| |
| |
| |
Hugo Kriens
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Hugo Feodor Frits Kriens werd op 10 december 1907 geboren in Rijswijk als zoon van de kunstschilder Otto Kriens, een van de ‘laatbloeiers’ van de Haagse school. Een tekenopleiding heeft Hugo Kriens nooit gehad. Zijn vader vond dat hij eerst een goed vak moest leren. Na zijn eindexamen hbs in 1928 studeerde hij bouwkunde in Delft. Deze studie betaalde hij met reclametekenen in de krant en later met het illustreren van boeken voor de uitgever Kramers. In 1930 heeft hij een jaar gewerkt als decorschilder voor een Amerikaans filmbedrijf in Den Haag.
Hugo Kriens werd in 1938 bouwkundig ingenieur. In datzelfde jaar heeft hij een woonhuis in Millingen ontworpen, maar daarna koos hij voor een loopbaan bij de overheid. Tijdens de oorlog was hij werkzaam in Arnhem en Amsterdam. Na de oorlog keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Rijswijk, waar hij tot 1952 directeur van de dienst Gemeentewerken was. Vanaf 1952 woonde Hugo Kriens in Den Haag en werkte hij bij de Gemeentelijke Woningdienst. Van 1962 tot zijn pensioen in 1972 was hij regionaal directeur van de Rijksgebouwendienst in Den Haag, waar hij verantwoordelijk was voor de huisvesting van ministeries en departementen. In 1966 werd Hugo Kriens onderscheiden als officier in de Orde van Oranje Nassau. Hij woonde daarna weer in Rijswijk.
Gedurende 26 jaar (tot 1989) was Kriens bestuurslid van het Museum Rijswijk. Men heeft veel profijt gehad van zijn bouwkundige kennis toen
| |
| |
het vervallen ‘Tollenshuis’ gerestaureerd moest worden om als onderkomen voor het museum te kunnen dienen.
Hugo Kriens overleed op 23 september 1991.
| |
Werk
Illustreren was voor Kriens aanvankelijk een manier om geld voor zijn studie te verdienen. Net als zijn vader deed hij ideeën op uit het Engelse Harpers Monthly (een maandelijks verschijnend Engels tijdschrift met artikelen over uiteenlopende onderwerpen, geïllustreerd met fijne, gedetailleerde pentekeningen).
Kriens illustreerde kinderboeken als vriendendienst voor V.A. Kramers, toen deze het fonds van uitgeverij Blankwaardt en Schoonhoven in Rijswijk overnam. Kriens ontwierp bij de start van Kramers in 1935 ook het vignet van de uitgever (Vooruit Altoos Kampend). Tot in de jaren vijftig heeft Kriens tekeningen voor Kramers gemaakt. Ook toen het fonds was overgegaan naar W. van Hoeve, onder de naam Kramers-Den Haag, verschenen Kriens' tekeningen nog op het kaft van (pocket)boeken.
In de jaren dertig heeft Hugo Kriens vele omslagen en bandontwerpen gemaakt voor (jeugd)boeken uit het fonds van Kramers. Hij verzorgde niet alleen de omslagtekening, meestal uitgevoerd in plakkaatverf, maar ook de belettering. De eerste bandontwerpen hebben een strakke vormgeving, die doet denken aan zijn reclamewerk. Voor de serie Tarzan maakte hij uiteenlopende omslagontwerpen. Op de meeste omslagen beeldde Kriens Tarzan uit, geschilderd in warme kleuren, met een achtergrond van donkere tinten. In die stijl tekende hij ook de omslagen voor de serie over De Rode Pimpernel. De eenheid in het ontwerp van de serie wordt (afgezien van het eerste omslag) bepaald door de figuur van de Rode Pimpernel op de voorgrond, met achter hem verschillende ‘attributen’ van de Franse Revolutie, het geheel uitgevoerd in de passende kleuren rood, wit en blauw. Voor De kostschool van mijnheer Beer (1937) van Louise Alcott tekende Kriens - bij uitzondering - vier platen in kleur. Het zijn levendige afbeeldingen van de kinderen uit het verhaal.
| |
Stijl en techniek
Ontwierp Kriens in de jaren voor de oorlog voornamelijk omslagen en bandontwerpen, vanaf 1946 tekende hij met een fijne pen de binnenwerkillustraties voor tal van jeugdboeken uit het fonds van Kramers. Ook de omslagtekeningen bij deze boeken zijn pentekeningen, ingevuld met enkele kleuren. Enkele latere ontwerpen in meer kleuren heeft Kriens met waterverf geschilderd. Opvallend in het werk van Kriens is dat hij zowel schetsmatige, open pentekeningen maakte, als ook tot in details uitgewerkte platen. Soms zijn die verschillende stijlen
| |
| |
Uit Alleen op de wereld van Hector Malot
in één boek terug te vinden, zoals bijvoorbeeld in Door alle eeuwen (1953) van J. van Mourik en G. Stuvel.
Tekeningen van enkele lijnen maakte hij voor De bakvis (1947) van A. Ages-van Weel. Kriens tekende soms alleen de contouren van de figuren en liet veel open in de tekeningen. De platen in Het huis met de vier populieren (1950) van Anna Sutorius zijn iets meer uitgewerkt. Soms lijken de proporties van de vrouwenfiguren niet helemaal te kloppen door de lengte van het bovenlichaam in verhouding tot de benen.
Zijn de tekeningen in Afmans Het lachgasavontuur (1953) heel vrij en open, de platen in Afmans boek Het geheim van het spookhuis (1954) zijn bijna helemaal ingevuld. Met verschillende soorten arceringen worden nuances van grijs en zwart weergegeven. De sfeer van nachtelijke taferelen en geheimzinnige gebouwen wordt goed getroffen. Op deze manier illustreerde hij ook de Sprookjes van Moeder de gans (1952) en enkele klassieke verhalen.
De platen in Robinson Crusoë (1952) van Defoe zijn opgebouwd uit
| |
| |
kleine streepjes en lijntjes voor de grijze tinten, waarbij maar weinig contourlijnen zijn aangebracht. Veel aandacht besteedde Kriens aan de primitieve uitrusting van Crusoë en de hem omringende natuur. Kriens tekende voor De hut van Oom Tom, het beroemde boek van H. Beecher Stowe, een nieuwe plaat naast de titelpagina, die tevens diende als omslagtekening voor de jubileumuitgave van 1950. In datzelfde jaar illustreerde hij ook Alleen op de wereld van Hector Malot (25ste druk). Een aantal tekeningen, vooral in het begin van het verhaal, is heel precies uitgewerkt, met fijne contourlijntjes en stippeltjes voor de grijze tonen. Andere tekeningen in het boek zijn vrijer, minder gedetailleerd en meer sfeerbepalend. De personen zijn levensecht weergegeven, zowel in hun gelaatsuitdrukkingen als in houdingen. Voor deze uitgave heeft Kriens een extra plaat in kleur naast de titelpagina getekend, een sfeervolle impressie van de tocht van Remi en Vitalis in de sneeuwstorm. De vele illustraties in deze uitgave vormen een hoogtepunt in zijn werk.
| |
Bibliografie
Keuze uit de door Hugo Kriens geïllustreerde jeugdboeken
|
A.D. Hildebrand, 14 dagen bij de kabouters. Den Haag, Veenstra (1934). |
Suze Brinkgreve (Ch. Krienen), De waterrat van het dorp. Rijswijk, Kramers (1935). |
Louise Alcott, De kostschool van meneer Beer. Rijswijk, Kramers (1937). |
A. Ages-van Weel, De bakvis. Rijswijk, Kramers (1947). |
Anna Sutorius, Het huis met de vier populieren. Rijswijk, Kamers (1950). |
Hector Malot, Alleen op de wereld. Rijswijk, Kramers (1950) (25ste druk). |
Daniel Defoe, Robison Crusoë. Rijswijk, Kramers (1950). |
Harriet Beecher Stowe, De hut van Oom Tom. Jubileumuitgave met een nieuwe band- en omslagtekening en een plaat naast de titelpagina. Rijswijk, Kramers (1950). |
Ch. Perrault, De sprookjes van Moeder de Gans. Rijswijk, Kramers (1952) (6e druk). |
H.Th. de Booy, In de boten, schip verlaten. Rijswijk, Kramers, ca. 1952. |
J. van Mourik en G. Stuvel, Door alle eeuwen. Rijswijk, Kramers (1953). |
Kasper Afman, Het lachgasavontuur. Rijswijk, Kramers, 1953. |
Het geheim van het spookhuis. Rijswijk, Kramers, 1954. |
Keuze uit de door Kriens ontworpen omslagtekeningen
|
Uitgever Kramers in Rijswijk, uit de jaren 1935-1940:
Edgar R. Burroughs, Tarzan de geweldige, Tarzan de leeuw-man, Tarzans waagstuk, Tarzan en het luipaardvolk, De jongen en de leeuw; A.B. Cox, Professor op kattepoten; Agnes Günther, De heilige en haar nar, H.J. Haarman, De strijd bij het Wylermeer, C.H.B. Kitchin, Misdaag op kerstdag; G.B. Lancaster, Sally de geschiedenis van het geslacht Lovel; Baronesse Orczy, De Rode Pimpernel, De onvindbare Pimpernel, De Rode Pimpernel faalt niet, De Rode Pimpernel overwint, De wraak van de Rode Pimpernel, De Rode Pimpernel en zijn orkest, Lord Tony's vrouw; Henryk Sienkiewicz, Quo Vadis, Urbi et Orbi. |
| |
| |
Uit de periode na 1945:
Louise Alcott, Onder moeders vleugels, Op eigen wieken, De wereld in; W.F.H. Brugmans, Bolletje en Knolletje; Leo Vos, Het fluitje, Cocktail Gollandski Ruski. |
Over Hugo Kriens
|
Jek Kleijn, Hugo Kriens (rijksgebouwendienst) met pensioen. In: Haagsche Courant, 13-12-1972. |
In memoriam ir. H.R.R. Kriens. In: Jaarverslag Museum Rijswijk 1992. |
34 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1994
|
|