| |
| |
| |
Kinderbijbel
door Roel Siegers
Het is niet mogelijk te spreken over ‘de kinderbijbel’, want alleen al in ons land zijn er tientallen te koop. Na 1945 zijn er meer dan vijftig verschenen, en al deze kinderbijbels laten zien op hoeveel verschillende manieren de Bijbel kan worden overgebracht. Het kan een uitgave betreffen die een compleet overzicht geeft van alle bijbelse geschiedenissen, maar ook een die slechts één bijbelverhaal vertelt. Sommige kinderbijbels zijn bedoeld om de Bijbel aan kinderen uit te leggen, andere proberen een inleiding te zijn op de Bijbel. Er zijn ook kinderbijbels die helemaal geen uitleg geven, maar een spannend verhaal vertellen. Veel kinderbijbels bestaan voor het grootste deel uit illustraties, maar er zijn er ook waarbij tekst en illustraties een even grote plaats innemen.
| |
Geschiedenis
Als voorlopers van de kinderbijbel kunnen worden genoemd de in 1716 verschenen Tweemaal twee en vijftig uytgeleezene Bijbelsche Historien, Ten beste van de Jeugd bij een gesteld, uitgegeven door de Duitser Johannes Hubner, vertaald in het Nederlands. De bijbeltekst is ondoorzichtig, voor kinderen onbegrijpelijk, en van een doorlopend verhaal is geen sprake.
De Kleine Printbijbel (1754) is veel speelser; ‘tot vermaak van de jeugd...’ zegt de ondertitel; de bijbelteksten worden in rebusvorm verteld.
Vóór het midden van de 18e eeuw zag men het kind als een kleine volwassene. Na het verschijnen van Emile ou de l'Education van Rousseau in 1762, komt men tot het besef dat een kinderbijbel niet een uittreksel is uit de geloofsleer voor volwassenen, maar dat hij in taal- en woordgebruik moet aansluiten bij de beleving van het kind.
In 1811 verschijnt Van der Palms Bijbel voor de jeugd, die door taal, toelichting en stofkeuze specifiek voor de jeugd is bedoeld. De leeftijdsgroep is die tussen 12 en 15 jaar, ‘voor wie men in dezelfden stijl kan schrijven als voor volwassenen’. Van der Palm schreef dus geen bijbelverhaal voor kinderen, maar voor jonge volwassenen, die tot volwassen denkbeelden opgevoed moesten worden.
Na 1850 verschijnen regelmatig kinderbijbels, maar in de 20e eeuw breekt de stroom pas goed los. Het lijkt wel alsof de belangstelling voor
| |
| |
de kinderbijbel groeit naarmate de orthodoxie afneemt.
In 1918 verschijnt De Bijbelsche geschiedenissen van W.G. van de Hulst, die ‘een meesterverteller’ genoemd wordt en die de bijbelse stof eenvoudig en liefdevol probeert mee te delen, zodat het kind komt tot ‘innerlijk zien’, en zijn ziel ‘bewogen’ wordt. Zijn kinderbijbel neemt een gezaghebbende plaats in bij de godsdienstige opvoeding van vele kinderen en in zijn spoor verschijnt een aantal kinderbijbels waarbij de nadruk steeds weer ligt op het innerlijk meebeleven. Hier moet zeker het Groot Vertelboek voor de Bijbelse geschiedenis van Anne de Vries genoemd worden, dat in 1933 verscheen.
Na 1945 wordt het terrein van de kinderbijbel onoverzichtelijk. De klassieke kinderbijbels van Van de Hulst en De Vries blijven bestaan en worden regelmatig herdrukt. Daarnaast verschijnen kinderbijbels waarbij geprobeerd wordt de eigenlijke bedoeling van de bijbelse verhalen en begrippen duidelijk te maken, de zogenaamde exegetische of bijbels-theologische benadering. Voorbeelden hiervan zijn Bijbel voor de kinderen van Dr. J.L. Klink en De man van Nazareth van Mies Bouhuys en Piet Worm.
Een nieuwe ontwikkeling is het verschijnen van boekjes die slechts één bijbels verhaal tot onderwerp hebben of een bijbels persoon belichten. Deze monografieën tezamen vormen dan een soort kinderbijbel. Voorbeelden zijn: Wat de Bijbel ons vertelt, vanaf 1966, van het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting en Het begin en Noach uit de serie ‘Woord voor woord’ (sinds 1969). De kinderbijbels van vóór 1945 hebben een vaak zeer nadrukkelijke stijl: wat de Bijbel te zeggen heeft, wordt het kind expliciet uitgelegd.
Bij de introducerende manier van schrijven gaat men uit van de leef- en ervaringswereld van het kind en probeert men zo een brug te slaan naar de wereld van de bijbel. Een voorbeeld is: De werksters van halfvijf en andere gelijkenissen van Karel Eykman.
Het Kinderbijbelrapport onderscheidt ook nog een refererende methode: de bijbel wordt niet uitgelegd of ingeleid, maar er wordt een goedlopend verhaal verteld, met als doel een boeiend cultuurgoed als de bijbel opnieuw te vertellen. Een voorbeeld hiervan is: Woord voor woord, verhalen uit het Oude Testament van Mies Bouhuys.
Een nieuwe ontwikkeling vindt plaats in de jaren zestig, als het ikorcvk (nu de ikon) een televisieserie over de bijbel, ‘Woord voor woord’ uitzendt, waarin Aart Staartjes bijbelverhalen aan kinderen vertelt. Karel Eykman neemt in 1966 het schrijven van teksten voor dit programma
| |
| |
over van Mies Bouhuys. Na tien jaar zet hij een punt achter deze televisieserie en publiceert vervolgens boekjes met bijbelverhalen. In 1976 verschijnen de teksten van de televisieserie in zijn kinderbijbel Woord voor woord.
Ook Henk Barnards jeugdbijbel Het verhaal is een bundeling van teksten die hij schreef voor wekelijkse ikon-televisieuitzendingen.
| |
Kinderbijbelrapport
Om wat duidelijkheid te brengen in het woud van kinderbijbels besloten het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting in 1969 een onderzoek in te stellen naar kinderbijbels. De commissie had tot taak na te gaan aan welke voorwaarden een kinderbijbel moet voldoen, zodat in later jaren geen problemen ontstaan vanuit de geloofsovertuiging die gegroeid is na het herhaaldelijk beluisteren van de kinderbijbel-verhalen. In de eerste fase van het onderzoek inventariseerde men alle kinderbijbels die na 1945 uitgegeven waren en bestudeerde men wat er over geschreven was in de loop der jaren. Van elke kinderbijbel werd een beschrijving gegeven naar leeftijd, gebruiksmogelijkheid, pedagogische tendens, theologisch gehalte, taalgebruik, selectie van de bijbelverhalen en illustraties. Over de vraag of kinderbijbels een rol moeten hebben in de godsdienstige opvoeding, boog de commissie zich niet. Dit rapport bleek in een behoefte te voorzien en het werd uitvoerig besproken in de media. Naar aanleiding hiervan hebben het Bijbels Museum en de Bijbelwerkplaats in Amsterdam een boekje op de markt gebracht: Kinderbijbels vergeleken. Sinds het verschijnen van dit boekje zijn weer vele nieuwe kinderbijbels verschenen, zodat in 1985 een tweede herziene en aangevulde uitgave uitkwam.
| |
Kinderbijbel als kinderboek
Kinderbijbels kunnen heel belangrijk zijn voor de religieuze beleving van de mens. Wat hem op dit terrein wordt aangeboden, de oordelen en vooroordelen, de dogma's, cliché's, denkbeelden - goed of slecht -, ze blijven een leven lang hangen.
De meeste kinderbijbels zijn niet geschikt voor kinderen van alle leeftijden. In veel christelijke gezinnen werd de kinderbijbel aan tafel voorgelezen, maar door de verschillende leeftijden binnen het gezin, was het vertelde voor de grote kinderen soms te kinderachtig en voor de kleintjes te ingewikkeld. Voor heel jonge kinderen is het moeilijk de bijbelverhalen op een bevattelijke manier over te brengen, en de keuze in kinderbijbels is voor die leeftijd beperkt. De kinderbijbelschrijver staat voor de opdracht het oorspronkelijke verhaal en de godsdienstige vertellingen over te dragen aan het kind en het een wereld
| |
| |
van lang geleden in te leiden, waar de meest wonderlijke en soms angstaanjagende dingen gebeuren, waar het kwaad strijdt met het goed. Hij moet er voor waken dat het vertelde niet het karakter van een sprookje krijgt. Godsdienstige voorstellingen en moeilijke begrippen als zonde, lijden en verlossing, moet hij in begrijpelijke taal overbrengen. Door middel van voorbeelden kan de afstand tussen toen en nu worden overbrugd. Door het kind in contact te brengen met de landen van het Midden-Oosten in de tijd van Abraham of Jezus, en de leefomstandigheden in die tijden, krijgt de kinderbijbel ook nog het karakter van een leerboek. Uiteraard is de religieuze bedoeling van de auteur van invloed op de aard van zijn kinderbijbel.
Er staan bijna geen verhalen over kinderen in de Bijbel; in sommige kinderbijbels verjongt men de bijbelse figuren, tekent ze ook kinderlijker om ze dichter bij het kind te brengen. Hoewel de vertelde stof vaak moeilijk te bevatten is voor jonge kinderen, is het opvallend dat kinderen de kinderbijbel graag lezen. Ze worden kennelijk gefascineerd door de aloude vragen: waar komen we vandaan, waar gaan we naartoe, wie heeft alles gemaakt? Een goede kinderbijbel heeft zowel pedagogische als religieuze en morele waarde.
In De kleine mens en het grote boek onderscheidt J. Klink vier soorten kinderbijbels:
Illustratie van Piet Klaasse uit Bijbel voor de kinderen van J.L. Klink
1. | de telegramstijlbijbel, die alleen gebruikt moet worden naast het mondeling vertellen van de verhalen; |
2. | de navertelde verhalen (de grootste groep kinderbijbels behoort hier toe); |
3. | de navertelde verhalen met toevoeging van een dogmatiek; |
4. | de navertelde verhalen met uitleg of informatie over de achtergrond. |
Tjitte Wierdsma geeft in Het woord aan het kind een kijk- en leesverslag bij een aantal kinderbijbels en zegt dat de kinderbijbel binnen het terrein van de jeugdliteratuur een wisselende plaats inneemt: als leesboek, als
| |
| |
voorleesboek en als leerleesboek. De kinderbijbel kan volgens hem een belangrijke kennismaking betekenen met het leesboek op een jonge leeftijd.
| |
Illustraties
Bij oudere kinderbijbels nemen de platen een bescheiden en geïsoleerde plaats in. In de kinderbijbel van Klink gaan voor het eerst de illustraties van Piet Klaasse een zelfstandige functie vervullen. De tekst functioneert niet los van de platen en andersom. In een aantal kinderbijbels staan zoveel plaatjes dat het boek wel een stripalbum lijkt. Bij het kiezen van een kinderbijbel zullen de illustraties vaak de doorslag geven en niet de tekst. Van belang hierbij is welke voorstellingen er gegeven worden van de bijbelverhalen. Jezus wordt zelden meer afgebeeld met een aureool; hij lijkt op een gewoon mens, met een zwierige mantel in een opvallende kleur, jong, met of zonder baard. Er zijn nog steeds illustratoren die de kinderen een voorstelling van God geven: een oude man met witte baard op een wolk. Een overdaad aan illustraties zou er toe kunnen leiden dat een kind niet de kans krijgt zelf beelden te scheppen van de religieuze wereld.
| |
Bibliografie
3 tot 6 jaar
|
A. Barmentlo, Mijn eigen lees- en kleurbijbel. Met illustraties van Kees van Lent. Amsterdam, Vereeniging tot verspreiding der Heilige Schrift, z.j. |
Liza Stilma, Verhalen van de grote koning. Met illustraties van Jacques Lescauff. Helmond, Helmond, 1974. |
Peter Spier, De ark van Noach. Met illustraties van Peter Spier. Rotterdam, Lemniscaat, 1978. |
Evert Kuijt, Kleuterbijbel. Met illustraties van Reint de Jonge. Den Haag, Boekencentrum, 1980. |
Hanna Lam, Bijbelverhalen (serie). Met illustraties van Jacobsen, Walter en Aline van der Heide. Nijkerk, Callenbach, z.j. en 1981 (‘Het Kerstverhaal’). |
Karel Eykman, Hoor eens even. Met illustraties van Jansje Bouman. Ede, Zomer en Keuning, 1982. |
Warwick Hutton, Mozes in het riet. Uit het Engels vertaald door Meinhard van de Reep. Hillegom, Altamira, 1987. |
6 tot 10 jaar
|
W.G. van de Hulst, De Bijbelse geschiedenissen. Met illustraties van J.H. Isings. Leiden, Spruyt, Van Mantgem en De Does, 1918. |
Anne de Vries, Groot vertelboek voor de Bijbelse Geschiedenis. Met illustraties van Herman F. Schäfer. Kampen, J.H. Kok, 1938. |
D.A. Cramer-Schaap, Bijbelse verhalen voor jonge kinderen. Met illustraties van Alie Evers. Amsterdam, Ploegsma, 1958. |
J.L. Klink e.a., Bijbel voor de kinderen, met zingen en spelen. Met illustraties van P. Klaasse. Baarn, Wereldvenster, 1959 en 1961. |
Mies Bouhuys, Woord voor woord. Verhalen uit het Oude Testament. Met illustraties van B. Bouman. Utrecht, De Fontein, 1966. |
Nederlands Bijbelgenootschap en Katholieke Bijbelstichting, Wat de bijbel ons vertelt. Serie van 28 delen (OT en NT). Met illustraties van K. de Kort. Haarlem, Boxtel, 1966-1979. |
Karel Eykman, De werksters van half vijf en andere gelijkenissen. Met illustraties van Peter Vos. Amsterdam, De Harmonie, 1969. |
Shirley Steen, De nieuwe kinderbijbel. Met illustraties van Charles Front. Wageningen, Zomer en Keuning, 1970. |
| |
| |
Mies Bouhuys, De man van Nazareth. Met illustraties van Jennie Dalenoord. Haarlem, Holland, 1976. |
Karel Eykman, Woord voor woord. Met illustraties van Bert Bouman. Wageningen, Zomer en Keuning, 1976. |
Mies Bouhuys, De koning en de profeten. Met illustraties van Jenny Dalenoord. Haarlem, Holland, 1977. |
Catechesewerkgroep ‘Groene takken’, Bijbel voor de basisschool. Uit het Duits vertaald door Jules Bergs. Met illustraties van Jenny Dalenoord. Kapellen, Patmos/Kok, 1982. |
R. Tigchelaar, Luisteren naar de bijbel. Met illustraties van R. de Jonge. Den Haag, Boekencentrum, 1984. |
10 jaar en ouder
|
Gertrud Fussenegger, Bijbelverhalen opnieuw verteld. Uit het Duits vertaald door M. Jager. Met illustraties van J. Grabianski. Ede, Zomer en Keuning, 1973. |
Sipke van der Land, De Bijbelverhalen. Met illustraties van Bert Bouman. Kampen, J.H. Kok, 1976. |
Evert Kuijt, Kinderbijbel (2 delen). Met illustraties van Reint de Jonge. Den Haag, Boekencentrum, deel I (OT) 1977, deel II (NT) 1978. |
D. Christie-Murray, Kinderbijbel in woord en beeld. Uit het Engels vertaald door J. Woord en A. Woorts. Met illustraties van N. Burgin e.a. Helmond, Helmond, 1978. |
Karel Eykman, Het verhaal van Johannes en wat hij zag in zijn dromen. Met illustraties van B. Bouman. Wageningen, Zomer en Keuning, 1979. |
J. Zink, Al ben ik een ezeltje. De bijbel verteld voor kinderen. Uit het Duits vertaald door C. Govaart. Met illustraties van H. Deiniger. Hilversum, Gooi en Sticht, 1981. |
O. Outryve, Bijbel voor de jeugd. Met illustraties van R. Hermann. Averbode, Altiora, 1983. |
P. Alexander, Kinderbijbel in woord en beeld. Vertaald uit het Engels door J. van Schoten. Met illustraties van L. Evans. Tielt, J.N. Voorhoeve, Den Haag, Lannoo, 1984. |
Henk Barnard, Het verhaal I en II. Met illustraties van Reintje Venema. Weesp, Van Holkema en Warendorf, 1984. |
Abel J. Herzberg, Mirjam. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1985. |
Peter Dickinson, De stad van goud. Uit het Engels vertaald door Willem van Toorn. Met illustraties van The Tjong King. Querido, Amsterdam, 1987. |
Karel Eykman, David. Met illustraties van Friso Henstra. Ede, Zomer en Keuning, 1987. |
Over kinderbijbels
|
Dr. F. Bloemhof, Het kind en de Bijbel. Nijkerk, Callenbach, 1969. |
Rapport van een onderzoek naar kinderbijbels. Nederlands Bijbelgenootschap en Katholieke Bijbelstichting, z.p., 1972. |
R.H. Wissink, De Bijbel op school, ja maar hoe? Kampen, J.H. Kok, 1972. |
J.L. Klink, De kleine mens en het grote boek. Baarn, Ambo, 1976. |
G.J. Marseille, De ene kinderbijbel is de andere niet... Brochure 5-11-1977 van de Centrale voor vormingswerk. Driebergen, De Horst 5, z.j. |
W. van Til, Voor sprookjes zijn we te oud... Over bijbelverhaal en kinderwereld. Bijbelkioskvereniging in samenwerking met Evangelisatie Centrum van de Gereformeerde kerken. Driebergen, Leusden, 1978. |
W. Westerman, Kind en Bijbel. Een relatie die verandert. Hoevelake, Christelijk Pedagogisch Centrum, 1980. |
Tjitte Wierdsma, Het woord aan het kind. Een kijk- en leesverslag bij een aantal kinderbijbels. In: Project Jeugdliteratuur, aflevering 12, blz. 1-20. Tjeenk Willink, Noorduijn, 1980. |
R.F. Smit (red.), Kinderbijbels vergeleken. Nederlands Bijbelgenootschap en Belgisch Bijbelgenootschap. Haarlem, Brussel, 1985. |
G.J. Marseille en R.F. Smit, Kinderbijbelkrant. Uitgave van Prisma Lectuur Voorlichting. Voorburg, z.j. |
18 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1988
|
|