Werk
Al vanaf haar 18e jaar schreef To Hölscher kinderverhaaltjes voor de Roomse Jeugd en Kleuterblaadje, later ook voor andere tijdschriften. Haar eerste boek, Hoe trotskopje genas, schreef zij toen zij 25 was. Het had direct succes. Toen To Hölscher stierf waren er ten minste 80 boeken, schoolleesboekjes en gelegenheidswerkjes van haar hand verschenen. Enkele romans voor oudere meisjes, die zij omstreeks de jaren dertig schreef, zijn tot in de zestiger jaren herdrukt.
To Hölscher genoot vooral bekendheid en waardering in katholieke kring. Haar boeken zijn duidelijk tijdgebonden en ademen een sfeer uit die bij oudere katholieken nog bekend is. Zij wilde vorming van geest en hart Zij wilde vorming van geest en hart combineren met ontspanningslectuur en zag schrijven als een nuttige taak. Omdat To Hölscher expliciet elementen zoals morgen- en avondgebeden, naar de kerk gaan en gewetensvorming in haar boeken bracht, voorzag zij duidelijk in een behoefte van katholieke opvoeders van die tijd. Nu zijn er al zoveel tradities en voorwerpen die in haar boeken voorkomen verdwenen, dat er erg veel extra uitleg nodig is voor kinderen van deze tijd. Bovendien zijn de godsdienstig zedelijke opvattingen die tientallen jaren geleden in katholieke kring vanzelfsprekend waren, zodanig veranderd dat haar verhalen niet meer aansluiten bij de moderne leefwereld.
Vanaf de jaren zestig zijn de boeken van To Hölscher nauwelijks meer gepropageerd in katholieke kring, andere boeken die op zo'n uitgesproken wijze elementen van de katholieke geloofsopvoeding proberen over te brengen zijn er niet voor in de plaats gekomen. Op het gebied van jeugdliteratuur is een specifieke katholieke stroming niet meer aanwijsbaar.
Men kan het werk van To Hölscher in drie hoofdgroepen indelen: boeken voor oudere meisjes, leesboekjes voor jongere kinderen en godsdienstige boeken en gelegenheidswerkjes.