| |
| |
| |
Ingrid Godon
door Annemarie Terhell
Ingrid Godon is op 29 augustus 1958 geboren in Wilrijk, Antwerpen. Haar schoolcarrière verliep grillig. Na de middelbare school bezocht ze de Lierse Academie voor Schone Kunsten, richting etalagebouw. Het fröbelen met materialen lag haar totaal niet en na een jaar stapte ze over naar de nieuwe richting ‘kunsthumaniora’. Een van haar docenten, Rik van den Brande, zelf een bekend boekillustrator, merkte haar tekentalent op en zei dat ze geknipt was voor het illustreren van boeken, een vak waar ze tot dan toe nooit van had gehoord. Omdat er geen richting boekillustratie bestond op de academie, besloot Van den Brande haar zelf een jaar lang onder zijn hoede te nemen.
Hierna kon ze vrij snel beginnen bij een educatieve uitgeverij in Antwerpen. Drie jaar lang vulde ze haar inkomen aan met het maken van gelegenheidsgrafiek, zoals communieprentjes en doopkaartjes. Tot Standaard Uitgeverij Antwerpen haar een grote opdracht aanbood om lesmateriaal voor het vak wereldoriëntatie te illustreren. Sindsdien ontvangt ze opdracht na opdracht en is ze fulltime illustrator van educatieve uitgaven, kinderboeken en tijdschriften als Zonnekind, Doremi en Dopido. Ze werkt ook rechtstreeks voor Franse uitgeverijen als Casterman, Bayart Presse en Hachette, en voor het Engelse Macmillan. Het prentenboek Wat moeten we doen met de boe-hoe baby? is in vele talen verschenen.
In 1993 en 2001 werd ze geselecteerd voor de tentoonstelling op de kinderboekenbeurs van Bologna. Een gevolg hiervan was onder meer dat ze samen met nog negen andere illustratoren werd verkozen om te exposeren in het Art Istitute of Chicago, wat ze een hele eer vond.
Voor Wachten op matroos (2000) ontving ze samen met André Sollie de
| |
| |
Gouden Griffel en een Vlag en Wimpel van de Penseeljury. In Vlaanderen werd dit boek dubbel bekroond met een Boekenpauw en een Boekenwelp. In 2002 ontving ze de Cultuurprijs van de stad Lier.
| |
Werk
Voor Ingrid Godon is tekenen zo vanzelfsprekend als slapen, opstaan en eten. Dit uit zich in een enorme productiviteit. In twintig jaar illustreerde ze meer dan honderd kinderboeken en maakte ze een grote hoeveelheid tekeningen voor kindertijdschriften. Omdat ze zich de illustratietechnieken voor een deel zelf eigen heeft moeten maken, beschouwt ze iedere klus als een nieuwe uitdaging.
Godon richt zich in haar werk op kinderen in de leeftijd van twee tot acht jaar. Aanvankelijk tekende ze vooral realistisch informatief, in een stijl die aansloot bij het educatieve karakter van schooluitgaven. In later werk zocht ze meer ruimte om te experimenteren met materialen en technieken. Door te vereenvoudigen en steeds te blijven zoeken naar de essentie van een afbeelding, ontwikkelde ze een trefzekere stijl die zich kenmerkt door een speelse lijnvoering, grote technische beheersing en gedurfde vlakverdeling. Inmiddels mag ze zich rekenen tot de top van de Vlaamse illustratoren.
Opvallend is haar eigenzinnig gebruik van perspectief. Ze kiest vaak voor een origineel gezichtspunt (kikvors- of vogelperspectief) en plaatst haar personages in de verte of juist heel dichtbij. Ze bereikt daarmee een verrassend resultaat. Door te werken met expressieve vertekening weet ze dit effect te versterken. Typerend voor de mensen en dieren die ze tekent, zijn hun grote, enigszins hoekige hoofden. De sprekende mimiek en lichaamstaal van de figuren geven haar tekeningen een grote zeggingskracht.
In het zoeken naar eenvoud en kleurnuances laat ze zich inspireren door schilderijen en fresco's van kunstenaars uit de Italiaanse Renaissance, zoals Piero della Francesca en Giotto. Ze voelt zich aangetrokken door het verstilde en ingetogen karakter, de gedempte tinten en het rijke scala aan gelaatsuitdrukkingen en houdingen op deze afbeeldingen. Ook de naïeve kunst en het werk van de Vlaamse primitieven spreken haar aan, met name de eenvoud ervan en de proporties, die vaak niet kloppen.
Godon was vanaf de oprichting nauw betrokken bij het peutertijdschrift Dopido. Ze maakte talloze prenten, verhalen en spelletjes voor dit blad. Nellie en Cezar, een muis en een kikker die opvallen door hun altijd wisselende, vrolijke kleding, tekende ze aanvankelijk om begrippen als ‘hoog en laag’ en ‘dik en dun’ voor kleine kinderen begrijpelijk te maken. In de loop der jaren zijn deze twee blijmoedige dieren uitgegroeid tot de mascottes van Dopido; er verschenen ook kartonnen boekjes, lesmaterialen en merchandising artikelen met het duo. De
| |
| |
Uit De wereld van Wolf en Lam van Ben Kuipers
boekjes zijn vertaald in het Duits, Frans, Engels, Spaans en Japans; ook in de Verenigde Staten zijn ze populair.
In de jaren negentig begon Godon voor Zwijsen en Casterman te illustreren. Voor uitgeverij Casterman maakte ze vijf peuterwoordenboeken waar honderden voorwerpen uit de belevingswereld van peuters in zijn afgebeeld. Kijk, mijn wereld! en Samen met vakantie! bevatten op iedere bladzijde tientallen tekeningen rond thema's als slaapkamer, winkel of tuin. Ze tekende de voorwerpen in inkt en kleurde ze in met aquarelverf in een helder en zacht kleurenpalet. De illustraties zijn zo klein als een postzegel, het formaat waar Godon graag in werkt
Bijzonder is haar samenwerking met de auteur Ben Kuipers, van wie ze verschillende boeken illustreerde. Toen Godon het manuscript van Wat fijn dat hij er is (1999) kreeg aangeboden, was haar eerste reactie: ‘Nee, geen dierenverhalen.’ Maar het verhaal over de kat Poek sprak haar aan en sindsdien heeft ze plezier in het tekenen van dieren, zoals blijkt uit de liefdevol geïllustreerde bundels over Wolf en Lam.
Voor Pepijn en Wit (1998), een verhaal van Brigitte Minne over een muisje en een konijn, begon ze meer te experimenteren met vorm en techniek. In dit prentenboek gebruikte ze voor het eerst recyclagekarton met een ruwe vezel als ondergrond voor haar illustraties. De bruinige tint van het karton geeft de tekeningen een warm en eigenzinnig karakter. In de paginagrote illustraties bereikte ze een winterse sfeer door met dunne aquarelverf donkere luchten te schilderen die afsteken tegen het met sneeuw bedekte bos. Dankzij het gebruik van dik zwart potlood zijn de contouren zacht. Deze zachtheid wordt versterkt door de vele gebogen lijnen.
Voor het vervolg, Wit is jarig (1999), maakte Godon opnieuw gebruik van karton, maar nu vulde zij de achtergrond geheel op met acrylverf en spaarde ze het karton alleen uit in een dunne strook rond de contourlijnen; een techniek die later haar handelsmerk werd. Erg sterk is de beeldopbouw en het gebruik van perspectief. Als het muisje Wit boos wegloopt na een ruzie met haar vriendje Pepijn, vergroot Godon haar kwade gezicht sterk uit tegen de blauwwitte lucht. Als Wit zich met haar verdriet geen raad weet (iedereen lijkt haar verjaardag vergeten), kijkt de lezer van onderaf tegen een enorme rij golfbrekers op,
| |
| |
Uit Vroem vroem... boem van Marita de Sterck
waar de piepkleine Wit met een hoedje van krantenpapier bovenop zit.
Veel dynamischer dan haar andere werk is Vroem vroem... boem (1999), een prentenboek van Marita de Sterck over een levendige kleuter, Maja, die met haar rode loopfietsje iedereen tot wanhoop drijft. Opvallend zijn niet alleen Maja's oorbelletjes en nieuwsgierige ronde oogjes, maar ook haar stekelige haar, dat naar de Indiase traditie van haar vader geschoren is om een weelderige groei te stimuleren. De snelle bewegingen van Maja suggereerde Godon door alleen haar voet of het achterste wieltje van haar fiets te tekenen. Een rood stippellijntje geeft het spoor van vernielingen aan dat ze achterlaat.
Wat moeten we doen met de boe-hoe baby? (2000) verscheen oorspronkelijk in het Engels en werd door de auteur Cressida Cowell opgedragen aan ‘alle veelgeplaagde ouders’. Het is een grappig verhaal over de belevenissen van een hond, een kat, een eend en een koe die alles uit de kast halen om een huilende baby tot bedaren te brengen. Ze doen hem in bad, spelen met hem tot ze erbij neervallen en bedelven hem onder de inhoud van de koelkast. Godon tekende de baby als een heel klein wezentje dat met zijn wijd opengesperde mond de immens lege ruimte lijkt te vullen. Als het erop lijkt dat de babysitters in hun opdracht zijn geslaagd en de baby zoet met zijn badeentje ligt te slapen, buitelen ze uitgeput over elkaar heen en zuchten: ‘Eindelijk!’. Maar op dezelfde illustratie zit de baby alweer recht overeind in zijn bed en kijkt met gretige oogjes monter
| |
| |
tussen de spijlen door. Ondanks de humoristische toon zijn de tekeningen zacht door de potloodcontouren en pastelkleurige tinten.
In Een vriend voor Jelle (2000), waarin Jelle vriendschap sluit met een beer als hij van huis is weggelopen, koos Godon voor een artistieke invalshoek. Voor het eerst schilderde ze de contouren in inkt, wat een verrassend effect teweegbrengt: de lijnen zijn zwierig en hebben een pittige uitstraling. Voor de inkleuring gebruikte ze potlood, pastelkrijt met hier en daar een accent van dunne olieverf. Het kleurgebruik is sprekend (Jelle draagt een gifgroen broekje met een lichtblauw hemd) en de compositie gewaagd. Wanneer Jelle eenzaam en verlaten door het bos doolt, zien we hem vanuit de lucht nietig in de schaduw van een enorme boom staan. De vorm van berenlijf en berensnuit en de sliertige armen en benen van het wegvluchtend publiek in de stad herinneren aan het werk van collega-illustrator Wolf Erlbruch.
Ook in Grote tanden (2001), waarin Karim zijn tanden verliest en geen geduld kan opbrengen om op nieuwe tanden te wachten, maakte Godon gebruik van zwarte inkt. De tekeningen zijn losjes neergezet met een dik penseel; de luchtige, karikaturale sfeer ervan sluit aan bij de onverwachte wendingen in het verhaal. In dit prentenboek kreeg Godons liefde voor behang en papier voor het eerst een plaats in haar werk, doordat ze gebruik maakte van collages.
In later werk bleef ze gebruik maken van deze techniek, zoals in De vogels van heer Droogstempel (2002) van Marlies Bardeli, waarin ze de onzekere Droogstempel en zijn aan ‘vogelspleen’ lijdende vogels teder en met gevoel voor sfeer portretteerde. Ook in de serie kartonnen flapboekjes over het hondje Bo (2002) en in een nieuwe reeks boekjes met Nellie en Cezar (2002) verwerkte ze papier met repeterende motieven in kleding en stoffering.
Voor het omslag en de illustraties van Hoe de wereld begon (2002) ging ze nog een stapje verder en maakte ze een collage van een oude botanische prent en een afbeelding van de dierenriem. Om te verbeelden hoe God het licht schiep, gebruikte ze een oude landkaart die ze inkleurde met zwarte verf, behalve op de plaats waar het licht valt.
| |
Wachten op matroos
Een onbetwist hoogtepunt in het oeuvre van Ingrid Godon is haar prentenboek Wachten op matroos (2000). Het boek kent een lange ontstaansgeschiedenis. Godon liep al jaren rond met het idee een verhaal te maken rond beelden die haar dierbaar zijn: de zee, het duin, een vuurtoren, slingers van seinvlaggen die wapperen in de lucht, een postbode op een fiets. Aanvankelijk sprak ze met uitgeverij Casterman over dit idee, maar daar zag men niets in een scenario met twee volwassen hoofdpersonen. Uiteindelijk kwam ze bij uitgeverij
| |
| |
Querido terecht, waar ze de vrijheid kreeg het boek uit te werken zoals ze het in gedachten had. Omdat de tekst maar niet op papier wilde komen, vroeg ze André Sollie het verhaal op te schrijven. Aangezien ze beiden betrokken waren geweest bij de ontwikkeling van het verhaal, kregen ze samen de Gouden Griffel.
Wachten op matroos is een ingetogen verhaal over vriendschap en verlangen. Vuurtorenwachter Tijs kijkt uit over zee en wacht op zijn vriend Matroos die beloofd heeft hem op een dag mee te nemen op wereldreis. Als in de nacht na zijn verjaardagsfeest Matroos hem werkelijk komt halen, nemen buurvrouw Roos en postbode Felix zijn plaats op de vuurtorenreling over: zij wachten op Tijs.
Godon schilderde in verstilde prenten met dunne olieverf de ruimte en weidsheid van het strand. De tekst is geschreven in ritmische zinnen. Het heeft Godon verbaasd dat iedereen klakkeloos aannam dat het verhaal om een homoseksuele relatie draait. Zelf noemt ze Wachten op matroos liever een verhaal over vertrouwen. ‘De afwachtende Tijs, dat ben ik. Ik heb nooit iets geforceerd in mijn werk, altijd was er het vertrouwen: wat moet komen, komt wel.’
| |
Waardering
Het duurde vrij lang voor het werk van Godon bekend raakte bij een groot publiek, mede doordat ze aanvankelijk vooral schoolboeken en tijdschriften illustreerde. Maar naarmate ze zich meer ging toeleggen op het illustreren van prentenboeken en haar stijl evolueerde, nam de belangstelling in binnen- en buitenland toe.
Wat moeten we doen met de boe-hoe baby dat oorspronkelijk bij de Engelse uitgeverij Macmillan verscheen, werd een regelrechte bestseller en kwam uit in veertien vertalingen. Van de opvolger, One Gorgeous Baby (Mijn kleine held), kreeg de Nederlandse versie er in de Vlaamse pers fel van langs, omdat de vertaler, een Nederlander, geen rekening had gehouden met de obscene betekenis van woorden als ‘poepen’ in het Vlaams.
Wachten op matroos betekende voor Godon de grote doorbraak. Het boek oogstte alom waardering. De Griffeljury vond woorden en beelden trefzeker gekozen. Sindsdien staan buitenlandse uitgevers te trappelen om de rechten op haar werk te mogen kopen, al heeft de Engelse versie van Wachten op matroos even op zich laten wachten. Oorzaak was de vermeend homoseksuele relatie tussen Matroos en Tijs. In 2003 zal de vertaling alsnog verschijnen onder de suggestieve titel Hello, Sailor.
| |
Bibliografie
Geschreven of samengesteld en geïllustreerd door Ingrid Godon
|
De mooiste kinderliedjes. Antwerpen, De Ballon, 1988. |
Sinterklaasliedjes en andere kinderliedjes. Antwerpen, De Ballon, 1989. |
| |
| |
Oude en nieuwe kinderliedjes en versjes. Antwerpen, De Ballon, 1989. |
Mijn allereerste kinderliedjes. Antwerpen, De Ballon, 1990. |
Ik kan al meezingen. Antwerpen, De Ballon, 1990. |
Wiegeliedjes van vroeger en nu. Antwerpen, De Ballon, 1991. |
Ik zing graag kinderliedjes. Antwerpen, De Ballon, 1991. |
Sinterklaasje bonne, bonne, bonne,.... Oostmalle, De Ballon, 1992. |
Liedjes om mee te zingen of te spelen. Oostmalle, De Ballon, 1992. |
Kijk, mijn wereld!: beeldwoordenboek met ruim 800 woorden. Doornik, Casterman, 1994. |
Baby's eerste album. Antwerpen, De Ballon, 1995. |
Wiegeliedjes van vroeger en nu. Oostmalle, De Ballon, 1996. |
Samen met vakantie! (beeldwoordenboek). Doornik, Casterman, 1996. |
Waar is Lola? Tilburg, Zwijsen, 1998. (Leesleeuw). |
Met Riet Wille, Dik en dun en... Averbode, Altiora Averbode, 1999. |
Met Linda van Mieghem, In en uit en... Averbode, Altiora Averbode, 1999. |
Nellie en Cezar. Averbode, Altiora Averbode, 1999. |
Met Linda van Mieghem, Springen en dansen en... Averbode, Altiora Averbode, 1999. |
Zó groot. Tilburg, Zwijsen, 1999. (Leesleeuw) |
Ik zie je wel. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Leesleeuw) |
Peuters op de achterbank. Den Haag, ANWB, 2000. |
Wachten op Matroos. Met woorden van André Sollie. Amsterdam, Querido, 2000. |
Ik ben de knapste. Tilburg, Zwijsen, 2002. (Leesleeuw) |
Pim is groot, Pim zoekt Lola. Hardkartonnen heruitgaven van Zó groot en Waar is Lola? Amsterdam, Leopold, 2002. |
Geïllustreerd door Ingrid Godon
|
C. Verleyen, Sprookjes van de dwaze koning. Borsbeek, Baart, 1979. |
Rik van Dam, Puk krijgt buren. Aartselaar, Zuidnederlandse Uitgeverij en Harderwijk, Centrale Uitgeverij, 1980. |
Rik van Dam, Puk krijgt bezoek. Aartselaar, Zuidnederlandse Uitgeverij en Harderwijk, Centrale Uitgeverij, 1980. |
Cor Ria Leeman, Hoera, wij vliegen. Harderwijk, Centrale Uitgeverij, 1980. |
Rik van Dam, Puk, Puk en het boek, Puk en zijn moeder, Puk op school. Aartselaar, Deltas, 1981. (Lees maar door) |
Gerard Walschap, Zotje Petotje: vertelsels voor Bruno en andere kapoentjes. Antwerpen, Standaard, 1982. |
Gerard Walschap, Slimke Gazelle: om te vertellen aan kleine gazellen. Antwerpen, Standaard, 1982. |
Gerard Walschap, Wing en Wong. Antwerpen, Standaard, 1983. |
Gerard Walschap, De vierde koning, een vertelsel voor mijn kinderen. Antwerpen, Standaard, 1983. |
Gerard Walschap, Vertelsel van de acht broers. Antwerpen, Standaard, 1983. |
Gerard Walschap, Janneke en Mieke in de oorlog: voor de kleinen en de groten. Antwerpen, Standaard, 1983. |
Gerard Walschap, Gansje Kwak dat thuis opstak. Antwerpen, Standaard, 1983. |
Annie Paelinck, Dag! Antwerpen, Standaard educatieve uitgeverij, 1983. |
Jac Linders, Heksenketel. Tielt, Lannoo, 1985. |
Jo Briels, De Woefel Poefel. Antwerpen, Standaard, 1986. |
Maria Heylen, Het poedelschaap. Antwerpen, Standaard, 1986. |
Jac Linders, Papieren kinderen. Tielt, Lannoo, 1986. |
Gil Vander Heyden, Naar China in een koffiedoos. Antwerpen, Standaard, 1986. |
Diane Van Broeckhoven, Een dood vogeltje. Tielt, Lannoo, 1986. |
Jo Briels, Tjoep. Antwerpen, Standaard, 1987. |
Yan Gout, Sloeber. Antwerpen, Standaard, 1987. |
Gerda Van Cleemput, Pius en Pepijn. Antwerpen, Standaard, 1987. |
Jac Linders, Paniek! Tielt, Lannoo, 1987. |
Maria Heylen, Mijn broer is een punker. Antwerpen, Standaard, 1987. |
Gil Vander Heyden, De steenkikker. Antwerpen, Standaard, 1988. |
Jacob Grimm, Sprookjes. Antwerpen, De Ballon, 1988. |
Monica Badelt & Ingrid Dircken, Sinterklaas: liedjes en verhalen. Antwerpen, De Ballon, 1988. |
Jo Briels, Ploefke Kadoefke. Antwerpen, Standaard, 1988. |
| |
| |
Gerda Van Cleemput, Niemand mag het weten. Weert, Van Reemst, 1988. |
Bruno Boen, Verhaaltjes voor beginners. Antwerpen, De Ballon, 1989. |
An Debaene, Spaar je tanden. Leuven, Infodok, 1989. |
An Debaene, Naar het ziekenhuis. Leuven, Infodok, 1989. |
Bruno Boen, Leesboek voor beginners. Antwerpen, De Ballon, 1989. |
Gil Vander Heyden, Janie vraagt of je komt. Antwerpen, Standaard, 1989. |
An Debaene, Dokter Peter. Leuven, Infodok, 1989. |
Ton Van Eerbeek, Mama, zeg eens waarom? Antwerpen, De Ballon, 1990. |
Jo Briels, Dromen zijn bedrog? Antwerpen, Standaard, 1990. |
Carry W. Zijlstra-van Dijk, Charles Perrault, Sprookjes van moeder de Gans. Antwerpen, De Ballon, 1991. |
Anke de Vries, Het boek van beer. Tilburg, Zwijsen, 1991. |
Monica Badelt, Weet je waar de baby's vandaan komen? Oostmalle, De Ballon, 1992. |
Riet Wille, Hanne Panne Ponika. Kampen, Kok-educatief, 1992. |
Maria Heylen, De draadjespop. Antwerpen, Standaard, 1992. |
Anke de Vries, Lieneke Dijkzeul & Paul van Loon, Ik lees maan roos vis: groeiboek voor beginnende lezers (vierdelig). Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Marianne Busser & Ron Schröder, Een kerstfeest met een sterretje. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1995. |
Riet Wille, Trapjes naar de wolken, Een lekker cadeau, Kaarsjes met taart, Een eend in badpak, Dopido voorleesboek, De dag is op. Averbode, Altiora Averbode, 1996. (Dopido voorleesboeken) |
Gode-Liva Uleners, Bengelbeesten. Antwerpen, Nationaal Centrum Jeugdliteratuur, 1996. |
Erwin Tielemans & Rita Wolfs, Wie wil Wannes? Brugge, Die Keure, 1997. |
Gode-Liva Uleners, Mama Inktvis. Antwerpen, Standaard, 1997. |
André Sollie, Linde. Serie Kunst met de K van boek. Antwerpen, Nationaal Centrum voor de jeugdliteratuur, 1997. (Kinderboekenweekuitgave) |
Ron Busser & Marianne Schröder, Het letterwinkeltje. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Maria van Eeden, Het boek van Paul. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Schatgravertjes) |
Brigitte Minne, Pepijn en Wit. Averbode, Altiora Averbode, 1998. |
Els de Groen, Een huis vol schatten. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Bizon) |
Ingeborg Hendriks, Lezen met het letterschildertje. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Els de Groen, Rrruzie. Tilburg, Zwijsen, 1999. (Bizon) |
Marita de Sterck, Vroem vroem... boem. Amsterdam, Querido, 1999. |
Ben Kuipers, Wat fijn dat hij er is. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Brigitte Minne, Wit is jarig. Namur, Ed Mijade, 1999. (Spetter) |
Ben Kuipers, Wolf en Lam. Tilburg, Zwijsen, 1999. (Spetter) |
Riet Wille, Mijn handen dansen. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Riet Wille, Mijn mondje is een rondje. Wielsbeke, De Eenhoorn, 1999. |
Cressida Cowell, Wat moeten we doen met de boe-hoe baby? Amsterdam, Leopold, 2000. |
Sylvia Van den Heede, Een vriend voor Jelle. Averbode, Altiora Averbode, 2000. |
Ben Kuipers, Boos in de doos. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Maan roos vis). |
Ben Kuipers, Lam is weg. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Spetter) |
Riet Wille, Sara en Simon: doosje in, doosje uit en andere verhalen. Averbode, Altiora Averbode, 2000. |
Ben Kuipers, Stappen en stilstaan. Tilburg, Zwijsen, 2000. |
Ben Kuipers, Voor Wolf van Lam. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Spetter) |
Christian Merveille & Sylvia vanden Eeeden, Even om. Averbode, Altioara Averbode, 2000. |
Ben Kuipers, Als je een fout maakt... Tilburg, Zwijsen, 2001. (Leesleeuw) |
Ben Kuipers, Opa is een mug van niets. Tilbrug, Zwijsen, 2001. (Leesleeuw) |
Lieneke Dijkzeul, Het huis in de boom. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Maan roos vis) |
| |
| |
Roswitha Wiedijk, Ik wil geen fiets! Tilburg, Zwijsen, 2001. (Spetter) |
Martha Heesen, Stekels. Amsterdam, Querido, 2001. |
Chris Struiksma, Een klap voor de grap. Tilburg, Zwijsen, 2001. |
Ben Kuipers, De wereld van Wolf en Lam. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Bo's grote verrassing, Bo en de regendag, Bo's vrolijke taart, Bo en de rode kar. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Zo gewoon gewoon, Het gekke cadeau van Joep, Juf Odil, Vreemde beesten. Averbode, Altiora Averbode, 2002. (Nellie en Cezar) |
Marlies Bardeli, De vogels van heer Droogstempel. Hasselt, Afijn, 2002. |
Maria van Eeden, Marijke van de Wetering (samenst.), Letters en woorden. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
Willem Eekhof, Marijke van de Wetering (samenst.), Plaatjes en letters. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
Marita De Sterck, Grote tanden. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Ben Kuipers, De warme dagen van Wolf en Lam. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Ben Kuipers, Hoe de wereld begon. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Ben Kuipers, Wolf en Lam en de kanarie. Tilburg, Zwijsen, 2002. (Spetter) |
Martine Oborne, One gorgeous baby (2002): Mijn kleine held. Amsterdam, Leopold, 2002. |
Marleen Vanvuchelen, Stijn is anders. Tielt, Lannoo, 2002. |
Over Ingrid Godon en haar werk
|
Selma Niewold, Tekeningen als een postzegel. In: de Volkskrant, 17-12-1994. |
Over: Ingrid Godon, In: Standaard der Letteren, 2-4-1998. |
Kathy Lindekens, Peuterpret. In: De Morgen, 6-5-1999. |
Katrien Vloeberghs, Over: Vroem vroem... boem. In: Leesidee Jeugdliteratuur, 15-12-1999. |
Eva Peeters, Over: Wit is jarig. In: Leesidee Jeugdliteratuur, 1-2-2000. |
Katrien Vloeberghs, Over: Een vriend voor Jelle. In: Leesidee Jeugdliteratuur, 27-7-2000. |
Jan Van Coillie, Over: Wachten op matroos. In: Leesidee Jeugdliteratuur, 8-11-2000. |
Juryrapport van de Griffeljury 2001. Amsterdam, CPNB. |
Marita De Sterck, Als een monnik in een middeleeuws scriptorium. In: Leesidee Jeugdliteratuur 2001, nr. 4, blz. 146-149. |
Marjoleine de Vos, Een griffel voor bijna geen woorden. In: NRC Handelsblad, 8-6-2001. |
61 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2003
|
|