Boekpromotie
2. Boekpromotie op school
door Jacques Vos
In publikaties over het lees- en literatuuronderwijs wordt niet altijd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen werkvormen die erop gericht zijn de leerlingen tot lezen te stimuleren, en werkvormen die veeleer betrekking hebben op de verwerking van de gelezen boeken. Soms is het onderscheid ook moeilijk aan te geven: een boeiende verwerkingsvorm kan het leesgedrag positief beïnvloeden en omgekeerd kan er pas sprake zijn van een ‘echte’ verwerking van een tekst als de leerlingen voldoende gemotiveerd zijn om die tekst te lezen. In andere gevallen is de reden wellicht dat men met het literatuuronderwijs in de eerste plaats het ‘leesplezier’ van de leerlingen wil bevorderen, waardoor het accent vrijwel geheel op boekpromotie komt te liggen.
Bij boekpromotie op school gaat het niet alleen om de keuze van de juiste werkvormen. In veel publikaties wordt erop gewezen dat bijvoorbeeld ook de omgeving van belang is: de aanwezigheid van boeken in het lokaal (op de kleuterschool de boekenhoek of de lees-/schrijfhoek), tentoonstellingen over schrijvers, posters, folders e.d. Soms wil men het lezen bevorderen door te zorgen voor een situatie die lijkt op het lezen thuis (‘natuurlijk lezen’). Deze situaties worden door tegenstanders van deze aanpak soms ironisch aangeduid als het werken ‘met behulp van kussens, ligstoelen en schemerlampen’.
Voor een overzicht van de verschillende mogelijkheden tot boekpromotie is de indeling van Robert Whitehead in Children's Literature bruikbaar. Hij onderscheidt:
a Vrij lezen. De leerlingen kiezen op school een boek uit of nemen een boek mee van thuis. De docent stelt hen in de gelegenheid dit te lezen en er met elkaar over te praten. Bruikbaar hierbij is de boekenhoek waarin eventueel ook additioneel materiaal aanwezig is.
b Voorlezen en vertellen. De docent leest een boek, een verhaal, een gedichtje voor om de leerlingen vertrouwd te maken met fictionele teksten of om de aandacht te vestigen op bepaalde teksten. Hierbij kan hij gebruik maken van allerlei hulpmiddelen: dia's, platen e.d.
c Media. Verschillende media kunnen ook meer zelfstandig worden gebruikt. Hierbij valt te denken aan grammofoonplaten/cassettes met sprookjes en andere verhalen, filmstroken en dia's, schoolradio en schooltelevisie.
d Mondelinge en schriftelijke werkvormen.