| |
| |
| |
Anna van Gogh-Kaulbach
door Janneke van der Veer
Anna van Gogh-Kaulbach werd op 31 december 1869 geboren in Velsen, waar haar vader arts was. Haar broertjes en zusjes overleden allen op zeer jeugdige leeftijd zodat ze als enig kind opgroeide. Voor het contact met andere kinderen was ze aangewezen op dorpsgenootjes. Een paar jaar na haar geboorte werd haar moeder blind waardoor zij regelmatig een beroep moest doen op Anna. Ze was een dromerig kind met een rijke fantasie. Al in haar jeugdjaren ontstond een belangstelling voor het toneel en daarmee de wens toneelstukken te schrijven. Toen ze in Haarlem op de meisjes-h.b.s. zat, begon ze haar fantasieën op te schrijven.
Na het eindexamen bleef ze thuis om haar moeder te helpen. In haar vrije tijd las en schreef ze veel. In 1899 trouwde ze met de bollenkweker Willem J. van Gogh die later in de kunsthandel zijn brood ging verdienen. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren waarvan het oudste dochtertje op zevenjarige leeftijd stierf. In 1934 werd Anna van Gogh-Kaulbach weduwe. Het gezin woonde achtereenvolgens in Lisse, Sassenheim, Haarlem, Arnhem en Amsterdam. Na de Tweede Wereldoorlog keerde de schrijfster terug naar Haarlem.
Haar eerste publicaties waren verhalen en toneelstukken, later schreef ze ook romans en kinderboeken. Haar debuutroman Albert Overberg verscheen in 1894 onder het pseudoniem Wilhelmina Reynbach, afgeleid van de voornaam van haar echtgenoot en de namen van haar ouders, respectievelijk Helena M.C. van Reijn en F.L.E. Kaulbach. In 1914 werd ze toneelrecensente bij het Haarlems Dagblad, als vervangster van de toneelcriticus en jongensboekenschrijver J.B. Schuil.
| |
| |
Ze was ontvankelijk voor alle sociale stromingen: socialisme, vrouwenkiesrecht, geheelonthouding, vegetarisme en anti-militarisme. Ook stond ze open voor literaire stromingen als realisme en naturalisme en was ze geïnteresseerd in metafysische problemen. In haar werk reageerde ze op de maatschappelijke ontwikkelingen. Tijdens de oorlog was haar gezin actief in het verzet, wat zij krachtig ondersteunde. Tot op gevorderde leeftijd was ze een vooraanstaand vredesactiviste en socialiste. Ze had een grote liefde voor dieren.
Anna van Gogh-Kaulbach combineerde werk en gezin, ‘de twee grote taken’, zoals ze zegt in Geschenk 1932. Dankzij een ijzeren discipline lukte het haar deze taken in harmonie samen te laten gaan. In haar roman Het brandende hart (1927) verwerkte ze haar ervaringen als werkende vrouw en moeder. In ‘Enige herinneringen’, verschenen tussen 23 november en 28 december 1957 in het Haarlems Dagblad, schreef ze: ‘Mijn werk opgeven zou onvoldaanheid betekenen en een onvoldaan mens kan geen opgewekte moeder zijn.’
In 1953 verscheen haar laatste roman Zomerland die in het Russisch is vertaald. Tot op hoge leeftijd bleef ze aan het werk en had ze een levendige belangstelling voor maatschappelijke ontwikkelingen. In 1959 werd haar ter gelegenheid van haar negentigste verjaardag het ere-lidmaatschap verleend van de Vereniging van Letterkundigen en de pen, een wereldwijde schrijversorganisatie. Haar dood kwam na een ziekte van een dag op 28 januari 1960 in Haarlem. Op haar bureau lagen onvoltooide artikelen.
| |
Werk
Anna van Gogh-Kaulbach publiceerde een groot aantal romans, novellen en toneelstukken. Deze hebben vooral familie- en gezinsverhoudingen tot onderwerp. Later ging haar interesse ook uit naar de problematiek van de opgroeiende jeugd. De maatschappelijke context speelt in al haar verhalen een rol. Ze schreef meisjesboeken en boeken voor jonge kinderen. De hoofdpersoon in de meisjesboeken is steeds een opgroeiend meisje dat na allerlei perikelen haar bestemming in het leven vindt. In Willy's offer (1925) doet de vaderloze Willy met tegenzin de m.u.l.o. Ze wil het liefst van school, thuis helpen en tekenles nemen. Ze krijgt bijles van meneer Reeders, met wie haar moeder later trouwt. Als haar moeder bij de geboorte van een zoon overlijdt, breekt Willy haar opleiding af en neemt de verzorging van de baby op zich. Ze ontwikkelt zich tot steun en toeverlaat van het gezin.
In Willy's offer heeft de hoofdpersoon een eerlijk en trouw karakter. Dat is ook het geval met de hoofdfiguren in andere meisjesboeken van Anna van Gogh-Kaulbach. Carla uit Carla de Stoute (1931), haar laatste kinderboek, is sportief en eerlijk en heeft een groot rechtvaardigheidsgevoel. Ze ziet geen gevaar als ze anderen kan helpen. Tij- | |
| |
dens een fietstocht voorkomt ze dat een schoolgenote een ernstige val maakt als haar rem kapot gaat. Daarbij raakt Carla zelf gewond en zelfs tijdelijk blind. Ze heeft een bijzondere band met haar leraar Nederlands die haar stimuleert vredesactiviste te worden.
Beginnende liefdesrelaties komen ook in andere verhalen voor, wat overigens niet betekent dat het meisje daarmee haar toekomstplannen opgeeft. Rosalind uit Moed (1920) wil graag studeren. Dat is lange tijd onmogelijk omdat haar vader werkloos is. Wanneer de financiële omstandigheden wat gunstiger zijn, zet ze haar plannen door, ook al heeft ze dan al een relatie. Dit aspect komt overeen met Van Gogh-Kaulbachs eigen leven waarin ze werk, huwelijk en gezin combineerde.
In verschillende verhalen komt de belangstelling van de schrijfster voor het toneel naar voren. Zo worden er toneelclubs opgericht in de trilogie Lenie ten Heuvel (1920-1922) en Willy's offer. Een ander autobiografisch aspect is het intens beleven van de natuur.
Bij de boeken voor jonge kinderen vallen vooral de verhalen op die over dieren gaan. Hektor, de geschiedenis van een hond (1903) en Pommie, geschiedenis van een poes (1927) zijn geschreven vanuit het perspectief van het dier. De strekking ervan is dat men goed voor dieren moet zorgen. Dieren staan ook centraal in Een dag in Artis of een dag met een staartje zooals vader zei (1927), waarin een gezin met drie jonge kinderen een bezoek brengt aan Artis. De rondgang langs de dieren wordt uitgebreid beschreven, waarbij de schrijfster van elk dier bijzonderheden vertelt. Een educatieve waarde heeft ook In het Bloembollenland (1904). Dirk, een ouderloze Amsterdamse jongen, komt in huis bij zijn oom en tante. Oom werkt op een bollenkwekerij en leert Dirk (en daarmee de lezer) alle aspecten van het vak. Informatief en leerzaam is ook Een Jongensleven (1916) waarin op eenvoudige wijze verteld wordt over de jeugd van de Engelse schrijver Charles Dickens.
Behalve boeken schreef Anna van Gogh-Kaulbach ook verhalen, die in tijdschriften als Onze Kinderen, Leven en Werken, Zonneschijn en Jong-Nederland werden gepubliceerd. Verder vertaalde en bewerkte ze boeken, waaronder sprookjes.
Haar werk kenmerkt zich door een vlotte schrijfstijl met veel dialoog en een eenvoudige verhaallijn. De toon in de verhalen over dieren is fijngevoelig. Uit alles blijkt dat de schrijfster zich het lot van dieren aantrok. Een moraliserende boodschap is wel aanwezig, maar overheerst niet.
| |
Lenie ten Heuvel
De trilogie Lenie ten Heuvel, verschenen tussen 1920 en 1922, is van de meisjesboeken van Anna van Gogh-Kaulbach het bekendst geworden. In deze trilogie, opgedragen aan haar dochter ‘Miep’, heeft ze haar eigen jeugdervaringen verwerkt. Net als de schrijfster groeit
| |
| |
Illustratie van Johanna Coster uit Lente
Lenie als enig kind op in het gezin van een huisarts. Contact met de dorpskinderen is voor haar erg belangrijk. Haar moeder kan niet lopen en is hulpbehoevend. In het eerste deel, Een Buitenkind, speelt sterk Lenies hang naar de natuur. Als ze naar de h.b.s. gaat, komt ze in aanraking met stadskinderen; rivaliteit tussen stads- en dorpskinderen is een thema in de trilogie.
Doordat ze enig kind is, is Lenie behoorlijk verwend. Ze kan zich soms moeilijk schikken naar de wensen van anderen en wil graag in alles de eerste en de beste zijn. Ook kost het haar moeite rekening te houden met de handicap van haar moeder. Achteraf ziet ze haar fouten steeds in en geeft die ook toe.
Ze droomt ervan schrijfster of actrice te worden. In het tweede deel, Lente, zit ze in de derde klas van de h.b.s. Er ontstaat een sterke band met haar klasgenoot Gerard Baenders die muzikaal begaafd is. Aan hem vertelt ze over haar plan schrijfster te worden. In het derde boek, De Prullemand, staan deze aspiraties centraal. Ze schrijft veel maar is niet erg tevreden over het resultaat, het meeste gooit ze in de prullenmand. Een eenvoudig schetsje over een dorpsgenote wordt in een tijdschrift geplaatst. Ze is ook tevreden over een verhaal over haar schoolvriend Gerard, die na de dood van zijn vader via omwegen zijn weg in de muziek vindt. Ze aarzelt het verhaal naar een tijdschrift te sturen. Uiteindelijk ziet ze daarvan af, omdat ze denkt dat het voor Gerard pijnlijk zou kunnen zijn. Ze wordt zich ervan bewust dat ze van hem houdt. Het verhaal belandt in de prullenbak en daarmee heeft ze zichzelf overwonnen. Niet haar eigen succes maar de gevoelens van en voor Gerard komen nu op de eerste plaats.
| |
Waardering
Over de waardering van Anna van Gogh-Kaulbach als auteur voor volwassenen is meer bekend dan over haar verdiensten als kinderboekenschrijfster. Haar sociale bewogenheid en haar brede belangstelling zijn punten die in recensies telkens naar voren komen. Sommige romans, zoals Moeder (1909) zijn vele malen herdrukt.
| |
| |
2. Uit Wachten op Matroos van André Sollie en Ingrid Godon
| |
| |
In Wormcruyt met suycker (1950) noemt Daalder eerst haar werk voor volwassenen en dan pas dat voor kinderen. Over haar werk voor volwassenen schrijft hij: ‘treffend door eerlijkheid, eenvoud en grote liefde voor de mensen, niet zelden door de oorspronkelijkheid van het behandelde thema’. Hij vervolgt: ‘Haar kinderboeken zijn daarmee in overeenstemming; zij mogen niet tot de allerbeste behoren, zij steken toch ver boven de middelmaat uit.’
Over de trilogie Lenie ten Heuvel verschenen in kranten en tijdschriften positieve recensies. Citaten daaruit werden door de uitgever opgenomen in Prullemand, het derde deel. De Groninger Courant schrijft: ‘Het leven der burgerscholieren en van enkele gezinnen ten plattelande, waaruit zij zijn voortgekomen, wordt in deze boeken op meesterlijke wijze geschetst, zoodat het ons ten slotte is, alsof wij alles zelf hebben meegemaakt.’
Jeugdboekengids De Kleine Vuurtoren (1927) oordeelt ook positief over Lenie ten Heuvel: ‘In deze fijne teekening van een meisjesleven zullen stellig vele jonge lezeressen eigen gedachtenleven terugvinden’. Pommie, geschiedenis van een poes wordt een ‘fleurig verteld’ verhaal genoemd.
De boeken van Anna van Gogh-Kaulbach moeten worden gezien als producten van hun tijd. Bij een herdruk in 1963 van Willy's offer schrijft een recensent van het Algemeen Handelsblad: ‘Het moet meisjes uit de jaren twintig hebben geboeid omdat het zo'n zuiver beeld geeft van de eigen tijd. Maar hoe kan men verwachten dat het meisje van nu nog belangstelling (behalve misschien historische) kan opbrengen voor de haar volkomen belachelijke familie- en gezinsverhoudingen.’ Joke Linders en Toin Duijx weerspreken het positieve oordeel van contemporaine recensenten. In De Goede Kameraad (1991) typeren zij de drie delen van Lenie ten Heuvel als ‘draken van stichtelijkheid’.
| |
Bibliografie
Keuze uit haar werk voor volwassenen
|
Onder het pseudoniem Wilhelmina Reynbach: Albert Overberg (1894), Otto van Lansveldt (1895). Onder eigen naam: Het rijke leven (1897), Kleine menschen (1907), Moeder (1909), Eigen haard (1910), Fortuna, Comedie in vier bedrijven (1912), Tot het moederschap (1929), Het brandende hart (1927), Menschen in 't huwelijk (1932), Zomerland (1953). |
Keuze uit de kinder- en jeugdboeken
|
Drie sprookjes. Met illustraties van P.M. van Walchren. Haarlem, Vincent Loosjes, 1902. |
In het Bloembollenland. Met illustraties van W.K. de Bruin, omslag C. Jetses. Groningen, J.B. Wolters, Geïllustreerde Bibliotheek voor Jongens en Meisjes van 11-14 jaar, 1904. (Op de omslag staat Alkmaar, P. Kluitman als uitgever vermeld.) |
Hektor, de geschiedenis van een hond. Met illustraties van J.B. Heukelom. Rotterdam, W.L. & J. Brusse's Uitgeversmaatschappij, 1903. |
Roodkapje. Amsterdam, Allert de Lange, 1910. |
Wat Hektor vertelt. Amsterdam, Allert de Lange, 1912. |
De avonturen van een Leeuwarder Jongen te Amsterdam. Leeuwarden, 1912. |
Assepoester. Amsterdam, Allert de Lange, 1913. |
| |
| |
In den dierentuin. Amsterdam, Allert de Lange, 1914. |
Een Jongensleven (Charles Dickens). Met illustraties van Daan Hoeksema. Amsterdam, Drukkerij ‘Jacob van Campen’, Jacob van Campen's Jongens- en Meisjes-Bibliotheek, nr. 4, 1916. |
Prinses-ik-wil-niet. Amsterdam, Drukkerij ‘Jacob van Campen’, Jacob van Campen's Jongens- en Meisjes-Bibliotheek, nr. 21, 1916. |
Robin Hood. Met illustraties van Daan Hoeksema. Amsterdam, Drukkerij ‘Jacob van Campen’, Jacob van Campen's Jongens- en Meisjes-Bibliotheek, nr. 15, 1916. |
De muizenkoningin. Amsterdam, Drukkerij ‘Jacob van Campen’, Jacob van Campen's Jongens- en Meisjes-Bibliotheek, nr. 30, 1917. |
Een plezierreisje. Amsterdam, Drukkerij ‘Jacob van Campen’, Jacob van Campen's Jongens- en Meisjes-Bibliotheek, nr. 39, 1917. |
Box en Mieze. Met illustraties van A. Poussin. Amsterdam, Drukkerij ‘Jacob van Campen’, Jacob van Campen's Jongens- en Meisjes-Bibliotheek, nr. 49, 1917. |
Moed. Met illustraties van A. Gerdes Oosterbeek, Lochem, N.V. Uitgevers-mij. ‘De Tijdstroom’, 1920. |
Lenie ten Heuvel; Een Buitenkind. Met illustraties van Johanna Coster. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1920. |
Lenie ten Heuvel; Lente. Met illustraties van Johanna Coster. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1921. |
Lenie ten Heuvel; De Prullemand. Met illustraties van Johanna Coster. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1922. |
Willy's offer. Met illustraties van Freddie Langeler. Amsterdam, M. Meulenhoff, 1925. |
Pommie, geschiedenis van een poes. Met illustraties van J.F. van Doornik. Rotterdam, W.L. & J. Brusse's Uitg. Mij., 1927. |
Een dag in Artis of een dag met een staartje zooals vader zei. Met illustraties van H. Verstijnen. Amsterdam, J.M. Meulenhoff, Mijn eigen boekjes. Bibliotheek voor de kinderkamer, 1927. |
Carla de Stoute. Met illustraties van Freddie Langeler. Amsterdam, H. Meulenhoff, 1931. |
Over Anna van Gogh-Kaulbach
|
Frans Netscher, Anna van Gogh-Kaulbach. Amsterdam, L.J. Veen, Onze letterkundigen, nr. 6, 1903. |
Brieven van L.J. Veen's Uitgeversmaatschappij aan A. van Gogh-Kaulbach 1910-1922. (Collectie Letterkundig Museum in Den Haag) |
Henriëtte J. Kluit en Saskia Lobo, De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids. Den Haag, Boekhandel M. Dijkhoffz voorheen A. van Hoogstraten & Zoon, 1927. |
Anna van Gogh-Kaulbach, Antwoord op de vijf vragen. In: Geschenk. Bijdragen van Nederlandsche schrijvers en schrijfsters, bijeengebracht ter gelegenheid van de Nederlandsche boekenweek 7-14 mei 1932. Amsterdam, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, 1932, blz. 61-65. |
Henriette J. Kluit en Saskia Lobo, De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids. Den Haag, Boekhandel M. Dijkhoffz voorheen A. van Hoogstraten & Zoon, 1932. |
Maria Schröder-van Gogh, ‘Anna van Gogh-Kaulbach’. In: Singel 262, Tweeëntwintig biografieën. Amsterdam, N.V. Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij en N.V. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, 1950. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten. Amsterdam, N.V. De Arbeiderspers, 1950, blz. 90, 92, 118. |
Joris Baers en Paul Hardy (red.), Lectuur-Repertorium. Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen/Vlaamsche Boekcentrale/Nederland's Boekhuis, 1954. |
Anna van Gogh-Kaulbach, Enige herinneringen. In: Haarlems Dagblad, verschenen tussen 23-11-1957 en 28-12-1957. |
[Anoniem], Anna van Gogh-Kaulbach. In: Baanbreeksters, samengesteld door en onder redactie van het secretariaat van de Nederlandsche vrouwenbeweging. Amsterdam, Nederlandsche vrouwenbeweging, 1960, blz. 129-132. |
Maria Schröder-van Gogh, ‘Anna van Gogh-Kaulbach’. In: Haerlem 1960. Haarlem, Schuyt & Co., 1961, blz. 20-23. |
| |
| |
Marie Schmitz, ‘Anna van Gogh-Kaulbach (Velsen 31 december 1869- Haarlem, 28 januari 1960)’. In: Jaarboek Maatschappij Nederlandse Letterkunde Leiden 1961-1962, 1962, blz. 100-107. |
[Anoniem], [bespreking Willy's offer], in: Algemeen Handelsblad, 15-10-1963. |
Annie Romein-Verschoor, Vrouwenspiegel. De Nederlandse romanschrijfster na 1880. Nijmegen, SUN, 1977, blz. 53-54. |
Vrouwen op de bres; drie kunstenaressen rond 1900. Den Haag, Haags Gemeentemuseum, 1980. (Uitgave van de Educatieve Dienst van het Haags Gemeentemuseum en de Haagse Kunststichting voor de Jeugd bij de tentoonstelling ‘Vrouwen op de bres’, die van 14 maart t/m 31 december 1980 plaatsvond.) |
Aad Meinderts en Aagt Smid, ‘Zo'n vrouw-figuur kan in onze letteren niet meer vergeten worden’: Anna van Gogh-Kaulbach’. In: Jufrouw Ida, Den Haag, Letterkundig Museum, jaargang 16 (1990), aflevering 3, blz. 20-26. |
Toin Duijx & Joke Linders, De Goede Kameraad. Honderd jaar kinderboeken. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1991. |
Carla Brouwer & Tamara Metten, Anna van Gogh-Kaulbach. Universiteit Leiden, z.j. (Werkstuk gemaakt in het kader van het bijvak Kinder- en jeugdliteratuur in historisch perspectief.) |
55 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2001
|
|