| |
| |
| |
Cor Bruijn
door F.T. Bijlsma
Cornelis Pieter Bruijn, geboren op 17 mei 1883 te Wormerveer en overleden op 16 november 1978, woonde tot zijn 17e jaar in de Zaanstreek en van 1916 tot zijn dood in Hilversum. Hoewel hij het grootste deel van zijn lange leven (95 jaar) in het Gooi heeft doorgebracht is hij steeds Zaankanter gebleven. De omgeving van zijn jeugd, de Zaanstreek met zijn molens, de felle Zaankanters met hun levensdurf en kostelijke humor hebben zijn visie, zijn wezen en denken beïnvloed. Dit wijde land van wind en water met hun bewoners zijn voor Cor Bruijn de inspiratiebron voor zijn schrijversschap geweest. Ook zijn boeken die in Lapland en op Terschelling spelen hebben als het ware dezelfde wijdheid als achtergrond.
Zijn opleiding tot onderwijzer kreeg hij op de normaalschool te Zaandam en de Rijkskweekschool te Haarlem, waar de directeur, P.H. van de Ley hem de weg wees naar de onderwijsvernieuwing. Van 1906-1916 is Cor Bruijn als teamleider verbonden geweest aan de Humanitaire School te Laren. Daarna werd hij hoofd van de Hilversumse Schoolvereniging. Op beide scholen ijverde hij voor de vrije ontplooiing van het kind.
Hoewel Cor Bruijn grote bekendheid heeft gekregen als schrijver verdient hij evenzeer erkenning als onderwijsvernieuwer. Bruijn heeft in zijn onderwijspraktijk als een van de eersten vorm gegeven aan de denkbeelden van Jan Ligthart over het zaakonderwijs. Door zijn publikaties in binnenlandse en buitenlandse onderwijsperiodieken, zijn onderwijsmethode en zijn contacten met de Duitse hoogleraar in de pedagogiek Peter Petersen uit Jena, heeft Cor Bruijn een belangrijk aandeel gehad in de onderwijsvernieuwing in de twintiger en dertiger jaren en in de oprichting van de Jenaplanscholen. In zijn boeken zijn de denkbeelden van de Humanitaire School: geestelijke vrijheid, ontplooiingskansen voor iedereen en
| |
| |
recht op een menswaardig bestaan terug te vinden.
| |
Werk
In 1917 verscheen zijn eerste kinderboek Langs de waterkant en in 1922 het eerste deel van de Keteltje-trilogie Keteltje in de lorzie. Keteltje is een Zaanse kwajongen, zoon van een stroper (fuikenlichter), die ondanks een slechte gezinssituatie opgroeit tot een wilskrachtige sympathieke jongeman. In dit boek komt de conflictsituatie van de jonge hoofdpersoon, die een innerlijke strijd moet voeren tegen de hem omringende wereld naar voren. Dezelfde situatie wordt ook teruggevonden in andere boeken, onder andere in Sil de strandjutter.
Na Keteltje verschenen er nog 30 jeugdboeken en 25 romans. Bruijn is een uitgesproken verteller; tussen zijn boeken voor de jeugd en die voor volwassenen bestaan geen grote verschillen. Een onderscheid in zijn oeuvre is te maken door het globaal te verdelen in: Zaanse, Laplandse, Terschellinger en historische boeken. De Zaanse boeken zijn grotendeels sociale romans, die een tijdsbeeld geven van de Zaanstreek in de periode midden negentiende tot begin twintigste eeuw. Autobiografisch zijn ze niet, hoewel er elementen van eigen belevenissen en waarnemingen in voorkomen. De Laplandse boeken heeft hij kunnen schrijven na een grondige bestudering van de leefwijze van dit noordelijk nomadenvolk. Zo ontstonden onder andere Nils Eira en Lasse Länta, dat in 1956 bekroond werd als het beste Nederlandse jeugdboek. Voor het schrijven van de Terschellinger boeken verbleef Cor Bruijn geruime tijd op dit waddeneiland. Hij leerde de mensen, hun land en hun gebruiken kennen. Samen met zijn vrouw verzamelde hij van 1927 tot 1939 het materiaal voor zijn boeken, en zo schreef hij onder andere Sil de strandjutter (1940) en Arjen (1943). Door de tv-bewerking van Sil de strandjutter in 1976 heeft dit boek algemene bekendheid gekregen. Cor Bruijn beschouwde Sil echter niet als zijn belangrijkste boek. Hij vond het op den duur niet prettig dat hij hiermee vereenzelvigd werd.
Tijdens de Duitse bezetting schreef Cor Bruijn een historische trilogie, Stad onder Bourgondië, met als onderwerp ‘verzet tegen de dictatuur’. Hij koos hiervoor bewust een periode uit de geschiedenis, die te vergelijken is met onze vijf bezettingsjaren: de tijd van Karel de Stoute.
In het jeugdboek De zwerftocht van Egge Jan Korse heeft Cor Bruijn veel van zijn idealen verwerkelijkt. Hij wilde een boek schrijven over de geschiedenis, het landschap en de mensen van Nederland, vervat in een verhaal over een jongen, die vanuit onverschilligheid tot begrip en aanvaarding van het leven komt. Als voorbeeld nam hij daarvoor het beroemde Zweedse boek Niels Holgerssons wonderbare reis van Selma Lagerlöf.
Behalve als schrijver van romans en jeugdboeken werd Cor Bruijn ook be- | |
| |
kend als bewerker van sagen en mythen. Samen met Nienke van Hichtum schreef hij Uit het sagenland. Verder verschenen er van zijn hand Nederlandse sagen, Odysseus, de grote zwerver en Jason en het Gulden Vlies. In de tijdschriften Het Kind en De Boeg schreef Cor Bruijn recensies over kinderboeken.
Cor Bruijn heeft in zijn boeken de ‘pedagogische taak’ niet verwaarloosd. Hij deed het echter onbewust, de opvoedende strekking was nooit opgelegd, maar in het verhaal verwerkt. Met zijn natuurlijke vertelkunst bereikt hij een groot lezerspubliek; zijn boeken behoren tot de volksliteratuur.
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
De zaadsjouwers (1933), Koentje van Kattenburg (1937), Sil de strandjutter (1940), Wendelmoet (1948), Stad onder Bourgondië, drie delen (1948), De vogels van Mijnheer Dupont (1960), De marskramer en andere verhalen (1979), autobiografische inslag met uitgebreide toelichting van Margreet Bruijn. |
Jeugdboeken
|
Sneeuwwitje; toneelspel voor de jeugd in verzen. Laren, Humanitaire School, 1909. |
Langs de waterkant. Met illustraties van F. van Noorden. Alkmaar, Kluitman, 1917. |
Keteltje in de lorzie. Met illustraties van J.H. Isings. Den Haag, Van Goor, 1922. |
Keteltje in het veerhuis. Met illustraties van J.H. Isings. Den Haag, Van Goor, 1923. |
Het vonkende vuur. Met illustraties van H. Poeder. Den Haag, Van Goor, 1925. |
Michel, de stroper. Met illustraties van H. Midderigh-Bokhorst. Den Haag, Van Goor, 1926. Later verschenen onder de titel: De stroper uit de oude molen. Met illustraties van P.M. Lafeber. Amsterdam, Ploegsma, 1944. |
Rinke Luit, de vrolijke veerman. Met illustraties van J. Veenendaal. Baarn, Bakker, 1928. |
Keteltjes thuisvaart. Met illustraties van H. Poeder. Den Haag, Van Goor, 1930. |
Teun Dammers, de boer van Landzicht. Met illustraties van J. Troelstra. Den Haag, Van Goor, 1932. |
De Valk zeilt uit. Met illustraties van J. Lutz. Den Haag, Van Goor, 1935. |
De dijken breken. Met illustraties van J. Lutz. Den Haag, Van Goor, 1936. |
Greetje en Groetje. Met illustraties van J. Lutz. Den Haag, Van Goor, 1940. |
Met M. Bruijn-de Vries, Sijtje. Met illustraties van F. Hazeveld. Amsterdam, Spin, 1940. |
De zwerftocht van Eggejan Korse. Met illustraties van P.M. Lafeber. Meppel, Roelofs van Goor, 1951. |
Bram en Aart op zomervaart. Met illustraties van J. Lutz. Amsterdam, Ploegsma, 1954. |
Lasse Länte. Met illustraties van G. Sligte. Amsterdam, Ploegsma, 1955. |
Nils Eira en zijn kinderen. Drie delen. Met illustraties van L. Gerding. Nijkerk, Callenbach, 1959-1960. |
Australië doe open. Twee delen. Met illustraties van L. Gerding. Nijkerk, Callenbach, 1962-1963. |
Het grote geheim. Met illustraties van Pluvier. Den Haag, Van Goor, 1964. |
Ik wil overschoenen. Met illustraties van Pluvier. Den Haag, Van Goor, 1965. |
Jops-serie. Vijf delen. Met illustraties van L. Gerding. Amersfoort, Roelofs van Goor, 1965-1966. |
Aan het einde van de wereld. Met illustraties van Henson. Nijkerk, Callenbach, 1968. |
| |
| |
Bewerkingen en verzamelingen
|
Met Nienke van Hichtum, Uit het sagenland. Drie delen. Groningen, Wolters, 1927-1929. |
Met Arie Pleysier, Age Scheffer, Theo Thijssen en Piet Schuhmacher, Het boek voor de jeugd. Amsterdam, Arbeiderspers, 1937. |
Nederlandse sagen. Met illustraties van R.H. van Rossem. Amsterdam, Ploegsma, 1947. |
Odysseus de grote zwerver. Met illustraties van F. Henstra. Meppel, Roelofs van Goor, 1955. |
Wonderverhalen uit de 1001 nacht. Met illustraties van F. Henstra. Amsterdam, Ploegsma, 1956. |
Jason en het Gulden Vlies. Met illustraties van F. Henstra. Meppel, Roelofs van Goor, 1956. |
Met André Beekman, Een Robinson van twaalf jaar; een oud Frans verhaal van Madame Mallès de Beaulieu. Met illustraties van J. Vegter. Den Haag, Van Goor, 1961. |
Over Cor Bruijn en zijn werk
|
C. Bruijn, Wijd was mijn land; mijn jeugd aan de Zaan (1883-1899). Nijkerk, 1961. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker, historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten. Schiedam, 1976, blz. 133-137. |
S.C.J. Freudenthal-Lutter, Cor Bruijn. 1883-17 mei 1963; wegbereider voor de vernieuwing van opvoeding en onderwijs. In: Vernieuwing van opvoeding en onderwijs. 1963. (Cor Bruijn-nummer). |
F. Bijlsma, Cor Bruijn. NBLC-Monografieën, serie j, nr. 4, Den Haag, 1977. |
M. Bruijn en J. Cnossen-Hoorntje, Levensbericht Cornelis Pieter (Cor) Bruijn. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1978-1979. Leiden, 1979. |
Lexicon jeugdliteratuur
september 1982
|
|