bezetter is of de Nederlandse overheid. Kinderen leven volgens haar ‘eigenlijk voortdurend onder een soort bezettende macht’. Haar hoofdpersonen zijn bijna altijd jongens ‘omdat ik allergisch ben voor meideboeken’. Uit reactie op het genre meisjesboek-met-happy-end schreef ze de tienerroman Er kan van alles gebeuren.
Haar stijl is in sommige boeken tam, stijf, zakelijk, in andere direct, laconiek, levendig. Ook de compositie, met name het ‘naadloos’ verwerken van feiten in het verhaal, is in het ene verhaal geslaagder dan in het andere. Bijna altijd slaagt zij er echter in relaties, gedachten en gevoelens van kinderen trefzeker te beschrijven.
Volgens de kritiek zijn haar oorlogsverhalen, bijbelbewerkingen en Zeeuwse boeken het best gelukt, misschien omdat haar persoonlijke betrokkenheid daarbij het grootst was.
Over landschap en bevolking van Zeeland schreef ze haar eerste boeken. Kenmerkend is de thematiek van Boot zonder water en Verdreven vloot: kinderen voeren actie tegen de afsluiting van het Veerse Gat. Volgens sommige critici is het laatste boek meer geslaagd als schoolboekje over de Deltawerken dan als verhaal, anderen vinden informatie en verhaal beter met elkaar in evenwicht. Ook De school van Schellebelle, De film van Schellebelle en Gek in Schellebelle zijn Zeeuwse kinderboeken waarin volwassenen en kinderen tegenover elkaar staan. Typerend is het eerste verhaal, waarin kinderen zich met succes verzetten tegen het plan hun juf te ontslaan en hun school te sluiten. De kritiek prees de sfeervolle beschrijving van het landschap en de rake typering van de stugge, boerse koppigheid van de Zeeuwse volwassenen, tegenover de creativiteit, vastberadenheid en solidariteit van de kinderen.
De oorlogsverhalen van Gertie Evenhuis zijn geprezen vanwege de levendige verhaaltrant en het authentieke karakter. Haar ervaringen als opgroeiend meisje tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft ze verwerkt in een drietal boeken: Wij waren er ook bij, De vaders en broers van Putten en En waarom ik niet? Over de Midden-Oostenproblematiek schreef zij Verstekeling in de Sinaï. Verweven met de maatschappelijke conflicten zijn de persoonlijke problemen van de Hollandse jongen David. Hij voelt zich dubbel tussen twee partijen staan: zowel tussen zijn Arabische vriend en joodse vriendin als tussen zijn ruziënde ouders.
Minder bekend, maar door deskundigen zeer gewaardeerd zijn haar bijbelverhalen. Ook dit werk getuigt van een grondige aanpak: voor Dromen van vrede en Koning gezocht, bewerkingen van het oude en het nieuwe testament, is ze samen met respectievelijk een predikant en een theoloog teruggegaan naar de bron, de Hebreeuwse en