942), vervolgens in Panorama (1942-1944, 1946-1963) en ten slotte weer in Sjors (1963-1969). Piët, de tekenaar die zich het langst met Sjors heeft beziggehouden, is verantwoordelijk voor de vele gedaanteverwisselingen die de hoofdfiguren in zijn strip hebben ondergaan. In de jaren dat hij Sjors tekende, is deze uiterlijk danig veranderd: polkahaar, lang haar, een kuif en modieuze kledij.
| |
| |
De Sjors-verhalen die verschenen zijn tot het midden van de jaren zestig, zijn zowel tekentechnisch als verhaal-inhoudelijk aanmerkelijk beter dan de verhalen die hierna volgden. Dat Sjors op last van de tijdschriftredactie enige malen van uiterlijk moest veranderen heeft de strip geen goed gedaan.
Hoewel Sjimmie in de Sjors-verhalen van Piët altijd gebrekkig sprak, is het nooit de bedoeling geweest te discrimineren. De bedoeling was juist een stripverhaal te maken over twee vrienden van een verschillend ras, die elkaar hielpen door dik en dun.
| |
Waardering
Dat de Sjors-verhalen nog niets aan charme hebben verloren, bewijzen de herdrukken van de oudste Sjors-verhalen uit 1939 en 1940, die in facsimile zijn uitgebracht door uitgeverij Boumaar.
Voor Piët geldt dat hij evenals Marten Toonder tot de mentoren kan worden gerekend van het Nederlandse beeldverhaal. Mede dankzij hem ontstonden de vervolgverhalen van na de Tweede Wereldoorlog.
Als hoofd van het tekenatelier van De Spaarnestad heeft Piët nu gerenommeerde tekenaars als Nico van Dam, Ab Schatorjé, Ruud Lohman, Bert Bus en Harry Balm wegwijs gemaakt in de wereld van de tekenkunst.
| |
Bibliografie
Een keuze uit de Sjors-verhalen
|
Alle strips verschenen bij De Spaarnestad in Haarlem, tenzij anders vermeld. |
Sjors, voorzitter van de Rebellenclub. Negen en tachtig nieuwe vrolijke vertellingen. (Piët; 1939. Facsimile-herdruk: Zutphen, uitgeverij Boumaar, 1990.) |
Sjors, voorzitter van de Rebellenclub. Negen en tachtig nieuwe vrolijke vertellingen. (Piët; 1940. Facsimile-herdruk: Zutphen, uitgeverij Boumaar, 1991.) |
Sjors, voorzitter van de Rebellenclub. Een en zestig vrolijke vertellingen. (Piët; 1947.) |
Sjors en zijn vrolijke avonturen. (Piët; 1949.) |
Sjors van de Rebellenclub als circus-artist. (Piët/Vierhout; 1950.) |
Sjors en Sjimmie bij de Indianen. (Piët/Vierhout; 1951.) |
Sjors en Sjimmie bij de Arabieren. (Piët/Vierhout; 1952.) |
Sjors en Sjimmie en de Tijger. (Piët/Vierhout; 1953.) |
Sjors en Sjimmie, Nieuwe avonturen. (Piët/Vierhout; 1954.) |
Sjors en Sjimmie, Op weg naar Minasoussa. (Piët/Vierhout; 1955.) |
Sjors en Sjimmie, Avonturen in Minasoussa. (Piët/Vierhout; 1956.) |
Sjors en Sjimmie, Op vakantie. (Piët/Voges; 1957.) |
Sjors en Sjimmie, In Wonderland. (Piët; 1958.) |
Sjors en Sjimmie, Op zoek naar de Zwarte Ridder. (Piët; 1959.) |
Sjors en Sjimmie, De tijdmachine. (Piët; 1960.) |
Sjors en Sjimmie, In de rimboe. (Piët; 1961.) |
Sjors en Sjimmie, De bibberziekte. (Piët; 1962.) |
Sjors en Sjimmie, Bij de baanbrekers. (Piët; 1963.) |
Sjors en Sjimmie, Als journalisten. (Piët; 1964.) |
Sjors en Sjimmie, Naar de Pintoplaneet. (Piët; 1965.) |
Sjors en Sjimmie, De geheimzinnige duikboot. (Piët; 1966.) |
| |
| |
Sjors en Sjimmie, Het verdwijnmiddel. (Piët; 1967.) |
Sjors en Sjimmie en de bromstar. (Piët; 1968.) |
Sjors en Sjimmie, De gasbel. (Piët; 1969.) |
Sjors en Sjimmie, De koekfabriek. (Piët; 1970.) |
Sjors en Sjimmie als voetballers. (Piët; 1971.) |
Stripmix 2. Sjors en Sjimmie naar de bollen. (Piët.) Haarlem, Oberon, 1981. |
Plezier met Sjors, nr. 2 t/m nr. 11. (Piët; 1964 t/m 1969.) |
Een keuze uit het overige stripwerk
|
Wo-Wang & Simmy. De avonturen van Wo-Wang en Simmy. Luik, Protin en Vuidar, 1936. |
Piet Durf. De luchtrovers van Hoitika. Luik, Protin en Vuidar, 1937. |
Bassie I. Het verhaal van de zeeman. Gebr. Keesmaat, 1943. |
Bassie 2. Het grote avontuur. Gebr. Keesmaat, 1945. |
Jossie Jovel. 87 vrolijke vertellingen (w.o. Sjors). Dordrecht, Stripwinkel Sjors, 1988. |
Illustratief werk
|
A.W. Brugman, Naar Mars. Haarlem, De Spaarnestad, 1933. |
R. Uylings, Vijf kabouters en een peuleschil. Haarlem, Drukkerij en uitgeverij Jos Mathot, 1942. |
P.W. Franse, De schat in de heksengrot. Haarlem, Drukkerij en uitgeverij Jos Mathot, 1943. |
H.K. Assmann, Bent U daar al eens geweest? Haarlem, De Spaarnestad, 1955. |
Over Frans Piët
|
Herman Pieter de Boer, Frans Piët de man die van Sjors van de Rebellenclub een geheel eigen stripfiguur maakte, die Nederland veroverde. In: Stripschrift, jaargang 3 (1970), nr. 17, blz. 3-8. |
Gerard Aartsen, Inleiding tot het Sjors en Sjimmie Dossier. In: Striprofiel, jaargang 2 (1975), nr. 1, blz. 10-14. |
Gerard Aartsen, ‘What makes Sjors tick’. In: Striprofiel, jaargang 2 (1975), nr. 2, blz. 19-22. |
Kees en Evelien Kousemaker (sam.), Wordt vervolgd. Utrecht, Het Spectrum, 1979. |
Hans van den Boom, Har Brok, Peter de Raaf (sam.), Sjors en Sjimmie en de Rebellenclub. Zeist, Vonk, 1984. |
Rebellenclub nr. 0. Katalogus Sjors en Sjimmie-tentoonstelling. Dordrecht, Galerie Witt, 1985. |
Rebellenclub nrs. 1, 2 en 3. Dordrecht, Stripwinkel Sjors, 1986. |
Koos Schulte, De reprise van een rebel. In: Stripschrift, jaargang 24 (1991), nr. 5, blz. 22-23. |
29 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1992
|
|