| |
| |
| |
André Franquin
door R. van Eijck
André Franquin is geboren op 3 januari 1924 te Brussel. Na zijn middelbare opleiding aan de Humanités volgde hij een jaar lang een tekenopleiding aan de Academie van Saint-Luc te Brussel, waarna hij in 1944 werk vond in een kleine tekenfilmstudio. Daar ontmoette hij Maurice de Bevere (pseudoniem Morris, tekenaar van Lucky Luke), die hem introduceerde bij Uitgeverij Dupuis, die het stripblad Robbedoes uitgeeft. Voor dit tijdschrift nam Franquin de strip van de titelheld over van Joseph Gillain (pseudoniem Jijé), bij wie hij het stripvak leerde.
| |
Werk
Van 1946 tot 1968 heeft Franquin de Robbedoes-strip getekend, waaraan hij o.a. de excentrieke Graaf van Rommelgem en een fantasiedier, de marsupilami, toevoegde. Onder zijn handen evolueerde deze serie inhoudelijk van korte, oppervlakkige kwajongensbelevenissen tot lange, goed gestructureerde avonturenverhalen met een hecht opgebouwd plot. Al snel ontwikkelde Franquin een geschematiseerde tekenstijl, die tegelijk zeer stabiel en uiterst levendig is.
Naast de Robbedoes-strip tekende André Franquin van 1955 tot 1959 een wekelijkse gagstrip, Ton en Tinneke, voor het weekblad Kuifje, dat in de jaren vijftig de andere grote pijler was van het Belgische beeldverhaal. Een vaste bijrol in deze strip werd gespeeld door de chaotische figuur Félix, op wiens karakter Franquin in 1957 voortbouwde met de creatie van Guust Flater. Wekelijks tekende hij korte strips van deze jongste bediende op het redactiekantoor van het
| |
| |
weekblad Robbedoes, die ondanks zijn goede wil een volstrekt desorganiserende en destructieve uitwerking op zijn omgeving uitoefende.
In 1957 en 1958 tekende Franquin ook enkele korte verhaaltjes van Roeltje, een verlegen, dromerig jongetje dat in een fantasiewereld leeft. In 1966 verschenen van deze Roeltje, uitsluitend in het Frans, twee boeken met door Franquin en Will (tekenaar van Baard en Kale) geïllustreerde verhalen.
Tegen het einde van de jaren vijftig kreeg Franquin bij het maken van de Robbedoes-strip assistentie van Greg (o.a. tekenaar van Olivier Blunder) voor het schrijven van het scenario, en van Jidéhem (pseudoniem van Jean de Mesmaeker) voor het tekenen van de decors, terwijl ook Roba (tekenaar van Bollie en Billie) en Peyo (tekenaar van Johan en Pirrewiet en De Smurfen) hem bij enkele verhalen assisteerden. Ook bij het tekenen van Guust verleende Jidéhem tien jaar lang, van 1957 tot 1967, zijn medewerking.
In 1961 moest André Franquin zijn vele werkzaamheden op doktersadvies sterk inperken. De Robbedoes-strip verscheen in de jaren daarna dan ook onregelmatig, maar Guust, die zich tot Franquins favoriete strip had ontwikkeld, bleef ononderbroken verschijnen. In 1968 gaf hij Robbedoes definitief over aan zijn opvolger Fournier, maar hij behield de rechten op de marsupilami-figuur, die hij af en toe samen met Guust in korte strips liet optreden.
In 1975 begon Franquin samen met Yvan Delporte (hoofdredacteur van Robbedoes-weekblad en scenarist) scenario's te schrijven voor de reeds bestaande reeks Isabel van tekenaar Will. Voor de vier verhalen die zij gezamenlijk hebben gemaakt, bestond Franquins voornaamste bijdrage uit het opzetten van de plot en het indelen en schetsen van de pagina's, waardoor hij de gemoedelijk-sprookjesachtige sfeer van Isabel veranderde in die van een angstaanjagender, door magiërs en heksen bevolkte fantasiewereld.
In Robbedoes had Franquin al een licht satirische ondertoon gehanteerd, vooral ten aanzien van het burgerlijk gezag en het leger, die hij in de enigszins anarchistisch ingestelde Guust verder uitbouwde. Vanaf 1977 ging deze kritisch-satirische benadering de boventoon voeren in de serie Zwartkijken, een reeks korte strips die hij maakte voor de Trombone Illistré. De Trombone was een experimenteel opgezette bijlage, waarvan Franquin mederedacteur was, van Spirou, het Franstalige zusterblad van Robbedoes, waarin tekenaars en scenaristen grotendeels de vrije hand kregen om strips te maken die in Spirou/Robbedoes minder goed pasten wegens de jeugdige leeftijd van de lezers. André Franquin tekende Zwartkijken in
| |
| |
karikaturale stijl, maar gaf er een soms vlijmscherpe inhoud aan; hij leverde nogal cynisch en zwartgallig commentaar op de menselijke beschaving en de richting waarin deze dreigt te gaan.
Omdat de Trombone Illustré teveel afweek van het beleid dat in Spirou werd gevoerd, moest de uitgave ervan na een half jaar gestaakt worden. Franquin zette zijn Zwartkijken-strips met een zekere regelmaat voort in stripbladen voor volwassenen als Fluïde Glacial en - in Nederland - De Vrije Balloen.
Bij de Trombone maakte Franquin kennis met de jonge tekenaar Frédéric Jannin, voor wie hij in 1978 en 1979 samen met Delporte het scenario schreef van Pieter Pook en Molleke, een gagstrip over een tuineigenaar die het zwaar te verduren heeft met een hardnekkige mol.
Over zijn eigen werk is Franquin nooit tevreden geweest. Steeds is hij blijven twijfelen en blijven zoeken naar nieuwe wegen. Al in het begin van de jaren zestig leidde dat tot psychische en fysieke inzinkingen, die zich in de jaren zeventig en tachtig herhaalden. Mede daardoor is zijn produktietempo geleidelijk sterk afgenomen. Zelfs de regelmaat van zijn favoriete Guust-strip moest daar halverwege de jaren zeventig onder lijden. Tegen het einde van de jaren tachtig houdt Franquin zich nog bezig met het regisseren van een serie strips over de marsupilami, die getekend wordt door Batem, op basis van pagina-layouts en schetsen van Franquin, en met het tekenen van een sporadische aflevering van Guust.
| |
Waardering
Niet alleen door het lezerspubliek, maar vooral ook door zijn collega-stripmakers wordt André Franquin beschouwd als een van de grondleggers van het Europese beeldverhaal. Daarvan getuigt niet alleen de voortdurende populariteit van de albums van zijn stripfiguren, met name van Guust, maar ook het feit dat vele striptekenaars zijn stijl en vormgeving hebben nagevolgd. Daardoor heeft hij een enorme invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de Belgische - en daarmee van de Europese - stripwereld in de na-oorlogse bloeiperiode.
| |
Bibliografie
Serie Robbedoes
|
Robbedoes en Kwabbernoot. Antwerpen, Dupuis, 1949.
1. | 4 Avonturen van Robbedoes en Kwabbernoot. Antwerpen, Dupuis, 1950. |
2. | Er is een tovenaar in Rommelgem. Antwerpen, Dupuis, 1951. |
3. | De Zwarte Hoeden. Antwerpen, Dupuis, 1952. |
4. | Robbedoes en de erfgenamen. Antwerpen, Dupuis, 1952. |
5. | De roof van de marsupilami. Antwerpen, Dupuis, 1954. |
6. | De horen van de neushoren. Antwerpen, Dupuis, 1955. |
|
| |
| |
7. | De dictator en de paddestoel. Antwerpen, Dupuis, 1956. |
8. | Pas op, Kwabbernoot. Antwerpen, Dupuis, 1957. |
9. | Het schuilhol van het zeemonster. Antwerpen, Dupuis, 1957. |
10. | Het masker der stilte. Antwerpen, Dupuis, 1958. |
11. | De gorilla heeft het gedaan. Brussel, Dupuis, 1959. |
12. | Het nest van de marsupilami's. Brussel, Dupuis, 1960. |
13. | De bezoeker uit de oertijd. Brussel, Dupuis, 1960. |
14. | De gevangene van Boeddha. Brussel, Dupuis, 1960 (met Jidéhem & Greg). |
15. | Z van Zwendel. Brussel, Dupuis, 1962. (met Jidéhem & Greg). |
16. | De schaduw van Z. Brussel, Dupuis, 1961 (met Jidéhem & Greg). |
17. | Robbedoes en de Bobbelmannen. Brussel, Dupuis, 1964 (met Roba & Greg). |
18. | QRN op Bretzelburg. Brussel, Dupuis, 1966 (met Jidéhem & Greg). |
19. | Hommeles in Rommelgem. Brussel, Dupuis, 1969 (met Jidéhem, Peyo & Gos). |
24. | Tembo Taboe. Brussel, Dupuis, 1974 (met Roba & Greg). |
|
Jeugdzonde 1, De erfenis. Brussel, Dupuis, 1976. |
Jeugdzonde 2, Radar de robot. Brussel, Dupuis, 1976. |
(De laatste twee albums zijn een herdruk van Robbedoes en Kwabbernoot, 1949). |
Serie Ton en Tinneke
|
60 Avonturen van Ton en Tinneke. Brussel, Lombard, 1958. |
Ton de pechvogel. Brussel, Lombard, 1959. |
Boordevol grappen. Brussel, Lombard, 1973. |
Serie Guust
|
1. | Flagrante flaters. Brussel, Dupuis, 1966 (met Jidéhem). |
2. | Flater-feest. Brussel, Dupuis, 1963 (met Jidéhem). |
3. | Flaters als water. Brussel, Dupuis, 1964 (met Jidéhem). |
4. | Flaters te koop. Brussel, Dupuis, 1965 (met Jidéhem). |
5. | Flappende flaters. Brussel, Dupuis, 1967 (met Jidéhem). |
6. | Flaters schade. Brussel, Dupuis, 1968 (met Jidéhem). |
7. | Van flaters gesproken. Brussel, Dupuis, 1969. |
8. | Flaters van formaat. Brussel, Dupuis, 1970. |
9. | Het geval Flater. Brussel, Dupuis, 1971. |
R1. | Flaterfestijn. Brussel, Dupuis, 1971 (met Jidéhem). |
10. | Die reuze Flater. Brussel, Dupuis, 1972. |
R2. | Daverende flaters te koop. Brussel, Dupuis, 1972 (met Jidéhem). |
11. | Flaters, floppen en flouzen. Brussel, Dupuis, 1973. |
R3. | Flagrante flappende flaters. Brussel, Dupuis, 1973 (met Jidéhem). |
12. | De Flater-bende. Brussel, Dupuis, 1974. |
R4. | Heet van de flater. Brussel, Dupuis, 1974 (met Jidéhem). |
| Guust en de marsupilami. Brussel, Dupuis, 1978 (met Jidéhem). |
13. | Flater verdient een optater. Brussel, Dupuis, 1979. |
| Guust. Den Haag, Panda, 1980 (met Jidéhem). |
14. | De Flater-saga, Brussel, Dupuis, 1982. |
0. | Gadgets en gags. Brussel, Dupuis, 1985. |
R5. | Het zware verleden van Guust. Brussel, Dupuis, 1986 (met Jidéhem). |
N.B. De Guust-albums genummerd R1 t/m R5 bevatten deels herdrukken van de eerste vijf albums, die in oblong-formaat verschenen en snel uitverkocht raakten, en deels oude strips die nooit in album waren verschenen. Album R1 is een herdruk van de delen 2 en 3; album R2 bevat een herdruk van deel 4 en niet eerder in album verschenen strips; R3 is een herdruk van de delen 1 en 5; R4 en R5 bevatten niet eerder gepubliceerde strips. Deel 0 bevat de allereerste tekeningen en strips die van Guust zijn verschenen.
Serie Isabel (tekst: Franquin & Delporte; tekeningen: Will)
|
3. | De hekserij van Oom Hermes. Brussel, Dupuis, 1978. |
| |
| |
4. | De ceintuur van Cassiopeia. Brussel, Dupuis, 1979. |
5. | Een rijk van tien morgen. Brussel, Dupuis, 1980. |
6. | De behekste vijver. Brussel, Dupuis, 1981. |
Serie Zwartkijken
|
Zwartkijken. Rotterdam, Yendor, 1981. |
Zwartkijken 2. Rotterdam, Yendor, 1984. |
Zwartkijken kompleet. Zelhem, Arboris, 1988. |
Pieter Pook en Molleke (tekst: Franquin & Delporte; tekeningen: Jannin).
|
Geharrewar tussen Pieter Pook en Molleke. Brussel, Dupuis, 1981. |
Roeltje
|
Joyeuses Pâgues pour mon petit Noël. Brussel, Dupuis, 1966 (met Will). |
Les étranges amis de Noël. Brussel, Dupuis, 1966 (met Will). |
Roeltje en de Elaoin. Brussel, Magic Strip, 1982. |
Serie Marsupilami (regie: Franquin; tekst: Greg; tekeningen: Batem).
|
1. | De staart van de marsupilami. Monaco, Marsu productions, 1987. |
2. | De bamboe-baby. Monaco, Marsu Productions, 1988. |
3. | Mars, de zwarte. Monaco, Marsu Productions, 1989. |
Over André Franquin
|
Ton Konincks, André Franquin. In: Stripschrift, jaargang 4 (1970), nr. 22, blz. 9-13. |
Reinolt Duerings, André Franquin: Ik laat Guust voor me knutselen. In: Stripschrift, jaargang 8 (1974), nr. 66, blz. 4-9. |
André Franquin, De bende van vier. In: Stripschrift, jaargang 15 (1981). nr. 151-152, blz. 37-40. |
Kees de Bree, Jac Drewes & Rob van Eijck, De F van Flater. Zeist, Vonk Uitgevers, 1982. |
Dick de Boer, Van piccolo tot padvinder. In: Stripschrift, jaargang 19 (1985), nr. 192, blz. 3-6. |
Kris de Saeger, Dossier Franquin. Zelhem, Arboris, 1988. |
Hans Pols, Interview met Franquin, deel 1. In: Stripschrift, jaargang 22 (1989), nr. 3, blz. 9-12. |
Hans Pols, m.m.v. Pieter van Oudheusden, Interview met Franquin, deel 2. |
In: Stripschrift, jaargang 22 (1989), nr. 4 blz. 16-20. |
22 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1990
|
|