moedsgesteldheid door, maar ze zijn tegelijk humoristisch. Vaak gaat het over het reizen naar verre, vreemde, niet-bestaande contreien (the Land of Grambamble, the Torrible Zone, the Hills of the Chankly Bore, Zemmery Fidd) met een eigenaardige flora en fauna, om te ontsnappen aan het alledaagse, grauwe en vervelende bestaan.
Met woorden gebeuren ook merkwaardige dingen, omdat ze in een specifieke context gebruikt worden, of omdat ze een tikkeltje anders gespeld worden, zodat ze een heel aparte en associatieve werking krijgen. Ritme, alliteratie, klank en rijm zijn belangrijk in de verzen van Lear. Uit de teksten spreekt een voorkeur voor kleuren (de boot van de uil en de kat is erwtgroen, de hoofden van de Jumblies zijn groen, hun handen blauw en de vier kinderen die een reis om de wereld gaan maken, vertrekken in een blauwe boot met groene stippen en met een geel zeil met rode strepen), een voorkeur voor overtrokken getallen (een boom van 504 voet hoog, een recept voor Amblongus Pie waarbij je het gerecht zeker dertien uur moet koken en het ten slotte uit het raam moet gooien), allerlei etenswaren in absurde combinaties, gedierten: allemaal dingen waarin kinderen ook wel geïnteresseerd zijn.
Dieren en voorwerpen worden vermenselijkt en praten, musiceren en zingen. De sprinkhanen, kangoeroes, tafels en stoelen dansen evengoed als de diverse dames en heren.
Daarna publiceert Lear
More Nonsense, Pictures, Rhymes, Botany, etc. (1872) en in 1877
Laughable Lyrics, a fourth book of Nonsense-Poems, Songs, Botany, Music etc., waarin onder andere ‘The Dong with a Luminous Nose’ en
Illustratie van Edward Lear uit Nonsense Songs, Stories, Botany and Alphabets