Bid, kindje, bid (1946) is een gebedenboek voor kinderen met illustraties van Piet Worm, geheel op rijm en strak metrisch. De slotregels ‘Kinderen bid nu braafjes, voor Piet Worm en Bertus Aafjes’ zijn populairder geworden dan het boekje zelf. Aafjes was zeer trots op de recensie die hij ooit van een klein meisje mocht ontvangen, dat hem schreef: ‘Meneer Aafjes, ik doe wat u gevraagd hebt. Iedere avond bid ik voor u en Piet Worm die zo mooi kan tekenen.’
Het zijn rijmelarijtjes met een enigszins betweterige toon:
En zo mijn kracht vermeren,
Want zo groeien uit kleutertjes
De grote Dames en Heren.’
Toen hetzelfde boekje in 1966 opnieuw werd uitgebracht met illustraties van J. en S. Boland werd het door de nrc nogal gekraakt.
De vrolijke vaderlandse geschiedenis (2 delen; 1958) met kleurrijke en stripachtige tekeningen van Piet Worm is in de oorlogsjaren ontstaan. In de tekst is duidelijk te herkennen dat Aafjes zich tegen de onderdrukking verzette. Na de oorlog verscheen het grootste deel in de Volkskrant. In 1958 verscheen het in boekvorm.
Tekst en illustraties beschrijven op humoristische wijze het verleden van ons land. Spelenderwijs worden historische heldendaden en jaartallen verwerkt. De ulevellenrijmen (de term is van Aafjes zelf) bestaan uit drie-voetige jamben en paarsgewijs rijmende regels waarbij het gebruik van stoplappen niet is geschuwd. ‘Dit is nu al de derde keer, en er volgen er nog meer.’
Er zitten ook vondsten tussen als ‘Nu zijn wij een hele poos, zogenaamd stadhouderloos.’ De verzen liggen goed in het gehoor. Piet Worm bootste met zijn tekeningen de stuiversprenten na. Zijn tekeningen waren vanwege het duidelijke, stripachtige karakter en het gebruik van felle kleuren zeer populair.
Illustratie van Eppo Doeve uit Kleine Isar de vierde koning