je: Histoires ou Contes du temps passé waarin acht sprookjes waren opgenomen: ‘De schone slaapster in het bos’, ‘Roodkapje’, ‘Blauwbaard’, ‘De meesterkat’ of ‘De gelaarsde kat’, ‘De feeën’, ‘Assepoester’, ‘Riket met de kuif’ en ‘Klein duimpje’. Iets eerder was in Den Haag bij de Franse uitgever Moëtjens een boekje verschenen met dezelfde acht sprookjes als in de Parijse uitgave, onder de titel Contes de ma Mère l'Oye, Contes du temps passé, met de vermelding ‘par le fils de M[onsieur] Perrault de l'Académie Française’. Men neemt echter aan dat niet Pierre Perrault d'Armancourt (1678-1700), de jongste zoon dus van Charles, de auteur van deze sprookjes was, maar dat de vader ze uit liet geven onder de naam van zijn zoon, omdat hij zijn wetenschappelijke reputatie niet op het spel wilde zetten door sprookjes te publiceren.
De titel Sprookjes van Moeder de Gans wordt wel verklaard als een verwijzing naar de mythologische Reine Pédauque (Berthe met de ganzevoeten), die de dochter zou zijn geweest van Floris en Blancefloor en de vrouw van Karel de Grote.
Waar had Perrault zijn stof vandaan? Er zijn diverse bronnen aan te wijzen. Natuurlijk kende hij de verhalen van Straparola (Verrukkelijke Nachten) uit het midden van de zestiende eeuw en de verhalen uit de Pentamarone van Basile, waarin veel volksverhalen en sprookjes waren verwerkt, maar die zeker niet speciaal bedoeld waren voor kinderen, wat bij Perrault wel het geval is. Zoals hij zelf in zijn voorwoord schreef bij de vierde druk van zijn berijmde sprookjes, was Perrault van mening dat sprookjes ‘zaden zijn die aanvankelijk slechts gemoedsbewegingen, vreugde en verdriet veroorzaken, maar die zeker goede neigingen zullen voortbrengen’. Het is dan ook niet voor niets dat zijn sprookjes altijd eindigen met een moraal op rijm waarin een wijze les is vervat.
Enkele van zijn sprookjes komen ook voor bij de gebroeders Grimm, bijvoorbeeld ‘Roodkapje’, hoewel het bij Perrault anders eindigt: Roodkapje verdwijnt definitief in de buik van de wolf, zonder dat er redding op komt dagen. Ook ‘De schone slaapster’ loopt anders af: de prinses moet bij Perrault nog veel ellende doormaken voordat ze lang en gelukkig verder kan leven met haar prins. Hoewel de sprookjes bedoeld waren voor kinderen, heeft Perrault geen concessies gedaan aan het ‘tere kinderlijke gemoed’. ‘Blauwbaard’ is een gruwelijk verhaal, al loopt het goed af. De wolf vraagt Roodkapje het bed met hem te delen, Ezelsvel is slachtoffer van de incestueuze begeerte van haar vader.
Hij heeft zijn sprookjes, zeker gezien de tijd waarin hij leefde, in een simpele heldere taal geschreven, al heeft hij af en toe vrij ironische kanttekeningen bij het verloop van het verhaal. Alle bekende sprookjeselementen zijn aanwezig: magische getallen, herhaling in dialogen (Blauwbaard)