| |
| |
| |
David Almond
door Linda Ackermans
Foto © Sarah Jane Palmer
David Almond is op 15 mei 1951 geboren in Newcastle, Engeland. Hij groeide op in een groot katholiek gezin in Felling-on-Tyne, een stadje omringd door heuvels, wildernis, oude fabrieken en vervallen kolenmijnen. Almond ziet zijn jeugd, waarin zowel veel plezier als verdriet voorkwam (zijn zusje en zijn vader overleden toen hij nog kind was) als belangrijkste inspiratiebron voor zijn verhalen.
Van kinds af aan wilde Almond schrijver worden. Daarom koos hij na een studie Engelse en Amerikaanse literatuur voor het leraarschap; de vele vakanties zouden hem genoeg schrijftijd bezorgen. Dat viel tegen: na vijf jaar hield Almond het lesgeven voor gezien. Hij nam ontslag en verhuisde naar een commune in Norfolk, waar hij zijn eerste verhalen voor volwassenen schreef. Anderhalf jaar verbleef hij er, tot zijn geld op was en hij opnieuw leraar werd, dit keer op een school voor kinderen met leermoeilijkheden.
In dezelfde periode werkte hij aan een boek voor volwassenen, dat door elke uitgever die hij het toezond, werd geweigerd. Twee bundels korte verhalen werden wel gepubliceerd. Het zou tot 2011 duren voordat Almond opnieuw voor volwassenen schreef. In dat jaar kwam zijn eerste roman voor volwassenen uit, The True Tale of the Monster Billy Dean (Het ware verhaal van het monster Billy Dean).
In 1998 verscheen zijn eerste jeugdroman, Skellig. Het schrijven ervan voelde als thuiskomen. ‘Zo ontdekte ik dat dat was wat ik kon: schrijven voor tieners. Het was een grote opluchting’, vertelt Almond
| |
| |
in een interview met de Leeuwarder Courant. Skellig, in het Nederlands verschenen onder de titel De schaduw van Skellig, was zijn doorbraak als schrijver. Hij ontving er in 1998 zowel de Whitbread Children's Book Award als de Carnegie Medal voor, de twee belangrijkste prijzen voor jeugdliteratuur in het Engelse taalgebied. In Nederland kreeg het boek in 2000 een Zilveren Griffel. Daarna stapelden de prijzen zich op. De wildernis, Het Zwarte Slik en De vuurvreter werden in respectievelijk 2001, 2002 en 2006 bekroond met een Zilveren Zoen. The Fire-eaters (De vuurvreter) won in 2003 de Whitbread Children's Book Award. Zijn hele oeuvre werd in 2010 onderscheiden met de Hans Christian Andersenprijs
| |
Werk
In de verhalen van David Almond komen sommige elementen steeds terug. Zo zijn de hoofdpersonen eenlingen, ofwel doordat ze buitenstaanders zijn (al dan niet bewust), ofwel doordat ze ongewone dingen meemaken. De elfjarige Nina kiest er in Mijn naam is Nina voor zichzelf van haar leeftijdgenootjes af te zonderen. Ze vindt het fijn een buitenbeentje te zijn en haar eigen gang te gaan. Nina heeft behoorlijk stellige ideeën over het leven en is veel te eigenzinnig en recalcitrant om in het reguliere schoolsysteem mee te draaien. De dertienjarige Kit uit De wildernis is een eenling omdat hij overgevoelig blijkt voor wat er ‘meer’ is in de wereld. Hij vindt wel aansluiting bij leeftijdgenoten; zijn verbeelding is echter groter dan de werkelijkheid waarin zijn vrienden leven. Joe, de hoofdpersoon in Tijgerhart, heeft een fantasie die zo rijk is, dat hij soms volledig in zijn eigen wereld leeft. Hij wordt gepest omdat hij te dromerig is.
Kenmerkend voor de verhalen van Almond is de vermenging van realiteit en verbeelding. In De wildernis spelen de kinderen in een hol onder de grond ‘het spel van de dood’: een draaiend mes bepaalt wie ‘voor dood’ moet achterblijven in de afgesloten kuil. De anderen wachten buiten tot de ‘dode’ herrijst en weer in het land van de levenden terugkeert. Als Kit aan de beurt is, ziet hij kinderen die ooit zijn omgekomen bij een mijnramp. Voor hem wordt het spel werkelijkheid. Waar de meeste kinderen angst hebben tijdens het spelen maar duidelijk voor ogen houden dat het een spel is, ziet Kit levensechte figuren voor zich.
Almonds boeken zijn in de pers ‘magisch-realistisch’ genoemd. Naar eigen zeggen kiest hij niet bewust voor die aanpak: ‘Als ik schrijf probeer ik aan de ene kant realistisch te blijven, maar aan de andere kant sluipt de fantasie er gewoon in. Misschien komt dat, omdat ik zelf de wereld zo bijzonder vind’, zegt hij in het interview met de Leeuwarder Courant. Almond wil laten zien hoe ongelooflijk de wereld is, hoe prachtig licht en mooi die soms
| |
| |
kan zijn; maar ook hoe duister, somber en grimmig hij zich kan tonen. In de mix van fantasie en werkelijkheid speelt die tegenstelling mee. In bijna alle verhalen van Almond zijn spanningsvelden als licht-donker, hemel-hel, God-duivel, schoonheid-lelijkheid, heden-verleden, leven-dood, vrijheid-beklemming te herkennen.
In Duister manifesteert het magisch-realistische zich in wonderbaarlijke gebeurtenissen. Hoofdpersoon Davie leert de mysterieuze en door de dood van zijn ouders getraumatiseerde Stephen Rose kennen. Stephen maakt figuren van klei die hij - naar eigen zeggen - tot leven kan wekken. Hij krijgt Davie zo ver om samen met hem de rituelen uit te voeren die daarbij horen. Davie raakt volledig in de war als in zijn bijzijn een levensgrote man van klei tot leven komt. De dood van iemand uit een naburig dorp versterkt zijn verwarring; hij vraagt zich af of hij daar mede schuldig aan is.
De vermenging van realiteit en verbeelding wordt in De schaduw van Skellig gepersonifieerd door de titelfiguur: voor niemand is duidelijk wat Skellig precies voor een wezen is. Hoofdpersoon Michael vindt hem in de garage. Skellig lijkt een oude, vieze zwerver en tegelijkertijd een engel, want op zijn rug zitten vleugels. Als lezer weet je niet of Skellig echt is, of alleen bestaat in Michaels fantasie. Voor Nina, Michaels buurmeisje, maakt het niet uit of Skellig echt is of niet: ‘Werkelijkheid en dromen lopen zo vaak door elkaar.’
Mijn naam is Nina, een prequel op De schaduw van Skellig en lichter van toon dan de overige verhalen, bevat het duidelijkst een ander wezenlijk element van Almonds werk: het filosofische. Nina stelt voortdurend vragen over de wereld, zoals: ‘Is er wel een God?’. Ze verwondert zich over alles wat ze ziet en ervaart, en over hoe interessant en vreselijk dat kan zijn. Ze lijkt daarmee op haar schepper. In een interview met De Morgen zegt Almond zelf over die gelijkenis: ‘Nina probeert net als ik in het reine te komen met dat verdriet [het verdriet om het gemis van een vroeg overleden vader] door te schrijven. Het is een elegante, artistieke manier om er mee om te gaan. Net als ik is ze betoverd door taal, door woorden, letters, leestekens en hoe die op het papier verschijnen. (...) Ik vond het geweldig om samen met haar met taal te spelen. (...) Ik heb zelden zoveel plezier beleefd aan het schrijven van een boek.’
Door het filosofische karakter ervan spreken Almonds verhalen niet alleen kinderen maar ook volwassenen aan. Kinderen lezen een spannend avonturenverhaal, volwassenen halen er de dieperliggende boodschap uit. Zijn werk roept vragen op over de dood en het geloof. Vragen als: Wat gebeurt er na de dood? Kunnen wij in verband staan met een ‘andere’ wereld? En als je in God ge- | |
| |
looft, geloof je dan automatisch ook in het Kwaad?
Gebeurtenissen uit zijn jeugd, zoals het verlies van zijn vader, blijven Almond bezighouden. In verscheidene interviews maakt hij duidelijk dat ook zijn katholieke achtergrond ‘niet is uit te bannen’ en mede zijn werk bepaalt. Zijn verhalen spelen zich meestal af in zijn geboortestreek. ‘Ik speelde zoals mijn personages in de oude mijnsites. (...) In die kleine, begrensde landschappen van mijn kindertijd wil ik steeds ruimere werelden oproepen. Het intrigeert me hoe de buitenwereld kinderen in hun beperkte, kleine biotoop kan beïnvloeden’ (De Morgen).
Hoewel Almond zelden een feitelijk tijdsbeeld geeft, speelt in enkele verhalen op de achtergrond de wereldgeschiedenis mee. In Slangenkuil vertelt Oliver over de tijd dat hij kindsoldaat was in Liberia; daarnaast zijn er verwijzingen naar de oorlog in Irak en de dood van Saddam Houssein. De vuurvreter is het enige verhaal van Almond dat ondubbelzinnig een tijdsbeeld schetst: het is 1962 en een dreigende atoomoorlog als gevolg van de Cubacrisis veroorzaakt angst voor de toekomst. De wereldproblematiek spiegelt zich aan de persoonlijke problematiek van de opgroeiende Bobby Burns, die zich wil losmaken van gevestigde gezagsverhoudingen.
De ontwikkeling die kinderen doormaken tussen kindertijd en volwassenheid staat centraal in Almonds boeken. Initiatie is een sleutelwoord in zijn werk. Soms zoeken de kinderen zelfstandig hun weg, zoals Nina, die in Mijn naam is Nina opener en dapperder wordt. Soms groeien ze door de ontmoeting met een ander, zoals de drie kinderen die het bijzondere meisje Sterre ontmoeten in Het Zwarte Slik. Zij komen terecht in een wereld van chaos en duisternis, waarin ze ordening moeten scheppen en houvast vinden.
In een interview met NRC Handelsblad verwoordt Almond de kern van zijn schrijverschap: ‘Het verzinnen van verhalen (...) helpt je in je voortdurende zoektocht naar antwoorden op de grote levensvragen. Veel van mijn personages zijn daarom creatieve talenten die door hun jeugdige kunstuitingen de wereld een beetje beter hopen te begrijpen.’
Almond laat in zijn boeken vooral ik-vertellers aan het woord, die achteraf hun verhaal doen. In Mijn naam is Nina experimenteert hij met de relatie tussen verhaalinhoud, stijl en typografie: de wijze waarop Nina in haar dagboek schrijft, ondersteunt haar filosofie en leefwijze. Een ander kenmerk van Almonds schrijfstijl is dat hij het ongewone, het surreële, als volstrekt normaal en acceptabel weet voor te stellen. Zijn taal is beeldend, suggestief. Hij is vooral sterk in het oproepen van sfeer. Zijn beschrijvingen hebben vaak een filosofische teneur, zoals in dit fragment
| |
| |
uit Duister, waarin Davie over zijn creatie Klei zegt: ‘De resten van Klei liggen nog in onze tuin. Pa kan zich er niet toe zetten hem weg te spitten. Langzaam, heel langzaam spoelt hij weg in de zandborder en wordt weer opgenomen in de grond. De zaadjes, meidoornbessen en essennootjes zijn ontkiemd en groeien uit tot een klein woud van jonge boompjes. De roos is uit zijn hart komen groeien, een klein kastanjeboompje breekt zijn schedel open. De tijd gaat verder. De seizoenen komen en gaan.’
| |
Het Zwarte Slik
De veertienjarige Erin Law en haar vrienden Januari Carr en Muis Gullane zijn, zoals Erin zelf zegt, ‘beschadigde kinderen’. Hun ouders kunnen niet meer voor hen zorgen en daarom wonen ze in een kindertehuis. Op zoek naar vrijheid lopen ze weg. Met een zelfgemaakt vlot bereiken ze het Zwarte Slik, een modderplaat in een verlaten havengebied. Daar ontmoeten ze Sterre, een meisje met vliezen tussen haar vingers en tenen. Sterre lijkt een spookverschijning, ze kan haar verloren broertjes en zusjes zien en brabbelt een kindertaaltje. Sterre woont met een vreemde, oude man in een drukkerij aan de haven. De man, Opi, graaft de hele dag naar schatten in de modder. Hij beweert dat hij zo Sterre heeft opgegraven en op een zeker moment ook haar ‘schatten’ - de familie die ze is verloren - zal vinden. Het is een metafoor
Omslag Het Zwarte Slik
van Almond voor het spitten naar het verleden dat geen mens vreemd is. Alle drie de kinderen fantaseren over of denken aan hun verleden en de ouders die ze niet hebben gekend. De suggestie dat er meer is dan de realiteit wordt gewekt en uiteindelijk zegt Erin daarover: ‘Alles is met elkaar verweven en een definitief einde is er niet.’
| |
Waardering
Almonds eerste jeugdboek, De schaduw van Skellig, wist de critici meteen te bekoren en won verschillende prijzen. Ook De wildernis werd goed ontvangen. Peter van
| |
| |
den Hoven noemt de roman ‘ingenieus geconstrueerd rondom tegenstellingen die terugkeren uit zijn debuut, maar nu in uitgebreide en verhevigde vorm worden ingezet’ (De Leeswelp). Over de drie volgende titels, Het Zwarte Slik, Tijgerhart en De vuurvreter, zijn de meningen verdeeld. Het Zwarte Slik wordt geroemd vanwege ‘het ingenieuze spel met werkelijkheid en verbeelding [dat] precies de heel eigen kleur van Almonds werk op [roept]’ (Bregje Boonstra in De Groene Amsterdammer) en vanwege het feit dat het zoeken naar antwoorden op grote levensvragen een rol speelt (Harm de Jonge in Literatuur zonder leeftijd). Anderzijds is het boek volgens Marjoleine de Vos er één van dertien in een dozijn (NRC Handelsblad).
De reacties op Tijgerhart zijn vergelijkbaar: waar de ene recensent de meeslepende, beklemmende vertelstijl van Almond roemt (Odile Jansen in Trouw), vindt de ander de vermenging van verbeelding en werkelijkheid te nadrukkelijk aanwezig. Over De vuurvreter zegt Max Verbeek dat Almond ‘een meester [is] in het componeren van zijn verhaal’ (Leesgoed). Monique Snoeijen geeft in NRC Handelsblad als kritiekpunt dat Almond er niet in slaagt de verschillende verhaallijnen overtuigend aan elkaar te knopen.
In Duister lijkt de auteur er volgens Peter van den Hoven (De Leeswelp) beter in geslaagd om verhaal en achterliggend idee met elkaar te versmelten. Recensenten noemen het boek realistisch, sfeervol, betoverend en herkenbaar. Patrick Jordens beschrijft in zijn recensie van Slangenkuil (De Morgen) het probleem met Almonds latere boeken: de verwachtingen zijn zo hoog, dat nieuw werk soms alleen maar kan tegenvallen. Want hoewel Almond een meesterverteller is die fascineert met een magnifieke stijl, is de plot van Slangenkuil volgens Jordens mager. Andere recensenten roemen de sterk literaire kenmerken en de grote levenskwesties die Almond in het verhaal aansnijdt.
Mijn naam is Nina is volgens recensenten het ‘lichtste’ Almond-boek, vrolijker dan zijn eerdere werk. De afwijkende vorm is verrassend, maar ook lastig voor de lezer en het maakt het verhaal soms wat ongeloofwaardig, zegt Vanessa Joosen in De Leeswelp. Zij vindt bovendien het ontbreken van het magisch-realisme erg jammer.
Algemene kritiekpunten op Almonds werk zijn dat er af en toe clichématigheden opvallen door herhaald gebruik en dat zijn verhalen vaak wat al te idyllisch aflopen.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Skellig (1998): De schaduw van Skellig. Vertaald door Annelies Jorna. Amsterdam, Querido, 1999. |
Kit's Wilderness (1999): De wildernis. Vertaald door Annelies Jorna. Amsterdam, Querido, 2000. |
| |
| |
Heaven Eyes (2000): Het Zwarte Slik. Vertaald door Annelies Jorna. Amsterdam, Querido, 2001. |
Secret Heart (2001): Tijgerhart. Vertaald door Annelies Jorna. Amsterdam, Querido, 2002. |
The Fire-eaters (2003): De vuurvreter. Vertaald door Annelies Jorna. Amsterdam, Querido, 2005. |
Clay (2005): Duister. Vertaald door Annelies Jorna. Rotterdam, Lemniscaat, 2008. |
Jackdaw Summer (2008) Slangenkuil. Vertaald door Annelies Jorna. Amsterdam, Querido, 2010. |
My name is Mina (2010): Mijn naam is Nina. Vertaald door Annelies Jorna. Amsterdam, Querido, 2011. |
The Boy Who Swam With Piranhas (2012): De jongen die met piranha's zwom. Met illustraties van Oliver Jeffers. Amsterdam, Querido, 2014. |
Over David Almond
|
Jan Staes, De schaduw van Skellig. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 7, blz. 319. |
Aukje Holtrop, [Over De schaduw van Skellig]. In: Vrij Nederland, 24-6-1999. |
Bregje Boonstra, Lekker griezelen. In: De Groene Amsterdammer, 7-7-1999. [Over De schaduw van Skellig] |
Joke Linders, Pakkend verhuisdrama. In: Algemeen Dagblad, 13-8-1999. [Over De schaduw van Shellig] |
Marja Boonstra, Zwerver met vleugels. In: Leeuwarder Courant, 3-9-1999. [Over De schaduw van Skellig] |
Bea Ros, De terugkeer van de engelen. In: Dikaktief & School, oktober 1999. [Over De schaduw van Skellig] |
Karin Kustermans, ‘Ik wil dat in mijn boeken emotionele risico's genomen worden’. In: Leesgoed, jaargang 27 (2000), nr. 3, blz. 108-110. [Interview] |
Jan Staes, Zwerven door de eigen wildernis. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 9, blz. 392-393. [Over De wildernis] |
Marjoleine de Vos, Alles lijkt echt. In: NRC Handelsblad, 14-1-2000. [Over De schaduw van Skellig] |
Belle Kuijken, De schrik van je leven. In: De Morgen, 9-3-2000. [Over De schaduw van Skellig] |
Marjoleine de Vos, Hup, lieve kwaaie meid. In: NRC Handelsblad, 7-7-2000. [Over De wildernis] |
Mick Salet, De grotten en gangen in onze gedachten. In: Amersfoortse Courant, 14-7-2000. [Over De wildernis] |
Teunis Bunt, [over De wildernis]. In: Nederlands Dagblad, 22-7-2000. |
Hanneke Leliveld, Zonlicht in de steenkool. In: de Volkskrant, 25-8-2000. [Over De wildernis] |
Aukje Holtrop, [over De wildernis]. In: Vrij Nederland, 26-8-2000. |
Marja Boonstra, Een hart zo groot als haar achterste. In: Leeuwarder Courant, 1-9-2000. [Over De wildernis]. |
Jant van der Weg, Spel met de dood. In: Friesch Dagblad, 20-9-2000. [Over De wildernis] |
Nanda Roep, Spelen dat je doodgaat in een mijngang. In: Trouw, 13-1-2001. [Over De wildernis] |
Muriel Boll, Achter de muziek aan. In: De Stem, 2-2-2001. [Over De wildernis] |
Aimée De Jaeger, Dromen is bedrog? In: De Morgen, 14-3-2001. [Over De wildernis] |
Marjoleine de Vos, Niet helemaal spookvrij. In: NRC Handelsblad, 15-6-2001. [Over Het Zwarte Slik] |
Odile Jansen, Vier wezen, heel en half, spitten in het Slik. In: Trouw, 14-7-2001. [Over Het Zwarte Slik] |
Harm de Jonge, Het vleesmes van een seniele bewaker. In: Dagblad van het Noorden, 20-7-2001. [Over Het Zwarte Slik] |
Belle Kuijken, Door alle narigheid in de wereld heen. In: De Morgen, 14-8-2001. [Over Het Zwarte Slik] |
| |
| |
Bregje Boonstra, Avontuur in een natte zakdoek. In: De Groene Amsterdammer, 1-9-2001. [Over Het Zwarte Slik] |
Harm de Jonge, Een koninginnepage in de Morvan. De dakpanconstructie van Het Zwarte Slik. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 15 (2001), nr. 56, blz. 377-384. |
Marja Boonstra, Sterre uit het slik. In: Leeuwarder Courant, 26-10-2001. [Over Het zwarte slik] |
Marja Boonstra, Een bus vol lege kinderen. In: Leeuwarder Courant, 28-6-2002. [Over Tijgerhart] |
Odile Jansen, Een tijger likt 's nachts aan zijn arm. In: Trouw, 29-6-2002. [Over Tijgerhart] |
Teunis Bunt, Buitenbeentje met een tijgerhart. In: Nederlands Dagblad, 20-7-2002. [Over Tijgerhart] |
Belle Kuijken, De heerlijke angstige spanning in het werk van David Almond. Een wilde tijger in het circus. In: De Morgen, 21-7-2002. [Over Tijgerhart] |
Max Verbeek, Meester in het componeren. In: Leesgoed, jaargang 32 (2005), nr. 2, blz. 91. |
Marja Boonstra, Met zes leeuwen op weg naar Marokko. In: Leeuwarder Courant, 21-1-2005. [Over De vuurvreter] |
Hanneke van den Berg, [over De vuurvreter]. In: Noordhollands Dagblad, 27-1-2005. |
Monique Snoeijen, David Almond laat het vuur nogal laat oplaaien. In: NRC Handelsblad, 11-2-2005. [Over De vuurvreter] |
Pjotr van Lenteren, Hoe overleef ik de atoombom? In: de Volkskrant, 18-2-2005. [Over De vuurvreter] |
Thomas de Veen, Wachten tot de bom valt. In: KidsWeek, 18-2-2005. [Over De vuurvreter] |
Reine De Pelsener, [over De vuurvreter]. In: De Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 2. |
Mirjam Noorduijn, Waar blijven de politieke kinderboeken? In: De Groene Amsterdammer, 25-3-2005. [Over De vuurvreter] |
Thomas de Veen, Leuk raar of griezelig raar? In: KidsWeek, 5-12-2008. [Over Duister] |
Peter van den Hoven, David Almond: Duister. In: De Leeswelp, jaargang 15 (2009) nr. 1. |
Peter van den Hoven, Tussen waar en waan. Over de boeken van David Almond. In: De Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 1. |
Hanneke van den Berg, Als een man van klei tot leven komt. In: Haarlems Dagblad, 28-1-2009. [Over Duister] |
Peter van den Hoven, Dicht onder de huid, een moordenaar. In: De Leeswelp, jaargang 16 (2010), nr. 4. [Over Slangenkuil] |
Vanessa Joosen, Spring in de adderpoel. In: De Standaard, 23-4-2010. [Over Slangenkuil] |
Marja Boonstra, Iedere dag duizend woorden. In: Leeuwarder Courant, 30-4-2010. [Interview] |
Hanneke van der Berg, Een heftig bestaan. In: De Gooi- en Eemlander, 12-5-2010. [Over Slangenkuil] |
Harm de Jonge, Balanceren boven een slangenkuil In: Dagblad van het Noorden, 29-5-2010. [Over Slangenkuil] |
Patrick Jordens, Kinderen op de vlucht. In: De Morgen, 28-7-2010. [Over Slangenkuil] |
Thomas de Veen, In iedereen een moordenaar. In: 7Days, 6-8-2010. [Over Slangenkuil] |
Pjotr van Lenteren, Literaire geweldenaar David Almond irriteert. In: de Volkskrant, 4-9-2010. [Over Slangenkuil] |
Hanneke van den Berg, Spelen met fantasie. In: Haarlems Dagblad, 18-5-2011. [Over Mijn naam is Nina] |
Annemie Leysen, ‘De wereld is géén donkere plek’. In: De Morgen, 25-5-2011. [Over Mijn naam is Nina] |
Mirjam Noorduijn, ‘Aarde is de enige hemel die er is.’ In: NRC Handelsblad, 1-6-2011. [Over Mijn naam is Nina] |
Thomas de Veen, Een bruisende bende. In: NRC Handelsblad, 3-6-2011. [Over Mijn naam is Nina] |
Jaap Friso, Diep daaro in de dingesdanges. Op: www.jaapleest.nl, 11-6-2011. [Over Mijn naam is Nina] |
| |
| |
Harm de Jonge, Klonterkluitige koldernis in de gevangenis die ‘school’ heet. In: Dagblad van het Noorden, 9-7-2011. [Over Mijn naam is Nina] |
Vanessa Joosen, Een atypische prequel op Skellig. In: De Leeswelp, jaargang 17 (2011), nr. 6. [Over Mijn naam is Nina] |
Internet
|
www.leesplein.nl |
www.davidalmond.com |
96 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2014
|
|