| |
| |
| |
Gouden Boekjes
door Joke Linders
Gouden Boekjes is de verzamelnaam voor een reeks in Amerika ontwikkelde prentenboekjes. Zij ontlenen hun naam aan het goudkleurige bandje om het kartonnen omslag en hun faam aan de bescheiden prijs en de rijke illustraties. De eerste twaalf waaronder The Poky Little Puppy (Hondje Eigenwijs) verschenen in 1942, kort nadat de Verenigde Staten officieel in oorlog waren geraakt. Elf jaar later, in 1953, introduceerde De Bezige Bij de eerste vertalingen, waaronder Pietepaf het circushondje, Poes Pinkie en Vijf brandweermannetjes. En ook in Nederland werden ze met gejuich ontvangen. Minstens drie generaties kinderen groeiden op met Hoep, zei de chauffeur, De gele taxi en De hondenmatroos. Veel leesbiografieën beginnen met een verwijzing naar één of meer stukgelezen Gouden Boekjes.
Het concept voor de Little Golden Books is ontwikkeld door een ondernemende drukker, Western Printing in Racine, Wisconsin. Deze zocht samenwerking met het Artist and Writers Guild in New York en twee jonge enthousiaste uitgevers, Simon & Schuster. Met elkaar zouden zij kinderboeken maken die kwalitatief aantrekkelijk zijn en toch weinig hoefden te kosten. Dat laatste was alleen mogelijk als ze in grote hoeveelheden werden geproduceerd en overal te koop zouden zijn, in kiosken, supermarkten en boekwinkels. Dat plan lukte, mede dankzij de steun van een uitgekiende marketing.
Aan het herkenbare uiterlijk van de Gouden Boekjes, waar ter wereld ze ook verschijnen, ligt een sterk vormgevingsconcept ten grondslag. In de eerste plaats is er de bijzondere bindwijze: twee nietjes door de bladzijden en het kartonnen omslag met daaroverheen een goudkleurig rugbandje. Op het achterplat prijkt een lijst van genummerde titels, geflankeerd door figuren uit de reeks en de aanbeveling dat zeker 750.000.000 kinderen over de hele wereld die boekjes hebben gelezen. Op de schutbladen kan de eigenaar zijn of haar naam vermelden.
Van de eerste twaalf ‘kleine boekjes voor kleine handjes’ waren binnen zes maanden anderhalf miljoen exemplaren verkocht. Dat de grootste illustratoren van die tijd - Georges Duplaix, Gustaf Tenggren, Tibor Gergely, J.P. Miller, Richard Scarry,
| |
| |
Garth Williams - er aan meewerkten, heeft zeker gunstig uitgepakt. De opname van figuren en verhalen uit populaire televisieseries als Sesamstraat en Walt Disney-figuren heeft de bekendheid van de reeks nog eens versterkt. Naast de reguliere uitgaven in het vertrouwde formaat van 20 × 17 cm verschenen in de loop der jaren allerlei varianten: kartonboekjes voor baby's, peuters en kleuters, zogenaamde reuzen Golden Books, verzamelbundels met sprookjes of verhalen voor beginnende lezers, speciale uitgaven voor jongens en meisjes, maar ook religieuze en educatieve teksten, boeken met geluiden, cassetteboekjes, luisterboeken en animaties. De verschillende fusies en overnames in het uitgeefbedrijf, zowel in Amerika als in Europa, heeft de reeks in de zeventig jaren van haar bestaan glansrijk doorstaan.
| |
Gouden Boekjes in Nederland
Direct na de Tweede Wereldoorlog verruilde uitgeverij De Bezige Bij haar ondergrondse activiteiten voor een legale uitgeefpraktijk van voornamelijk literaire boeken. Toen er onder de naoorlogse ouders behoefte ontstond aan goede kinderboeken, kregen de twee directeuren, Geert Lubberhuizen en Wim Schouten, ook interesse voor dat segment van de markt. ‘Vooral onder de jonge moeders heerste zo'n progressief sfeertje. De kinderen moesten allemaal pedagogisch verantwoord worden opgevoed. En voor de kinderen van de naoorlogse geboortegolf was er weinig,’ aldus Wim Schouten in zijn memoires.
Hoe De Bezige Bij op het idee kwam de Little Golden Books uit Amerika in haar fonds op te nemen, is alleen bij benadering vast te stellen. Mogelijk was het een suggestie van Han G. Hoekstra. Tenslotte was hij buitengewoon enthousiast over het ‘reuzen gouden boek’ dat hij eind 1945 in Brussel op een tentoonstelling van Amerikaanse boeken had gezien. Een andere mogelijkheid is dat de prentenboekjes in een van de vijftig treasure chests zaten die de Women's Council for Post War Europe in 1946 naar de Nutsbibliotheek in Amsterdam stuurde. Onder het motto ‘Our world united through books’ had Madame Tallon, een Franse schrijfster, in Amerika een grootscheeps verbroederingsplan gelanceerd: Amerikaanse kinderen stuurden boeken, brieven en tekeningen naar hun leeftijdgenootjes in Europa in de hoop dat die op hun beurt brieven en/of tekeningen zouden retourneren. Zo zouden de kinderen uit de hele wereld met elkaar verbonden zijn. Tussen de Nutsbibliotheek en De Bezige Bij liepen in die tijd verschillende lijnen. Dolly Schouten, de vrouw van een der Bij-directeuren, was er werkzaam als bibliothecaresse in dezelfde tijd dat Annie M.G. Schmidt en Els van Dien er werkten. En juist die twee
| |
| |
waren in 1947 een jaar lang officieel ‘adviseur kinderboeken’ van De Bezige Bij. Of zij het beruchte trans-Atlantische telefoongesprek hebben aangezwengeld waaruit de Gouden Boekjes voortkwamen, vermeldt de geschiedenis niet. Wim Schouten: ‘Er verscheen een aantal goede kinderboeken, maar echt van de grond kwam het niet. Een vrouw die gek is op kinderboeken, plus goede adviezen is niet voldoende. De uitgever zelf moet bezeten zijn van kinderboeken en dan is het nog moeilijk. Geert en ik hadden die noodzakelijke afwijking niet.’
Wie van de twee directeuren van De Bezige Bij de onderhandelingen heeft gevoerd, behoort tot de legendes van het uitgeversvak. ‘Het was ons eerste trans-Atlantische telefoongesprek’, aldus Schouten. ‘Ik denk ergens in 1949. Ons Engels was slecht en de lijn was onduidelijk en hoe we met buitenlandse rechten moesten omgaan, wisten we nauwelijks. Groot was onze verbazing toen we enige weken later een stapeltje boeken kregen toegestuurd.’ Vier jaar later (in 1953) lagen de eerste zes vertaalde Gouden Boekjes in de Nederlandse winkels. Pietepaf het circushondje van Dorothy Kunhardt en J.P. Miller, Bij Kiki thuis van Gelola McHugh en Mary Blair, Plofje de olifant van Kathryn & Byron Jackson en Gustaf Tenggren, Konijntje Woelwater van Ariane en Gustaf Tenggren, Poes Pinkie van Kathryn & Byron Jackson en Alice & Martin Provensen
Illustratie van J.P. Miller uit Pietepaf het circushondje
en Vijf brandweermannetjes van Margaret Wise Brown en Tibor Gergely.
Dat Han G. Hoekstra en Annie M.G. Schmidt de vertaling en bewerking van de Little Golden Books kregen toegeschoven, komt goed overeen met hun posities. Beiden hadden zowel persoonlijke als zakelijke banden met de uitgeverij. Beiden konden de inkomsten goed gebruiken. Beiden behoorden tot de beste en in ieder geval zeer bekende kinderboekenauteurs van die tijd. Hun bewerkingen en vertalingen werden veelal geroemd om het pure feit dat zij ze hadden gemaakt. Argumenten daarvoor werden zelden aangedragen. Veel overleg hadden Annie Schmidt en Han Hoekstra ove- | |
| |
rigens niet. De selectie van de titels liep doorgaans via Geert Lubberhuizen. Naar het schijnt kwam Hoekstra sneller en makkelijker tot keuzes dan Schmidt. Die schoof de klus nogal eens voor zich uit en moest regelmatig gemaand worden. Jaarlijks namen ze er elk twee of drie voor hun rekening. Waar nodig of mogelijk volgde een bewerking/aanpassing voor de Nederlandse markt. Hoekstra bleef in zijn vertalingen graag dicht bij de bron maar versterkte waar mogelijk de muzikale en beeldende elementen. Met als resultaat dat Bij Kiki thuis een stuk pittiger klinkt dan het oorspronkelijke Baby's House, terwijl Konijntje Woelwater en Het vliegende huis een groter beroep doen op de fantasie dan The Lively Little Rabbit of The Wonderful House. Beide vertalers permitteerden zich grote vrijheden als het om versjes ging. Van ‘Katie the Kitten, a small cat, / is asleep in the hall, in a ball, in a hat’ maakt Schmidt het veel prozaïscher ‘In de gang staat een tafeltje. En onder dat tafeltje ligt een hoed. En in die hoed... Poes Pinkie! Poes Pinkie is in slaap gevallen.’ Omgekeerd spreekt Hoekstra's huppelende olifant uit Plofje de olifant meer tot de verbeelding dan zijn dansende evenknie uit het Amerikaanse origineel. Meteen al constateerden recensenten
verschillen in aanpak en toon naast overeenkomsten in taal en mentaliteit. Precies zoals Lubberhuizen had gehoopt en bedoeld tilden beider namen en kwaliteiten de serie naar een hoger plan.
Zo vlak na de oorlog ervoeren ouders en kinderen die boekjes in vierkleurendruk ‘als een godsgeschenk’. Ze waren goedkoop, zagen er aantrekkelijk uit en sloten aan bij de belevingsmogelijkheden van kinderen. Dankzij de medewerking van uit Europa gevluchte kunstenaars hadden de boekjes zowel een vertrouwde als een Amerikaanse uitstraling. Het ene boekje biedt een beeld van het Amerikaanse platteland met idyllische houten huizen en boerderijen. Het andere schildert het vrije Amerika met snelle gele taxi's, stoere auto's, brandweerwagens en hoogbouw in de stad. Nederlandse recensenten vonden de verhalen ‘voortreffelijk’, ‘verrukkelijk’, ‘fantastisch’, vriendelijk’, ‘warm’, en ‘uiterst bruikbaar’ en roemden de moderne illustraties.
In 1972 zegde Annie M.G. Schmidt haar afspraak met De Bezige Bij op omdat ze te veel andere bezigheden had. Daarna zette Han G. Hoekstra het werk nog enige tijd in zijn eentje voort. Na een intermezzo van bijna twintig jaar waarin vrijwel niets gebeurde, lanceerde De Bezige Bij in 1996 een reeks nieuwe vertalingen van Nicolaas Matsier (Meneer Mooi Weer, Konijntje Loos, Letters vangen in een net en Een hut voor Hansje) en Imme Dros (Dag paard, dag koe, dag boerderij, Wie wordt wereldkampioen?, Een hol voor Knijn en Oetel). Na de opheffing van het kinderboekenfonds
| |
| |
van De Bezige Bij gingen productie en verspreiding van de Gouden Boekjes naar uitgeverij Leopold. In november 2000 dumpte die de serie bij gebrek aan succes bij De Slegte waar de gehele voorraad in drie weken tijd verkocht was. Dat zou voor Nederland het einde van de serie zijn geweest als uitgeverij Rubinstein zich niet had opgeworpen als redder van dit cultuurgoed. Na twee jaar onderhandelen met de ook in Amerika nieuwe uitgever Random House keerde de klassieke kinderboekenserie in 2003 terug op de Nederlandse markt in een door Piet Schreuders aangepaste vormgeving.
| |
Kritiek
Slechts een enkele titel uit de reeks kreeg negatieve kritiek. Zo wezen bibliotheekkringen in Nederland Sambo het kleine zwarte jongetje (1954) van Helen Bannerman en Gustaf Tenggren af, in de veronderstelling dat overgevoelige kinderen de neiging zouden hebben zulke avonturen ‘au sérieux’ te nemen. Sambo heeft nieuwe kleren gekregen en gaat wandelen in het Wilde Woeste Woud. Daar ontmoet hij een tijger die zegt: ‘Klein zwart jongetje Sambo, ik ga je opeten!’. Slim als Sambo is, stelt hij een ruil voor: ‘O, meneer de tijger, eet me asjeblief niet op, dan krijg je mijn mooie rode jasje!’. Hoe meer tijgers hij ontmoet, hoe bloter Sambo wordt. Hij vlucht in een hoge boom en ziet hoe de tijgers ruzie krijgen over wie de mooiste
Illustratie van Gustaf Tenggren uit Sambo het kleine zwarte jongetje
van het Wilde Woeste Woud is. ‘Ze namen elkaars staarten in hun bek en renden hoe langer hoe harder om de boom heen. En ze liepen zoooooooó hard dat ze smolten.’ Dan komt vader Jambo. Die doet de boter in een grote kan en daarvan bakt moeder Mambo lekkere pannenkoeken. De bewerking van het oude Indiase volksverhaal over tijgers en ‘ghi’ (gesmolten boter) raakte om politiek inhoudelijke redenen in opspraak in de Verenigde Staten, toen de naam Sambo een negatieve (= racistische) bijklank dreigde te krijgen. Nadat ook in Nederland diverse werkgroepen in de jaren zeventig waren begonnen te ageren tegen (foute) beeldvorming in kinderboeken, besloot De Bezige Bij de titel uit de verkoop te halen. Het ‘pik pik zwarte jongetje’ en de stereotiepe afbeeldingen zouden mensen eens op
| |
| |
het verkeerde been kunnen zetten.
Opvallend was de felle uitval van Bibeb naar twee religieuze titels die De Bezige Bij in 1954 samen met Uitgeverij Wed. J.R. van Rossum uitbracht: Het kindje Jezus van Bethlehem en Vijf kinderen uit het Oude Testament. Deze mochten er dan uitzien als een Gouden Boekje, taal en tekeningen bevielen haar al net zo weinig als de wijze waarop de bijbelteksten voor kinderen waren ingekort. Zestig jaar later zou uitgeverij Kok Kampen de ‘religieuze’ Gouden Boekjes met succes opnieuw op de markt zetten.
Op het succes van de serie heeft de kritiek geen of weinig invloed gehad. Ook in Nederland waren de Gouden Boekjes van meet af aan ‘steady sellers’, waarvan per titel jaarlijks zo'n 3000 exemplaren werden verkocht.
| |
Avontuur, queeste of sprookje
Het geheim van de Gouden Boekjes laat zich moeilijk vangen. De meeste titels bieden een combinatie van avontuur en queeste. Een zoektocht naar wat verloren ging: vader, moeder, kind, huis, knuffel of schat. En zoals in sprookjes veelal het geval is, eindigt die zoektocht naar tevredenheid. De verloren dan wel gezochte schat wordt gevonden; de held(in) voelt zich door wat hij (zij) ervaren of overwonnen heeft, veiliger.
De versterking van het zelfvertrouwen en het accepteren van wie of wat je bent zijn belangrijke thema's in veel Gouden Boekjes. In Hoep, zei de chauffeur, Vijf brandweermannetjes, De gele taxi of Christoffel en de Columbus voltrekken de avonturen zich in een gebied dat groter is dan huis, tuin en keuken. Voor de oplossing van de geschetste problemen - een varken dat op avontuur gaat, een brand die geblust of een trein die gehaald moet worden - is inventiviteit nodig, verder kijken dan je neus lang is. Dat alles levert inzicht op in de eigen mogelijkheden. Het onderstreept dat er voor elke kwibus, hansworst of vreemde vogel wel een plekje is op deze aardbodem.
De meeste verhalen hebben een uitgewogen vertellende structuur, met een subtiel, theatraal karakter, mede dankzij het vakkundig gebruik van herhalingen. Een relatief groot aantal titels behelst varianten/bewerkingen van sprookjes of nursery rhymes als Kippetje Tok, Het huis dat Japie heeft gebouwd, Roodkapje en De drie beertjes.
| |
Wim is weg
Het Gouden Boekje dat in Nederland verreweg de grootste verrukking veroorzaakt bij ontelbaar velen, blijft toch Wim is weg (1959). Over de titel en het auteurschap ervan doen de stoutste verhalen de ronde. Volgens Wim Schouten, een amusant maar niet per se betrouwbaar chroniqueur, had Annie M.G. Schmidt die titel bij wijze van grap gekozen om zijn vertrek bij De Bezige Bij luister bij te zetten. Maar de feiten vertellen een ander verhaal.
| |
| |
Wim is weg verscheen in 1959, drie jaar nadat Schouten De Bezige Bij had verlaten voor een aanstelling bij Proost & Brandt. En dat is nog maar het begin van alle misverstanden, vertekende herinneringen en spookverhalen. Volgens de titelpagina van 1959 was Wim is weg een oorspronkelijk Nederlands Gouden Boekje, naverteld door Annie M.G. Schmidt en getekend door Rogier Boon. Drie weken na Schmidts overlijden (in 1995) berichtte Paul Steenhuis in nrc Handelsblad dat de zaken een stuk genuanceerder of eigenlijk totaal anders lagen. Niet Annie Schmidt maar Rogier Boon had het verhaaltje bedacht, getekend én geschreven, als afstudeeropdracht voor de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam, zo liet Boons halfbroer Mark weten. Schmidt had de tekst hier en daar misschien wat aangepast en de titel gekozen, maar verder ging haar bemoeienis niet. Helaas kon geen van de betrokkenen toen nog vertellen hoe de vork precies in de steel zat. Mark Boon meldde het onrecht pas nadat beide protagonisten waren overleden. In de druk volgend op de protesten van de halfbroer bracht De Bezige Bij het auteurschap terug tot wat het had moeten zijn: ‘verhaaltje en plaatjes van Rogier Boon, onder redactie van Annie M.G. Schmidt’. Bij de overname van de serie door Rubinstein ontstond helaas opnieuw een conflict met de erven. Beide partijen en de
Illustratie van Rogier Boon uit Wim is weg
lezers hopen vurig dat dat opgelost zal worden.
| |
Een nieuwe koers
Achteraf gezien is Wim is weg het begin van grote veranderingen in het uitgeefbeleid rond de Gouden Boekjes. Indertijd was de Amerikaanse uitgever niet blij met de illegale uitgave van Nederlandse herkomst. De Little Golden Books waren bedacht en gemaakt door Amerikaanse kunstenaars en dat moest zo blijven. Zelfs Wim is weg is om die reden nooit vertaald. Datzelfde lot trof latere versies van Nederlandse oorsprong: de wederwaardigheden van de vier kleurpotloden, de nummers 64 t/m 68 (1971) van Ies Spreekmeester, tevens ontwerper van de eerste Nederlandse schutbla- | |
| |
den, en Een jarige stad (1975) van Han G. Hoekstra, uitgegeven ter gelegenheid van het 700-jarige bestaan van de stad Amsterdam.
Sinds uitgeverij Rubinstein de reeks beheert zijn niet alleen meer oude Amerikaanse boekjes in Nederlandse vertaling toegevoegd, maar komen er jaarlijks enige titels bij van Nederlandse oorsprong. Geschreven en getekend door Nederlandse en Vlaamse kunstenaars. Over deze gang van zaken hebben de partijen overeenstemming bereikt, al worden de oorspronkelijk Nederlandse Gouden Boekjes nog altijd ter goedkeuring voorgelegd aan de Amerikanen. Van de inmiddels meer dan dertig Nederlandse titels is Rico is niet bang (2009) van Fiona Rempt en Noëlle Smit tot nu toe het enige boekje waarvan de rechten aan Amerika zijn verkocht.
Met de nieuwe uitgever kwam ook de iets aangepaste vormgeving van Piet Schreuders. Zijn schutbladen en gouden bandje liggen dichter bij die van de oorspronkelijk Amerikaanse uitgaven. De nummering werd, tot spijt van de verzamelaars, stopgezet. Rubinstein introduceerde ook subreeksen als Klassieke Gouden Boekjes (Babar, Nijntje, Olivia), Disney Gouden Boekjes, Gouden Voorleesboeken en Luxe Gouden Boekjes.
Het eerste oorspronkelijk Nederlandse Gouden Boekje dat Rubinstein na een prijsvraag op de markt bracht, was Het meisje dat alleen maar witte chocolade lust van Paul Steenhuis. Deze knipoog naar Roald Dahls Charlie and the Chocolate Factory vormde het begin van een nieuwe stroom uitgaven uit eigen land. Daarin figureren bekende auteurs en illustratoren uit de lage landen: Toon Tellegen, Francine Oomen, Peter Pontiac, Hans en Monique Hagen, Annemarie van Haeringen, Harm van Straaten, Jet Boeke, Thé Tjong-Khing, Gerda Dendooven, Nicolaas Matsier. Iedereen wil wel een bijdrage leveren aan de reeks.
Dankzij de actieve marketingstrategie van uitgeverij Rubinstein, zowel binnen de boekhandel als daarbuiten, keerde de belangstelling voor de Gouden Boekjes in alle hevigheid terug. Er zijn luisterboeken van de Gouden Boekjes, animaties, dvd's, cd's, kartonboeken, speciale uitgaven voor Albert Heijn waar een samenwerkingsverband mee ontstond, maar ook verzamelbundels, kookboeken en tal van merchandisingproducten. Bij de nieuwe uitgever verscheen ook Ik hou zo van... de Gouden Boekjes, het verhaal van de Gouden Boekjes in Nederland. In dit door Piet Schreuders en Sonja van Hamel met tal van foto's en illustraties verrijkte boek spreken Amerikanen en Nederlanders over hun liefde voor deze wonderlijke reeks.
| |
Waardering
Zijn de lange duur en de grote aantallen op zich al een aanwijzing voor de waardering die
| |
| |
de Gouden Boekjes nu al zeventig jaar omringen, smaakmakers als Marjoleine de Vos, Nicolaas Matsier en Sieb Posthuma laten niet af de loftrompet te steken over de boekjes van hun jeugd. Uitgeverij Rubinstein voerde in hechte samenwerking met nrc Handelsblad in de winter van 2011 zes weken campagne voor twee Gouden Voorleesboeken, een voor jongens en een voor meisjes. Zes boekjes in een luxe band van 20 × 25 cm voor slechts 14,95 die alleen bij de krant te verkrijgen waren. ‘Veel verhalen en tekeningen uit die boekjes zijn me altijd bijgebleven’, betoogde Paul Steenhuis. Joyce Roodnat onderstreepte dat er, ondanks het nogal traditionele rollenpatroon in de eerste Gouden Boekjes, ook voor meisjes een boel te beleven valt aan de serie.
In de jaren vijftig en zestig voldeden de herkenbare kleuterbelevenissen aan de behoefte aan veiligheid en warmte, die zowel in Amerika als in Europa werd gevoeld. De combinatie van educatie, informatie en dramatiek is een belangrijk element. Voor Nederland komt daar nog bij dat het de eerste boekjes in vierkleurendruk waren die een kijkje boden in het land van de vrijheid, Amerika. Veel van die argumenten - herkenbaarheid, warmte, veiligheid en avonturen - gelden nog steeds, ook al heeft het prentenboek in esthetische en literaire zin inmiddels een niveau bereikt waar de Gouden Boekjes bleek bij afsteken. Wat bleef en belangrijker werd, is de nostalgische herinnering aan waar Nederlandse ouders en grootouders mee opgroeiden: de voorgoed voorbije jaren vijftig waarin Nederland kennis maakte met de wereld van coca-cola, snelle auto's, nylonkousen en frigidaires.
Met enige goede wil is aan te tonen dat kunstenaars als Alice & Martin Provensen, J.P. Miller of Tibor Gergely een bron van inspiratie waren voor Bert Bouman, Max Velthuijs, Sieb Posthuma en Fiep Westendorp. Hun tekeningen in het platte vlak leverden mede door de vitaliteit ervan oerbeelden op die weinig aan overtuigingskracht hebben ingeboet.
| |
Bibliografie
Gouden Boekjes bij De Bezige Bij
|
1. | Pietepaf het circushondje van Dorothy Kunhardt, met tekeningen van J.P. Miller, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1953. |
2. | Bij Kiki thuis van Gelola McHugh, met tekeningen van Mary Blair, vertaald door Han G. Hoekstra, 1953. |
3. | Plofje de olifant van K & B. Jackson, met tekeningen van Gustaf Tenggren, vertaald door Han G. Hoekstra, 1953. |
4. | Konijntje Woelwater van Ariane, met tekeningen van Gustaf Tenggren, in 1953 vertaald door Han G. Hoekstra en in 2008 door Nienke A. Denekamp. |
5. | Poes Pinkie van Kathryn & Byron Jackson, met tekeningen van A. & M. Provensen, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1953. |
| |
| |
6. | Vijf brandweermannetjes van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1953. |
7. | De kladderkatjes van Margaret Wise Brown, met tekeningen van A. & M. Provensen, vertaald door Han G. Hoekstra, 1954. |
8. | Hoep, zei de chauffeur van Miryan, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1954. |
9. | Sambo het kleine zwarte jongetje van Helen Bannerman, met tekeningen van Gustaf Tenggren, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1954. |
10. | Het eigenwijze eendje van Jane Werner, met tekeningen van Alice & Martin Provensen, vertaald door Han. G. Hoekstra, 1954. |
11. | Het verlegen poesje van Cathleen Schurr, met tekeningen van Gustaf Tenggren, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1954. |
12. | De kleine dierentuin van Kathryn & Byron Jackson, met tekeningen van Adele Werber, vertaald door Han G. Hoekstra, 1954. |
13. | Meneer de hond van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Garth Williams, vertaald door Han G. Hoekstra, 1955. |
14. | Christoffel en de Columbus van Kathryn & Byron Jackson, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Han G. Hoekstra, 1955. |
15. | De drie beertjes, met tekeningen van Feodor Rojankovsky, verteld door Han G. Hoekstra, 1955. |
16. | De gele taxi van Lucy Sprague Mitchell, met tekeningen van Tibor Gergely, in 1955 vertaald door Annie M.G. Schmidt, in 2005 door Sieneke de Rooij. |
17. | De poes die dacht dat hij een muis was van Miriam Norton, met tekeningen van Garth Williams, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1955. |
18. | Roodkapje, met tekeningen van Elizabeth Orton Jones, verteld door Annie M.G. Schmidt, 1956. |
19. | Hondje Eigenwijs van Janette Sebring Lowrey, met tekeningen van Gustaf Tenggren, vertaald door Han G. Hoekstra, 1956. |
20. | Zeven kleine vrienden van Jane Werner, met tekeningen van Garth Williams, vertaald door Han G. Hoekstra, 1956. |
21. | Het koekemannetje van Nancy Nolte, met tekeningen van Richard Scarry, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1956. |
22. | Het huis dat Japie heeft gebouwd, met tekeningen van J.P. Miller, verteld door Annie M.G. Schmidt, 1956. |
23. | Ik hou ZO van... van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Garth Williams, vertaald door Han G. Hoekstra, 1957. |
24. | Poessie van Arne Lingermann, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1957. |
25. | Dunkie van Alice Hunt, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1957 |
26. | Mannetje Nies van Olga Cabral, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Han G. Hoekstra, 1957. |
27. | De hondenmatroos van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Garth Williams, vertaald door Han G. Hoekstra, 1957. |
28. | Hansworst van Kathryn Jackson, met tekeningen van Leonard Weisgard, vertaald door Han G. Hoekstra, 1958. |
29. | Wij zijn nog klein, tekst en tekeningen van Garth Williams, in 1958 vertaald door Han G. Hoekstra, in 1996 door Joke Linders. |
30. | Boudewijn de beer van Georges Duplaix, met tekeningen van Gustaf Tenggren, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1958. |
31. | Bij de Indianen van Charles Spain Verral, met tekeningen van Mel Crawford, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1959. |
32. | Freddy's vriendje van Jane Werner Watson, met tekeningen van Aurelius Battaglia, vertaald door Han G. Hoekstra, 1959. |
33. | Het feestvarken van Kathryn & Byron Jackson, met tekeningen van Richard Scarry, vertaald door Han G. Hoekstra, 1959. |
34. | Rolle Bolle Beest, tekst en tekeningen van
|
| |
| |
| Richard Scarry, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1959. |
35. | Wim is weg van Rogier Boon, 1959. |
36. | Dokter Pijpekop de poppendokter van Margaret Wise Brown, met tekeningen van J.P. Miller, vertaald door Han G. Hoekstra, 1960. |
37. | Het vliegende huis van Margaret Wise Brown, met tekeningen van J.P. Miller, vertaald door Han G. Hoekstra, 1960. |
38. | Henkie met de hoorn van Jack Bechdolt, met tekeningen van Aurelius Battaglia, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1960. |
39. | Toontje m'n zoontje van Carl Memling met tekeningen van Hawley Pratt & Lee Holley, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1960. |
40. | Ik kan vliegen van Ruth Krauss, met tekeningen van Mary Blair, vertaald door Han G. Hoekstra, 1961. |
41. | De nieuwe pony van Blanche Cherney Perrin, met tekeningen van Dagmar Wilson, vertaald door Han G. Hoekstra, 1961. |
42. | Circus Ondersteboven van Georges Duplaix, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Annie M G. Schmidt, 1961. |
43. | Cornelis de neushoorn van Carl Memling, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1961. |
44. | Tobias zoekt plezier van May Justus, met tekeningen van Sue d'Avignon, vertaald door Han G. Hoekstra., 1964. |
45. | Fijn dat er kleuren zijn van Adelaide Holl, met tekeningen van Leonard Shortall, vertaald door Han G. Hoekstra, 1964. |
46. | Nieuwe avonturen van hondje Eigenwijs van Janette Sebring Lowrey, met tekeningen van Gustaf Tenggren, vertaald door Han G. Hoekstra, 1964. |
47. | Het grote kleine boek van Dorothy Hall Smith, met tekeningen van Moritz Kennel, vertaald door Han G. Hoekstra, 1964. |
48. | De kleine Indiaan van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Richard Scarry, vertaald door Han G. Hoekstra, 1965 |
49. | Kippetje Tok, met tekeningen van J.P. Miller, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1965. |
50. | De beesten van boer Jansen, met tekeningen van Richard Scarry, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1965. |
51. | Ki-Ka-Kuiken van Vivienne Benstead, met tekeningen van Richard Scarry, vertaald door Han G. Hoekstra, 1965. |
52. | Waf waf! Miauw van Melanie Bellah, met tekeningen van Trina Schart, vertaald door Han G. Hoekstra, 1965. |
53. | Drie verhalen voor bedtijd, met tekeningen van Garth Williams, vertaald door Han G. Hoekstra, 1965. |
54. | De koe ging over de berg van Jeanette Krinsley, met tekeningen van Feodor Rojankovsky, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1965. |
55. | Het walvisje van Kenneth Norris, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1965. |
56. | Dierenpappa's en mijn pappa van Barbara Shook, met tekeningen van Ilse-Margaret Vogel, vertaald door Han G. Hoekstra, 1969. |
57. | Tsjitti tsjitti beng beng van Jean Lewis, met tekeningen van Gordon Laite, vertaald door Han G. Hoekstra, 1969. |
58. | Als ik groot ben, tekst en tekeningen van Ilse-Margaret Vogel, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1969. |
59. | Sam de brandweerkat, tekst en tekeningen van Virginia Parsons, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1969. |
60. | We gaan naar de tandarts van Patricia M. Scarry, met tekeningen van Dagmar Wilson, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1971. |
61. | Beestjes tellen, met tekeningen van Moritz Kennel, vertaald door Annie M.G. Schmidt, 1971. |
62. | Kareltje van Diane Fox Downs, met tekeningen van Lilian Obligado, vertaald door Han G. Hoekstra, 1971. |
63. | Kijk eens wat ik zie!, tekst tekeningen van
|
| |
| |
| Ilse-Margret Vogel, vertaald door Han G. Hoekstra, 1971. |
64. | Het boek van de vier kleurpotloden van Ies Spreekmeester, 1971. |
65. | De drukkerij van de vier kleurpotloden van Ies Spreekmeester, 1971 |
66. | De vier kleurpotloden gaan naar Artis van Ies Spreekmeester, 1971. |
67. | De vier kleurpotloden maken zelf een kleuren-tévé van Ies Spreekmeester, 1971. |
68. | De jarige stad van Han G. Hoekstra, met tekeningen van Veronica van Vliet, 1975. |
69. | De beer in de boot, tekst en tekeningen van Ilse-Margaret Vogel, vertaald door Han G. Hoekstra, 1976. |
70. | Het zwarte jonge hondje van Charlotte Zolotow, met tekeningen van Lilian Obligado, vertaald door Han G. Hoekstra, 1976. |
71. | Olifantje op schaatsen van Alida McKay Thacher, met tekeningen van Jerry Scott, vertaald door Han G. Hoekstra, 1976. |
72. | De kat die zich kwaad maakte van Betty Ren Wright, met tekeningen van Tom O'Sullivan, vertaald door Han G. Hoekstra, 1976. |
73. | De hongerige leeuw van Kathryn Jackson, met tekeningen van Gustaf Tenggren, vertaald door Han G. Hoekstra, 1977. |
74. | Het dierenhotel van Barbar Steincrohn Davis, met tekeningen van Benvenuti, vertaald door Han G. Hoekstra, 1977. |
75. | Sloffie Sleepboot van Gertrude Crampton, met tekeningen van Tibor Gergely, in 1977 vertaald door Han G. Hoekstra, in 2007 door Piet Schreuders. |
76. | Heintje het treintje van Sharon Holaves, met tekeningen van Giannini, vertaald door Han G. Hoekstra, 1977. |
77. | Meneer Mooi Weer van Kathleen N. Daly, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Nicolaas Matsier, 1996. |
78. | Dag paard, dag koe, dag boerderij van Nancy Fielding Hulick, met tekeningen van J.P. Miller, vertaald door Imme Dros, 1996. |
79. | Wie wordt wereldkampioen? van Beth Greiner Hoffman, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door home Dros, 1996. |
80. | Konijntje Loos van Rachel Learnard, met tekeningen van Alice & Martin Provensen, vertaald door Nicolaas Matsier, 1996. |
81. | Een hol voor Knijn van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Garth Williams, vertaald door Imme Dros, 1997. |
82. | Oetel van Gertrude Crampton, met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Imme Dros, 1997. |
83. | Een hut voor Hansje van Edith Thacher Hurd, met tekeningen van J.P. Miller, vertaald door Nicolaas Matsier, 1997. |
84. | Letters vangen in een net van Roberta Miller, met tekeningen van Richard Scarry, vertaald door Nicolaas Matsier, 1997. |
Gouden Boekjes bij Rubinstein (nieuwe deeltjes)
|
Het meisje dat alleen maar witte chocolade lust, tekst en tekeningen van Paul Steenhuis, 2002. |
De zeven postbodes van Margaret Wise Brown en Edith Thacher Hurd met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Sieneke de Rooij, 2003. |
Thomas en zijn schaduw van José María Gutiérrez met tekeningen van Pablo Zweig, vertaald door Laura Hak en Mascha de Vries, 2003. |
Anton vangt een vis, tekst en tekeningen van Paul Steenhuis en Dicky Koedam, 2004. |
Het bed van Tim van Marije van der Sande met tekeningen van Eliane Duvenkot, 2004. |
Het bovenzeeërtje van Paul Steenhuis en Hein Kruiswijk met tekeningen van Sieb Posthuma, 2004. |
Het dierenorkest van Ilo Orleans met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Sieneke de Rooij, 2004. |
De krantenpoes van Nienke Denekamp met tekeningen van Peter Pontiac, 2004. |
| |
| |
Tingel bel van Diane Muldrow met tekeningen van Joe Ewers, vertaald door Mascha de Vries, 2004. |
Thomas in de wolken van Pablo Zweig met illustraties van José Maria Guetierrez, vertaald door Laura Hak en Mascha de Vries, 2005. |
Een jaar in de stad van Lucy Sprague Mitchell met tekeningen van Tibor Gergely, vertaald door Jan Paul Schutten en Jessica Voeten, 2005. |
Nijntjes verjaardag, tekst en tekeningen van Dick Bruna, 2005. |
12 Rijmpjes en versjes uit de gouden doos - Luxe editie - van Han G. Hoekstra met tekeningen van Fiep Westendorp, voordracht Karin Bloemen, 2005. |
De draaimolen van Marije van der Sande met tekeningen van Eliane Duvenkot, 2005. |
Krantenpoes, waar was je nou? van Nienke Denekamp met tekeningen van Peter Pontiac, 2006. |
Dombo van de Walt Disney Studio in de vertaling van Adrienne Hak, 2006. |
Assepoester van Jane Werner Watson met tekeningen van Reta Scott Worcester, vertaald door Adrienne Hak, 2006. |
De wolkenfabriek, tekst en tekeningen van Typex, 2006. |
Bambi van de Walt Disney Studio in de vertaling van Adrienne Hak, 2006. |
Rakker van de Walt Disney Studio in de vertaling van Adrienne Hak, 2006. |
Yindee is jarig van Sieneke de Rooij met tekeningen van Caroline Ellerbeck, 2006. |
Cars, tekst en tekeningen van Pixar, 2006. |
Sneeuwwitje van Walt Disney Enterprise, in de vertaling van Mascha de Vries, 2007. |
Doornroosje van Michael Teitelbaum, met tekeningen van Sue Diccicco, 2007. |
Anders is leuk!, tekst en tekeningen van Francine Oomen, 2007. |
Het alfabet van Anders, tekst en tekeningen van Francine Oomen, 2007. |
Olivia, tekst en tekeningen van Ian Falconer, vertaald door Herma Vogel, 2007. |
Babar is jarig, tekst en tekeningen van Laurent de Brunhoff, vertaald door Adrienne Hak, 2007. |
Het dikke agentje van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Alice & Martin Provensen, in de vertaling van Nienke Denekamp, 2007. |
Jan de vliegtuigman van Heleen Palmer, met tekeningen van Tibor Gergely, in de vertaling van Nienke Denekamp, 2007. |
Het konijnenboekje van Patricia Scarry, met tekeningen van Richard Scarry, in de vertaling van Mascha de Vries, 2008. |
Een picknick in Fabeltjesland van Leen Valkenier, met tekeningen van Eliane Duvekot, 2008. |
De leeuwenkoning van Justine Korman, met tekeningen van D. Williams en H.R. Russell, in de vertaling van Adrienne Hak, 2008. |
Jungle boek van Rudyard Kipling, met tekeningen van Disney Enterprises, in de vertaling van Mascha de Vries, 2008. |
Ratatouille van Victoria Saxon, met tekeningen van Scott Tilley en J.O. Orpias, in de vertaling van Adrienne Haks, 2008. |
De kleine zeemeermin van Michael Teitelbaum, met tekeningen van Sue Diccicco, in de vertaling van Mascha de Vries, 2008. |
Mijn gouden woordenboekje van Patricia Scarry met tekeningen van Richard Scarry, in de vertaling van Mascha de Vries, 2008. |
Muis aan zee, tekst en tekeningen van Peter Pontiac, 2008. |
Kleine Ping van Paul Steenhuis, met tekeningen van Pieter Van Eenoge, 2008. |
Dikkie Dik gaat buiten spelen, tekst en tekeningen Jet Boeke, 2008. |
Kolderliedjes, tekst en tekeningen van Toon Hermans, 2008. |
Kapitein Zeepok van Georges DSuplais, met tekeningen van Tibor Gergely, in de vertaling van Mascha de Vries, 2009. |
Het rode wagonnetje van Marion Potter, met teke- |
| |
| |
ningen van Tibor Gergely, in de vertaliung van Nienke Denekamp, 2009. |
Yindee en de jonkies van Sieneke de Rooij, met tekeningen van Caroline Elerbeck, 2009. |
Rico is niet bang van Fiona Rempt, met tekeningen van Noëlle Smit, 2009. |
Hansje gaat kamperen van Gladys Saxon, met tekeningen van Mel Crawford, in de vertaling van Joke Linders, 2009. |
In het sprookjesbos van Hans en Monique Hagen, met tekeningen van Sander de Bruijn, 2009. |
Waar is Mo? van Toon Tellegen, met tekeningen van Jan Jutte, 2010. |
Als Feda slaapt van Toon Tellegen, met tekeningen van Gerda Dendooven, 2010. |
Mano de brandweerjongen van Toon Tellegen, met tekeningen van Arjan Boeve, 2010. |
Vincent en Camille van René van Blerk, met tekeningen van Wouter Tulp, 2010. |
Jubelientje op het ijs van Hans Hagen, met tekeningen van Philip Hopman, 2010. |
De verrassing van Oscar van Patsy Scarry, met tekeningen van Richard Scarry, in de vertaling van Laura Hak, 2011. |
Dokter Jan, de pleisterman van Helen Gaspard, met tekeningen van Corinne Malvern, in de vertaling van Nicolaas Matsier, 2011. |
Zuster Suzie van Kathryn Jackson, met tekeningen van Corinne Malvern, in de vertaling van Nicolaas Matsier, 2011. |
Het zeemans-ABC van Nienke Denekamp, met tekeningen van Kellie Strøm, 2011. |
Van lente tot winter van Fiep Westendorp, met versjes van Hans van der Voort, 2011. |
Mooie rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos, 33 versjes op cd en 12 filmpjes op dvd van Han G. Hoekstra, met tekeningen van Fiep Westendorp, voorgelezen en gezongen door Karin Bloemen, 2011. |
Ganzelot gaat naar de markt van Rindert Kromhout, met tekeningen van Annemarie van Haeringen, 2012. |
Eend en zijn vrienden van Kathryn en Byron Jackson, met tekeningen van Richard Scarry, in de vertaling van Laura Hak, 2012. |
Het nieuwe olifantje van Sieneke de Rooij, met tekeningen van Caroline Ellerbeck, 2011. |
Eén jaar in Artis van Sieneke de Rooij, met tekeningen van Caroline Ellerbeck, 2012. |
Wouter bij de wegenwacht van Peter Smit, met tekeningen van Jan Jutte, 2012. |
De trein naar Timboektoe van Margaret Wise Brown, met tekeningen van Art Seiden, 2012. |
Over de Gouden Boekjes
|
Titia de Leur, De Bezige Bij Bibliografie 1945-1971. Amsterdam, De Bezige Bij, 1972. |
Joke Thiel-Schoonebeek, To where the grasss is greener still. In: Do not lose the nightingale. Amsterdam, Frederik Muller Akademie, 1974. |
Peter Schved, Turning the pages. An insider's story of Simon and Schuster 1924-1984. New York, Simon & Schuster, 1984. |
Joke Linders, De toverkracht van mooie herinneringen. In: Boekblad, jaargang 155 (1988), nr. 48, blz. 16-17. |
Wim Schouten, Een vak vol boeken; herinneringen aan veertig jaar leven in en om de uitgeverij. Amsterdam, De Bezige Bij, 1988. |
Erna Staal, ‘Bumpety, bumpety, bump he went - ‘Hoepelepoepelepoep... daar viel hij’. Annie M.G. Schmidt en de Gouden Boekjes. In: Altijd acht gebleven. Den Haag, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum; Amsterdam, Querido, 1991. (Schrijversprenteboek nr. 31) |
Piet Schreuders, Gouden Boekjes. In: Furore, afl. 18, augustus 1992, blz. 10 en 11. |
Paul Steenhuis, Het ware ontstaansverhaal van Wim. In: nrc Handelsblad, 24-6-1995. |
Jessica Voeten, Pinkie, Poessie en Pietepaf, een glansrijk déjà vu. In: nrc Handelsblad, 27-9-1996. |
Joke Linders, De geschiedenis van de Gouden Boekjes bevat veel geheimen. In: Literatuur
|
| |
| |
zonder leeftijd, jaargang 11 (1997), nr. 43, blz. 443-455. |
Nicolaas Matsier, ‘Het is gedaan met de Gouden Boekjes’ in de Volkskrant van 28 november 2000. |
Janneke van der Veer, Ies Spreekmeester (1914-2000). Over Vadertje Brombeer, vier kleurpotloden en meer. In: Boekenpost, jaargang 15 (2007), nr. 90 |
Piet Schreuders, Karton met een gouden randje. In: Compres, jaargang 26 (2001), nr. 18, blz. 21-23. |
Piet Schreuders, Richtingenstrijd bij Gouden Boekjes. In: Compres, jaargang 28 (2003), nr. 8, blz. 18-23. |
Leonard Marcus, Golden legacy, how Golden Books won children's hearts, changed publishing forever, and became an American icon along the way. New York, Random House, 2007. (Distributie voor Nederland Uitgeverij Rubinstein) |
Joke Linders, Ik hou zo van... de Gouden Boekjes, het verhaal van de Gouden Boekjes in Nederland. Amsterdam, Rubinstein, 2010. |
Websites
|
www.goudenboekjes.com |
89 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2012
|
|