| |
| |
| |
Peter van Gestel
door Joke Linders
Foto: Chris van Houts
Peter van Gestel is op 3 augustus 1937 in Amsterdam geboren. Na zijn opleiding aan de toneelschool aldaar werkte hij enkele jaren als acteur. In 1962 debuteerde hij met een verhalenbundel voor volwassenen, Drempelvrees, die hem de Reina Prinsen Geerligsprijs opleverde, een onderscheiding voor veelbelovend talent. Drie andere verhalenbundels en een roman voor volwassenen volgden, waarna Van Gestel zich geruime tijd toelegde op het schrijven voor radio (hoorspel) en televisie (film). Voor Joost en Laura ontving hij de hoorspelprijs van brt/nos. Voor de televisie bewerkte hij verhalen van vaderlandse romanciers als Johan Fabricius (Achter in de Molukken en Het kind), Ina Boudier-Bakker (Armoede), Herman de Man (Het wassende water) en - later - Willem Wilmink (Het verhaal van Kees). Het filmscenario van zijn eigen jeugdboek Mariken leidde tot een succesvolle film.
Eind jaren zeventig begon hij op verzoek van Karel Eykman bijdragen te leveren aan de Blauw Geruite Kiel, de jongerenkrant van Vrij Nederland. Dat schrijven voor een jonger publiek vond hij zo uitdagend dat hij het sindsdien is blijven doen.
Zijn eerste poging om voor een jonger publiek te schrijven, Schuilen onder je schooltas (1979), werd meteen beloond met een Vlag en Wimpel. Datzelfde gebeurde met Joost, of De domme avonturen van een slim jongetje (1981), Oef van de mensen (1988) en Lieve Claire (1994). Zijn eerste Zilveren Griffel veroverde hij met Uit het leven van Ko Kruier (1984), het verhaal van een slungelige tiener die met
| |
| |
zichzelf en de wereld overhoop ligt. Ko Kruier ontstond als feuilleton voor Goochem, de jeugdpagina van Het Parool. Peter van Straaten die Uit het leven van Ko Kruier even nostalgisch illustreerde als het geschreven is, zou geruime tijd Van Gestels vaste illustrator blijven. In 1987 ontving Van Gestel voor het tweede deel, Ko Kruier en zijn stadsgenoten (1985), de Nienke van Hichtumprijs.
De waardering voor het werk van Van Gestel is in de loop der jaren gestaag toegenomen. Voor Mariken (1997), zijn eigenzinnige bewerking van een middeleeuws wagenspel, ontving hij in het jaar na verschijnen zowel de Gouden Uil voor Jeugdliteratuur als de Jonge Gouden Uil én een Zilveren Griffel. Winterijs (2002) werd onderscheiden met de Woutertje Pieterseprijs, een Gouden Griffel en nog eens de Nienke van Hichtumprijs. De Theo Thijssenprijs, een oeuvreprijs, viel hem in 2006 ten deel.
| |
Werk
De hoor- en televisiespelen van Peter van Gestel vonden een positiever onthaal dan zijn overige werk voor volwassenen. De roman Rosie (1979) die net als Menuet van Louis Paul Boon driemaal hetzelfde verhaal vertelt, telkens vanuit het standpunt van een andere verhaalfiguur, werd te pretentieus en te geconstrueerd gevonden. ‘Teveel vorm en te weinig inhoud,’ zo luidde het oordeel. In al die verhalen is sprake van identiteitsverlies, vervreemding en verwarring. De beperkingen van het jeugdboek - Van Gestel vindt dat genre minder ingewikkeld dan romans voor volwassenen - bleken de auteur tot grote literaire hoogten te brengen. Zijn scherpe oog voor wat er in (jonge) mensen omgaat, komt juist in jeugdboeken goed tot zijn recht. Zijn hoofdfiguren worstelen met de vraag wie of wat ze willen zijn en vinden daar niet direct een antwoord op. Buitenbeentjes zijn het, voor wie verwondering belangrijker is dan het vinden van antwoorden. Zo vindt de wiskundeleraar Ko maar een eigenaardig exemplaar van de menselijke soort: ‘Je ziet er bedrieglijk gewoon uit. En altijd maar verbaasd kijken, terwijl het enige dat je echt zou moeten verbazen, niet te zien is voor je.’
De kloof tussen wat de hoofdfiguur van en over zichzelf denkt en de reacties van anderen is een thema dat steeds terugkeert. Het onderzoeken dan wel overbruggen van die kloof loopt als een rode draad door Van Gestels werk. Zijn hoofdfiguren doen regelmatig denken aan bekende literaire figuren als Woutertje Pieterse (Multatuli) die zichzelf een beter dichter waant, meer de veroveraar dan hij in werkelijkheid is, Thijssens Kees de jongen die in twee werelden leeft en zelfs Frits van Egters uit De Avonden (Reve). Omdat de gedachten en gevoelens van zijn helden doorgaans belangrijker zijn dan hun avonturen, figureert Van Gestel niet
| |
| |
Illustratie van Peter van Straaten uit Ko Kruier en zijn stadsgenoten
zo frequent op de lijsten van de Kinder- of Jonge Jury. Oudere lezers en critici daarentegen zijn zeer geboeid door zijn mijmeringen over het leven. Zij waarderen de combinatie van psychologisch en stilistisch raffinement. Het juryrapport van de Theo Thijssenprijs spreekt van een minutieuze stijl, efficiënte dialogen in bedrieglijk alledaagse taal, een scherp oog voor details, lichtvoetigheid en ingenieuze composities. ‘Peter van Gestel is bovendien een meester in het zwijgen over wat niet gezegd kan worden.’
Tegenover boeken waarin de lotgevallen van negen- en tienjarige jongens en meisjes worden beschreven - Schuilen onder je schooltas (1979), Joost, of De domme avonturen van een slim jongetje (1981), Het meisje zonder muts (1982) of Winterijs (2001) - staat een aantal zorgvuldig geconstrueerde romans over tieners die de volwassenen om hen heen maar vreemde vogels vinden. Hun verwondering is uitgewerkt in dagboeken, emotionele uitbarstingen (Boze Soe, 1990), brieven (Lieve Claire, 1994), een gefictionaliseerde autobiografie (Die dag aan zee, 2003) of semi-populaire ik-roman (Nikki, 2005). Het ontroerendste boek in deze categorie is Die dag aan zee. De tragiek ervan dringt zich al in de eerste regels op. ‘Mijn broer Cham verdronk terwijl ik lag te slapen. Dat gebeurde kort voor de grote vakantie. Na weken van storm en regen was het de eerste mooie zomerdag. Ik was twaalf, hij zeventien. Pas 's avonds wierp de zee Cham zijn dode lichaam op het strand.’ Had
| |
| |
Sibille, de ik-figuur, de dood van haar broer kunnen voorkomen of heeft het noodlot hem getroffen? Kon Cham niet gelukkig worden en moeten Sibille en haar ouders het daar mee doen? Deze en andere levensvragen stelt Van Gestel aan de orde in een even beeldende als confronterende reconstructie van gebeurtenissen. Uit die warboel van emoties, indrukken, gesprekken, gebeurtenissen, verschijnselen zullen de lezers zelf hun conclusies moeten trekken.
In een derde type boek - Oef van de mensen (1988), Masja, de verhalen van Katja (1992), Prinses Roosje (1994) en Mariken (1997) - leven kinderen, adolescenten en volwassenen op gelijke voet naast elkaar. Magie en dromen spelen een belangrijke rol. In Oef van de mensen, een soort evolutieverhaal, onderzoekt Van Gestel wat het meest essentiële is aan een mens of dier: zijn taal of het gegeven dat hij mens dan wel aap is. Oef, de jongste van een stam witte mensapen, wordt op een dag uit het oerwoud meegenomen naar de mensenwereld. Doordat hij al snel de taal van de mensen onder de knie heeft, voelt hij zich een mens. Tot hij ontdekt dat hij wel degelijk anders is, een aap. In Masja, de verhalen van Katja vertelt een tachtigjarige vrouw haar dromen en herinneringen. In Mariken zijn volwassenen en jongeren weliswaar verschillend maar volstrekt gelijkwaardig. De uitdaging zich te verdiepen in de menselijke geest beperkt zich bij Van Gestel nu eenmaal niet tot zijn eigen sekse of leeftijd; zij kan vele vormen aannemen.
Enigszins apart staat Slapen en schooieren (1999), een even grappig als spannend verhaal over het zielenleven van een aantal huisdieren. Stientje en Prinses Sherezade zijn echte poezen, buurhond Grauw is een echte hond; ieder van hen heeft zijn eigen, hoogst persoonlijke tragiek en identiteit. Van Gestels observaties, tot uitdrukking komend in de conversaties van de vierpotige huisdieren, zijn overtuigend en getuigen van sympathie voor hen. Het boek kwam in 2006 opnieuw uit, met een andere titel, Rommelkatje, en andere tekeningen.
Illustratie van Martijn van der Linden uit Rommelkatje
| |
| |
Volgens Harry Bekkering zijn de hoofdfiguren bij Van Gestel vaak een soort provocateurs, onnozele dan wel toevallige en zelfs geraffineerde provocateurs. Figuren die bewust of onbewust proberen een gesprek een andere kant op te sturen of een andere kant van een kwestie belichten. In de eerste boeken van Van Gestel is de jeugdige hoofdfiguur vaak begaafder en intelligenter dan zijn ouders of leraren. Een schooltas is voor de negenjarige Tom in Schuilen onder je schooltas de enige plek waar hij letterlijk en figuurlijk kan schuilen als de boze buitenwereld van scheidende ouders en onbegrijpelijke docenten zich teveel opdringt. Ook Joost uit Joost, of De domme avonturen van een slim jongetje is meer dan gemiddeld intelligent. Zowel op school, in het zomerkamp als tijdens een logeerpartij merkt hij dat hij anders is dan de anderen. Dat anders zijn pakt niet altijd in zijn voordeel uit. Je kunt beter goed zijn in hard lopen dan intelligent. ‘Als ik niet zo zou nadenken, wat zou ik dan misschien leuke dingen doen,’ aldus de superslimme Joost. Dat woordje ‘misschien’ is kenmerkend voor Van Gestel, want zeker weten is er bij hem en zijn verhaalfiguren niet bij.
Dat afwijkende kan ook voordelig uitpakken. Zo moet de hoofdfiguur in Het meisje zonder muts vanwege zijn buitensporig levendige fantasie naar een psycholoog. In de wachtkamer ontmoet hij iemand die misschien wel psychisch gestoord is, maar heel wat minder gek dan de gewone mensen. En ook dat is typerend voor Van Gestels verhaalfiguren. Onder hun eigenaardigheden, fantasieën of afwijkend gedrag schuilt altijd een gewone, herkenbare en vooral sympathieke persoonlijkheid.
| |
Ko Kruier
In Uit het leven van Ko Kruier en Ko Kruier en zijn stadsgenoten beschrijft Van Gestel op enigszins plechtstatige, afstandelijke wijze alledaagse gebeurtenissen rond een veertienjarige jongen. Ko woont in een grote stad, waarschijnlijk Amsterdam, en begrijpt weinig van zichzelf of van de mensen om hem heen. Zelden is hij de situatie meester, vaak is hij het slachtoffer van cynische leraren, chagrijnige ouders en meisjes die hem manipuleren. Ko lijdt daar niet eens zo erg onder, omdat hij zich kan terugtrekken binnen de grenzen van zijn eigen gevoelens en gedachten. Daar is hij heer en meester. In die zin is Ko Kruier een typische puber, iemand die de kloof tussen binnen en buiten op zijn eigen manier weet te overbruggen.
Uit het leven van Ko Kruier begint met een passage uit zijn dagboek. ‘Zondag... Ik ben niet geheel gekleed en daarom moet ik maar wat schrijven in jou, dagboek, dat hier voor me ligt en waar nog niks in staat.’ Het nieuwe schooljaar lokt niet erg, omdat Ko op het nippertje is overgegaan en dus erg zijn best zal
| |
| |
moeten doen. Hij herinnert zich hoe zijn wiskundeleraar vlak voor de vakantie vergeefs geprobeerd had enkele geheimen van de wiskunde voor hem te ontsluieren. ‘Je denkt te veel in omwegen. Op die manier is het een veel te lange reis naar de oplossing van een of ander eenvoudig vraagstukje.’ Het is die voortdurende neiging tot omzwerven die het leven van Kruier bepaalt. ‘Even later was het precies kwart over acht, en verbaasd constateerde Ko dat hij niet naar school fietste. Altijd had hij gedacht dat spijbelen iets was waarvoor je koos. Nooit had hij geweten dat het iets kon zijn dat vanzelf gebeurde. Dat laatste was bij hem nu het geval. Via deze weg die hij ongewild had gekozen, zou hij nooit zijn school bereiken. Over een kwartier zou hij een spijbelaar zijn. Dapper fietste hij verder.’
In de twee romans over deze onaangepaste en verstrooide jongeman ontwikkelde Van Gestel een stijl die vanwege de droge observaties verwantschap vertoont met Carmiggelt, vanwege de geraffineerde eenvoud van taal met Elsschot en vanwege het specifieke taalgebruik - ‘ie’ in plaats van ‘hij’, ‘es’ in plaats van ‘eens’ - met Nescio. In de unieke combinatie van ernst en humor, droge dialogen en beeldende observaties die Van Gestel hanteert, is het volkomen acceptabel als Ko wordt afgewezen door de buitenwereld en daar toch mee weet te leven. Ko Kruier is wel vergeleken met zijn Engelse tegenspeler, Adrian Mole van Sue Townsend, maar helemaal terecht is dat niet. Ko is meer dan een puistenkop en pechvogel. Hij is genuanceerder dan Adrian Mole, minder lollig, meer een kunstenaar in de dop. De grijsheid van zijn puberteit verdwijnt achter zijn vermogen tot dromen, fantaseren en het bedenken van eindeloze redeneringen.
| |
Mariken
Stilistisch, inhoudelijk én vormtechnisch wordt Mariken als een van de hoogtepunten in het werk van Van Gestel gezien. Mariken durft alles te zeggen en te vragen wat in haar hoofd opkomt. Ze praat als een jonkvrouw, vinden de mensen in de stad, maar alles wat ze zegt is mal. Dat komt doordat ze is opgegroeid in het Waanwoud, samen met Archibald, een oude zonderling met een baard als die van God. Archibald heeft haar liefdevol verzorgd toen hij haar huilend tussen de ganzeriken aantrof. Hij heeft haar leren lezen en schrijven uit het boek De mensheid is een klucht. Zo'n opvoeding stelt je in staat de wereld en haar gedoe met heel andere ogen te bekijken.
Het verhaal van de kleine Mariken die niets snapt van wat ze in de stad aantreft - ‘vroeger in het woud wist ik alles,’ zegt ze tegen de Gravin die haar wil adopteren, ‘nu weet ik niks’ - is meer dan een bewerking van het laatmiddeleeuwse Mariken van Nieumeghen. Het is een volstrekt nieuw verhaal. Ook bij Van Gestel gaat het
| |
| |
Illustratie van Annemie Heymans uit Mariken
om verlangen naar het buitengewone dat alleen te bereiken lijkt als je een verbond met de duvel sluit. Ook hier worden vragen gesteld over god, gebod en macht die corrumpeert. Maar Van Gestel voegt daar zijn vragen over de betekenis van literatuur, kunst en geloof aan toe. Mariken mag dan een betrekkelijk onschuldige provocateur lijken, ze houdt zich bezig met essentiële dilemma's als vrijheid en geborgenheid. Zowel voor Archibald als voor Mariken, zowel voor de toneelspelers bij wie ze terechtkomt als voor Rattejan die door de zwarte weeuw aan zijn voeten is gekluisterd, is vrijheid zo'n beetje het hoogst denkbare goed. Maar hoeveel ben je bereid daarvoor te betalen? Zijn geborgenheid, liefde, vriendschap en vertrouwen niet nog belangrijker?
Omdat Van Gestel geen kant en klare antwoorden biedt, is Mariken een filosofisch getint boek. Door de inbedding in een middeleeuws decor, de originaliteit van de taal, de vaart in de dialogen en de verrassende wijze van vertellen is dit verhaal in een verhaal in een verhaal een bij uitstek literair product. De zo eigen, ingehouden stijl van Van Gestel kreeg door het decor waarin het verhaal speelt en door de rijkdom aan fantasieën iets uitbundigs.
| |
| |
| |
Winterijs
Deze drievoudig bekroonde jeugdroman speelt in de winter van 1947 en is misschien wel het meest autobiografische boek uit het oeuvre van Van Gestel. Winterijs gaat over eenzaamheid, opgroeien en vriendschap - meer specifiek de vriendschap tussen Thomas Vrij en Piet Zwaan (namen waarin de vrijheid lokt). Piet Zwaan wordt thuis Piem genoemd. Op school heet hij Piet en Thomas noemt hem Zwaan. Piet is pas nieuw in de klas en heeft het daar niet makkelijk. Hij is en doet nogal ouwelijk en lacht bijna nooit. Hij woont in een deftig huis aan de Weteringschans bij zijn tante Jos en nicht Bet van dertien. Waarom hij niet bij zijn ouders woont, dringt lange tijd niet tot Thomas door. Die weet kennelijk veel minder goed wat er in de oorlog allemaal gebeurd is dan Zwaan en Bet, een niet zo aardig meisje met kleine felle oogjes waar Thomas meteen ‘smoor’ op wordt.
Het boek is opgedragen aan Daniel K, een vriendje van Van Gestels vijf jaar oudere broer die omkwam in Auschwitz. De herinnering daaraan is hem altijd bijgebleven. Door de halfjoodse afkomst van zijn vader was Van Gestel al vroeg bekend met het lot van de joden. Maar meer dan een oorlogsverhaal of een roman over de joden is Winterijs een verhaal over existentiële eenzaamheid. Thomas voelt zich vaak alleen, omdat hij geen moeder meer heeft en lang niet alles begrijpt. Maar de eenzaamheid van Zwaan is schrijnender. Zijn ouders zijn nooit teruggekomen. ‘Ik (= Thomas) denk aan het verhaal van Zwaan toen hij nog een ukkie was en zich aan de trapleuning naar boven trok, niemand liep achter hem aan, niemand stond hem boven aan de trap op te wachten, hij was alleen. Dat verhaal had hij aan mij verteld in de lange koude winter.’ En op Bets kamer staan allemaal foto's en alle mensen op die foto's zijn dood. Dat Zwaan tenslotte naar Amerika vertrekt, juist in de tijd dat Thomas even bij zijn vader in Apeldoorn schuilt, is een even schrijnende als authentieke ervaring. Zo ervaart hij hoe de tijd alles opslokt: vriendschap, mensen, herinneringen, gebeurtenissen.
De twee milieus in het boek - het bohémienachtige van Thomas Vrij en het deftige, beschaafde van zijn joodse vriendje Piet Zwaan - komen zonder dat daar veel woorden aan worden vuil gemaakt, meestal via dialogen, tot leven. Ook omdat je als (volwassen) lezer gauwer doorziet wat er aan de hand is, komt de zowel kinderlijke als verbaal begaafde Thomas sympathiek over. De anekdotes, de sfeer, het taalgebruik en de plot ondersteunen de emotionele materie.
| |
Waardering
Het werk van Peter van Gestel wordt door critici doorgaans positiever ontvangen dan door de beoogde doelgroep. Niet vanwege de problematiek die hij aanboort - die
| |
| |
sluit juist bijzonder goed aan bij wat zijn lezers beleven - maar door de enigszins afstandelijke, droogkomische manier van vertellen. Hoewel Van Gestel zo ongeveer alle prijzen heeft ontvangen die er te vergeven zijn, werden zijn boeken zelden kaskrakers. Daarvoor reikt de thematiek kennelijk te ver. Mede door de verfilming is Mariken zijn meest bekende roman terwijl Winterijs algemeen gezien wordt als een meesterwerk met klassieke allures.
In Literatuur zonder leeftijd noemde Peter van den Hoven Mariken, Van Gestels adaptatie van een middeleeuwse mirakelspel meer dan een bewerking, een mond-op-mondbeademing. Willem Wilmink beaamde dit: ‘Onduidelijk is of we hier te maken hebben met een sprookje, een historische roman of een bewerking van een klassieker,’ zei hij bij de doop van het boek. Voor elk van de drie valt wat te zeggen. De tekst op de achterflap bevat daar belangrijke aanwijzingen voor. ‘Mariken is een heel jong meisje dat de mensen en de wereld leert kennen.’ En: ‘Het verhaal speelt lang geleden, in de tijd dat er nog machtige gravinnen waren, trotse kastelen en kleurige jaarmarkten waarop van alles te beleven was.’
Volgens Van Gestel is een jeugdroman domweg een vorm van vertellen en in ieder geval geen doel op zich. Zijn bijtende dialogen, originele invalshoeken en levendige stijl laten zich niet makkelijk indelen of vergelijken met het werk van andere jeugdschrijvers. Ze zijn uniek en Gesteliaans.
Algemeen Dagblad: ‘Alle kinder- en jeugdboeken van Van Gestel hebben iets bijzonders: een bijzondere sfeer, een origineel idee, een opmerkelijke psychologie of een ongewone manier van vertellen. Maar zijn veertiende en jongste boek heeft dat alles tegelijk. Het is geestig, origineel, meeslepend van taal, theatraal, intrigerend, intelligent en verbindt op verrassende wijze een oud mirakelverhaal met moderne twijfel.’
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Drempelvrees (1962), Buiten de grens (1963), Een scherp wit landschap (1964), Een kanjer van een kater (1969), Rosie (1979). |
Kinderboeken
|
Schuilen onder je schooltas. Met illustraties van Peter van Straaten. Amsterdam/Brussel, Van Goor Jeugdboeken, 1979. |
Joost, of De domme avonturen van een slim jongetje. Met illustraties van Peter van Straaten. Baarn, De Fontein, 1981. |
Het meisje zonder muts. Met illustraties van Peter van Straaten. Baarn, De Fontein, 1982. |
Uit het leven van Ko Kruier. Met illustraties van Peter van Straaten. Baarn, De Fontein, 1984. |
Ko Kruier en zijn stadsgenoten. Met illustraties van Peter van Straaten. Baarn, De Fontein, 1985. |
Saartje en Het Blauwe Huis. Met illustraties van Peter van Straaten. Baarn, De Fontein, 1987. |
Oef van de mensen. Baarn, De Fontein, 1988. |
Boze Soe. Baarn, De Fontein, 1990. |
De kater met één oor en andere wonderlijke verhalen.
|
| |
| |
Met illustraties van Peter van Straaten, Baarn, De Fontein, 1991. |
Masja, de verhalen van Katja. Met illustraties van Peter van Straaten. Baarn, De Fontein, 1992. |
Lieve Claire. Baarn, De Fontein, 1994. |
Prinses Roosje. Met illustraties van Peter van Hugten. Bussum, Moon Press, 1994. |
Nachtogen. Baarn, Fontein, 1996. |
Mariken. Met illustraties van Annemie Heymans. Baarn, De Fontein, 1997. |
Slapen en schooieren. Met illustraties van Sylvia Weve. Baarn, 1999. |
Winterijs. Baarn, De Fontein, 2001. |
Die dag aan zee. Amsterdam, Querido 2003. |
Nikki. Amsterdam, Querido 2005. |
Rommelkatje. Met illustraties van Marijn van der Linden. Amsterdam, Querido, 2006. (Herdruk van Slapen en schooieren.) |
Over Peter van Gestel
|
Max Verbeek, Kinderen ontmoeten favoriete schrijver. In: Het Parool, 6-10-1982. |
Mary Ann Lindo, Zeker die vreselijke Ko Kruier weer. In: Het Parool, 13-6-1984. |
Joke Linders, Verlegen, verliefd maar niet verloren. In: Jan Campert-prijzen 1987. Den Haag, 1987, blz. 97-111. |
Bregje Boonstra: Peter van Gestel kreeg een beetje genoeg van die Woody-Allenachtige Ko Kruier, toen begon hij met Boze Soe. In: Primeur, 24-9/1-10-1992. |
Joke Linders, Mariken van Nieumeghen leeft. In: Algemeen Dagblad, 3-10-1997. |
Judith Eiselin. De duivel is een fijne vent: In: NRC Handelsblad, 3-10-1997. |
Willem Wilmink, Peter van Gestel 60 jaar. In: Literatuur zonder leeftijd, 11e jaargang, nr. 43 (herfst 1997). |
Sander Pleij, Doelgroep: Kinderen. In: De Groene Amsterdammer, 4-3-1998. |
Peter van den Hoven, Een duivelse verleiding. In: Literatuur zonder leeftijd, 12e jaargang, nr. 45 (voorjaar 1998). |
Judith Eiselin, Jongens die op snauwen vallen. In: NRC Handelsblad, 11-1-2003. |
Karel Berkhout, Geen Hilariteit zonder ernst. In: NRC Handelsblad, 15-9-2006. |
Harry Bekkering, Onnozele provocateurs? In: Theo Thijssen-prijs 2006 voor Peter van Gestel. Den Haag; Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde; Amsterdam, Querido, 2006. |
Juryrapport Theo Thijssen-prijs 2006. In: Theo Thijssen-prijs 2006 voor Peter van Gestel. Den Haag; Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde; Amsterdam, Querido, 2006. (Samenstelling jury: Imme Dros, vz, Judith Eiselin, Elma van Haren, Anne Provoost, Dick Schram.) |
Jeugdliterom
|
Verzamelde artikelen en recensies over Nederlandstalige jeugdliteratuur. De Jeugdliterom is te vinden in elke goede openbare bibliotheek. |
73 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2007
|
|