| |
| |
| |
P.J.A.C. van Geldorp
door Janneke van der Veer
Petrus Johannes Antonius Christiaan (Pieter) van Geldorp werd op 11 september 1872 in Rotterdam geboren. Hij was het derde kind van Cornelia Agatha Komme en de schilder W.P. van Geldorp, die vooral religieuze kunst maakte. Van de acht kinderen in het gezin overleden er drie op jonge leeftijd. Toen hij dertien was, ging Pieter als internaatsleerling naar het gymnasium van de franciscanen te Megen. Na drie jaar stopte hij met deze opleiding - hij voelde er weinig voor om priester te worden. Vervolgens werkte hij enkele jaren op een kantoor in Rotterdam. In zijn vrije tijd tekende hij; zijn vader gaf hem teken- en schilderles. Van 1894 tot 1900 bezocht hij de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Deze opleiding combineerde hij met een baan als tekenaar bij de Amsterdamse drukkerij L. van Leer & Co. Hij verzorgde ook illustraties voor verschillende uitgevers.
In 1902 trouwde hij met Elisabeth Thérèse Gresnigt. Het echtpaar kreeg twee kinderen, een meisje en een jongen. Na eerst in Rotterdam en Amsterdam te hebben gewoond, vestigde het gezin zich in 1934 in Parijs; Van Geldorp verwachtte daar meer mogelijkheden voor reclameopdrachten. Eind 1936 vond een verhuizing plaats naar de Belgische stad Turnhout.
Pieter van Geldorp ontwikkelde zich tot etser en lithograaf. Vanaf 1930 gebruikte hij af en toe het pseudoniem Frank Rowley. Hij maakte politieke prenten voor verschillende kranten, waaronder De Amsterdamsche Courant en De Tijd. In sommige prenten komen zijn antisocialistische opvattingen tot uitdrukking. Van Geldorp leverde reclameontwerpen aan diverse opdrachtgevers, zoals Anton
| |
| |
Jurgens' Margarinefabrieken te Oss en zeepfabriek ‘De Klok’ te Heerde. Verder was hij actief als illustrator van kinderboeken. Tot zijn vroegste werken op dit gebied behoren de illustraties in Haantje de Voorste bij de inhuldigingsfeesten (1898) van F.H. van Leent.
Van Geldorp werkte mee aan verschillende, overwegend katholieke, jeugdtijdschriften, waaronder Roomsche Jeugd, Voor de Kinderkamer, De Engelbewaarder, Het communieklokje en De blijde wereld.
Hij overleed op 23 februari 1939 in Turnhout.
| |
Werk
Pieter van Geldorp maakte illustraties in kleur en zwart/wit voor een groot aantal kinderboeken. Hij hanteerde daarbij verschillende technieken, waaronder pentekening en lithografie. In hoeverre hij hierbij de tekening zelf op de steen aanbracht, is niet bekend. Pentekeningen komen onder meer voor in Het spookt aan boord (1932) van Tom Blankenberg; Haantje de Voorste bij de inhuldigingsfeesten (1898) van F.H. van Leent, A is een aapje (1907) en een herdruk van Jan Schenkmans Sint Nicolaas en zijn knecht (1907) bevatten lithografieën. Met name de laatste twee titels kregen grote bekendheid. Voor sommige uitgaven maakte hij silhouetten, bijvoorbeeld de vierde druk van De muis of De gestoorde nachtrust; eene berijmde geschiedenis in twaalf tafereelen voor jong en oud (1905) van Braga jr.
Van Geldorp was tevens actief als tekenaar van schoolleesboekjes, in het bijzonder voor het katholiek onderwijs. Voor uitgeverij Malmberg maakte hij schoolwandplaten, waaronder de series ‘In Nieuwe Richting’ (1905, tweede, aangepaste druk 1926) en ‘Marktleven in Nederland’ (1931). Sommige van deze wandplaten, bijvoorbeeld die van een processie en een kindercommunie, ademen een duidelijk katholieke sfeer.
Voor zeepfabriek ‘De Klok’ in Heerde maakte hij een aantal reclameboekjes. Het nikkertje (1929) valt op door de stereotiepe afbeelding van mensen met een donkere huidskleur.
Van Geldorps illustraties kenmerken zich door een vlotte, levendige stijl die de snelheid weerspiegelt waarmee de taferelen veelal op papier werden gezet. Dikwijls is op de afbeeldingen veel te zien. Ook zijn illustraties voor Haantje de Voorste bij de inhuldigingsfeesten en Sint Nicolaas en zijn knecht bevatten tal van details. Bij de eerstgenoemde tekst, waarin een jongen - ‘Haantje de Voorste’ - verslag doet van de inhuldiging van koningin Wilhelmina, zijn de illustraties historisch-realistisch.
Soms voegde hij humoristische elementen toe. Rudolf Geel merkt dit in A is een aapje. ‘Wat mij betreft de aardigste tekening van het bakkersbedrijf [“B is de bakker die bakt voor ons brood”] is afkomstig van Van Geldorp. De afbeeldingen in
| |
| |
de uitgave die hij illustreerde, zijn toch al over de hele linie het meest komisch. Van Geldorp brengt niet alleen de rijmpjes in beeld, hij geeft hier en daar ook duidelijk zijn eigen visie op het verbeelde. Zo zien wij op het bakkersprentje vier bakkers, waarvan er een op zijn buik op de grond ligt. Een aantal bolletjes is over de grond verspreid. Een andere bakkersknecht staat te lachen. Die heeft de ongelukkige waarschijnlijk laten struikelen. Een beetje vilein, deze tekening, maar hij heeft als voordeel dat er duidelijk iets extra's op gebeurt.’ (A is een aapje. Over ABC-boeken, 1995).
| |
Waardering
Over de contemporaine waardering van Van Geldorps illustraties is weinig bekend. In de collectie van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie is een anonieme bespreking aanwezig van enkele spotprenten in de Amsterdamsche Courant. De recensent heeft vooral waardering voor de levendigheid en de humor in de tekeningen: ‘De heer Van Geldorp neemt met deze illustratie rang in onder onze beste teekenaars’ (onbekende bron, 7 maart 1900). Een medewerker van De Engelbewaarder (1907) stelt vast dat de door Van Geldorp gemaakte tekeningen ‘voor ons tijdschrift een flinke attractie zijn’. Hij spreekt van een ‘vaardige teekenpen’.
Een eeuw later is er nog steeds sprake van waardering voor het werk
Uit Haantje de Voorste bij de inhuldigingsfeesten van F.H. van Leent
van Van Geldorp. Rudolf Geel ( A is een aapje. Over ABC-boeken, 1995) is naar aanleiding van A is een aapje (1907) vooral lovend over de humor, de inventiviteit en de persoonlijke aanpak van Van Geldorp. Jeannette Kok vindt Haantje de Voorste bij de inhuldigingsfeesten (1898) een schitterend boek, ‘waarin vooral de twee dubbele platen, een van de inhuldiging in de Nieuwe Kerk, en een van het vuurwerk, prachtig zijn’ ( Traditie, 1998). Ze noemt de illustraties van Van Geldorp ‘buitengewoon speels en humoristisch’. Ook P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets waarderen deze uitgave. Zij zijn van mening dat de ‘twaalf enkele en twee dubbele kleurplaten (-) naast diverse
| |
| |
zwart/wit afbeeldingen het aantrekkelijke [vormen] van dit groot formaat prentenboek’ (Lust en Leering, 2001).
| |
Bibliografie
Door P.J.A.C. van Geldorp geïllustreerde boeken voor volwassenen
|
Herresco, Gepensioneerden; een kijkje in hun leven op de Veluwe (1909); Francis J. Finn, De geheimzinnige gids (1928). |
Keuze uit door P.J.A.C. van Geldorp geïllustreerde jeugdboeken
|
F.H. van Leent, Haantje de Voorste bij de inhuldigingsfeesten. Amsterdam, Gebr. Koster, [1898]. |
Braga jr., De muis of De gestoorde nachtrust; eene berijmde geschiedenis in twaalf tafereelen voor jong en oud. Rotterdam, D. Bolle, vierde druk, [1905]. |
G. Engelberts Gerrits, Het leven van De Ruyter. Amsterdam, J. Vlieger, 1907. |
J. Schenkman, Sint Nicolaas en zijn knecht. Amsterdam, J. Vlieger, herdruk, [1907]. |
[Anoniem], A is een aapje. Amsterdam, J. Vlieger, [ca. 1907]. |
Christine J.F. Vetter, Het Volkslied; een verhaal voor kinderen. Bussum, Paul Brand, [1911]. |
B.G. Alberts en B.F. Martens, Vertellingen en versjes. Nijmegen, Malmberg, 1915. |
Lina Tervooren, De drie vacantieboomen. Amsterdam, Em. Querido, [1918]. |
A. Wehrens, Van schoenpoetser tot kunstschilder; leven en lotgevallen van een armen weesjongen. [S.l.], Vroom & Dreesmann, [ca. 1920]. |
Ch. Krienen, Toch gered. [S.l.], Vroom & Dreesmann, Briljantjes, nr. 9, [ca. 1920]. |
G. Terlingen, Paula, de kleine droomster. Amsterdam, De R.K. Boekcentrale, Onze kleine jeugd serie, nr. 3, 1926. |
Johannes Emonts, De zoon van het opperhoofd der Bandari's. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1927]. |
W. van den Berg, De vondeling van Simmerath. 's-Hertogenbosch, Malmberg, [1927]. |
H.G. Heynen, Rijmpjes en lijmpjes; wat dichtjes en wat deuntjes voor dochtertjes en zeuntjes. 's-Bosch, Malmberg, 1929. |
W.A. Timmerman, Het nikkertje. Heerde, Zeepfabriek ‘De Klok’, [1929]. |
Max, Giovanni; een bijdrage tot de geschiedenis der Maltezer ridders. 's-Hertogenbosch, L.C.G. Malmberg, [1929]. |
M.G. Andriessen, Williams schat, of De misdaad verijdeld; verhaal uit het Engelse volksleven. [S.l., s.n.], [1929]. |
M.G. Andriessen, Geheimzinnige sporen van berenklauwen. 's-Hertogenbosch, L.C.G. Malmberg, [1930]. |
W.A. Timmerman, Modderstad. Heerde, Zeepfabriek ‘De Klok’, [193X]. |
A. van Veghel, Vertellingen voor kleine An en Jan. 's-Hertogenbosch, L.C.G. Malmberg, [1931]. |
Tom Blankenberg, Het spookt aan boord. 's-Hertogenbosch, L.C.G. Malmberg, Het boeiende avontuur, nr. 2, [1932]. |
Hans P. van den Aardweg, Koningin Wilhelmina; gedenkboek voor de Nederlandse jeugd bij haar 40-jarig regerings-jubileum 1898-1938. [Helmond, uitgeverij Helmond], Nederlandsche jeugdbibliotheek, nr. 85A, [1938]. |
Koningin Wilhelmina alphabet. [Helmond, uitgeverij Helmond], [1938]. |
M.G. Andriessen, De kapitein van veertien. Tilburg, R.K. Jongensweeshuis, [1938]. |
Over P.J.A.C. van Geldorp
|
[Anoniem], [bespreking van enkele prenten in de Amsterdamsche Courant]. In: [Onbekend], 7-3-1900. (Collectie Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag). |
F.M. Lurasco, Onze moderne meesters. Amsterdam, C.L.G. Veldt, 1907. |
| |
| |
[Anoniem], Uit het leven van ene kunstenaar. In: De Engelbewaarder; geïllustreerd tijdschrift voor de katholieke jeugd, 1907, blz. 242-245. |
Albert Plasschaert, Korte geschiedenis der Hollandsche schilderkunst van af de Haagsche School tot op den tegenwoordigen tijd. Amsterdam, Maatschappij der Goede en Goedkoope Lectuur, 1923, blz. 163. |
Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950. Deel I. 's-Gravenhage, Kunsthandel Pieter A. Scheen N.V., 1969, blz. 366. |
Rudol Geel, A is het aapje dat tante ons schonk. Van kinderalfabet tot het ABC van de onschuld. In: Jaap ter Linden, Anne de Vries en Dick Welsink, A is een aapje. Over ABC-boeken. Amsterdam, Querido, 1995. |
Jeannette Kok, Koningin Wilhelmina; Eene gebeurtenis ter vereeuwiging. In: Traditie, jaargang 4 (1998), nr. 3, blz. 18-23. |
P.M.J.E. Jacobs, Beeldend Benelux. Biografisch handboek. Deel Ci-Ha. Tilburg, Stichting Studiecentrum voor Beeldende Kunst, 2000, blz. 481-482. |
P.J. Buijnsters en Leontine Buijnsters-Smets, Lust en Leering. Geschiedenis van het Nederlandse Kinderboek in de negentiende eeuw. Zwolle, Waanders, 2001, blz. 276, 288-289, 291, 312, 322, 407, 451. |
Saskia de Bodt en Jeroen Kapelle, Prentenboeken; Ideologie en Illustratie 1890-1950. Amsterdam/Gent, Ludion, 2003, blz. 17, 149, 168, 169, 201, 206, 237. |
Jan Wasmus, Illustrator Pieter van Geldorp. In: Boekenpost, jaargang 12 (2004), nr. 74, blz. 43-45. |
Jeroen Kapelle en Dirk J. Tang, Zwart: Sambo, Tien kleine negertjes, PijpjeDrop, Pompernikkel en anderen; Het beeld van de zwarte mens in de Nederlandse illustratiekunst 1880-1980. Harderwijk/Den Haag, Uitgeverij d'jonge Hond/Koninklijke Bibliotheek, 2008, blz. 60-61. |
89 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2012
|
|