Brieven 1888-1961
(1997)–Alexander Cohen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 681]
| |
Aantekeningen2 mei 1888* Aan de heer administrateur der Openbare Veiligheid.Ga naar eindnoot1 Hierbij krachtig protesterend tegen de illegale en ongehoorde uitzetting waar hij het slachtoffer van is, vraagt ondergetekende toestemming om tot de 16e mei in België te verblijven, teneinde zijn zakenGa naar eindnoot2 af te handelen en zich schriftelijk in verbinding te stellen met vrienden in Frankrijk, die hem waarschijnlijk van een betrekking kunnen voorzien. J.A. Cohen. per adres VooruitGa naar eindnoot3 Gent. p.s. Ik verzoek u vriendelijk, zo welwillend te zijn om mij vóór zondagGa naar eindnoot4 te antwoorden. | |
26 januari 1890* De heer Grootzegelbewaarder,Ga naar eindnoot1 Minister van justitie, Parijs. Geachte heer Minister, Omdat ik in Frankrijk genaturaliseerd wil worden, heb ik de eer een beroep te doen op uw welwillendheid om mij een verblijfsvergunning te verlenen. | |
[pagina 682]
| |
Ik verplicht mij hierbij het hiervoor verschuldigde bedrag van 175 fr. en 25 cent [N.B. centimes] te voldoen. Bijgesloten mijn geboorteakte en een gelegaliseerde vertaling van deze akte, alsmede een uittreksel van mijn strafdossier.Ga naar eindnoot2 Met de meeste hoogachting, verblijf ik, J.A. Cohen | |
11 juni 1890* Geachte heer,Ga naar eindnoot1 Hierbij heb ik de eer u te verzoeken om me toestemming te verlenen, uw verhaal ‘Le Sang’Ga naar eindnoot2 uit ‘Contes à Ninon’ in het Hollands te vertalen en te publiceren. In de hoop dat u zo welwillend zal zijn, me hiervoor toestemming te geven, verblijf ik, met hartelijke dank en vriendelijke groet, Hoogachtend, J.A. Cohen | |
12 februari 1892* Meneer de Redacteur, In mijn hoedanigheid van gemachtigde van de heer Domela Nieuwenhuis, heb ik de eer u te verzoeken zo goed te zijn om in uw eerstvolgende nummer de volgende rectificatie op te nemen: In zijn artikel Un bon Socialiste, verschenen in de Figaro van donderdag 11 februari, drukt de heer de WyzewaGa naar eindnoot1, sprekend over de leer van Tolstoj, zich als volgt uit: ‘Laten zij hier echter oppassen, want ik heb de indruk dat het | |
[pagina 683]
| |
anarchisme van graaf Tolstoj klaarstaat om hen de toekomst te betwisten. Hij is zelfs al begonnen hun succes tegen te werken. In heel Europa heeft hij de beste geesten van hen doen vervreemden; hij is bezig hen de jonge partij-elite af te nemen, de heren MorrisGa naar eindnoot2 en CraneGa naar eindnoot3 in Engeland; de heer Domela Nieuwenhuis in Holland; de heren WilleGa naar eindnoot4 en HauptmannGa naar eindnoot5 in Duitsland: al deze mannen hebben de leer van Marx verlaten voor de leer van Tolstoj...’ enz... Na onder de punten 1 en 2 van zijn analyse van de tolstojaanse leer enkele min of meer aanvaardbare opmerkingen gemaakt te hebben, vervolgt de heer de Wyzewa in zijn derde punt aldus: ‘3o’ Uiteindelijk is het doel waarnaar wij streven niet het verheffen van de kleinen, maar het verlagen van de groten. Voor het geluk der mensheid moeten de geleerden de wetenschap vergeten en de rijken afstand doen van hun fortuin: dat moet de toekomstige sociale opleiding voorstaan. Want het ware geluk komt van intelligentie noch van rijkdom: het moment is nabij waarop intelligentie en rijkdom als bronnen van onheil begrepen zullen worden. De mensheid moet gaan begrijpen dat zij door kennis noch bezit gelukkig zal worden, maar dat men juist niet méér moet verlangen dan men bereiken kan zonder zijn naaste te misnoegen. Pascal zei reeds: Wordt domGa naar eindnoot6, en Jezus Christus: Zalig de armen van geest.’Ga naar eindnoot7 - En het is nu juist op dit punt dat de heer de Wyzewa beweert een belangrijke overeenkomst te moeten vaststellen tussen de ideeën van Tolstoj en die van Domela Nieuwenhuis. Echter, dit alles is volstrekt strijdig met de revolutionair-communistische ideeën van laatstgenoemde die nooit een maatschappij heeft voorgestaan of voor zal staan die gebaseerd is op het gelijkheidscriterium: armoede en onwetendheid. Het ‘Wordt dom’ van Pascal en het ‘Zalig de armen van geest’ van Christus zijn volstrekt tegengesteld aan de moderne communistische conceptie die zich baseert en beroept op de wetenschap. Domela Nieuwenhuis (evenals William Morris en alle werkelijke communisten) wil niet in het minst welvaart, welzijn en geestelijke ontwikkeling opheffen, maar verkondigt daarentegen de algehele verbreiding hiervan opdat heel de mensheid, en niet slechts een uiterst kleine minderheid ten koste van de produktieve massa, hiervan profiteert. Hiermee zijn wij dan ver, zeer ver verwijderd van de ziekelijke en mystieke pseudo-socialistische en lijdzame religio-idolaterie van graaf Tolstoj die vóór alles een Slavisch christen is. Dat Domela Nieuwenhuis zich, niet van de maatschappijkritiek van Karl Marx, maar van de sinds enige tijd gevolgde tactiek van veel vermeende marxisten gedistantieerd heeft, is slechts om linksaf te slaan waar anderen rechtsaf bogen. Met hartelijke dank en vriendelijke groet, Hoogachtend. Alexandre cohen Gemachtigd redacteur van Recht von Allen | |
[pagina 691]
| |
[pagina 693]
| |
13 december 1893* Mijn liefste Kaya, Dank je wel, oplettend vrouwtje, voor alle boodschappen die je voor me hebt gedaan. Ik ben blij papier te hebben om je te schrijven en mezelf een beetje bezig te houden.Ga naar eindnoot1 Echter, overdag en voordat het licht ontstoken wordt, kun je hier nauwelijks iets zien, zo'n donker weer is het. Om me te bezoeken moet je toestemming vragen op het bureau van de prefect van politie, ik geloof dat het het eerste bureau, derde afdeling is. Dit is op de prefectuur. Vraag toestemming; misschien krijg je die wel. Ik zou er geweldig blij mee zijn. Maar, om illusies te vermijden, wij zullen elkaar slechts door tralies en in het bijzijn van een ander kunnen zien. Ach, het is altijd nog beter dan elkaar helemaal niet zien. Al zou ik alleen je stem maar horen, mijn arme liefste. - Heb je wel aan het vogeltje gedacht? Laat het beestje niet verhongeren. Schrijf me vooral elke dag, al zijn het maar een paar regels. Je wist misschien niet dat je me schrijven mag. Ja, je mag schrijven over alles wat jezelf betreft, je gezondheid, wat je doet, mijn zaken, enz. Maar schrijf nooit iets over andere personen, alleen al hun vriendschap met mij zou hen in gevaar kunnen brengen. Bijgesloten stuur ik je een volmacht om mijn zaken met mijn uitgever te regelen.Ga naar eindnoot2 Doe dit zodra je kunt, want ik heb hier nauwelijks nog geld om wat extra eten te kopen. Ik heb overigens maar weinig eetlust. - Als de uitgever je de honderd frank geeft die hij, naar wij overeengekomen zijn, op de dag dat het boek in de verkoop komt aan mij moet uitbetalen, houd dan 60 frank voor jezelf. - Ik sta erop, denk eraan? Ikzelf geef hier niet meer dan 1 à 1.50 fr. per dag uit. - Vergeef me, mijn liefste, al het verdriet dat ik je doe, het maakt me zo verschrikkelijk ongelukkig! Is vandaag, woensdag, de première of de generale repetitie van mijn toneelstuk?Ga naar eindnoot3 Als het vandaag generale is, ga er dan morgenavond heen om je een beetje te ontspannen. Je moet me vertellen of zij goed gespeeld hebben, of het stuk in de smaak viel, enz. Het is toch verschrikkelijk wat ons overkomt. We waren zo gelukkig, zo vol vertrouwen hopend op de spoedige komst van betere tijden. En dan is alles ineens weg. | |
[pagina 694]
| |
Heb moed, mijn lief, en wanhoop niet. Misschien komt alles weer in orde, behalve dan de uitwijzing die onherroepelijk lijkt. Ik omhels je stevig. Schrijf snel een paar regels aan je arme Sandre die je aanbidt. Sandre adres: M. Alexandre Cohen, cel 44. gevangenis van de Préfecture de police. Parijs. Als de uitgever moeilijk doet, of dwars gaat liggen, vraag dan aan Victor,Ga naar eindnoot4 die ervaring heeft met dit soort contracten, of hij met je mee wil gaan. Als het nodig is, zal hij de uitgever wel duidelijk maken dat hij zich onmogelijk maakt wanneer hij van de omstandigheden gebruik wil maken om me tekort te doen. Je Sandre. Besteed je geld niet aan kranten voor mij. Men laat ze hier helaas niet door. - Groeten aan de vrienden. | |
21 december 1893* Mijn lieve Kaya, Vanavond vertrek ik naar EngelandGa naar eindnoot1 en ik schrijf je meteen zodat je hiervan op de hoogte bent. Houd moed. Ik ben vrij. Zodra ik daar aangekomen ben, laat ik van me horen. Dus tot gauw. Met heel mijn hart je Sandre. | |
[pagina 695]
| |
25 december 1893* Telegram. Mevrouw Cohen Rue Lepic 59 Parijs Vertrek vanavond als je aan geld kunt komen 100 frank opbrengst verkoop meubelen. Neem trein met aankomst Hâvre voor 10 uur vanavond. Samen boot naar Southampton. Antwoord telegrafisch voor zes uur ja of nee. Adres: Cohen Telegraaf Restant Havre = Sandre | |
1 januari 1894* Geachte heer, Staat u mij toe u te bedanken voor het belang dat u in me heeft willen stellen en voor alle stappen die u heeft ondernomen met de bedoeling me vrij te krijgen.Ga naar eindnoot1 Van mijn vrouw, eergisteren in Londen aangekomen, en uit de kranten die zij meebracht, heb ik vernomen hoe vriendelijk u voor ons bent geweest. Tijdens mijn gevangenschap, zowel in Parijs als in Le Hâvre, heb ik geen krant mogen inzien en ik heb gisteren de hele dag besteed aan het lezen van een groot aantal kranten. Moet ik u nog zeggen dat alles wat de politie over mij verzonnen heeft leugen en laster is? Leugen de beroemde buisGa naar eindnoot2 bedoeld voor een explosieve lading; leugen mijn zoge-naamde brieven ‘getuigend van een gewelddadige haat tegen Frankrijk’. Wat de beschuldiging van spionage betreft, door stillen bij gebrek aan bewijs verzonnen, staat u me vast toe hier niet op in te gaan. Als het niet zo'n smerige zaak was, zou het lachwekkend zijn. Verschillende kranten hebben, zonder twijfel met de beste bedoelingen, mijn anarchisme verzacht of zelfs ontkend. Ik vind het belangrijk om u te vertellen dat ik anarchist ben in hart en nieren. Ik geloof echter niet dat een politiek delict de wreedheden die ik moest ondergaan kan ‘wettigen’ - om eens een onprettige uitdrukking te gebruiken.Ga naar eindnoot3 | |
[pagina 696]
| |
Twintig maanden - om precies te zijn sinds 1 mei 1892 - heb ik me niet meer bij openbare bijeenkomsten vertoond en die bewuste dag heb ik de onzinnige uitlatingen die een zekere pers mij toedicht geenszins gedaan. Sinds vijfeneenhalf jaar verbleef ik in Frankrijk, ik had zelfs, middels een decreet van 29 maart 1890, een ‘verblijfsvergunning’ en ik wachtte slechts op de opvoering van ‘Ames Solitaires’ om mijn naturalisatie te verkrijgen. Wat de politie in de mededelingen die ze verstrekt ook verkondigt, ik ben geenszins het land uitgezet als gevolg van de ontdekking van compromitterende uitlatingen in mijn papieren. Ik ben zondag 10 december gearresteerd en de elfde 's morgens, terwijl ik de metingen van een man die luistert naar de naam BertillonGa naar eindnoot4 moest ondergaan, zag ik op mijn ‘kaart’ dat ik was uitgewezen. Pas de avond van diezelfde dag is de gerechtelijke verzegeling verbroken van mijn correspondentie - waarvan, tussen haakjes, mij niets is teruggegeven: officiële papieren noch privé-correspondentie. Ik ben dus aangehouden, berecht en veroordeeld, vóór enig verhoor had plaatsgevonden en de agentprovocateur Fédée,Ga naar eindnoot5 belast met mijn ‘zaak’, of, beter gezegd, belast ‘dit zaakje te klaren’, meende de geestige opmerking te moeten maken dat hij, wanneer ik na mijn uitzetting wederom voet op Franse bodem zou zetten, me in de boeien zou slaan. Voeg hierbij - opdat u beseft hoezeer de politie publiciteit rond deze hele geschiedenis vreesde - de weigering de uitvoering van de verordening op te schorten, de eenzame opsluiting waarin men mij gedurende 12 dagen hield en, ten slotte, mijn geheimzinnige en nachtelijke transport naar Le Hâvre - in een celwagen, aan de kogel gesloten! - transport waarvan men zelfs mijn vrouw, die ik die dag zelf nog gezien had, onkundig had gelaten. Het spreekt voor zich dat ik zelf geen enkele stap, en vooral geen concessie aan mijn principes, zal doen om naar Frankrijk terug te keren, wat ik echter vurig verlang. Maar als vrienden willen proberen het besluit tot uitwijzing te laten intrekken, zou ik hen eeuwig dankbaar zijn. Wat u betreft, ik ben u om meer dan een reden dankbaar. ‘Germinal’, dat ik enige jaren geleden in gevangenschap in Indië las, maakte van mij de bewuste en ongeneeslijke opstandeling die ik nu ben. Ik ben u er altijd erkentelijk voor geweest. In de kranten stond dat ik uw gehele oeuvre in het Hollands en Duits heb vertaald. Dit is niet [waar] - moet ik het nog zeggen? en ik heb nog nooit iemand zoiets verteld. Ik vertaalde slechts van u - met uw toestemming - in het Hollands, uw ‘Au bonheur des Dames’ en het gevoelige en bekoorlijke verhaal ‘Le Sang’, waarvan ik u, persoonlijk, de vertaling die verscheen in de krant ‘Recht voor allen’ heb doen toekomen. Met veel dank en hartelijke groet, Hoogachtend,
Alexandre Cohen Ik laat mijn brieven aantekenen om mezelf enige garanties tegen mogelijk zoekraken van correspondentie te bieden. | |
[pagina 701]
| |
29 april 1894* Beste Fournière, Wilt u me een heel, heel groot plezier doen? U weet hoezeer ik op FénéonGa naar eindnoot1 gesteld ben en u kunt wel raden hoezeer hetgeen hem aangedaan wordt me grieft. Het is afschuwelijk. In het onwaarschijnlijke geval dat zij die beste Félix vervolgen, behoud ik me voor zijn advocaatGa naar eindnoot2 te vragen mij als getuige à décharge te dagvaarden. In dat geval zal men mij geen vrijgeleide weigeren. Fénéon is een uiterst trotse ziel, met het grootste hart dat men zich voor kan stellen. En u die oneindige goedheid bezit, zelfs tegenover politieke tegenstanders, u zult vast al het mogelijke doen om Fénéon van dienst te zijn. Plaats daarom voor mij dit artikel in de ‘Petite République’ en wanneer - niet onmogelijk, hoewel ik dat nauwelijks geloof - de P.R. het niet accepteert, plaats het dan elders. Ik zou u er zeer dankbaar voor zijn. Heeft u mijn vrouw gezien?Ga naar eindnoot3 Ik was erg ongerust over haar, want het leeuwedeel van de brieven die aan mij geadresseerd zijn, wordt door de politie gestolen. Het is afschuwelijk en het maakt me vreselijk ongerust. Heeft MillerandGa naar eindnoot4 van mij een telegram met betaald antwoord (afgelopen donderdag), en vrijdag een aangetekende brief, ontvangen? Hoe dan ook, hij heeft niet geantwoord. Ik was zo vreselijk ongerust. - Ik dank u voor het artikel dat u voor mij heeft geschreven tijdens mijn arrestatie. Ik vond het echter een beetje te meelijwekkend geschreven en ik houd er niet van onderwerp van medelijden te zijn. Neem me mijn eerlijkheid niet kwalijk. - Zou u, wanneer u tijd heeft, willen proberen mij mijn papieren, brieven, kranten enz. - in handen van mijn levensgezellin - terug te bezorgen? Ik heb een brief gekregen van mevrouw Stackelberg, die ik binnen enkele dagen zal beantwoorden. Ik heb het op het ogenblik tamelijk druk en de vorige week was ik te angstig om te kunnen schrijven. Ik reken wat betreft mijn artikel op u, nietwaar, beste Fournière? U kunt het zelf de titel geven die u wilt, of laten voorafgaan door het gebruikelijke: Meneer de Redacteur. En ik vraag u een goede plaats. Hartelijke groeten aan uw vrouw en een stevige handdruk voor de Heer CharnayGa naar eindnoot5 en voor die beste BaudinGa naar eindnoot6, en ook voor Allemane. Met hartelijke groet uw J.A. Cohen | |
[pagina 707]
| |
29 april 1895* Beste vriend,Ga naar eindnoot1 Ik ben van plan morgenochtend, dinsdag, tussen tien en twaalf uur bij u langs te komen. Ik zou graag uw jaargangen van de ‘Société Nouvelle’ raadplegen. En hier is grote haast bij. Dus, als het u schikt, kom ik morgen naar Harlesden.Ga naar eindnoot2 Zou u me echter, als u me om een of andere reden niet kunt ontvangen, daarvan per kerende post op de hoogte willen stellen? Hartelijke groeten, uw C. | |
[pagina 710]
| |
1 september 1895* Liefste Kaya, Hoe ongelukkig dat je me je adres niet had gegeven: dan zou ik je gisteren telegrafisch over mijn vertrek hebben bericht. Nu moest ik, in alle vroegte, Félix een telegram sturen om hem van mijn overhaaste vertrek te berichten en om hem te vragen jou in te lichten. Arme lieve Kaya, ik weet zeker dat ze je wederom zonder je iets te zeggen van het kastje naar de muur hebben gestuurd. Toen je vrijdag, na mijn vrijspraak,Ga naar eindnoot1 maar niet kwam, was ik zo wanhopig! Je had onmiddellijk naar de ConciergerieGa naar eindnoot2 moeten gaan, zoals ik je gezegd had. En mevrouw S.[tackelberg]Ga naar eindnoot3 ook. Ik bleef er tot drie uur. Vervolgens hebben ze me naar een cel in de prefectuur gebracht. Ik was erg bedroefd, maar ik verwachtte nog steeds dat jullie zouden komen. Maar: niemand! Ik heb een afgrijselijke nacht gehad en toen ik de volgende dag om twaalf uur nog steeds niets gehoord had, heb ik de prefectGa naar eindnoot4 geschreven met het verzoek me, in het geval dat het besluit tot mijn uitwijzing werd gehandhaafd, diezelfde dag nog en op eigen kosten, naar Engeland te laten vertrekken. Nauwelijks een kwartier nadat ik mijn brief had afgegeven, kwamen ze me halen om me naar het Gare du Nord te brengen. Ik weet zeker dat die ploert Lépine mijn brief nog niet eens in handen had. Deze streek was van te voren bedacht: mij | |
[pagina 711]
| |
wegbrengen zonder dat iemand (en zeker jij niet) ook maar iets wist. Ik heb hevig tegen deze ploertestreken geprotesteerd, maar niets hielp. Het idee dat je me wellicht een half uur later zou komen opzoeken of eten zou komen brengen en dat ik dan weg was, maakte me razend. En je niet kunnen waarschuwen, omdat ik je adres niet had. Ik wilde niet vertrekken, ik wilde de cel in de prefectuur niet uit. Ik heb de prefect van politie te spreken gevraagd. Ze zeiden me dat hij er niet was en dat ze orders hadden gekregen om 1½, uur naar Calais te vertrekken. Ik had evengoed om negen uur 's avonds, hetzij via Calais, hetzij via Dieppe, kunnen vertrekken, dan had ik je nog kunnen zien. Maar nu konden ze mij een lage streek leveren en Lépine, die de stompzinnigheid van zijn agenten (die mij niet hadden gepakt!) op me wilde verhalen, hoedde zich ervoor om zo'n mooie gelegenheid te laten lopen. We vertrokken dus naar het Gare du Nord, in een rijtuig waarvan, op order van de prefect, de kap gesloten moest blijven om demonstraties te vermijden (sic). Omdat ik niet of nauwelijks geld had, heb ik op het Gare du Nord mevrouw St.[ackelberg] getelegrafeerd met het verzoek of ze telegrafisch een postwissel van 50 frank naar Calais zou willen sturen, die jij zult terugbetalen. Ik wilde absoluut telegraferen en omdat ik geen geld had, moesten de agenten van Lépine opdraaien voor de kosten van het telegram. Terecht. We reisden tweede klas en ik heb onderweg wat kunnen eten. Toen we tegen acht uur in Calais aankwamen, hebben we gegeten, daarna sjouwden we tot ongeveer elf uur door de stad, op zoek naar een of andere onduidelijke water- of zeecommissaris die op mijn afvaart zou moeten toezien. Om half één 's nachts was de betreffende agent eindelijk ter plekke. Mevrouw S. stuurde veertig frank. Daarvan hebben ze mijn kaartje naar Londen betaald (19 frank ongeveer) en om twee uur ging ik scheep. Van deze gedenkwaardige afvaart werd proces-verbaal opgemaakt en een officieel telegram berichtte Lépine, op 2½, 's morgens, dat Frankrijk gered was en ik het land uit. - Ziehier in het kort mijn reis. Ik zal je de details, in wezen, zeer amusant, nog vertellen. Maar ik dacht de hele tijd aan jou en hoe ongerust je je over me zou maken. Hopelijk kon Félix je nog dezelfde dag waarschuwen. Ik schrijf met dezelfde post aan mevrouw St.[ackelberg]. Ga naar haar toe om die veertig frank terug te brengen en te bedanken. En ga zo snel mogelijk pakken (vooral niets vergeten, kledingstukken, hemden enz. noch de twee delen Nietzsche) en kom naar me toe. Ik wil je zo snel mogelijk in mijn armen kunnen sluiten, liefste. Je zou in de pers over dit mysterieuze en wrede vertrek kunnen berichten... Of beter, nee. Wacht. Dat is beter. Doe wat ik je zeg. Wacht. Kom eerst hierheen. Ik was genoodzaakt het woordenboek - daar heb ik overigens een van de heren mee opgezadeld - de broek, het vest en Lia'sGa naar eindnoot5 hemd mee te zeulen. Deze voorwerpen zal ik aan hun respectieve eigenaars terugzenden. - Vraag de advocaat nogmaals om de akte van beschuldiging en een lijst van de juryleden. Maar vooral de akte van beschuldiging. En bedank nogmaals, namens ons beiden, Mr. DespiasGa naar eindnoot6. Bedank ook mevrouw S. voor haar vriendelijkheid: naar het proces te zijn gekomen en me geld te hebben gestuurd. Anders was ik die nacht in Dover blijven zitten, zonder enige cent. Wanneer je hier bent, gaan we plannen maken. Ik weet nog niet wat ik zal doen. Ik ben uitgeput en moet mevrouw S. nog schrijven en een briefje aan Félix. Je weet dat vandaag pas om middernacht de post gelicht wordt. Deze zal dan morgenavond (maandag), of dinsdagochtend in Parijs besteld worden. Schrijf me onmiddellijk en zeg me wanneer je denkt te komen. Naar ik hoop snel en voor het einde van de week. | |
[pagina 712]
| |
Liefste, ik wil je zo snel mogelijk kunnen omhelzen! Als je tijd hebt, ga dan naar TureyGa naar eindnoot7 om hem te bedanken. En vertel hem hoe ze me hebben afgevoerd zonder ons de tijd te gunnen om van elkaar afscheid te nemen. En dat we, sinds mijn vrijspraak, elkaar niet meer hebben kunnen zien. Dat ze je op de prefectuur geen toestemming gaven. Dat is toch afschuwelijk. - Kom snel, snel, liefste Kaya en in elk geval, schrijf onmiddellijk. Groeten van Bernard en zijn vrouw. Duizend tedere kussen van je Sandre die je aanbidt. (Neem kranten mee. Vooral een paar nummers met het artikel van Rochefort:Ga naar eindnoot8 Joli Monde.) | |
na 1 september 1895Ga naar eindnoot1* Liefste Kaya, Dank je wel voor je fijne briefje dat ik zojuist ontving. Ik ben blij te weten dat je bij je moeder bent. Ze is dus weer tot rede gekomen. Gelukkig hoef je nu niet lang meer in Parijs te blijven. Ik mis je vreselijk en ik wilde dat je nu al hier was. Wat je me over Zola schrijft, doet me veel plezier en geeft me weer een beetje hoop. Wat aardig van hem om zich mijn lot zo aan te trekken.Ga naar eindnoot2 Dit Londen hangt me onuitsprekelijk de keel uit en wonen in het centrum zou me alle levenslust benemen. Daar hebben we het wel over zodra je terug bent. We moeten een besluit nemen, wat dan ook! - Ja, voorlopig ben ik nog bij Bernard, maar ik blijf hier niet lang meer, hooguit drie of vier dagen. Daarna zal ik, als dat nodig is, een beroep doen op OliveGa naar eindnoot3 haar gastvrijheid. Je moet echt snel | |
[pagina 713]
| |
terugkomen zodat we een besluit kunnen nemen. - Ik ontving gisteren een uiterst vriendelijke brief van mevrouw St.[ackelberg]. Ze legt me de geschiedenis van het telegram uit, dat bezorgd werd terwijl ze niet thuis was. Zij was het die iemand naar je toe stuurde die het briefje achterliet om je over mijn vertrek en mijn gebrek aan contanten in te lichten. Ze zegt me ook, nog een beetje geduld te hebben. Na de opening van het parlement zal men zich opnieuw met mijn zaak bezighouden.Ga naar eindnoot4 Het spreekt voor zich dat wanneer ik voor die tijd de middelen vind om naar Indië te gaan - met jou natuurlijk, ik geen seconde zal aarzelen. - Wanneer we veroordeeld worden tot een langer verblijf in dit deerniswekkende land, zal ik in elk geval mijn uiterste best doen een of andere betrekking te vinden: buitenlands correspondent voor een handelsfirma (vervloekte handel!) of iets anders. We moeten toch te eten hebben. - Vergeet niet mijn akte van beschuldiging mee te nemen. Wat de lijst van de juryleden betreft, die is me om het even, maar de akte van beschuldiging moet ik hebben. Dat is zo'n grap! - Weet je dat ik niet meer wachten kan je beige jasje, ‘goud en paars’ van voren, te zien. - Liefste Kaya, kom zo snel mogelijk. En bericht me tijdig welke dag en hoe laat je in Londen aan zal komen. En zeg me ook welke route je kiest. Vermoedelijk Dieppe-Newhaven. In dat geval kom je op Victoria aan. En kom ik je van de trein halen. Liefste, vergeef me dat ik je er nogmaals aan herinner geen spullen van ons in Parijs achter te laten. Denk vooral aan de twee boeken van Bernard en aan mijn gummi-jas. - Probeer nog eens of je, uit mijn naam, Turey kunt bedanken voor zijn grote goedheid jegens ons. Ik zal dat nooit vergeten. Schrijf me in je volgende (ik hoop snel volgende) brief of ik je nog naar Parijs moet schrijven. Bernard en zijn vrouw groeten je hartelijk, evenals Olive, HelenGa naar eindnoot5 en Mary.Ga naar eindnoot6 Groeten aan de familie Lia, aan Félix en zijn moederGa naar eindnoot7 en, als je hem ziet, aan Charneau. Bijgesloten een bloempje dat ik plukte in mijn hart. A first class kiss on your dear little mouth, dear sweetheart mine. My sweet, lovely Kaya, my velvet-eyed proud-hearted girl, come home. I am so very, very lonely without you. For ever yours, Sandre | |
[pagina 714]
| |
11 september 1895* Stout meisje, Aardig hoor, me niet te schrijven. Niets, sinds je brief van afgelopen zaterdag. Vandaag had ik nog wel zo op een brief van je gerekend en voordat ik naar het Brits Museum ging, vanwaar ik je deze brief schrijf, heb ik twee postbestellingen afgewacht. Daarna ben ik helemaal niet ‘vrolijk en tevreden’ vertrokken. - Weet je, ik kan niet langer bij Bernard blijven. Aan het einde van de week krijgen ze mensen. Zelf hebben ze me niets gezegd, maar het bezwaart me zo lang te blijven. Ik heb gisteren aan Olive gevraagd of ze me een paar dagen kan hebben en ze heeft, heel vriendelijk, ja gezegd. Maar dit is geen oplossing en het kan niet eeuwig zo duren. Het wordt tijd dat je terugkomt. Als het gebrek aan geld voor je reis je in Parijs houdt, zeg het me, dan zal ik proberen de benodigde 25 of 30 frank te vinden. Ik zou het liever vermijden, maar als het moet zal ik mijn best doen dat geld bij elkaar te scharrelen. | |
[pagina 715]
| |
Als we gedwongen zijn nog enige tijd in Londen te blijven, vraag ik voor jou en voor mij een vaste toegangskaart voor het Brits. Als mijn neerslachtigheid het toestaat, zal ik er werken. Maar altijd in de hoop dat we dit droefgeestige land weer zullen verlaten. Ik heb zon, kleur en leven nodig, drie zaken die hier totaal ontbreken. En verder wemelt het hier van de Engelsen! Dat maakt dit oord onbewoonbaar. Paul AdamGa naar eindnoot1 overdrijft echt het anti-patriottisme. Het is een omgekeerd DeroulèdismeGa naar eindnoot2 en net zo lachwekkend. Wat jammer dat je om van Frankrijk te houden en dat te bewijzen kozak moet zijn! Ik vraag me af of Tolstoj, die de Frans-Russische manifes-taties zo vurig bespotte in zijn brochure Christianity and Patriotism,Ga naar eindnoot3 als hij ooit één stap in Frankrijk zou zetten, niet gearresteerd, in de bak gegooid, opgemeten en uiteindelijk Frankrijk uitgewezen zou worden. Denk je niet dat ik misschien ‘Correspondenties uit Londen’ voor een Parijs dagblad dat hier geen correspondent heeft, zou kunnen vinden? Het JournalGa naar eindnoot4 misschien? Een wekelijkse Engelse kroniek. B. LazareGa naar eindnoot5 zou er misschien met XauGa naar eindnoot6 over kunnen praten, en Mirbeau ook. Dat is altijd nog iets, terwijl we wachten op de dag waarop we het Britse stof van onze voeten kunnen schudden. Pols Félix eens wat hij ervan denkt. Mij lijkt het goed mogelijk. En ik zou blij zijn een regelmatige bezigheid te hebben. Ik wil je zo graag het naaiatelier en zijn gruwelen besparen. Als het Journal niet wil, zouden we het elders kunnen proberen. Bij de Intransigeant misschien. In dat geval moet je Rochefort aanspreken, of, wanneer hij niet aanwezig is, de redactiesecretaris. Als Turey in Parijs is, zou hij misschien nog een suggestie kunnen hebben. We kunnen het misschien bij de MatinGa naar eindnoot7 proberen, als Félix hen kent, of bij de EclairGa naar eindnoot8 via Arsène Alexandre.Ga naar eindnoot9 Ik denk dat ik vanaf het moment dat ik de zekerheid heb niet van de honger om te komen, interessante kronieken kan schrijven. Probeer het, mijn liefste Kaya. Zonder vaste bezigheid stomp ik volledig af. - Schrijf me nu snel. Had ik elke dag maar een brief van je, dan zou ik me minder eenzaam voelen. Bernard groet je hartelijk, evenals Olive en Helen. Ik omhels je hartstochtelijk Sandro
Blijf me naar hetzelfde adres schrijven. Bijgesloten nog een enveloppe.
Je S. Voor het geval dat: als men vraagt hoeveel ik wil voor vier kronieken per maand (één per week) dan moet je ten minste 200 à 250 fr. zeggen. Félix weet het wel. Het is maar een indicatie. | |
[pagina 716]
| |
16 september 1895Ga naar eindnoot1* Liefste Kaya, Zeer geestig, je brief van gisteravond. Ik heb er erg om moeten lachen en ik heb Helen en Olive er gedeelten uit voorgelezen. Helen constateerde bitter dat het je totaal aan familierespect en in het bizonder aan ‘stiefdochterrespect’ ontbreekt. Blijf ons op de hoogte houden van de kabeljauwimport... dat is nu mijn enige en belangrijkste zorg. Wat betreft de koffer van je stiefvader, ik hoop dat ze die terugvinden, evenals zijn jasje en zijn pantoffels. Ik ben erg blij te weten dat je broer ‘goed terecht’ is. Eindelijk een respectabel man in de familie!Ga naar eindnoot2 Bijgesloten een postwissel van 10 fr. en voor 2,50 Franse postzegels. Dit is alles wat ik vinden kon en het is slechts de helft van je reis. Tracht om gods wil - of ter wille van mij, als je meer van mij houdt - aan de andere 13 à 15 fr. die je nodig hebt, te komen en kom snel. Een idee. Je weet dat Félix net zo'n gummi-jas als de mijne wilde hebben. Welnu, laat hij je het geld geven dat je ontbreekt om naar Londen te kunnen komen, zeg 15 of 16 frank (de jas heeft 17/6 = ongeveer 21 frank gekost), dan sta ik hem met | |
[pagina 717]
| |
plezier de jas af. Zeg hem overigens niet dat de jas meer heeft gekost. Ik denk dat jullie het op deze manier wel eens kunnen worden. Het geeft niet hoe, kom snel. Ik kan niet berusten in het idee nog 2 weken te moeten wachten. - Mijn toegangskaart voor het B. Museum heb ik nog niet. Helens vader komt vanavond pas thuis en waarschijnlijk zal hij me de schriftelijke aanbeveling geven die nodig is om tot de leeszaal toegelaten te worden.Ga naar eindnoot3 Zodra ik erheen kan, probeer ik iets voor een krant te schrijven. - Liefste, ik schrijf mijn brief op de drukkerij in een onverdraaglijk lawaai van kosmopolitische en hese stemmen (de tijd van de mist is aangebroken). Ik weet nauwelijks wat ik schrijf. - Mijn liefste Kaya, ik heb geen bloempjes meer om je te sturen. Sinds het vertrek van Bernard heb ik geen tuin meer tot mijn beschikking. - Je hebt zeker niets meer vernomen over de pogingen die een aantal mensen bij de minister van binnenlandse zaken heeft ondernomen. Het duurt te lang om nog hoopgevend te zijn. - Ik beëindig mijn brief, liefste, er is hier te veel lawaai. En nogmaals, kom snel. Ik word zo moedeloos, in mijn eentje. Schrijf me om me nauwkeurig te vertellen wanneer je aankomt. Ik heb geen kleine enveloppe, maar je kunt het adres boven aan deze brief zorgvuldig overnemen. Schrijf vooral het nummer duidelijk, of vraag Félix of hij het adres wil schrijven. Alexandre Black. Honderd verlangende zoentjes
van je Sandro P.S. Ik heb de postwissel op Cook's Office,Ga naar eindnoot4 Oxfordstreet, gekocht. Dit voor het geval dat ze je op het postkantoor iets vragen. Voor ontvangst moet je de wissel tekenen met E. Battu, 7 Cité Fénelon. Je tekent op het postkantoor. Bewaar die 12,50 fr. hoe dan ook voor je reis. Félix zal de postzegels wel voor je wisselen. Doe hem de groeten. - (Het zijn 10 postzegels van 25 c.). | |
[pagina 718]
| |
18 september 1895* My dear beloved girl, Eindelijk! Vrijdag!! Hopelijk is er nu niets meer dat je terugkomst in de weg kan staan. Wat was dit een lange scheiding! Je komt zeker 's morgens, om ongeveer 7 à 7½, u of 8 u op Victoria station aan. Via Dieppe en Newhaven. Wat zal ik blij zijn je weer bij me te hebben. Maar ik zeg het je van tevoren: heb een beetje geduld met me. Ik ben uiterst nerveus en heb grote behoefte aan kalmte en rust! - Tegelijk met jouw brief ontving ik die van Zola, geadresseerd aan het het adres van Bernard. B. is nog niet terug van zijn reis, maar het zal niet lang meer duren. De familie Rossetti is zeer, zeer vriendelijk en erg geduldig met mij. Ik ben vandaag tevreden: ik heb me een beetje nuttig kunnen maken. Een klein beetje maar!... Maar er zijn zo veel zaken waarover ik me zorgen maak. Het zal beter gaan als je terug bent. Ik voel het. - De brieven van Henri Barien en Zola hebben me weer een beetje moed gegeven. In elk geval zal ik spoedig weten waar ik aan toe ben. Die onzekerheid is zo afmattend. - Waarom heb je een extra postzegel van 15 centimes op je brief geplakt? Om hem sneller verzonden te krijgen? - Bijgesloten een Franse postzegel die ik nog had van mijn laatste verblijf in Parijs. Maar ik hoop van ganser harte dat je die niet meer nodig zult hebben om me te schrijven! Als je echter, tegen alle verwachting, morgenavond, (donderdag), niet kunt vertrekken, laat het me dan tijdig weten. Na 6 uur 's avonds telegram 38 Edmunds Terrace, Primrose Hill, Londen (Olive's adres). Als ik niets ontvang, sta ik vrijdagochtend op het station. Groeten aan Félix die ik hartelijk dank voor alles wat hij gedaan heeft. Tot spoedig, mijn liefste kind. (Je moet de hartelijke groeten van de Rossettis hebben.) Je nooit te veranderen
Sandro Neem al mijn brieven mee. Laat ze niet tussen de kabeljauwen en de varkens slingeren. | |
20 september 1895* Mijn liefste kleine Kaya, Je hebt me weer eens een van je streken geleverd: in mijn laatste brief vroeg ik je om me te telegraferen als je vandaag, vrijdag, om een of andere reden niet zou komen. Omdat ik niets ontvangen heb, ben ik vanmorgen naar het Victoria station gegaan... voor de keizer z'n baard, natuurlijk. Maar ik was niet boos op je, want eerlijk gezegd had ik niet al te hooggespannen verwachtingen. Ik ken je nu te goed om me illusies over je stiptheid te maken. Wat heb je me met je brief van eergisteren (die ik om half tien 's avonds kreeg) verdrietig gemaakt. Zo diep bedroefd... om een nare droom. Dat doet me denken aan een mooi Spaans gezegdeGa naar eindnoot1: ‘Toda la vida es sueño
Y los sueños sueño son.’
(Heel het leven is een droom
| |
[pagina 719]
| |
En dromen zijn een droom’)
Dromen zijn niet of zelden vrolijk. Onnodig dus om er meer, nog pijnlijker te krijgen. Maar mijn ogen en lippen, die mijn hart vertolken, zullen je verdrietjes doen verdwijnen. Bijgesloten nog 12,50 fr. die ik zojuist geleend heb. Treuzel nu niet langer en kom. Ik zou je dit geld al eerder gestuurd hebben... als ik het maar gehad had. Ik schrijf dit bij Bernard die pas gisteravond terug is en ik ben onmiddellijk gaan ‘poffen’ om je sneller naar Londen te laten komen. Ik zou je willen zeggen morgenavond (zaterdag) te vertrekken, maar het is on-mogelijk, of bijna onmogelijk, om op zondagmorgen op tijd op het Victoria station te zijn. Voor 9 of tien uur zijn er geen treinen, en ook geen autobus. Ik zou dus niet weten hoe ik daar om 7.50 u. 's morgens (8 uur) moet komen voor de aankomst van de trein uit Newhaven. Dus, hoewel ik dan nog een dag moet wachten, vertrek liever zondagavond, zodat je maandagochtend hier bent. Maar ditmaal smeek ik je me telegrafisch van je aankomst op de hoogte te stellen. Telegrafeer niet later uit Parijs dan om 3 of vier uur 's middags, zodat je telegram me tijdig bereikt. Bedenk dat het zondag is! En je weet wat dat wil zeggen in dit deugdzame landje. En maak je verder geen zorgen: om de 44 karbonades noch om de kabeljauwen noch om de jurk van je moeder. Naar de duivel ermee! Met de jurk... natuurlijk. Laat je eerbiedwaardige stiefvader je stiefvader en zijn koffer zijn koffer. En kom!!! - Eenmaal dicht bij me, vertel je me alles wat je op je hartje hebt. Of ik weet dat je van me houdt? Wat een vraag! Zal ik het je zeggen? Je bent een klein d-o-m-o-o-r-t-j-e, domoortje! Heb ik geen gelijk You silly little thing. I am very, very cross with you, and if you say such things again, I shall not longer be your Sandertje. What's the matter with you now? Don't you know, and perfectly well, too, that I love you more than anything and anybody in the world. More than myself even, much more, and that I would gladly die with you when ever you like, at any time! But for you, I should have done with myself long ago. For your saké alone I bear life's crushing burden. And you ask me to believe in your love. You naughty, naughty girl! How shall I punish you Kom nu snel! Ik wil zo snel mogelijk in de onpeilbare diepte van je ogen kijken. Ik heb kusjes nodig, moedertje... Je Sandre.
Groeten aan Félix. Bernard en zijn vrouw doen de groeten, evenals Helen en Olive. (Vergeet niet mij te telegraferen). Liefste: ik kon geen postwissel van 12,50 fr. krijgen en ook geen Franse postzegels. Misschien wil Félix ze van je overnemen. Als dat niet zo is, kun je ze ongetwijfeld verkopen: hoek rue Richelieu en de boulevard, tegenover de rue Drouot. Daar zit een geldwisselaar die Engelse postzegels verkoopt. Honderd kussen van je S. | |
[pagina 721]
| |
17 juli 1896* Liefste Kaya, Je brief ontvangen. De teerling is dus geworpen: nu ik niet naar Londen ga wil ik de zaken zoveel mogelijk bespoedigen. Des te sneller zal het voorbij zijn. - Morgenavond (zaterdag) kom ik dus in A. op het station aan en om 9 à 10 uur ben ik bij Domela. Ik weet niet precies hoe laat de trein aankomt. Kom mij dus niet op het station ophalen. - Ik zal vandaag en morgen nog een paar brieven schrijven. Aan Bernard en aan Félisque. De laatste zal ik vragen om, als dat mogelijk is, een beetje onrust te zaaien in een paar Franse kranten. Dat kan alleen maar goed doen. - Als het mogelijk is zou ik de nacht van zaterdag op zondag elders dan thuis willen doorbrengen. Je had die ‘ongure types’ die op de brug posten eens moeten zien; het is mogelijk dat men me onmiddellijk en zonder ons de tijd te gunnen met elkaar te praten, in de kraag vat. - Sinds je vertrek ben ik alle dagen binnen geweest. Ik was verschrikkelijk verkouden, maar vandaag voel ik me beter. Die arme Piet is erg ziek. Sinds twee dagen ligt hij met afschuwelijke pijn in bed. - Zeg tegen Domela dat ik morgenavond kom en dat ik hoop dat hij thuis is. Met hem moet ik ook nog spreken. - Ik ben blij te weten dat je zo moedig bent en ik geloof helemaal niet dat die moed je zo makkelijk af gaat.Ga naar eindnoot2 Je bent me er des te meer door waard, liefste. - Ik houd van je, ik houd van je, ik houd van je. Laten we hopen dat dit onze laatste beproeving is en dat we hierna eindelijk rust zullen krijgen, d.w.z. een leven zonder al te veel zorgen en verdriet -! Houd in het hoogst onwaarschijnlijke geval dat men me pakt voordat ik je teruggezien heb een goede herinnering aan me, en blijf van me houden zoals ik voel dat je op dit moment van me houdt. Probeer - hoewel dat niet makkelijk zal zijn! - een paar van mijn gemene streken en onredelijke woedebuien te vergeten en herinner je slechts die zeldzame momenten waarop ik goed en teder voor je was. Je ziet liefste, dat voordat ik in de gevangenis ben, de wroeging dat ik je zo vaak heb laten lijden al aan me knaagt. Wees niet te verdrietig, schrijf me vaak zodra je mijn adres hebt en, mijn kleine wettige, kom me om de week bezoeken. Neem - vergeet het niet! - je geboorteakte mee, die in het (houten) sigarendoosje in mijn boekenkast ligt. - Je vraagt of je je echtgenoot mag bezoeken en laatje geboorte-akte zien - onweerlegbaar bewijs van je bestaan. Ik zorg voor de rest. - Het is werkelijk jammer dat we onze huwelijksakteGa naar eindnoot3, met onze andere spullen, in Londen hebben laten liggen. Maar helaas. Dan proberen we het maar zonder. Tot morgen dus en sterkte. - Kussen op je ogen, je mond, je haren, je hals, en op de blaartjes op je lieve knuistjes. Meer dan ooit, je Sandro. Houd mijn brieven apart en laat ze niet rondslingeren. Dat vind ik altijd erg pijnlijk. | |
[pagina 722]
| |
juli 1896Ga naar eindnoot1* Liefste Kaya, Hoewel erg vermoeid - ik heb vannacht niet geslapen en ben zelfs de hele tijd aan dek gebleven - wil ik je snel een paar regels schrijven. Zoals ik al dacht, is alles goed verlopen.Ga naar eindnoot2 Eenmaal in de trein, in Amsterdam, voelde ik dat alles goed zat. Ik heb vanmorgen al een briefkaart geschreven om jullie over mijn aankomst te berichten.Ga naar eindnoot3 Waarschijnlijk komt de kaart gelijk met deze brief. - Ik weet nog niet waar ik logeer. Vanavond weet ik het vast. - Wat haat ik deze vervloekte stad. Ik was nog niet van boord, of mijn haat en weerzin kwamen heviger dan ooit naar boven. Nee, duizendmaal liever zes maanden gevangenis, met de mogelijkheid daarna in Holland te leven, dan opnieuw in deze verfoeilijke stad te wonen.Ga naar eindnoot4 - Zeg tegen Domela dat hij de brieven die hij me zendt vooral aan: Mr. White, c/o Mr. F.S. Paul adresseert.Ga naar eindnoot5 Paul heeft ruzie met zijn beminnelijke ‘landlady’ die wel eens brieven zou kunnen weigeren waar niet: c/o Mr. Paul op staat. Gloeiende hitte. Ik heb vanmorgen een bad genomen. Een weldaad na de reis en de doorwaakte nacht. Vergeet niet, liefste, schriftelijk op te zeggen, voor de laatste van de maand. En denk eraan dat je, nadat je opgezegd hebt, elke week een paar middagen thuis moet blijven om de woning te laten zien. Ik weet niet precies welke dagen, maar ik denk dat Domela je dat wel kan zeggen. De huiseigenaren hebben daar volgens traditie vaste dagen voor. Zo komen de verhalen in de wereld: mensen vertelden me hier dat ze dachten dat ik zes jaar zat op te knappen (af te knappen!). Met mijn aanwezigheid heb ik hen gerustgesteld. PapillonGa naar eindnoot6 is niet in Londen. GoriGa naar eindnoot7 komt naar het congres, met zijn grote mantel en zijn meest innemende gebaren. HamonGa naar eindnoot8 met zijn luizenbaard. Amilcare met zijn 22 jaar gevangenis uit naam van het onderdrukte proletariaat. Iedereen komt met het beste dat hij heeft, toch! - Wat ben ik blij dat ik geen afgevaardigde ben! Mijn volgende brief stuur ik naar huis. Honderd kietelende kussen van je Sandro. Paul gegroet, GeorgeGa naar eindnoot9 dito. Groeten aan Domela en de zijnen. Zeg hem dat ik nu de brief voor Herbert BurrowsGa naar eindnoot10 verwacht. Doe Molenaar het bijgesloten briefje toekomen. Enveloppe: De heer P. Molenaar, Peller, Westzaan. Blauwe postzegel van 5 cent. | |
[pagina 723]
| |
juli 1896* Allerliefste Kaya, Wat ben je stout, je denkt dus dat ik je voor mijn plezier alleen maar kaartjes schrijf? Maar, arme, ik heb geen tijd! Ik heb geen minuut voor mezelf en mijn hoofd loopt letterlijk om. Er wordt van alle kanten aan me getrokken. Wat heb ik een spijt dat ik gekomen ben. Jij hebt tijd om me te schrijven! - Ik heb hier de volgende personen ontmoet die je hartelijk groeten: Bernard (goed en edel als altijd), Papillon, Turot, Tcherkessof,Ga naar eindnoot1 Nettlau. Verder heb ik mijn Gérault-RichardGa naar eindnoot2 en nog wat ander socia- | |
[pagina 724]
| |
listisch schorum ontmoet. Vanmorgen is het congres begonnen: het was werkelijk heerlijk. Dezelfde weerzinwekkende komedie als altijd. Uiteindelijk hebben de socialen, die elke discussie wilden smoren, ons gedreigd met de politie! Prachtig! Geen tijd, liefste, om je meer te schrijven. Ik moet nu weg. Altijd maar weer vertalen. Verdomme, verdomme, verdomme! Voorwaar geen plezierreisje. Schrijf me, en snel. En veel. Duizend tedere kussen, je Sandro die je aanbidt. Vergeef me dit vieze papier. Er is niets anders! | |
29 juli 1896* Liefste Kaya, Geen enkele brief van jou, gisteren noch vandaag! Wat wil dat zeggen? Je weet hoe snel ik ongerust ben. - Ik die letterlijk gebukt ga onder werk en ellende, heb je dagelijks, weliswaar kort, maar toch, geschreven. Als je wist hoe weinig tijd ik voor mezelf heb, zou je de beknoptheid van mijn epistels begrijpen. Nooit naar bed voor 2, 3 uur 's nachts, nooit later dan acht uur op. Toch vind ik het minder vervelend dan de eerste dagen. Er waren enkele hartstochtelijke momenten in dit monotone en geestdodende congresleven.Ga naar eindnoot2 Eenmaal heb ik, omdat men me niet wilde toelaten, met een honderdtal anderen de deur geforceerd. Een andere keer kreeg ik gejoel van het hele congres (socialen natuurlijk) over me heen en wenste men me naar de Figaro.Ga naar eindnoot3 Je ziet, ze kunnen dit artikel nog steeds niet slikken. Ik heb KropotkinGa naar eindnoot4 en zijn vrouw ontmoet. Evenals Helen en Mary, gisteravond, tijdens een geweldige meetingGa naar eindnoot5 die door de anarchisten in een van de mooiste en grootste zalen van Londen was georganiseerd. Omdat ik merkte dat Helen het niet prettig vond me te zien, heb ik slechts naar haar gezondheid geïnformeerd. Ze zag er niet goed uit, het arme kind. Ze groet je hartelijk.Ga naar eindnoot6 Mary komt naar Amsterdam, waarschijnlijk 13 augustus - tijdens een vakantiereisje dat ze samen met andere meisjes door Holland en België gaat maken. Ze zal je van tevoren zowel over de tijd als de plaats waar jullie elkaar kunnen ontmoeten, informeren, als je er tenminste zin in hebt. - Ik heb twee of drie uiterst plezierige personen ontmoet - vrienden van Bernard, Duitsers - en veel oude en meer of minder prettige figuren teruggezien. Barmaand is hier niet; PougetGa naar eindnoot7 wel. Kropotkin en mevrouw K. groeten je hartelijk. Zo ook Louise Michel en Doris ZhookGa naar eindnoot8 (Doris is erg mooi en haar oog heeft zich zeer goed hersteld). Bernard is als altijd een fijne vent. Zijn vrouw is er niet, ze is in Schotland. GuyonGa naar eindnoot9 groet je. - Ook Hamon is hier, | |
[pagina 725]
| |
ongetwijfeld als afgevaardigde van de professionele wetenschap. Hij is als een duivel...tje tekeergegaan. Heel grappig! Er zijn hier Fransen die heel, heel goed zijn en de afgevaardigden gruwelijk harde waarheden zeggen. Ik zag (en schudde de hand van) die beste Turot die, hoewel socialist, bewonderenswaardig open en eerlijk is. Eenmaal onderbrak hij JaurèsGa naar eindnoot10 (zijn politieke vriend!) door te schreeuwen: Wat u daar zegt is laster! Zo mag ik het horen! Ik schrijf dit met een potlood, op de rand van een tafel, op het congres. Gegeven het lawaai, is dit een enorme brief. Schrijf me nu snel, snel. Ik ben gek op je en denk de hele tijd aan je. Duizend tedere kussen van je Sandro. | |
[pagina 726]
| |
31 juli 1896* Liefste Kaya, Gisteren, toen ik mijn postblad al gesloten had, bracht Papillon je lieve brief. Onmogelijk om het blad weer te openen, en daarna... geen tijd. Ik ben letterlijk gebroken van vermoeidheid, maar er stond ook wel wat tegenover. Gisteren b.v. had ik een uiterst persoonlijke aanvaring met Liebknecht en Singer.Ga naar eindnoot1 Zij begonnen... en ik heb hen van repliek gediend. Het was onverwacht en amusant. Ongetwijfeld kun je je de beminnelijkheden die tussen deze voorname burgers en mij werden uitgewisseld wel voorstellen. Wanneer het zich in Zürich of ergens in Duitsland of België had afgespeeld, zouden ze me door hun ordedienst of door de politie (waarschijnlijk door beiden) hebben laten afranselen, maar hier in Engeland gaat dat niet zo makkelijk. Ik kan je vertellen dat de sociaal-democraten zich in de ogen van de fatsoenlijke Engelsen, d.w.z. de mensen van de ilp = de Independent Labor Party, verschrikkelijk gecompromitteerd hebben. Laatstgenoemden zijn socialisten noch anarchisten, maar ze... deugen.Ga naar eindnoot2 Ik weet nog niet precies welke dag ik weer in het land zal zijn. Het congres is morgen afgelopen, maar Domela wil nog een paar dagen blijven en ik geloof dat hij graag wil dat ik hetzelfde doe. - Ik heb hier de gelegenheid gehad om iets te doen met het oog op mijn toekomstige verblijf in de nor. Ik sprak B. Lazare en LaporteGa naar eindnoot3 (die jou naar het hotel bracht op die avond dat de smerissen je heimelijk volgden tot aan de deur van de Petite République). Beiden hebben me beloofd dat ze, in het geval dat... berichten in de Parijse pers laten verschijnen.Ga naar eindnoot4 Dat zou de zaak goed doen... als iets kan helpen. Domela en de andere Hollanders hebben zich van het socialistencongres teruggetrokken. Ze zijn er alleen nog maar als verslaggevers. Zoals alle door de tolerantie van de socialen buitengesloten anarchisten. Alles in aanmerking genomen, vooral sinds mijn onderhoud met Liebk. en Singer, heb ik geen spijt meer dat ik ben gekomen. Hoewel het me zwaar valt zo lang van je gescheiden te zijn. Hopelijk word ik niet opgepakt voor ik je heb teruggezien. Dat zou ik afschuwelijk vinden. - Jawel!!!! Ik ben naar het Vegetarian Restaurant geweest, maar (natuurlijk) steeds in alle | |
[pagina 727]
| |
eer en deugd. Nooit alleen. Het kleintje dat ons gewoonlijk bediende is tot caissière bevorderd. Het grootste deel van de meisjes die wij kenden is vertrokken. Daar zul je wel blij mee zijn, hè? - Wat nog het allervervelendste is, is dat ik mijn bed moet delen. Het is verschrikkelijk... elke dag weer en vooral met deze warmte. - Ook omdat ik, zoals ik je al zei, letterlijk gebroken ben van vermoeidheid. Voor vandaag, liefste, moet ik stoppen. De post gaat zo weg. Kussen van Sandro. (Neem het adres als hierboven over. Het andere was niet helemaal nauwkeurig). | |
4 augustus 1896* Allerliefste Kaya, Wat schrijf je weinig! Ik weet niet of er een brief van je in Albany Street 44 ligt (want deze nacht sliep ik elders: bij dezelfde mensen waar Domela logeert), maar ik ga er straks heen. Wat mij betreft, sinds vrijdag was het onmogelijk om ook maar één minuut voor mezelf te hebben. Zaterdag ben ik tot de sluiting, om 2 u. 's middags, op het congres gebleven en daarna zijn we, Domela en ik, naar het ‘Cristal Palace’ gegaan, waar een vuurwerk was. Ik heb me niet in het minst vermaakt. Je weet dat ik niet van massa's houd en nog minder van feestende massa's. Verder voelde ik me uiteindelijk | |
[pagina 728]
| |
ongelukkig, omdat het onmogelijk was geweest om je te schrijven. Zondag was er een demonstratie (erg goed en erg sympathiek) voor de vrijlating van politieke gevangenen, oftewel anarchistische en Ierse bommengooiers. De demonstratie vond plaats op ... Trafalgar square. De sprekers: Domela, Louise Michel en anderen, waren op het voetstuk van de zuil van Nelson, je weet wel, met de vier leeuwen op de hoeken, geklommen of getild. Dit was een prachtig gezicht en er werden geweldige toespraken gehouden. Domela was erg goed. Hij verzocht niet alleen de vrijlating van ‘politieken’, maar van alle ongelukkigen die in de gevangenis zitten. Louise was werkelijk groots en haar verschijning kon niet dramatischer. Geheel in het zwart gekleed, op dat voetstuk tussen twee enorme leeuwen, de armen gespreid, met haar hortende stem was ze mooi, een schrikwekkende en dreigende schoonheid. Ik kreeg er kippevel van. Een inzameling (die al snel veranderde in een letterlijke regen van pennies op het voetstuk van de zuil) bracht twee pond en 16 shilling op. En dat in minder dan een kwartier. Gisteren, maandag, was het bank holiday. Alle postkantoren en alle winkels gesloten. Zelfs het Vegetarian restaurant waar ik had willen lunchen alvorens Domela op te halen, die bij vrienden verblijft (waar ik deze brief schrijf) in Denmark Hill.Ga naar eindnoot2 Met het idee een beetje uit te rusten van de vermoeienissen van de laatste week (weken) zijn we naar buiten gegaan. Helaas hebben we kilometers gelopen zonder een plekje te vinden waar het niet wemelde van people. Verder onmogelijk om wat dan ook te eten of te drinken te krijgen, zodat ik van 9 u. 's morgens tot 7½, u. 's avonds gelopen heb zonder iets te schransen te hebben gehad. Daarna ben ik bij de vrienden van Domela (die voortreffelijke mensen zijn) blijven slapen en voor het eerst sinds twee weken had ik een bed voor mezelf, voor mij alleen, en heb ik heerlijk geslapen. De andere dagen sliep ik of op de grond (in de meeste gevallen), of op een verschrikkelijke sofa, of met anderen in één bed. Gisteravond met Bernard, wat bijna een genoegen was. Hij is gisterochtend naar Edinburg vertrokken om zijn vrouw op te halen. Daarna komt hij drie of vier dagen naar Londen. Dan gaat hij naar Parijs, Brussel (misschien Amsterdam), om zich uiteindelijk als teler van tomaten en andere groenten in Duitsland te vestigen. Wat een goeie vent is hij! Mijn hart sloeg sneller toen ik hem terugzag en ik was erg ontroerd toen hij vertrok. Ik heb zijn vrouw nauwelijks een minuut gezien en dat was voor mij meer dan voldoende. En verder, daar blijf ik bij, is Bernard een heel ander man (een gelukkiger man), als hij alleen is. Ik heb de beroepswetenschapper gezienGa naar voetnoot*. Eerst deed hij of hij me niet kende. Daarna, en heel onverwachts, drukte hij me de hand, wat van zijn kant tamelijk verstandig was. Hij bezocht het congres als anarchist (dat spreekt vanzelf!), rondfladderend, overal doorheenglippend, gekleed als wielrijder: korte, wapperende broekspijpen, gebreid vest, cap. - Ik heb Gori teruggezien. - Italiaan als altijd! Hij wandeltGa naar eindnoot3 op het ogenblik rond met een witmetalen galgje op zijn jas. Anti-bourgeois-speldje. Domela, die het net als ik zag, concludeerde dat deze vriend [...] zich graag aanstelt. Ik kwam nog een andere idioot tegen: Robin,Ga naar eindnoot4 oud-directeur van de school van Cempuis. Je weet wel, het gemengde onderwijs. Je herinnert je vast het tumult rond zijn persoon. Welnu, de eerste keer dat deze burger me aansprak - hij had aan Tcherkessov gevraagd aan me voorgesteld te worden omdat hij zo veel genoegen had beleefd aan het lezen van mijn artikeltje, in de | |
[pagina 729]
| |
Torch, over Mrs. Eden (de aborteuse)Ga naar eindnoot5 - zag ik dat ik te maken had met een ijdele zeurkous. Drie dagen na deze ontmoeting had ik het genoegen een visitekaartje van hem onder ogen te krijgen, voorzien van... zijn portret, Domela heeft het ook gezien en dat deed me goed. - Ik heb je nog veel meer te vertellen, voor het merendeel leuke dingen. Te leuk zelfs voor een brief die niet vrolijk zou moeten zijn. - Ik denk de hele tijd aan jou, liefste, en de tijd valt me lang. Domela wil nog een paar dagen blijven en vraagt me ook te blijven. Ik zou graag bij je willen zijn en het is mogelijk dat ik morgen, of overmorgenavond vertrek. Ik laat het je weten. - Hoeveel dagen zullen we samen zijn? Ondanks mijn moed en mijn besluit er een streep onder te zetten, moet ik er niet aan denken. - Schrijf me naar het oude adres: Albany street 44, N.W. London. Zelfs als ik hier nog maar twee of drie dagen blijf, zal ik elke dag naar de stad gaan om te kijken of er brieven liggen. Duizend tedere kussen van je Sandro | |
16 augustus 1896Ga naar eindnoot1* Liefste Kaya, Allereerst wil ik je geruststellen: ik slaap niet op planken. Ze hebben je verkeerd ingelicht.Ga naar eindnoot2 Ik heb een strozak, een beetje hard weliswaar, maar toch een strozak. Ik heb ook twee dekens, van een niet al te grove stof. Dat is dus het minste van alle kwaad. - Het voer laat te wensen over. Er is genoeg, maar het is niet erg goed en de verstrekking zou verstandiger kunnen geschieden. Al kreeg je maar een beetje boter, niet bij de vis, maar op je roggebrood. - Nee, wat hier het verschrikkelijkste is, is het gebrek aan lucht. De lucht komt naar binnen - dat is althans reglementair verplicht - | |
[pagina 730]
| |
door een soort spleet van veertig centimeter lang en vijf centimeter breed. En dat is alles! Sinds de eerste stap die ik in deze kast zette, heb ik dan ook vreselijke last van mijn astma. Zo erg dat ik niet in slaap kan komen. De dokterGa naar eindnoot3 zegt dat hij er niets aan kan doen... en dat het slechts een kwestie van wennen is!! - De eerste dagen, met name woensdag en donderdag, was ik vreselijk zenuwachtig. Ik dacht dat ik gek werd. Op het ogenblik gaat het veel beter, vooral sinds je lieve brief die ik gisteren kreeg. - Woensdag al heb ik gevraagd of ik je mocht schrijven, maar dat werd me geweigerd. Eerlijk gezegd, maakte ik me erg ongerust over je. Ik stelde me de brave bevolking van Watergraafsmeer en omstreken voor terwijl ze je met hoon of zelfs met stenen bekogelde. Ik ken ‘de populaire leeuw’. Dom en laf! Dit dier voedt zich voornamelijk met verdriet... van anderen. Ik ben blij en verrast te vernemen dat hij zich ditmaal fatsoenlijk gedragen heeft. - Je bent vorige week donderdag dus hier geweest? Daar heeft men me niets van gezegd, wat toch makkelijk gekund had. En menselijk was geweest. Maar menselijkheid is klaarblijkelijk een volkomen anti-re-gle-men-tair iets, en het reglement is God. Iedereen weet dat. - Ongetwijfeld ben je hier gisteren ook geweest. Naar aanleiding van je brief denk ik dat tenminste. Als je hier terugkomt om opnieuw naar mijn verblijf te informeren, vraag dan niet of je me mag zien. Ze geven je toch geen toestemming. Wanneer ik op ‘bestemming’ ben, zul je helemaal niets meer te vragen hebben. Je komt slechts op de bezoekdagen en dat is alles. Schrijf me, liefste, als je kan elke dag en vergeet nooit je brieven te dateren. Omdat de enveloppen nooit aan de gevangenen gegeven worden (Waarom? Mysterie en reglement!), is het niet mogelijk te zien wanneer de brief gepost is. Daardoor is het onmogelijk te zien hoe lang men wacht met het ronddelen van de brieven. Je hebt dus alle vrienden geschreven. Lazare ook? Het is vooral belangrijk dat ze zich alle krantenknipsels over deze zaak door Argus laten toesturen. Voor FélixGa naar eindnoot4 moet dit al heel makkelijk zijn. De Revue is vanzelfsprekend op knipseldiensten geabonneerd. Vervolgens moeten ze jou die knipsels toesturen. Jij weet wel wat je ermee moet doen. - Ik ben blij te horen dat de onderwijzer maandag komt om de boeken, aanplakbiljetten enz., in te pakken. Herinner hem er ook aan, namens mij, dat hij me voor de vertaling nog 10 frank verschuldigd is. En zorg dat je die krijgt. De administratie van de krantGa naar eindnoot5 is me ook nog geld verschuldigd voor de clichés. Ik schrijf vandaag nog naar Domela om hem hieraan te herinneren. Aan het einde van de maand, en zelfs al eerder, moet je geld hebben voor de huur. Vergeet niet, als je uit Watergr. weggaat, tijdig je adreswijziging en je nieuwe woonplaats door te geven aan de vrienden met wie we corresponderen - Je zult ergens óf een grote kist óf een mand moeten lenen om onze diverse spullen in te doen. Vervolgens moet je, en zo snel mogelijk, op zoek gaan naar een plaats waar je ze kunt laten. Desnoods, en als niemand in Amsterdam plaats heeft, zetten we ze bij de molenaarGa naar eindnoot6 waar je naar toe gaat. Misschien denkt hij er zelf al aan; zo niet dan vraag je het hem. Zeg hem dat ik je dit gezegd heb. - Om in te pakken en het huisraad in orde te brengen, is er een zeer geschikt persoon die zich met genoegen tot je beschikking stelt: mevrouw Abas. Ze zal een grote steun voor je zijn. - Wil je voordat je mijn gereedschap inpakt het met een dun laagje olie of petroleum insmeren? Bijna onzichtbaar! En het daarna gescheiden inpakken. Anders gaat het roesten. - Nee, liefste, ik zie nog geen glimp van een boom, zelfs geen stukje ‘lucht’. De ruiten zijn van matglas... re-gle-men-tair! Ik schep echter eenmaal per dag een luchtje in een soort driehoekige kooi. Dit duurt, geloof ik, tien minuten of een kwartier. Dan zie ik een | |
[pagina 731]
| |
stukje hemel, een hoge muur en wat gras. Graag zou ik tussen die groene zoden (niet onder de groene zoden, natuurlijk!) de paardebloemblaadjes die daar her en der staan, plukken om te eten. - Het grootste genoegen dat je brief me gaf, was het nieuws van het bezoek van de molenaar en zijn herhaalde uitnodiging. Je zult tenminste bij goede vrienden zijn die om ons geven. Wees echter niet overmoedig op het water. Je kunt er vaak genoeg met mensen van de molen heen gaan, zodat je het niet alleen hoeft te wagen. Beloof me verstandig te zijn, en wanneer ik vrij kom gaan we met z'n tweetjes eindeloos lange kanotochten maken. - Ja, schrijf mijn pa.Ga naar eindnoot7 Zeg hem dat hij zich geen zorgen maakt. En zeg hem ook dat mijn brief, omdat ik slechts eens in de twee weken mag schrijven, natuurlijk voor jou bestemd is. Als hij me wil schrijven, zou me dat plezier doen. - Ik denk niet, liefste, (hoewel ik hier niets met zekerheid over weet) dat ik ergens heen ver buiten Amsterdam gezonden zal worden. En je zal me altijd, voordat je naar Londen gaat, af en toe kunnen komen opzoeken. Ik plak nog geen zakjes. Ik lees. En tot op heden is mijn haartooi nog ongeschonden. - Doe de hartelijke groeten aan de mensen die beneden wonen. Vooral aan die goede vrouw. Is ze al een beetje van haar angst bekomen? Arme vrouw. Ja, geef haar de broche en de zilveren oorknoppen. Zeg haar dat ik die dingen voor jou uit Indië heb meegenomen en dat ik het heel goed vind dat je ze haar als aandenken geeft... Hoe is het met Vermine, en wat ga je eraan doen? Hartelijke groeten aan de familie van de molenaar. En zelf moet je niet droevig zijn. Ik ben het ook niet al te erg. Mijn enige en grootste verdriet is van jou gescheiden te zijn. - Laat de mensen die beloofd hebben zich actief met deze zaak te bemoeien nu niet met rust. Blijf ze achter de broek zitten. - Je zou iets geweldigs kunnen doen, en met veel minder tegenzin omdat het geen officiële stap is. Lees opnieuw aandachtig alle knipsels uit de Franse kranten die ik in 1893-94 en in '95 toen ik in Parijs terug was, verzameld heb. Haal hier alles uit wat jou goed dunkt en vraag aan de vader van LouiseGa naar eindnoot8 het adres van de professor over wie ik je vertelde en die ik in Londen heb ontmoet. Ga naar hem met die knipsels en leg hem alles uit. Herinner hem aan zijn belofte en zeg wat jij ervan denkt. Op deze manier zal hij me makkelijk aan een betrekking kunnen helpen, nadat ik mijn tijd uitgezeten heb. Doe dit, want het is natuurlijk van het grootste belang voor ons tweeën dat ik een baantje vind zodra ik vrij kom. Vooral de knipsels zullen goed van pas komen. - Blijf Félix, Victor, Bernard (als je zijn adres weet), Paul, George, Olive, de molenaar enz. enz. zeggen dat ze me zo vaak mogelijk schrijven. Laten ze hun brieven voorlopig aan jou adresseren-jij stuurt ze dan door-totdat ze mijn adres weten. - Liefste, ik reken vooral op je inspanning en je geestkracht terwijl ik zit. Schrijf me vaak en vrolijke brieven. - Wat mij betreft, mijn verbetering (hoogste doel van mijn gevangenzetting) voltrekt zich met een duizelingwekkende snelheid. Ik voel me al een heel ander mens (nu al!). Wat was ik voorheen een afgrijselijke schurk! - Mijn verwording heeft nog geen religieus karakter aangenomen. Maar dat zal niet lang meer duren. Als ik vrij kom zal ik de deugdzaamheid zelf zijn. Hopelijk herken je me dan nog. - Ik denk aan je, lieve Kaya, de hele dag. Ik ben in mijn brief, en ik zal dat in het vervolg ook zijn, karig met uitdrukkingen van genegenheid. Je begrijpt waarom, nietwaar. Mijn hart, één en ondeelbaar, behoort jou toe, je Sandro. | |
[pagina 732]
| |
Dit is het adres: Aan No. B.3/11, Strafgevangenis te Amsterdam, en daarna, mijn naam en voornaam bovenaan de brief. Niet op het adres. Ik ben de dames van de kruidenierswinkel een dubbeltje verschuldigd voor de eieren van onlangs. Betaal hen, wil je? - Doe de werkbank niet weg. Ik wil die houden, evenals de tafel. Schrijf me elke dag en houd me op de hoogte van alles wat je doet. Doe altijd een postzegel van 5 cent (blauw) op je brief. In het geval dat ik van hier vertrek, zal de brief me worden nagezonden. Geef mijn adres aan de molenaar, opdat hij mij schrijft. Dat zou me veel plezier doen. Hoe gaat het met Coba? Het arme beestje! (Vergeet nooit je brieven te frankeren, anders komen ze niet aan.) Laat de deur van de boekenkast er weer inzetten. De sleutel ligt op de bovenste plank en plak er wat behang op. Verscheur alleen de kranten in de alkoof, niet de andere, die wil ik bewaren. Liefste. Pak mijn wollen hemden en onderbroeken niet in. Ik vraag de dokter toestemming om ze te dragen en als hij die geeft, stuur je ze me. Houd ze bij je in een pakketje. De bewaarders zijn uiterst fatsoenlijk, veel fatsoenlijker dan in Frankrijk. Dit zeg ik om je op dit punt gerust te stellen. Wanneer ik vrij kom, zou ik een vergelijkende studie kunnen schrijven over het penitentiaire systeem in verscheidene landen. Ik word een professionele gevangene. Ik ben gek op je. Wees niet triest. Ik ben het ook niet. Schrijf vaak, want niets doet me zo veel plezier als jouw brieven. Een lange hartstochtelijke zoen van Sandro. | |
[pagina 733]
| |
19 augustus 1896* Liefste Kaya, Ik heb toestemming gekregen je te schrijven om je te vertellen dat ik zojuist naar een andere gevangenis ben overgeplaatst.Ga naar eindnoot1 En het is morgen (donderdag) bezoekdag.Ga naar eindnoot2 Ik hoop met al het verlangen dat in me is, dat deze briefje vanavond nog bereikt. Ik weet dat in Watergraafsmeer de post slechts drie keer per dag, en de laatste maal om zes uur 's avonds, besteld wordt. Als je mijn brief nu pas morgenochtend ontvangt, kun je hier, wanneer je je haast, toch nog vroeg genoeg zijn om me te zien. Dit is het adres: Strafgevangenis, Amstelveensche weg, Amsterdam. Het is tamelijk ver van ons huis en in het deel van de stad dat een paar maanden geleden nog Nieuwer Amstel heette. Dit gezegd om je het zoeken te vergemakkelijken. Je moet hier uiterlijk om 9½, uur 's morgens zijn. Het bezoek is hier op elke eerste en derde donderdag van de maand. Schrijven mag elke zondag. Wat verlang ik ernaar, liefste, je te zien. Probeer iemand te vinden die je hiernaar toe brengt. Als je mijn brief vanavond nog ontvangt, kun je misschien naar Jo gaan om haar te vragen je morgen te vergezellen. In elk geval, kom! En als je me ziet, mijn liefste, schrik dan niet te zeer van mijn potsierlijke uitmonstering. Ik weet dat je boven dit soort zaken staat, maar ik wil je niettemin waarschuwen. Ik denk dat er een brief van je onderweg was. Maar omdat ik vanmorgen (woensdag) om tien uur vertrokken ben, heb ik hem niet ontvangen. Misschien, en zelfs hoogst waarschijnlijk, krijg ik hem vanavond. Je vindt mijn nieuwe adres boven aan deze brief. Wees ruim op tijd. Om negen uur, indien mogelijk, en uiterlijk om 9½, u. Anders is het te laat. Het bezoek eindigt om tien uur, en ik vrees dat we maar een paar minuten zullen hebben. Morgen donderdag. Neem twee wollen hemden met mouwen mee. Ik ga de dokter toestemming vragen om ze te dragen. Je weet dat ik een tere gezondheid heb en dat ik beslist direct op de huid wol moet dragen. Als ze ze niet willen aannemen, goed, dan neem je ze weer mee terug. Tot morgen dan, liefste, en goede moed. Bovenaan dit vel staat nogmaals het adres dat je aan onze vrienden door moet geven. En hoe meer brieven ik ontvang, hoe blijer ik ben. Vergeet vooral niet mij precies te zeggen vanaf welke dag ik je niet meer in Watergraafsmeer moet schrijven. Groeten aan de mensen beneden. Een lange en tedere zoen van je Sandro. | |
[pagina 734]
| |
Je neemt de tram tot de Dam (overstappen) en van daaruit de tram richting Leidsche plein-Amstelveensche weg. Dit staat op de tram aangegeven. | |
28 augustus 1896* Lieve Kaya, Nogmaals kreeg ik van de Heer DirecteurGa naar eindnoot1 toestemming om je voor zondag te schrijven en ik wil mijn brief met een paar goede nieuwtjes beginnen: 1o Ik mag mijn flanellen hemden dragen (stuur me er alsjeblieft onmiddellijk twee, in een postpakket, Piet weet hoe je zoiets moet verzenden. Ik hoop, liefste, dat je ze meegenomen hebt, zoals ik je gevraagd had. Ik heb het voortdurend erg koud en ik mis mijn flanellen hemden zeer). 2o Ik krijg voortaan wittebrood in plaats van dat afschuwelijke en onverteerbare roggebrood en, bovendien, een liter melk per dag. Eindelijk zal ik iets kunnen eten, want tot nu toe at ik noodgedwongen slechts de middagkost die niet altijd geweldig is. - Wat heb ik zondag en maandag geleden! Geen brief van jou. En ik haalde de meest sombere ideeën in mijn hoofd. Ik waande je dood of stervende en ik zat hier zonder dat ik je zelfs maar kon zien. Je moet weten, liefste, dat ik je brieven met ten minste één dag vertraging ontvang. Zo krijg ik je brief die hier 's avonds aankomt pas de volgende dag tegen twaalven. - Net geeft men me, de 28e (vrijdag), je brief die gedateerd is de 26e (woensdag) om twaalf uur. Wanneer post je je brieven, liefste? - En die brief van jou verklaart alles: de melk, het brood, de flanellen hemden. Je moet weten dat men sinds een week nauwgezet tweemaal daags mijn temperatuur komt opnemen. Eergisteren heb ik de dokter nogmaals gevraagd me dan ten minste wat levertraan voor te schrijven, bepaald geen lekkernij. Maar het is heel goed voor de ademhalingsorganen en verder geeft het warmte, waar ik reuzeveel behoefte aan heb, want ik bevries hier. Maar die levertraan heeft hij me ook geweigerd. Hij zag er de noodzaak niet van in, zei hij. Nu is alles echter weer in orde en je kunt het nu laten rusten! Ik krijg mijn flanellen hemden en ook nog iets wat ik zal kunnen eten. Je hebt er dus zeer goed aan gedaan om aan het N.v.d.D.Ga naar eindnoot2 te schrijven en ik vind het heel goed van de redactieGa naar eindnoot3 dat ze deze ‘deskundige’ voor het blok heeft gezet.Ga naar eindnoot4 Het is namelijk ja of nee. Hebt u, ja of nee, dit gezegd, die bedreiging geuit? - Maandag was voor mij een afschuwelijke dag. Allereerst geen brief van jou en verder, om mijn angst nog te vergroten, dat donkere weer dat mij wel gek kan maken. Denk je eens in wat voor een dag en wat voor een nacht ik heb doorgemaakt. Maar goed, de volgende dag heb ik de Heer Directeur te spreken gevraagd om hem om toestemming te verzoeken jou, of Molenaar, te schrijven. En toen vernam ik dat er vanaf die vorige avond een brief van jou lag. Als ze het me alleen maar gezegd hadden! Na zulke hevige angst was mijn reactie heftig, maar weldadig. Ik heb veel gehuild en dat luchtte op. Maar ik voelde dat | |
[pagina 735]
| |
ik niet ver van de waanzin af was geweest. - Op het ogenblik gaat het beter met me. Gisteren was er zon, een mooie schitterende zon, en ik kon me eraan warmen, hem indrinken tijdens de wandeling, d.w.z.: het luchten in een kooi. Ook vandaag is het niet al te nevelig. Verder mag ik nu, dankzij de gevangenisonderwijzer, zoveel lezen als ik wil. Dat wil zeggen, in mijn vrije uren, die niet erg talrijk zijn. Viermaal daags een half uur en verder 's avonds van 8½ u. tot 9½ u. Maar zondag de hele dag. Ik heb al Franse en Engelse boeken gekregen en ik krijg nog andere. Dat is voor mij, wat denk je, een hele troost. Ik plak zakjes van zes uur 's morgens tot 8½ u. 's avonds, met, zoals ik al zei, vier onderbrekingen per dag. Dit werk, de zakjes, is vanzelfsprekend niet zwaar, maar het is geestdodend. Wat zou ik graag vertalingen maken en, bij voorkeur, moeilijke! - Heb je, liefste, me niet te veel hoop gegeven? Je bent zo zeker. Natuurlijk geloof ik ook graag wat je me vertelt, maar eerlijk gezegd ben ik bang te hopen. - Ben je, zelf, naar mensen geweest die ik je opgegeven had? Antwoord me hierover. En zeg me verder (voor zover je zoiets onbevooroordeeld kunt zeggen) wat hoop gaf en wat jou doet hopen op een goed resultaat. Maar zeg het alleen als je het werkelijk vindt. - Daar komt het voer aan. Gort. Maar niet lekker. Geen boter, geen suiker, geen melk. Gekookt in water. Ach, wat wil je, het is warm en het vult. Morgen krijg ik brood dat ik kan eten. Het roggebrood lag zwaar op de maag en bezorgde me kramp, onmogelijk om het te verteren. - Bewaar voor mij, lieve Kaya, dat nummer van het N.v.d.D. met jouw brief, evenals de krant die het pleidooi van de beschuldigde bevat. Je snapt hoe nieuwsgierig ik daarnaar ben. En verder alle kranten die me zouden kunnen interesseren en waar je de hand op kunt leggen. Dus je komt me donderdag bezoeken. Behalve wanneer!... Maar, dat durf ik niet te hopen. Heb je eraan gedacht de 31e augustus als een bizonder gunstige datum te zien?Ga naar eindnoot5 - Dus, liefste, als je aanstaande donderdag komt, wees op tijd, dat wil zeggen voor 9½ u. Het zou het beste zijn woensdagavond uit Westzaan te vertrekken, je kunt ongetwijfeld bij Jo slapen, om de volgende dag op tijd te zijn. - Ik krijg niet veel brieven. Ik kreeg er echter één die me veel plezier deed. Hij kwam van een jongen die ik tijdens mijn Haagse tijd heb leren kennen (dat is meer dan negen jaar geleden) en die zetter was op de drukkerij waar ik als corrector werkte.Ga naar eindnoot6 Hij was de enige op wie ik gesteld was en zijn brief deed me veel plezier. Verder kreeg ik twee domme brieven van mensen die me leken te feliciteren omdat ik in de gevangenis zit en die hoopten, nee, er zeker van waren dat ik me, zodra ik vrij kom opnieuw blindelings op de propaganda zal storten! Al bijna drie jaar hebben ze echter de tijd gehad om zich rekenschap te geven van het feit dat ik maling heb aan propaganda en dat ik overal om lach.Ga naar eindnoot7 Ach, hun bedoeling was goed. Ze wilden me schrijven om me wat afleiding te bezorgen. - Ja, elke avond denk ik heel sterk aan jou. Om ongeveer tien uur. Het licht is dan al uit. Ik zie je zo duidelijk in je houten bedje, dicht bij het raam. Dan omhels ik je en praat ik tegen je. Ik weet natuurlijk niet of je er iets van merkt. Daarna verdwijnt beetje bij beetje het beeld en slaap ik in. Maar niet altijd, want vannacht heb ik weer bijna niet geslapen. De laatste dagen was mijn opstandigheid een beetje verdwenen, maar sinds gisteren is het weer begonnen. Minder echter, dan de eerste tien of twaalf dagen. Ik ben blij, heel blij te weten dat je bij die beste mensen bent. Wat zullen de kinderen je vermaken en afleiden. - Ja, bij voorbaat benoem ik je tot kapitein van ons schip. Wanneer ik vrij kom, gaan we op een oude boot wonen, hoewel, liever in een wagen, zoals kermisklanten, weet je. Dat zou me wel lijken, weet je. Een leven in de | |
[pagina 736]
| |
buitenlucht, in de zon, langs rivieren en aan zee en zo ver mogelijk van de mensen en de ‘beschaafde’ wereld. Wat een droom! - Heb je mijn huidige adres al doorgegeven aan de mensen die dat mogelijk interesseert? - Als je naar Londen gaat - wel ver, overigens! - raad ik je aan in Amsterdam een rechtstreekse trein te nemen. Die gaat 's avonds. Dit is iets duurder dan wanneer je eerst naar Rotterdam zou gaan, maar het is comfortabeler en minder vermoeiend. Neem vooral je lange jas mee, je hebt nog tijd om hem op te knappen. In dit seizoen is het erg koud op de boot. Heb je overigens nog bezoek gehad van Mary en Arthur?Ga naar eindnoot8 - Ja, liefste, ik vond je Engels niet al te slecht. Er zitten tenminste vrij goede stukken bij. Maar je maakt veel fouten door slordigheid, meer dan door gebrek aan kennis. Maar ga door, liefste, met oefenen en je zal het heel snel leren. Dat verzeker ik je. - Je kan dus Hollands lezen, kleine stiekemerd, want je ontcijfert zo goed wat er in de kranten staat. Hoe wist je wat er in de brief van de dokter stond en wat de redactie hieraan toegevoegd had? - Zojuist ontving ik, mijn gouden schat, je tweede brief, gisteravond geschreven. Je weet wel, de twee stukken papier. Wat houd ik van je omdat je zo flink bent en je brieven zo vrolijk zijn. Dus MaartenGa naar eindnoot9 heeft je in een tweegevecht verslagen? Zeg hem dat ik deze nederlaag van mijn vrouw zal wreken. - Dus vandaag - vrijdag - ben je naar de stad gegaan en zou je Domela ontmoeten? Hij heeft me één keer geschreven, maar, omdat ik maar één brief per week mag schrijven en deze brief vanzelfsprekend aan jou is gericht, is het voor mij onmogelijk hem te antwoorden, evenmin als de anderen die me schrijven. Nu ik een beetje beter behandeld word, moet je onze Saraceen verder met rust laten. Als je het attest van RakeGa naar eindnoot10 en dat van de andere dokters ontvangt, bewaar je ze voorlopig en goed. - Ja, Piet is een buitengewoon mens. Ik denk ook dat hij een van de weinigen is die me begrijpen. Inderdaad: s[ocialist] noch a[narchist] maar een vrij man... hoewel op het ogenblik gevangen. - Ja, mijn lief, ik heb van de Heer Directeur een verhoogde tafel gekregen, op twee blokjes, waardoor ik in staat ben staande te werken wanneer het zitten mijn longen te zeer vermoeit en me het ademhalen bemoeilijkt. Zeer interessant, vind je niet: Le Rouge et le Noir van Stendhal. Zelf heb ik op dit moment een roman van Dickens die jij nog niet gelezen hebt: Nicholas Nickleby, in het Engels. Verder heb ik een hoogst interessante roman van Walter Scott (butterscotch!)’. Kenilworth. Verder een verhaal in het Frans van een reis door Rusland en Perzië. De onderwijzer is erg goed voor me en de dir. ook. Geestelijk voel ik me op het ogenblik ook beter. Laat dat zo blijven! Vertel me in je volgende brief wat voor nieuws je in Amsterdam gehoord hebt. Ik ben erg blij met die paar regels van Ma,Ga naar eindnoot11 evenals met de uiterst gevoelige brief van de vrouw van Piet.Ga naar eindnoot12 Ja, wat is ze goed! En grootmoeder ook! Nergens, in Nederland, zou je beter kunnen zijn. Als je naar Londen gaat, schrijf me dan toch elke dag, liefste. Vergeet vooral niet me onmiddellijk na aankomst te schrijven. Brieven op de bus vóór 4 uur 's middags. Voor de night-mail. Ja, tot straks in gedachten. Hieronder nog een paar regels voor het gezin van Piet. (Ik zal je zondag helaas niet mogen schrijven.) Ik wacht vol ongeduld op je volgende brief. Schrijf me zoveel mogelijk bijzonderheden, en zeg me ook, alleen indien mogelijk of je nog hoop hebt en waar je die hoop op baseert. Met hart en ziel je Sandro [Nederlands gedeelte] | |
[pagina 737]
| |
Ik denk dat je deze brief morgenochtend (zaterdag) zal ontvangen. Als je me onmiddellijk antwoordt en als je je brief vóór twee uur post, krijg ik hem misschien, tenminste dat hoop ik, zondagochtend. - Ja, wanneer zullen we weer samen zijn? Gauw? Nee, ik schrijf niet aan mevrouw St. zolang ik hier ben. Ik ontzeg je geen enkele brief en mezelf niet het genoegen je te schrijven. - Ja, zeg tegen Arthur dat hij me schrijft. En ook tegen Olive. En lange brieven. Heb je mijn adres aan Paul en George gegeven? Liefste, een verzoek van mezelf: probeer een beetje netter te schrijven. Er zijn af en toe woorden die zelfs ik niet kan ontcijferen. | |
[pagina 738]
| |
13 september 1806* Liefste Kaya, Weer een week voorbij en hier is een nieuwe wekelijkse brief. Ja, het is weinig, maar één brief per week, maar je ziet, voor het eerst van mijn leven ben ik zuinig. Met papier! Ik schrijf zoveel als ik op vier bladzijden kan krijgen. Ditmaal kreeg ik weer twee velletjes, maar ik laat me vooralsnog niet ontmoedigen. Een van deze twee velletjes zal voor Olive bestemd zijn... maar lees ook die brief, zodat...Ga naar eindnoot1 Vorige week al kreeg ik toestemming om mijn broer te schrijven die ik verschillende dingen te vertellen had, vooral voor mijn vader. Overigens, toen je me vorige week vroeg om je zaterdag in plaats van zondag te schrijven, hoefde ik het niet eens te vragen. Ze kwamen me uit eigen beweging het papier en de enveloppe brengen en zo kon ik je meteen schrijven. - Ik kreeg, twee dagen na je vertrek, een fijne brief van Piet en een brief van zijn vrouw. Wat een beste, beste mensen! Jans wilde graag weten of je goed aangekomen bent en vroeg me of ik haar dat niet kon laten weten. Daarna kreeg ik een brief van jou waarin je me vertelde dat je hen geschreven had. Ik ben werkelijk blij te weten dat je bij je vriendinnen bent. Ik durf niet: en de mijne, toe te voegen, want alleen Olive en Mary zijn vriendinnen van me. Tijdens mijn laatste verblijf in Londen, toen ik per toeval Helen tegenkwam, heb ik heus wel gezien dat ze het vervelend vond me te zien en het speet me daarna zeer haar dit ongenoegen te hebben bezorgd. Toch, en je weet hoe eerlijk ik ben, heb ik geen enkele bittere herinnering aan die ontmoeting overgehouden. Als er sprake van verbittering is, is het duidelijk dat ze die ten aanzien van mij voelt. Maar ik zou willen dat ze me vergaf. Niet met woorden, maar met haar hart. Je weet hoe erg ik het vind wanneer ik anderen, zelfs al is het onopzettelijk, kwets. En ik weet, net als jij, hoe goed en voortreffelijk Helen is. Jij en Helen kunnen elkaar dan ook beter begrijpen dan twee vrouwen elkaar ooit begrepen hebben. Doe haar de groeten. - Laten we het nu even over je brief van afgelopen maandag (7 september) hebben. Je zult goed begrijpen - en dat zei je me overigens al in je brief van de volgende dag - dat het nieuws uit de eerste brief me uitermate irriteerde. Moet ik je nog zeggen dat wat de door jou geciteerde kranten gepubliceerd hebben, van voren tot achteren gelogen is en alleen maar ‘voor de gelegenheid’ verzonnen?Ga naar eindnoot2 En wat voor een! Nee, ik heb de dokter niet geprezen. Nee, ik heb niet gezegd dat ik nu alles heb wat ik nodig heb. Nee, ik heb niet gezegd dat ik me zeer goed voel! Nee, het gaat niet uitstekend met me. Allemaal leugens. Ik zal je ditmaal schriftelijk vertellen wat er gebeurd is: en om te beginnen moet ik zeggen dat je me verkeerd verstaan hebt, die eerste donderdag dat ik je in de kooi sprak. Of, om precies te zijn, je hebt één enkel woord verkeerd verstaan. Je hebt verstaan coups waar ik douches zei! Maar dat verandert niets, absoluut niets aan de zaak. Verder is de overeenkomst van de klank van deze twee woorden: coups en douches meer dan voldoende bewijs voor je goede trouw. De afstand die ons scheidde en de herhaalde onderbrekingen van dat humeurige mannetje in de andere kooi verklaren, en meer dan dat, je vergissing. Dit is wat ik je gezegd heb, de woorden van de dokter in het Frans vertaald: Je te ferai, nom de Dieu foutre des douches, jusqu'a ce que tu attrapes un coup d'apoplexie! En omdat je je sinds een paar weken op een taalkundige studie geworpen hebt, zal ik je, ter lering, de Hollandse tekst geven: Ik zal je godverdomme stortbaden laten geven tot je | |
[pagina 739]
| |
een beroerte krygt. - Dit dreigement is niet minder weerzinwekkend dan wanneer er sprake was geweest van coups. Ten eerste ken je me goed genoeg om te weten dat wanneer de brave man me met slagen had gedreigd, ik hem zelfs niet had laten uitspreken. Ik hoef je niet te vertellen wat er dan gebeurd was! Verder kon hij dit dreigement niet uitvoeren. Terwijl het geven van stortbaden: tot een beroerte, dat wil zeggen, de dood erop volgt, volledig binnen zijn macht lag. Onder het mom me medisch te verzorgen, kon hij zijn dreigement zeer wei uitvoeren. En nu klampen zij zich met de moed der wanhoop aan jouw vergissing vast. Maar ik herhaal, die doet er niets toe! -Ga naar eindnoot3 Een paar dagen later kreeg ik bezoek van een geheel in het zwart geklede heer die zich ‘lid van het college van regenten’ van de gevangenis noemde!Ga naar eindnoot4 Dit was het eerste van een aantal soortgelijke bezoeken. Toen hij me vroeg of ik me over iemand te beklagen had, antwoordde ik hem bevestigend en vertelde ik hem de zaak van de Dokter. Dit is letterlijk en uiterst nauwkeurig wat hij me zei: ‘Maar Cohen, is dat allemaal echt waar? Zijn dat werkelijk de woorden van de dokter?’ Na mijn duidelijk bevestigende antwoord en omdat hij zag dat ik een weinig beledigd was omdat hij mijn woorden in twijfel trok, zei hij: ‘Weet, dat ik geen enkele reden heb om aan uw woorden te twijfelen. De zaken van de dokter gaan ons overigens niets aan! De dokter is een wetenschapsman - deskundige, in het Hollands - en wij kunnen ons niet met zijn zaken bemoeien.’ Onthutsend antwoord, vind je niet? - Sindsdien heb ik twee andere bezoekjes van ‘regenten’ gehad, waarbij de één noch de ander maar een woord over de dokter sprak. Sterker nog: wanneer ze me de gebruikelijke(?) vraag stelden of ik over mijn behandeling te klagen had, voegden ze hier altijd aan toe: ‘Zijn de bewaarders fatsoenlijk?’ Waarop ik uiteraard, en naar waarheid, antwoordde dat ik niet te klagen heb over hen en dat ze uiterst fatsoenlijk zijn. Nooit, hoor je, nooit hebben deze heren (eergisteren, zaterdag) in mijn bijzijn de dokter genoemd. Ze vermeden hierover te spreken! Dus ben ik - dat is nogal vanzelfsprekend, nietwaar, na het antwoord van de eerste regent, niet meer over deze zaak begonnen. Ik had toch niet kunnen volhouden om gedurende zes maanden, bij elk bezoek van deze mensen, het verhaal van de dokter te herhalen? - Gisteren kreeg ik opnieuw bezoek, voor de vierde maal, van een regent. Maar het was weer een ander. Ik heb hem verteld wat ik vond van wat men - wie is die men? - in de kranten had geschreven, en dat het leugens waren. Hij zei me dat voor hen de zaak gesloten is en dat ik je schrijven kon dat, wat de dokter betreft, zij (de regenten) de zaak hadden afgehandeld en dat ik elke mogelijke genoegdoening gekregen had! - Voor het moment kun je deze zaak met rust laten. Maar bewaar deze brief, waarvan ik durf te hopen dat hij je zal bereiken, goed. Bewaar hem goed, want hij bevat het uiterst nauwkeurige en letterlijke verslag van deze zaak. - Wat mijn gezondheid betreft: geestelijk voel ik me beter. Ik ben minder neerslachtig en droevig dan de eerste tijd, vooral, dankzij je zo lieve en liefhebbende brieven en de mooie verzen die je me stuurt. (Ik vond vooral mooi: ‘O mon Dieu vous m'avez blessé d'amour’Ga naar eindnoot5, dat ik ter ontspanning in het Hollands heb vertaald. Erg goed, denk ik. Verder: O triste triste était mon ame,Ga naar eindnoot6 Il pleut sur la ville.Ga naar eindnoot7 Chanson d'automne,Ga naar eindnoot8 Erg mooi ook: ‘RigpahGa naar eindnoot9 van Tennyson en ‘Break break heart’.Ga naar eindnoot10 Wat aardig van de meisjes om zo veel moeite voor me te doen!) - Ja, natuurlijk mag je tekeningetjes bij je brieven sturen. Met iets kleurrijks zou je me een zeer groot plezier doen. Laten we nog even over mijn gezondheid doorgaan. Lichamelijk voel ik me zwak. Mijn temperatuur is | |
[pagina 740]
| |
niet die van een gezond mens. Verre van dat. Ze is erg laag. De laatste tijd schommelt ze tussen 36°, 36,2°, 36,3° en 36,5° Slechts eenmaal was ze 36,9°, wat goed is, en twee of drie keer 36,6° en 36,7°. Mijn temperatuur duidt dus op bloedarmoede, zwakte. Daarbij heb ik opnieuw last van benauwdheid, vooral 's avonds, en het duurt soms uren voordat ik kan slapen, zo'n beklemd gevoel heb ik. Ik zou gezond en versterkend voedsel moeten hebben, zoals ik gebruik wanneer ik buiten ben. Vaak ook heb ik hevige pijn in mijn rug en ben ik genoodzaakt languit op de grond te gaan liggen, wat een beetje kil is omdat de vloer van geasfalteerde klinkers is. Vanmorgen heb ik me ziek gemeld en de dokter is net weg. Ik heb hem gezegd dat ik niet goed ben en me zwak voel, en ik heb hem om versterkender voedsel gevraagd dan het gebruikelijke gevangenisvoedsel dat ik onmogelijk kan verteren. Al die bonen en die erwten en die gort liggen zwaar op mijn maag en meestal eet ik nog geen derde op. Hij zei me dat ik in de ‘maatschappij’, dat wil zeggen, buiten, waarschijnlijk ook ziek zou zijn!! Mogelijk, maar daar zorg ik goed voor mezelf en eet ik wat ik nodig heb en wat voor mij onontbeerlijk is. Hij zei dat het enige dat hij me kon geven een half pond vlees per dag was... maar, dat ik dat niet zou krijgen. Fraai, nietwaar? - Maar hij schreef me pillen voor! Ongetwijfeld ter vervanging van het vlees! Dus leef ik nu op een liter melk per dag en op tarwebrood, terwijl ik andere versterkende dingen nodig heb! Ik moet hieraan toevoegen dat ze, sinds de leugens in de kranten - waar je uit zou kunnen afleiden dat ik in een geweldige conditie ben - niet meer mijn temperatuur komen opnemen. Trek zelf je conclusie uit deze opmerkelijke samenloop van omstandigheden. - Ik plak nog steeds zakjes voorde Amerikaanse kruidenier.Ga naar eindnoot11 En verder lees ik veel. Frans, Engels, Duits, Hollands. Af en toe krijg ik tijdschriften. In dit opzicht voel ik me werkelijk ‘geweldig goed’ en ik zeg je nogmaals, zoals ik je in de kooi al zei, en wat ik als het moet buiten zal herhalen, dat ik voor het overige - met uitzondering van de deskundige (sic) - met alle egards word behandeld. Ik schrijf je dit niet omdat men mijn brieven leest, maar ondanks dat men ze leest. Ik heb altijd de waarheid gezegd en geschreven, hoe die ook uitkwam en ik ga ermee door. - Bijgesloten, liefste, een paar bloempjes, viooltjes, die ik voor je geplukt heb, met mijn hand door de tralies van de luchtplaats! Bloemen in een gevangenis! Ja, de natuur is minder wreed dan de mensen en ze trekt zich niets van muren, tralies en grendels aan. - Ik heb van Emile noch van Félix brieven gehad, ook niet van Domela. Maar ik kreeg er een van Victor - ik zei het je al - en hij denkt dat ik hem kan antwoorden. Hij geeft me zijn adres: vanaf 15 september weer Hégésippe Moreau 17. Je moet hem vooral schrijven, liefste, om hem voor zijn brief te bedanken, en hem zeggen dat ik niet kan antwoorden. Niettemin moet hij me blijven schrijven. - Daar komen ze mijn temperatuur weer opnemen. Maar nu zorgen ze ervoor dat ik het zelf niet kan zien. Ik eindig deze brief en zie verder de brief voor Olive. Wil je haar die geven? Groeten aan iedereen. Je retour (Piet schreef me dat je een retour hebt genomen) is twee maanden geldig. Verlies het niet en blijf niet zo lang. 's Morgens word ik wakker en 's avonds slaap ik in met jouw lieflijke gezichtje voor ogen. Ik ben gek op je, niet omdat ik gevangene ben. De brief van Olive die je me vorige week stuurde, was zo aardig! Ze vraagt me of ze me boeken, kranten of geld kan sturen. Ik mag geen kranten hebben, maar ik zal haar schrijven dat een lening van twee pond me zeer welkom zou zijn. Niet twee pond boeken, maar twee pond sterling. | |
[pagina 741]
| |
Gisteren, zaterdag, kreeg ik geen brief van je, liefste, maar zojuist vertellen ze me dat er een is. Ik krijg hem morgen en ik ben al blij met het idee. Koop een hoed in Londen, liefste. Je hebt geen winterhoed en in Londen is alles zo goedkoop. Arme Gori! Ik ben blij te horen dat het niet zo gevaarlijk is. - En het attest van Snake? Het lijkt alsof de vrienden zich niet erg druk maken. of wel? Ik geloof het niet. Kun je hen niet een beetje aanmoedigen? - Al vijf weken, dinsdag, dat is lang. Schrijf me altijd vrolijke brieven, schrijf mooie verzen voor me over en weet dat ik altijd je liefhebbende Sandro ben. (Ja, stuur de Engels-Russische grammatica.) Hoe vind je mijn bloempjes?Ga naar eindnoot12 Je krijgt deze pas dinsdag, op z'n vroegst. Een kus op je ogen uit het diepst van mijn hart. S.Ga naar eindnoot13 | |
20 september 1896Ga naar eindnoot1* Liefste Kaya, Dank je, liefste, voor al je fijne brieven. Vooral die ene waarvan ‘Maugréou del causo's’ geboortetaal me erg beviel. Wat een aangenaam dialect! Maar stuur me niet meer van dat soort brieven, want zij kunnen ze niet lezen. Het had maar weinig gescheeld of ik | |
[pagina 742]
| |
had die van afgelopen dinsdag niet gekregen. Uiteindelijk hebben ze hem me toch maar gegeven. Ik kreeg ook je brief van vrijdag (gisteren ontvangen), maar ze hebben me de brief van Olive nog niet gegeven, omdat ze naar hun zeggen het handschrift niet kunnen ontcijferen. Toch hoop ik dat ze hem me vandaag nog, of morgen, zullen geven. - Zojuist kwam men hem brengen en ik heb hem net gelezen. Ik vind het verhaal over de twee generaals heel mooi. Het is erg ‘Russisch’ en een beetje in de stijl van Ivan the fool van Tolstoj.Ga naar eindnoot2 De moraal, tenminste. Zeg tegen Olive dat ik haar hartelijk dank voor haar brief en het geduld dat ze weet op te brengen om me verhaaltjes te vertellen om de tijd te doden. - Deze week, liefste, heb je me bijna geruïneerd. Financieel! Een van je brieven was onvoldoende gefrankeerd en ze betaalden hier 50 centimes. Volgens het reglement hadden ze de brief kunnen weigeren en in de regel doen ze dat ook. Ik heb dus geluk gehad. Maar realiseer je eens wat een aanslag dat is op mijn schatkist. Ik verdiende hier reeds één frank en de helft van dit bedrag ging op aan deze ramp. Maar omdat Olive me schreef dat ze me geld zal sturen, zal het leed snel geleden zijn. - Donderdag kreeg ik bezoek van die geweldige Piet. Mijn broer is niet gekomen en hij heeft ook niet geantwoord op de brief die ik hem twee weken geleden schreef. Niets aan te doen. Piet vertelde me dat het met zijn vrouw weer goed gaat. Ik denk overigens dat de kinderen je wel geschreven hebben. Piet vroeg me wanneer je dacht weer naar Holland terug te komen en of je dan weer bij hen zou intrekken. Hij wil dat graag en zijn vrouw ook. Hij wil graag dat je je terugkomst een paar dagen van tevoren aankondigt. Ziehier wat ik je daarover wil voorleggen: de volgende bezoekdag is donderdag 1 oktober. Die dag komt Piet me nog opzoeken, denk ik. Maar die keer daarna, d.w.z. 15 oktober, zou ik heel blij zijn jou te zien. Ik stel dus voor dat je tot de 12e in Londen blijft. Je vertrekt dan 's avonds - als het die dag mooi weer is en als er niet te veel wind staat - de dertiende kom je 's morgens in Amsterdam aan - met je retourbiljet ga je in Hoek van Holland van boord, waar je de trein neemt naar Amsterdam en niet die naar Rotterdam - je blijft bij Domela tot donderdag, je komt me bezoeken en diezelfde dag of de volgende ga je terug naar Westzaan. Wat vind je hiervan? Vertel me dat in je volgende brief. - Nee, ik heb het telegram waar jij over spreekt niet ontvangen, maar ik wist via Piet dat er een demonstratie is geweest. Je hebt er goed aan gedaan Félix die bizonderheden te schrijven. Dat kan nuttig zijn, hoewel op dit moment mijn hoop niet al te groot is. Echter, chi lo sà? Vertel me ook of de Chronicle genomen heeft wat jullie samen met Helen geschreven hebben. Als dat zo is, moet je D.[omela] het knipsel sturen. - Eindelijk krijg ik ander werk: vertalingen. Tenminste, ik heb toestemming. Hopelijk maken zij die zich er buiten mee bezighouden nu een beetje voort! Ik krijg waarschijnlijk of Nietzsche: Also sprach Zarathustra,Ga naar eindnoot3 of iets van Multatuli. Het vinden van een uitgever in Parijs zou niet moeilijk zijn, maar wat betreft de betaling geeft het problemen. Diegene die me met dit soort werk belast, zal een bepaald bedrag moeten betalen waarvan de helft voor mij is en de andere helft voor de Staat. Met het buitenland geeft dit wat problemen, zodat ik hier een tussenpersoon moest vinden. Domela is eergisteren bij de Heer Directeur geweest, maar ik heb hem zelf niet gezien. Ik hoop nu dat hij enige haast zal maken met het bezorgen van dit werk. Ik dacht dat ik hem vandaag hierover kon schrijven om hem wat aan te sporen en enige aanwijzingen betreffende benodigde boeken, verzamelbundels en woordenboeken te verschaffen. Maar omdat hij vrijdag zelf geweest is, kon ik vandaag geen toestemming voor een | |
[pagina 743]
| |
tweede ‘brief’ krijgen. - Vorige week schreef D. me. Hij vraagt me hoe het met jou gaat, ik kan hem dat natuurlijk niet vertellen. Je moet hem van tijd tot tijd schrijven, dat weet je toch! Zij die in mij geïnteresseerd zijn, moeten van jou horen hoe het met me gaat. Door dat niet te doen, doe je me verdriet, iets wat ik hier werkelijk niet kan gebruiken. - Vergeef me, liefste, deze boze woordjes, de eerste, nietwaar, die ik je moet laten horen. En het zullen de laatste zijn! Maar je kan best elke week na ontvangst van mijn brief, Domela een kort briefje sturen om hem te vertellen hoe het met me gaat. Zijn brieven zijn altijd hartelijk en, zoals je ziet, vergeet hij me niet. Je moet hem dus van tijd tot tijd schrijven. - Mijn brief van vorige week had niet zo veel vertraging als je denkt. Je kreeg hem woensdag in plaats van dinsdag: dat scheelt een dag, maar ik begrijp je angst des te beter, liefste, omdat ikzelf buiten mezelf ben als een of twee dagen verstrijken zonder dat ik iets van je hoor. Deze brief heb je, ik hoop het tenminste, dinsdag. Je zegt dat er in mijn vorige brief gedeeltes geschrapt waren. Zelf heb ik tien tot twaalf regels onder aan de tweede pagina, geloof ik, doorgehaald. Ik had het moeten zeggen. Maar als er andere doorhalingen zijn, moeten ze van de hand van een onbekende zijn. Zeg het me in je volgende brief. - Koop geen Engels-Russische grammatica, nu de andere verdwenen is. Ik zal spoedig - dat hoop ik tenminste - intellectueel werk krijgen waardoor de tijd veel sneller en veel aangenamer zal verstrijken dan met het maken van theezakjes. Je was dus blij met mijn viooltjes? Dat verwachtte je niet, hè, bloemen van mij te ontvangen. Als jij ook bloempjes hebt, kun je ze zeker bij je brieven stoppen. Ze geven ze me wel, daar ben ik van overtuigd. - Ik stuur je er vandaag nog, maar ik ben bang dat ze er volgende week niet meer zullen zijn. Het seizoen is voorbij. Ik zend je hierbij eveneens de allerhartelijkste wensen ter gelegenheid van je verjaardag: aanstaande maandag. Ik doe het nu, want je zal mijn volgende brief niet voor dinsdag over een week krijgen. Herinner je je vorig jaar? Je kwam 27 september, mijn verjaardag, terug uit Parijs en Helen en ik kwamen je op Victoria van de trein halen. Vrolijk waren we niet! En dit jaar zullen we beide dagen wederom ver van elkaar doorbrengen. - Goed liefste, als je liever niet naar H.W. gaat, doe het dan niet. Het is overigens niet zo belangrijk. - Wat zijn jouw tekeningetjes die de twee ‘ballades’ versieren, mooi! Ook de ballades vond ik zeer vermakelijk, vooral die van de bishop. Ik beleefde hier bijna een weinig aangenaam avontuur, afgelopen donderdag. Stel je voor dat het die dag Grote Verzoendag voor de joden was. Die dag wordt door de ‘gelovigen’ gevierd met een uiterst streng vasten dat de vooravond om 6 uur begint en pas de volgende dag om zeven uur eindigt. Dus 25 uur zonder drinken of eten en daarbij nog eens opgeluisterd met eindeloze gebeden. Ik ben nooit ‘vroom’ geweest en vanaf mijn prilste jeugd heb ik vasten, gebeden en andere kastijdingen overgelaten aan hen die daar genoegen aan beleven. Thuis al had men (wanneer de gevreesde Grote Verzoendag was aangebroken) zo weinig vertrouwen in mijn geloof, dat alle eetbare waren die me in verleiding zouden kunnen brengen, achter slot en grendel werden gehouden. Maar gewoonlijk vergaten ze de kelder waar ik zo snel mogelijk in verdween om deze verschrikkelijke dag tussen wijnflessen, weckpotten, winterwortelen enz. door te brengen. Wat voedsel betreft, liet dit te wensen over, maar het was nog altijd beter dan niets. Mijn familie was even verheugd als verbaasd dat ze me de hele dag niet zagen en hoorden en verbeeldde zich dat ik me ergens in een hoek ter aarde had geworpen, kermend onder het gewicht van mijn zonden waarvan God die dagen | |
[pagina 744]
| |
rekenschap vroeg aan elke zoon Israëls. - En dan nu mijn ‘bijna avontuur’. Toen ik in deze inrichting kwam, vroeg men me, naast vele andere belangrijke zaken, wat mijn godsdienst was. Ik antwoordde dat ik geen enkel geloof beleed. Toen maakte men me erop attent dat gevangenen die wat voor godsdienst dan ook hebben, regelmatig bezoek ontvangen van een geestelijke van hun overtuiging, terwijl zij die geen enkele vorm van geloof hebben, dit soort bezoek niet ontvangen. En omdat ik welbeschouwd liever af en toe bezoek had, dan niet - al was het dan kerkelijk! - riep ik vol enthousiasme: goed, schrijf dan maar een willekeurige godsdienst op! Het is me om het even welke. En zo gaven ze me het geloof van mijn vaderen dat ik zelf nooit beleden heb. De [meneer]Ga naar eindnoot4 die me af en toe bezoekt is een beste man die op mijn verzoek nooit over godsdienst spreekt. Hij overhandigde me de eerste dag vriendelijk enige gebedenboeken die ik beleefd heb afgewezen. Niettemin komt hij me toch opzoeken, wat pleit voor de ruimheid van zijn geest. - Afgelopen donderdag dus, wilde men me samen met een paar andere achterkleinzonen van wijlen Jacob een dag zonder schransen laten doorbrengen. Ik haastte me echter mijn onreligieuze gevoelens aan wie er over ging te verklaren en ik werd tot mijn grote tevredenheid van de lijst ‘vastenden’ geschrapt. - Wat moest ik lachen om het verhaal dat je me over Helens les in steno vertelde: het land van de condensed milk and hotel waiters! En de pruimen die jullie gegeten hebben! Zulke vrolijke brieven van jou doen me zeer goed. Ga hier dan ook mee door. Vandaag, zondag, heb ik er geen gekregen. Maar ik krijg er zeker morgen een, die je zaterdag geschreven hebt. - Ik heb deze week een paar uiterst geestige boeken van een Duitse schrijver gelezen. Het zijn voor het merendeel verrukkelijk eenvoudige en lieflijke verhaaltjes. Hij vertelt onder andere over zijn schooljaren. Dat was in de goede, oude tijd, omstreeks 1825. Het speelt zich in Mecklenburg af, toen een klein Duits vorstendom, nu verdwenen, d.w.z. opgeslokt door de Pruisische wolf. De schoolmeester vraagt aan David, zoon van Mozes: David, als ik in je vaders winkel één driekwart el stof van één driekwart Thaler per el kom kopen, voor een broek, wat moet ik dan betalen? David krabt zich even op het hoofd. Dan: ‘M'nheer, u heeft niet genoeg aan één driekwart el; u bent te dik, daarom heeft u twee el nodig. Verder moet een m'nheer als u geen stof van 1 3/4 Thaler per el kopen. Dat is slechte stof; u moet van 2 Thaler per el nemen. Dat kost u dus precies 4 Thaler!’ Niet gek, vind je niet, om zo het probleem te omzeilen. - 2o. Tijdens het godsdienstonderricht: Waarom staat het ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ precies in het midden van het ‘Onze Vader’? De bakkerszoon: ‘Omdat dat de hoofdzaak is!’ ‘En waarom, beste kinderen, vragen we het dagelijks brood?’ De kleine Hannes: ‘Omdat het, als we het om de dag of eens per week zouden vragen, uit zou drogen.’ - Over anekdotes gesproken, heb je Olive en Helen al eens het verhaal verteld van Piet, de man van Betje, die voor het eerst van zijn leven naar de opera ging, in weerwil van zijn religieuze overtuiging, omdat hij twee vrijkaartjes had, waarvan het toch zonde zou zijn ze niet te gebruiken. Je weet wel, met dat ballet! ‘Horrius, kleine sch..., wat doe je daar?’ En God die hem bij zijn oor zou hebben gepakt. Het is te mooi om het ze niet te vertellen. - Van mijn vader heb ik nog altijd niets vernomen. Maar ik kreeg een uiterst vriendelijke brief van de heer Meyer. Hij was afgelopen donderdag speciaal uit Rotterdam gekomen om me te bezoeken en tevergeefs! Ja, Louise schreef me een briefje uit Lausanne, op geïllustreerd papier. Een zicht op Chillon, erg mooi. Haar brief is naïef hartelijk. Ze tutoyeert me en noemt me ‘arme Sandre’. Haar belangstel- | |
[pagina 745]
| |
ling roerde me. Als je aan haar vader schrijft, bedank haar dan namens mij en zeg haar dat haar brief me veel plezier deed. Maar zeg niets over wat ik je over haar onnozelheid schrijf. Ze zou denken dat ik met haar spot, maar dat is niet het geval. - Mijn gezondheid is nog altijd dezelfde, maar geestelijk voel ik me tamelijk goed. Mijn ademhaling gaat nog steeds moeizaam en af en toe pijnlijk, vooral tegen de avond. - Ja, mijn allerliefste, ik heb elk woord van je mooie en lieve brief in dialect begrepen. Wat was het mooi! - Mooi ook de gedichten van E.A.P. Vooral Annabel Lee.Ga naar eindnoot5 Dank ook aan Olive en Mary voor hun vriendelijkheid. - Ja, schrijf passages van Byron en van Shelley voor me over, van Don JuanGa naar eindnoot6 enz. Ik zou ook graag het White Ship van Dante GabrielGa naar eindnoot7 hebben. Het is vrij lang, maar het is voor een ‘arme gevangene’. - Het weer is hier afschuwelijk, sinds een paar dagen. De regen valt, en valt, en valt. En de wind huilt. En de storm loeit. En alles is triest. - Al zes weken, aanstaande dinsdag! Nog niet een kwart van zes maanden. - Ditmaal zul je tenminste niet op me mopperen dat ik papier verspild heb. - Breng mijn oprechte groeten aan Olive, Helen en Mary over en de complimenten aan hun vader. Heb je Louise gesproken? Nog altijd geen brief van die beste Bernard. Weet jij waar hij is? Ik niet. Als Bernard wist waar ik ben, zou hij me ongetwijfeld schrijven. Hij wilde van Londen naar Parijs gaan, van daaruit naar Brussel om daarna naar huis te gaan. Maar sinds zijn vertrek uit Londen heb ik niets meer van hem gehoord. Heb je Rosalinde en haar krokodil gezien? Wat is het nieuws uit Frankrijk? Is Méline nog altijd aan de regering of is zijn ministerie reeds gevallen?Ga naar eindnoot8 Je weet, als de radicalen terugkomen... Mijn hoop is niet al te groot, maar ik kan me echter niet neerleggen bij de gedachte voor eeuwig en altijd uit mijn aanbeden Parijs verbannen te zijn. Tot aanstaande zondag, liefste. Hartstochtelijke zoen van je Sandro die je aanbidt. Zeg eens in je volgende brief hoe je mijn brieven vindt. Je zegt er nooit iets over, behalve om op me te mopperen. En toch kun je je vast wel voorstellen hoezeer ik mijn best doe om je een beetje vrolijke brieven te schrijven. Natuurlijk, er zijn momenten dat ik minder triest ben. Maar nu, met dit weer! Ga naar eindnoot9 Ikke doorgehaald! Om niet te pafferig te worden, doe ik gymnastiek, d.w.z. oefeningen met mijn armen, benen en knieën. Van tijd tot tijd ren ik als een gek... terwijl ik niet van mijn plaats kom. Ik maak alle bewegingen die bij hardlopen horen... in een cel die zeven passen lang is. Maar dit doet me goed. Weeg in het vervolg je brieven voor je ze opstuurt. Die ‘stamped envelopes’ zijn zo dik. Hopelijk komt dat vertaalwerk nu snel. Je zal begrijpen dat ik er vol ongeduld naar uitzie. | |
[pagina 747]
| |
4 oktober 1896* Lieve Kaya, Hoe kan ik je bedanken voor je volharding en je moed! Wat lief van je om me elke dag te schrijven. Maar ik heb het ook nodig. Het geeft me ook moed en geduld. Je lieve brieven werpen dagelijks een weldadige zonnestraal door de wolken van mijn verdriet, nu nog donkerder door het regenachtige en naargeestige weer. - Wanneer je deze brief ontvangt, dinsdag, zullen we acht weken gescheiden zijn. Acht lange weken! Aanstaande woensdag, de 7e, zijn twee van de 6 maanden om. Al een derde deel. 7 februari kom ik vrij, op een zondag. Ik praat erover alsof het aanstaande zondag is. Helaas, ik moet hier na deze zondag nog 17 zondagen doorbrengen. Ik lijd er echter veel minder onder dan de eerste tijd, vooral dankzij jouw brieven. Wat houd ik van je om je volharding en je geduld. - Ik heb, sinds twee dagen, vertaalwerk. Ik heb al twee of drie korte stukken vertaald die volgens mij uitermate geschikt zijn om in Frankrijk te worden gepubliceerd. Ik heb dat boek van Domela, je weet wel, een bloemlezing uit de werken van Multatuli!Ga naar eindnoot1 Er staat veel in waar ik niets mee kan, omdat het in Frankrijk niet aan zou slaan, maar ik vertaal wat geschikt is. Daarna zou ik graag iets van Tolstoj in het Hollands vertalen of iets van Nietzsche. Van Tolstoj zou ik eerst Ivan the fool willen vertalen en daarna nog twee of drie korte verhalen uit de deeltjes die jij hebt. Als je ze mee naar Londen genomen hebt, moet je ze dus niet vergeten. En nu over je terugreis, ik heb dit bedacht: als je pas begin november terugkomt - en je kunt niet langer in Londen blijven vanwege je retourbiljet - dan zul je me pas de 12e van diezelfde novembermaand kunnen bezoeken. Of me dat ver weg lijkt? Als je echter een paar dagen eerder uit Londen vertrekt, 26 of 27 oktober bijvoorbeeld, dan kun je me 29 oktober, een bezoekdag, opzoeken. Wat denk je daarvan? Weet dat er nu niemand meer is die me komt bezoeken. Afgelopen donderdag is mijn nicht Johanna geweest, maar ze kreeg nummer 34 of 35 en ze kon niet wachten, zei ze. Ik heb haar dus niet gezien. Het schijnt dat ze daarna een fiets heeft gekocht. Ik vond het aardig van haar dat ze gekomen is, maar omdat ik haar niet gezien heb, gaf het me weinig voldoening. De dinsdag daarvoor heb ik gedurende hooguit 3 minuten mijn broer gezien, die gekomen was om me te vragen een document te tekenen dat te maken had met de afhandeling van mijn vaders zaken. - Mijn vader was me nog geld schuldig en met het tekenen van dit document zag ik van schuldvordering af. Van mijn kant was dit nu niet wat je noemt een grootmoedig gebaar. Getekend of niet, het is om het even. Voor het eerst sinds twee maanden kon ik gisteren een beetje boter op mijn brood smeren. O, wat een verrukking. Denk je eens in! Ik die een hekel aan brood heb en het gedurende twee maanden droog heb moeten eten. Wat was het toch lekker met boter. - Sinds afgelopen donderdag, 1 oktober, staan we om 7 uur 's morgens op, in plaats van om 6 uur. Ik ben er niet rouwig om en ik zou net zo lief tot acht uur in bed blijven. - Ik kreeg een lange brief van Piets vrouw. Beste vrouw. Een quasi-moederlijke brief. En ook zij stuurt me elke keer als ze me schrijft gedichten. Gedichten om me moed en geduld in te spreken. De kinderen hebben me vorige week ook geschreven. De school is weer begonnen en ze hebben veel werk. Piet schreef me dat ze een brief gekregen | |
[pagina 748]
| |
hebben van ‘petti Kaya’ en dat ze vol ongeduld wachten tot je weer bij hen bent. - Ach, wil je werkelijk leren schaatsen? Wel, wel. En wat doe ik dan ondertussen? Weet je nog: en wat doet de tijgerin? - Ik vond nog vijf kleine viooltjes, de aller-allerlaatste. Er is er niet één meer te bekennen. En ze zijn niet zo mooi als de eerste. Maar omdat ‘je van een kikker geen veren kunt plukken’ en van een gevangene evenmin, stuur ik ze mee voor Helen. Als zij ze mooi vindt, is het des te beter. Ik vond het tekeningetje dat je me stuurde heel mooi: jij, gebogen over de machine. Het is erg goed gedaan en heel sterk. Ik vind de mimosa ook erg mooi, evenals je slangetje met een mensehoofd. Of is het een mens met een slangelijf? De kleuren, zo stemmig, op een zwarte achtergrond, vind ik erg goed. - Het is fraai van Helen dat ze je die tekening die ze van je gemaakt heeft niet wil geven. Maar hoe het ook zij, je moet die tekening voor me mee naar Holland nemen, dan kan ik die tenminste zien. Dat is toch het minste, want ik geef immers aanleiding tot dit alles. Want, als ik de gevangenis niet ingegaan was, was jij niet naar Londen gegaan. Dus geen Kaya in sarong en met Egyptische parels, getekend door Helen. Dat is toch overduidelijk, vind je niet? - Nee, ik heb geen brief vanPaulGa naar eindnoot2 gekregen, ook niet van Agresti.Ga naar eindnoot3 Hebben ze geschreven, of hebben ze alleen maar het voornemen geuit? Ik heb niets ontvangen. Maar ik kreeg wel een brief van ‘Tinus’, broer van ‘Tine’ en zoon van ‘Tinette’, die me, onder andere, zijn verloving met Anna aankondigde, je weet wel, de mooie kleine dienstbode van Domela. Ze boft, Anna, werkelijk! In één klap echtgenote van Tinus, schoonzus van Tine en schoondochter van Tinette te worden! Wat mij betreft; mijn zegen hebben ze. En van jou? - Ik ben me er niet van bewust, liefste, ‘een hoop zaken’ waarvan je zegt dat je me in je brieven sprak, niet beantwoord te hebben. Moet ik antwoord geven: op je mededelingen over jullie nachtelijke, dwaze krijgsdansen in de keuken, waarbij jullie vervaarlijk zwaaien met deegrollers en koperen pannen; op je verhalen over onteigende pruimen en bepoederde gezichten enz. enz. Ik lees dit alles en lach erom, blij te weten dat je vrolijk en kinderlijk bent. Het deel van dit lawaaierig vermaak dat Helen voor haar rekening neemt - het leeuwedeel? - doet me begrijpen dat haar gezondheidstoestand tamelijk bevredigend moet zijn, waar ik erg blij om ben. - In je brief van afgelopen donderdag zeg je me: ‘Herinner je je William Blake? Ik stuur je de geest van een vlo, nagetekend door Helen.’ - Wat betekent dat? Ik heb niets ontvangen dat op een vlo lijkt, noch op een geest. In een andere brief zeg je nog dat Helen me grappige dingen te vertellen heeft. Wanneer denkt ze dat te gaan doen? Haar eerste brief moet ik nog ontvangen. En Olive, wanneer schrijft zij me weer eens? Doe Agresti en Razzia,Ga naar eindnoot4 de ‘superieure man’, zoals jij hem noemt, mijn groeten. - Wat ik vind van zijn kwaliteiten op het gebied van ‘herstelwerk’? Werkelijk, dat is snel gezegd. Als hij het kan, des te beter voor hem, maar, in dat geval, waarom doet hij het dan niet? Ik heb geen zin om in deze wekelijkse brief de plaats in te ruimen die nodig is voor een min of meer wetenschappelijk vertoog over dit onderwerp. Daar praten we later wel over, wil je? - Als ik jou was, en om je niet al te zeer te vervelen in Westzaan, zou ik me serieus gaan wijden aan het leren van Engels. Vraag Helen of Olive of je de grammaticaboeken waar je nu uit leert, mag lenen en neem ze mee naar Westzaan. Het zal een goed tijdverdrijf zijn en tegelijkertijd dient het je tot nut. - Vergeet niet me in je antwoord op deze brief te vertellen wanneer je naar Holland denkt terug te komen en welke dag ik je weer zal zien. Als je besluit voor de 29e terug te komen, doe je er goed aan uiterlijk de 27e uit Londen te vertrekken. Je hebt dan nog een rustdag die je bij | |
[pagina 749]
| |
Domela kunt doorbrengen en de 29e, donderdag, kom je dan hierheen. - Neem als je kunt uit Londen een kleinigheid mee voor Ma en Maarten. En voor mij kun je ook iets meenemen. Een doosje pennen. Waverley-pens. Kost zes pence. Ik heb mijn vader nog niet geantwoord, omdat ik daar de gelegenheid nog niet toe had. - Ook ik houd veel van Byron. De Amerikaanse die zulke onzinnige dingen over hem geschreven heeft, is Mrs. Harriet Beecher Stowe,Ga naar eindnoot5 de schrijfster van Uncle Tom's Cabin, een uiterst Angelsaksisch en uiterst puriteins boek dat niettemin een enorme uitwerkingskracht heeft gehad, en dat veel heeft bijgedragen aan de bevrijding van de Amerikaanse slaven. The last ConfessionGa naar eindnoot6 is erg mooi. Ja, ik begrijp heel goed, liefste, dat je niet elke dag tijd over hebt om dingen voor me over te schrijven. Doe het alleen af en toe. Als je minder dikke enveloppen neemt dan die je gewoonlijk gebruikt, zou je er veel meer in kunnen stoppen; grotere tekeningen b.v. Je kunt je niet voorstellen hoe blij ik was met die tak mimosa, vanwege de kleuren. Om naar te kijken heb ik niets anders dan gele bakstenen muren, een dito plafond en een vloer van geasfalteerde klinkers. Verder een gepantserde deur en een raam met zes matglazen ruitjes. Niets dat het oog streelt of rust geeft. En dat terwijl ik zoveel behoefte heb aan kleur... Een onderbreking. Ik moet in bad. Niets liever, overigens; in plaats van eens per twee maanden zou ik best elke week een bad willen nemen. Na het bad, dat me enigszins verkwikt heeft, heb ik gewacht tot men de gaslamp kwam aansteken, want het is zulk donker weer. Bij licht is mijn humeur beter, meer ‘cosy’, zoals de Engelsen zeggen. Tot nu toe was mijn brief niet erg vrolijk, vind je niet? Het spreekt vanzelf dat jij omdat je buiten bent, meer dingen en van vrolijker aard te vertellen hebt, dan ik ooit zou kunnen. Het is hier zo eentonig! - Om mezelf wat afleiding te bezorgen, laat ik het verleden en de gebeurtenissen - kleine en grote - de revue passeren. Zo dacht ik deze week aan onze eerste ontmoeting in het eethuisje van Constant Martin.Ga naar eindnoot7 Die avond dat ik zo... moet ik zeggen ‘dom’ was en aan één stuk door mijn krant las. Dan onze eerste wandeling. Dat was verrukkelijk, nietwaar? rue Montmartre, place des Victoires, rue des Augustins, avenue de l'Opéra, de grote boulevards. Je ziet, ik herinner me de route nog precies. Ik kocht bloemen voor je, rozen, en daarna zijn we op het terras van ZimmerGa naar eindnoot8 gaan zitten om een glas bier te drinken. Herinner je je die oude man nog, die toen kwam en die ik de huid volgescholden heb? En die klap in Montmartre, en het bezoek bij moeder Franck en daarna de hele bende op het bureau. En onze vlaggenjacht met Victor en F.F. En het ontbijt op zondagmorgen, rue Lepic, met Ivan, en Félix en Emile. En die nacht dat we op straat gewacht hebben, tot over tweeën, vanwege die diender! En onze nachtelijke wandelingen op de heuvel, rond de Sacré Coeur. Ach, die goede oude tijd. - Daarna onze arrestatie en de rit over de boulevard du palais. Het bureau. Om beurten warmden we ons. En die brave politieagent die ons elkaar nog liet omhelzen voordat we werden gescheiden. En jij daarna op weg naar huis en de huiszoeking. En ik in een cel op de prefectuur. Ik zie je nog zo voor me, toen we elkaar weer voor het eerst zagen op het bureau van de prefectuur, met die vier stillen, rechts, links, voor en achter. Je astrakan mutsje en je geruite jas. Ja, ik zie dat alles voor me. En dan de tweede keer, dezelfde dag nog van mijn vertrek naar Le Havre, toen die schurken ons zelfs niet wilden geruststellen over elkaars lot. En mijn boodschap aan Bernard! Dat was gewiekst, toch! Het leek of je totaal niet verbaasd was toen ik je mijn briefje gaf. Je zou zweren dat je van je leven niets anders gedaan had. En die brave Bernard die 'm diezelfde avond nog smeerde. Je aankomst in | |
[pagina 750]
| |
Londen. Bernard en ik op het station. Je droeg je witte blouse - patriottische herinnering! - met bruin fluweel. En die vervloekte Franse stille - of Elzasser? - die erop stond ons Londen te laten zien. Ik heb hem lik op stuk gegeven, en hoe! Wat een bewogen, maar ook droevige bladzij uit ons leven. Je viel midden in allerlei verwikkelingen. Daarna onze wandelingen door Londen. Percy Street, Thorpedale Road en Adpar Street - wat een verschrikking! - met 93 kinderen in één huis. Pateau! onze eerste vreugde! Wat een goede vent.Ga naar eindnoot9 Ik hoor hem nog zeggen: ‘Kom op, jongens’. - Die eerste zondag bij Kropotkin, met Bernard, waar we kennis maakten met Olive en Helen. Gedenkwaardige dag... Caserio. En de volgende dag, bij het goede nieuws, onze dolle draf over Edgware Road, Maiden Vale, St. Johns Wood, Regent's Park en Bernard: ‘C. is gecrepeerd, het kan me geen donder schelen!’ - Thorngate Road. Het vrouwtje, de schoonzoon en de schoonmoeder. Nachtelijk gemiauw. Het was komisch, en de volgende dag vertelde het goede mens aan Ted: ‘O, Ted, dear, this night there were two big cats in the place. A black one and a grey one. And they have made such a noise! They have frightened me to death’. - Wat een grap. - Het bezoek van C.C., anders gezegd: de reverend Isaac. - De ramp: het gevecht. Drie gewonden. De val door het raam. Het pistool. De smeris. De dokter. De gebroken ruit. In stilte, verhuisd. Was dat geen mooie verhuizing. - L.S.B., Mrs. Gibbs.Ga naar eindnoot10 - Osborne road. Robert de kruidenier. A little bit of an artist. Charing Cross. Your sergeant (bis). There is not a lady in the land. Am I not a faithful wife and a good mother? So you are! - op straat! Razzia: steun en toeverlaat van ontheemden Alton. Acton. (Prettige?) reis naar Frankrijk. Conciergerie. Quai. Gerechtshof. Vrijspraak. Hernieuwde uitwijzing. Droefenis. Primrose Hill.Ga naar eindnoot11 Soho! (Vervloeking). Gevecht van de krokodil met de Scoussorian. Primrose Hill. Finsbury Park. Alton. Grafton Street. Vegetarian Restaurant. Vertrek uit Londen. - Wat een gebeurtenissen in twee jaar tijd. - En altijd was je dapper en volhardend. Wat houd ik van je. - Wat zal de toekomst brengen? Ik zou graag naar Indië gaan, of naar Japan. Vraag Olive of ze regelmatig in de ‘Athenaeum’Ga naar eindnoot12 wil kijken, waar de heer RossettiGa naar eindnoot13 op geabonneerd is. Er staan vaak advertenties in voor banen overzee. Kom snel terug, liefste, opdat ik je zie. Regel het zo, dat je hier de 29e oktober kunt zijn. Maar, als het onmogelijk is vanwege je werk, dan zal ik wel wachten. Maar vergeet in elk geval niet dat je biljet maar tot 4 november geldig is. Blijf me opgewekte brieven sturen en spoor Olive en Helen aan me ook te schrijven. Stuur me nog meer tekeningen. Helen wil misschien wel wat kleine dingetjes voor me maken. Opnieuw bloemen, als ze wil iets in kleur. En als ze het doet, verknip de tekening dan niet, zoals die van de mimosa. Vouw die, en neem een minder dikke enveloppe. Heb je die beste Louise nog gezien voor ze naar Amerika vertrok? Wat een gek idee, eigenlijk. Vergeet niet die ‘Waverley-pens’ waar ik je om vroeg, voor me mee te nemen. Ze schrijven zo prettig. - Wat doet Snake? How dare you, you b. fool? Can't you understand a joke, my dear sir? Damn your joke, you rascal. Waarom schrijft Snake me nooit? Hij heeft toch ‘plenty time’. Zeg hem dat. Kaya liefste, liefste van mijn hart, ik hoop dat ik je niet al te zeer verveeld heb met de opsomming van onze omzwervingen. Ik moet uit het verleden putten om je boeiende dingen te kunnen schrijven. Hier gebeurt niets. En omdat ik mijn toevlucht niet kan nemen tot ‘tirades’ of ‘onsterfelijke principes’, rest me niet meer dan het ophalen van herinneringen. - Ik aanbid je. Houd van je Sandro | |
[pagina 751]
| |
Zeg me precies wanneer je denkt terug te komen. Vanzelfsprekend wil ik het weten, en Piet moet er ook van op de hoogte worden gesteld. Hij wil dat. Groeten aan Olive, Helen, Mary, Mr. Rossetti en Charlotte. Mijn gezondheid was deze week vrij goed, maar ik heb reumatische pijn in mijn armen en voeten. Vooral mijn rechterarm. Ik hoop dat ik niet opnieuw spit oploop. Jij bent er immers niet om mijn rug te wrijven en me als secretaresse tekenaar bij te staan. | |
[pagina 752]
| |
17 oktober 1896* Lief dweepstertje, Mooi is dat! Je bent dus je tien geboden vergeten? Het zoveelste gebod (ik weet niet precies welk) zegt overduidelijk: gij zult geen beelden maken om ze te aanbidden!Ga naar eindnoot1 Maar omdat op elke zonde vergeving volgt, vergeef ik jullie beiden. Tamboer en dans gerust voor jullie icoon. Als jullie god jullie genoegen en vreugde geeft, des te beter. In dat geval verschilt hij veel, een verschil van hemel en aarde, met de god van de joden, de christenen en de moslims, die niet zo'n gemakkelijk heerschap is, maar eerder zeurderig en nors. In het Engels noem je zo iemand a bore. Hoe trouwhartiger, vrolijker en goedlachser de door een mens of volk geschapen god of goden, hoe groter de kans dat die mens of dat volk deze eigenschappen ook bezit. Ieder schept zich een god naar zijn beeld. Je ziet, mijn stelling is in directe tegenspraak met de algemene opvatting van de monotheïsten die stellen dat hun God de mens naar zijn beeld geschapen heeft. Als wij het merendeel van onze soortgenoten beschouwen, kan God niet mooi zijn. Ook niet goed. Je weet dat ik op het gebied van religie - zoals op elk ander gebied, behalve misschien dat van de sociaal-democratie - uiterst tolerant ben en ik zou niemand willen tegenhouden te doen of te denken wat hij wil. - Dus als jouw god van primitieve dansen houdt, begeleid door geroffel van deegrollers op koperen pannen, dan moet je hem hiermee dienen. Misschien geeft hij de voorkeur aan de ‘bourrée’ - niet de ‘bourrée’ die Pateau zo verafschuwt en waarvan Bernard net deed of hij het verrukkelijk vond toen ik hem er een likeurglaasje van inschonk! - maar van de echte ouderwetse ‘bourrée’ die door jouw voorvaderen (en misschien zelfs wel door jouw vader) gedanst werd op de historische bodem van de Auvergne.Ga naar eindnoot2 Je sluit me buiten je eredienst! Je drijft je individualisme wel wat ver door. Het zij zo! Overigens zou ik, wat mij betreft, niet graag een god van eigen fabrikaat hebben. Ik heb - dat is nu 7 of 8 jaar geleden - enkele maanden een afgod verheerlijkt, maar heb dit soort zaken de rug toegekeerd, omdat ik ze te eentonig vind. Daarna ben ik een aanhanger van de zon geworden, die zich van zijn kant wel eens wat vaker aan zijn hartstochtelijke aanbidder zou mogen tonen. Weer een god die maling heeft aan zijn kudde. Ik denk dat jouw god je snel zal vervelen - vergeef me deze heiligschennis! - je kunt beter een andere nemen. Een levende: een mooie boom, een slang, een vogel - die laughing jackass lijkt me zeer geschikt - een kikker, een uil, een - spierwitte - kat, een chrysant. Vooral bloemen lijken me uitermate geschikt om aanbeden te worden. Om niet te gaan vervelen, mag een god niet langer meegaan dan: ‘een rozeleven, een ochtend lang’Ga naar eindnoot3 - of een seizoen, hooguit. Dit zeg ik zonder af te willen dingen op de kwaliteiten van jullie god en zonder jullie het vertrouwen in hem te willen ontnemen. Het tegendeel is waar. Doe hem mijn groeten en... laat hij met me zijn. Ik zou bijna vergeten: Je moet hem niet wassen. Nooit en te nimmer. Goden houden daar niet van. - Een anekdote: Toen ik kind was - heel lang geleden - was er in mijn geboortestad, Leeuwarden, een zeer godvruchtig man. Voortdurend bad hij, sloeg zich gedurig op de borst en boog eerbiedig. Dit was zijn enige bezigheid. Daarbij had hij de hebbelijkheid 25 uur per dag te vasten. En altijd weer meende hij nooit genoeg gedaan te hebben om zijn God (hoofdletter) te behagen. Hij pijnigde het beetje hersens dat hij had om nog andere de Heer (weer een hoofdletter) welgevallige oefeningen te bedenken. De | |
[pagina 753]
| |
Grote Verzoendag was nabij. (Mijn gek was een jood; maar denk niet dat alleen de joden zo idioot doen.) Deze man, die even vroom als ijdel was, liet zijn broers en vrienden weten dat hij ter meerdere eer en glorie van God die hele dag staande zou bidden, met in zijn schoenen een laagje groene erwten (je weet wel, die groene, gedroogde erwten waar men zulke heerlijke soep van maakt). Een buurman van deze brave man besloot onmiddellijk hetzelfde te doen, om hem te vernederen. Onze man daagde hem uit door te zeggen dat het hem nooit zou lukken. Een weddenschap werd afgesloten met een inzet van 50 gulden. 's Morgens stopten de beide mannen voor getuigen ieder een handvol groene erwten in hun schoenen. De eerste, de vrome man, leed tijdens zijn tocht naar de synagoge als een veroordeelde en de hele verdere dag helse pijnen. De ander bleef lachen. Om zeven uur 's avonds had hij gewonnen en kreeg hij bij de uitgang van de synagoge, onder toezien van dezelfde getuigen, 50 gulden. Maar toen wilde de vrome man, woedend dat hij dit mooie bedrag niet gewonnen had, toch tenminste weten wat de ander gedaan had om geen pijn te lijden. Heb je geen pijn aan je voeten? - Niet in het minst! - Je ziet er ook helemaal niet uit als een man die pijn lijdt. Ik heb mijn voetzolen vol blaren. Wat heb je gedaan om geen pijn te krijgen? - O, ik heb mijn erwten eerst gekookt! Doek! Lees wat nu volgt alleen voor jezelf. - In je brief van donderdag vertel je me een droom die je had. Je afgod spoorde je aan iets te doen wat je niet durft. Maar, je moet het durven. Ik praat niet vaak over moeten, nietwaar? Maar dit is iets wat je echt moet. Het is de enige en heel gunstige kans die zich aan je voordoet om een heel bizonder iemand te redden van een zekere ondergang. Je moet in elk geval een poging doen. Als er iemand is die dit zou kunnen, ben jij het. Laat deze kans die zich misschien nooit meer voordoet niet voorbijgaan. Het zou je bitter spijten. Denk aan de rake woorden van Dzug: Een tere bloem in de hand van een bruut. Ik weet het niet zeker, maar het lijkt me dat je duizendenéén mogelijkheden hebt om haar hart te peilen. Eén woord van jou kan deze trieste en gekwetste vrouw openbreken, ze wil misschien niets liever dan al haar bitterheid en pijn uiten. Maar ze is te trots en te koppig om er zelf over te beginnen. Ik denk op dit moment aan die arme huismus die ik op een avond uit de bek van de kat gered heb. Denk daar ook aan! Jullie, vrouwen, kunnen woorden vinden, subtiliteiten en tederheden waar geen man weet van heeft. - Ik ben te ruw geweest, te heftig en toch heb ik geen spijt gezegd te hebben wat ik zei. Ze neemt me dit kwalijk, ik weet het, ik voel het en ik begrijp het. - Ik smeek je, praat met haar. Je kent de oorzaak van dit alles - ik neem het mezelf vreselijk kwalijk! - en je weet ook hoe zeer die man niet bij haar past en op welke manier hij haar in zijn greep houdt en overheerst. - Je vertelt me dat telkens wanneer een of ander bericht van die bruut haar bereikt, ze triest is en gekwetst. Ik ben ervan overtuigd dat ze bang voor hem is, bang voor haar beloften, bang dat hij de uitvoering van die beloften komt opeisen. - Zodra ze alleen is, of zelfs als ze met mensen is waardoor ze niet afgeleid wordt omdat ze ze al zo lang kent, denkt ze eraan en is ze vervuld van angst. Met jou is ze vrolijk, lacht ze en doet ze gek, zoals het bij haar leeftijd en haar karakter past. Praat met haar, als zuster, als vriendin, als moedertje. Jij, en jij alleen kan dit doen met enige kans op succes. Nog eens, laat deze kans niet lopen. Durf het - Laat deze brief niet rondslingeren.Ga naar eindnoot4 Verbrand hem, en wel onmiddellijk, en praat er niet dezelfde dag over dat je hem ontvangt. Ze moet niet denken dat ik je aangezet heb tot een gesprek met haar. Als ze, uit gewoonte, mijn brieven met jou meeleest, zeg haar dan dat ik ditmaal over | |
[pagina 754]
| |
familieaangelegenheden praat, over mijn vader, kortom, over zaken die ik liever voor mezelf houd. - Wat je me over die oude hypocriete Engelse vrouwen vertelt, verbaast me niets. Geen enkele vorm van hypocrisie in die kwezelachtige wijk verbaast me. Ik bedoel die ‘temperance’-wijven. Die magistraat heeft heel goed geantwoord. Ja, zij die overal vuiligheid zien en willen zien zijn zelf één en al vuiligheid. En dan hebben die brave Engelsen nog wel altijd de b... vol van het immorele en losbandige gedrag van de Fransen. Als de Fransen losbandig en immoreel zijn, dan zijn ze dat tenminste openlijk en zonder huichelarij. Je weet wat Rochefoucauld over huichelarij zei? Hij zei: Huichelarij is het eerbetoon van de ondeugd aan de deugd.Ga naar eindnoot5 Dit is helemaal waar, hoewel dit eerbetoon, als zodanig, onbewust gebracht wordt. Multatuli zegt dat huichelarij een eerbetoon aan het eigenbelang is.Ga naar eindnoot6 Ook dit is waar en zelfs onomstotelijk waar. Dit eerbetoon is tenminste niet onbewust. Deze huichelarij is typisch Angelsaksisch. Wat een diepe vernedering! Zich als prostituées opdoffen en gedragen om door onbekenden aangesproken te worden en vervolgens triomfantelijk uitroepen: Ziet u wel dat dit holen van prostitutie zijn! Het is schofterig en zelfs niet erg goochem. Ik denk dat die oude tangen niet al te veel succes hadden. Wat een gedoe. - Ik kreeg een brief van die beste Piet. Hij heeft problemen met zijn molen gehad; reparaties die hem meer dan 400 gulden hebben gekost. Ook hij is woedend over al die Frans-Russische schandalige toenaderingen. Het schijnt dat de sociaal-democraten zich bij het bezoek van de tsaar schandelijk vernederd hebben.Ga naar eindnoot7 Piet zegt het. - Mijn nicht Johanna is donderdag niet geweest. Ik heb niemand gezien. Ik heb deze week maar weinig vertalingen gemaakt, maar wat ik gedaan heb, was moeilijke kost. Ik heb eindelijk de Légende du CrucifiementGa naar eindnoot8 voltooid, en het is goed geworden (denk ik). Ik geloof dat ik je er passages uit voorgelezen heb. Ze is erg mooi, maar erg moeilijk te vertalen. Ik heb zoveel mogelijk het oorspronkelijke ritme willen behouden, en ik denk dat het vrij goed gelukt is. Toch zijn er nog passages die me maar half bevallen. - Ik kwam onder andere - ik, Hamon! - een geweldige psychologische beschrijving in Multatuli tegen. De kwaliteiten van een vent opsommend, zegt hij: ‘Hij had zo'n diep ingevreten bescheidenheid; hij was zó evangelisch-kinderlijk onnozel dat de rechterhand waarmee hij oordeelde niet wist welke parels de linkerhand van zijn redeneringen voor de zwijnen gooide.’ Wat vind je hiervan? - Is dit geen voortijdige toespeling op Sébastien Faure?Ga naar eindnoot9 - Die kerel overspoelt Londen dus weer met zijn vurige betogen? Of ik me de krokodil nog kan herinneren? Wat denk je. - Ik zie hem nog staan, daarboven, links, bijna boven op Jeanne-qui-Prise. Stijf van bewondering en nog lelijker dan hij gewoonlijk al is. Twee lodderige ogen. Een steenrood hoofd, dezelfde kleur als de muur. En Jeanne slaat twee droge roffels op haar tabaksdoos, opent hem, neemt een snuifje tabak dat ze luidruchtig door beide neusgaten opsnuift en wist zorgvuldig met de rug van haar hand de resten rond haar mond weg. - Mijn gezondheid kan ermee door, maar ik heb me een beetje zorgen gemaakt omdat ik zo nu en dan pijn aan mijn rechterlong heb. Het is nu al uiterst koud, vooral tijdens het luchten. Ik geloof dat het vannacht - de nacht van vrijdag op zaterdag - al een beetje gevroren heeft. De gevangeniskleding beschermt volgens mij onvoldoende tegen extreme kou en ik neem me voor om binnenkort - als het nog kouder wordt - iets warmers te vragen om tijdens het luchten te kunnen dragen. Ik lijd nu al onder de lage temperatuur. - Wanneer je deze brief ontvangt, zijn er al zes weken voorbij, en wanneer je terug bent, liefste, hoef ik nog maar de helft uit te zitten. Op dit moment - | |
[pagina 755]
| |
zaterdagavond, 9 uur - heb ik je brief van gisteren, vrijdag, nog niet. Maar men heeft me verteld dat hij er is en ik krijg hem zeker morgenochtend. Schrijf me nu, in antwoord op de mijne, een mooie en lange brief en zeg me wanneer en hoe je terug denkt te komen. Piet wil graag precies weten wanneer je terugkomt. - Ook ik heb veel zin om Multatuli in het Engels te vertalen, maar daarvoor moet ik wachten tot ik vrij ben. En als Olive dit wil, zouden we het samen kunnen doen. Ik grosso modo, natuurlijk zo correct mogelijk, en zij zou het dan uiterst nauwkeurig kunnen herlezen. Groet haar namens mij, evenals Helen en Mary. - Ik heb gevraagd of ik Domela mag schrijven, maar ik heb nog geen antwoord. Wat is het toch jammer dat je geen geld hebt. Weet je wat ik zo graag zou willen? Dat je je in Londen bij een goede fotograaf zou laten fotograferen en me dan je portret toestuurt. Dat zou me een beetje verzoenen met het feit dat ik je niet zie. Wat zou me dat een plezier doen! - Zeg me nu eindelijk eens wanneer je denkt terug te komen. En vergeet ook niet Piet hier een paar dagen van tevoren van op de hoogte te stellen. Hoe vind je mijn bloempjes? Ook van mij duizend kusjes voor mijn aanbeden aanbidstertje. Je Sandro. Ik verwacht van jou nu een mooie, lange, vrolijke brief met veel bijzonderheden over allerlei verschillende zaken. Over je terugkomst. Ja, het zou heel goed zijn als Helen, ter ontspanning, Holland een beetje zou komen bekijken, met name Amsterdam en zijn musea. Als ze tenminste niet naar Griekenland gaat. Want dat zou haar nog meer goed doen. Wat is zondag toch een rotdag. Je weet dat ik er altijd al een hekel aan gehad heb, nietwaar? En zelfs hier, in de gevangenis, ontkom ik niet aan de bijbehorende lamlendigheid. Wat een vreselijke en trieste en eindeloze dag. Gisteren, zaterdag, was het hier erg mooi weer. Erg koud, maar zo'n prachtige zon. Vandaag is het verschrikkelijk. Wind, regen en duisternis. Af en toe, als om me te treiteren maar gelijktijdig weldadig, bezoekt mijn god me een ogenblik. Een kortstondig en bleek maar toch aangenaam zonnestraaltje. O, de goede zonnegod! Nee, ik ken César BirotteauGa naar eindnoot10 niet. Bedankt voor je uiteenzetting, liefste, alsook voor het verslag van je bezoek aan de musea. Zondag, 1 uur 's middags. Zojuist ontving ik je brief van vrijdag die ik, zo zei men me, als je wat duidelijker geschreven had, reeds gisteren zou hebben gekregen. - Een hele tijd, liefste, heb je zo netjes geschreven. Zelfs ik heb af en toe moeite om bepaalde woorden te ontcijferen. En verder krijg ik je brieven daardoor met vertraging. Normaal geven ze me je brieven zodra ze zijn aangekomen, en dat is een klein voorrecht omdat men gewoonlijk de post maar één keer per dag uitreikt, 's avonds om acht uur: maak dus geen opmerkingen over wat ik naar aanleiding van je handschrift schrijf, want dat geeft me maar ellende. Hierbij drie bloempjes die ik kunstig voor je geschikt heb. Houd ze tegen de lamp of tegen het licht en je zult de kleinste details zien. Zelf vind ik ze heel mooi. Ik geef ze je ‘with my love’. Deze brief kun je niet voor dinsdag krijgen. Ga vooral door me elke dag te schrijven en ik dank je met heel mijn hart voor je tot nu toe betoonde volharding, je moed en je geduld. | |
[pagina 756]
| |
25 oktober 1896[Engels gedeelte]
* - Ja liefste, je kunt me het tekeningetje waar je me over sprak toesturen: the second-class. Ik kan het je in een volgende brief terugsturen. Ik heb het gevraagd. Maar let op met die brief, op het tarief, bedoel ik. - Weet je, het is helemaal niet de schuld van de Hollanders dat je beide brieven taxed werden. Mooi dat die Engelse vrienden van jou dat op hun geweten hebben. De enveloppen waren gestempeld met een grote T, waar men in Engeland mee aangeeft dat de brief te zwaar is. In Holland plakt men er, net als in Frankrijk, speciale zegels op met de tekst: strafport (?) centimes. Je hebt dus mijn landgenoten ten onrechte van roofzuchtigheid beschuldigd! - Nee, ik kon niets krijgen om me tijdens het luchten warmer te kunnen kleden. En ik heb het zo koud! Ook in mijn cel ben ik de hele dag versteend van de kou. Terwijl ik schrijf, zit ik gewikkeld in mijn dekens, wat een beetje lastig is. Maar het warmt me wat op. - Ik heb | |
[pagina 757]
| |
aan de hier de knoet hanterende ‘wetenschapsman’ een extra deken gevraagd voor 's nachts. Vanzelfsprekend heeft hij me deze geweigerd. Het was de eerste keer dat hij iemand over kou hoorde klagen, zei hij. Ik heb hem ook verteld dat mijn long weer pijn begint te doen. Longen die pijn doen. Daar had hij nog nooit van gehoord. Desondanks schreef hij me poeders voor - nog altijd zonder me te onderzoeken, en hij vertrok weer. Enige tijd geleden vroeg ik hem, voor de 2e of 3e keer, om levertraan, die ik absoluut nodig heb, en die ik buiten, vooral 's winters, altijd inneem. Hij zei dat hij, wanneer hij me die zou geven, verplicht zou zijn me iets anders te onthouden. Dat andere... dat is de liter melk, want meer krijg ik niet. Natuurlijk heb ik niet verder aangedrongen, want door die melk ben ik in staat mijn brood te eten. Je begrijpt, ik zou het niet zo vreselijk koud hebben als ik versterkender voedsel kon nuttigen en vooral iets vets dat je in warmte om kan zetten.Ga naar eindnoot1 - En tijdens het luchten houd ik het niet van de kou! Elke keer weer word ik bevangen door het ijzige weer. - Ik heb de voorzitter van het college van regenten te spreken gevraagd en ik denk dat ik hem aan het begin van de volgende week (d.w.z. over 2 of 3 dagen) te zien krijg. Ik zal hem dit alles uiteenzetten. - Je moet absoluut Piet schrijven, als je het nog niet gedaan hebt. Het is werkelijk schandalig. Telkens als deze geweldige vent me schrijft, zegt hij dat ze maar niets van ‘petit Kaya’ horen en hij informeert zowel naar jou als naar mij. En ik kan hem niet antwoorden. En Domela ook al niet. Schrijf ook hem een briefje, dat je, als je nog niet aan Piet geschreven hebt, in dezelfde enveloppe zou kunnen bijsluiten met de vraag of Piet het hem wil geven. - Vandaag (dat wil zeggen: gisteren, want ik ben gisteravond onder aan deze pagina opgehouden en schrijf vandaag, zondag, deze brief verder) is men begonnen met stoken, maar je merkt er nog niet veel van. De verwarming bestaat uit warme stoom die door ijzeren buizen gaat. Op het ogenblik voelt die buis nog behoorlijk koud aan. Alleen 's avonds, wanneer de gaslamp aangestoken is, is het een beetje warmer. - Wat zijn die regels van Baudelaire uit je brief van donderdag geweldig. En zo mooi klinkend. Heb je ze in onze bundel van Baudelaire gevonden? Ik heb ze nooit eerder gelezen. - Als je boeken van ons mee naar Londen genomen hebt, vergeet ze dan vooral niet. - Weet je wat ik wil vragen? Of ik mijn wollen onderbroeken mag hebben. Als ze mij dat toestaan, schrijf ik je en kan je ze me, zodra je terug bent, toesturen. Dat zou mijn onderlichaam en benen wat warmer houden. - Deze week, liefste, heb ik geen bloemen die ik je kan sturen. Dat is voorbij, helemaal voorbij. En je hebt me zelfs niet gezegd of je die van de vorige week mooi vond. Je vroeg alleen maar hoe ik eraan kwam. Net zoals ik aan de andere kwam. De luchtkooien hebben zelf een stenen bestrating, maar als je je hand door de tralies steekt, die de luchtkooien aan één zijde begrenzen, kan je soms in het gras dat buiten groeit, een bloem ontdekken. Je bent niet altijd in dezelfde kooi - er zijn er meer - en niet bij elke kooi staan bloemen. Maar nu is het overal voorbij, op enkele kamillebloempjes na, die niet mooi zijn en een te medisch karakter hebben om als aandenken toe te zenden. - Vergeet voor je uit L. vertrekt niet te doen wat ik je in mijn brief van afgelopen zondag gezegd heb. Profiteer van de gunstige geestestoestand van het persoontje om te zeggen wat je denkt. Misschien heeft ze slechts dat nodig om zich schrap te zetten en een moedige en redding brengende beslissing te nemen. - Weigeren om naar Japan te gaan! Wat een uitzonderlijke weigering. Ach, als men ons eens zo'n voorstel zou doen, niet? Over Japan gesproken. Herinner Olive eens aan de Japanse snuisterijen die haar vader me beloofd had. Je weet dat we er maar drie gekregen | |
[pagina 758]
| |
hebben en ik zou het leuk vinden er nog een paar te hebben wanneer ik hieruit kom. Ik heb zo'n behoefte aan kleur! - Stuur me niet de tekening die Helen van jou maakte. Deze zou in een brief maar kreuken. Neem die mee naar Holland en vraag dan, op een bezoekdag, of ze me die tekening willen geven. Als ze me die willen geven, houd ik die tot ik hieruit kom en geef je die dan weer terug. - De eerste bezoekdag in november is donderdag de 12e (wat duurt dat nog lang!). - Ik heb nog een afleiding gevonden. Als ik ga luchten, neem ik wat broodkruim mee dat ik voor de mussen strooi die daar af en toe komen. Ik doe dat pas sinds een paar dagen, maar ze beginnen me al te kennen en komen als ik ze roep. Ze komen zelfs in de kooi, dicht bij de tralies weliswaar, maar over een tijdje komen ze vast dichterbij. Het luchten duurt een half uur en die vogeltjes leiden me wat af. - Je moet je niet in het hoofd halen dat je je in Westzaan erg zult gaan vervelen. Ik begrijp maar al te goed dat je je in Londen, om duizend redenen, beter vermaakt. - Maar denk eens aan mij, hoe vermakelijk het voor mij is om nooit iemand te zien. Leen boeken, vooral Engelse boeken, van Olive, die jou heel graag boeken wil lenen. En ook grammaticaboeken. Je gaat Engels leren en daarmee zal je de tijd op een nuttige wijze verdrijven. - Schrijf me meer brieven met meerkleuren-inkt. Het staat zo vrolijk! Wat de Devocion de la CruzGa naar eindnoot2 betreft, ik wacht nog altijd op het einde voordat ik het ga lezen, maar wat ik er hier en daar al van gelezen heb, vind ik erg mooi. - Ik zal aan het eind van deze maand vragen of ik je één of twee dagen eerder mag schrijven, opdat mijn briefje nog in Londen zal bereiken. Ik hoop dat ze dat niet zullen weigeren. - Iets anders. Wees niet zo gek om zonder één cent aan boord te gaan. Dat zou de grootste fout zijn die je kan maken. Als je zonder zit, vraag dan wat aan Olive. Je kan die reis niet zonder poen maken. Je koffers die van de trein naar de boot en van de boot naar de trein moeten; iets warms om aan boord te drinken enz. enz. - Als de Revue B[lanche] iets van Muit, publiceert, heb ik, wanneer ik hieruit kom, voldoende geld om Olive terug te geven wat ze je zal lenen. Beloof me dat. Ik ben er nu al niet gerust op, want ik ken je maar al te goed. - Ga in Hoek van Holland van boord - vaar niet tot Rotterdam! - waar twee treinen klaar staan: een naar Amsterdam en een naar Rotterdam. De eerste moet je hebben. De douane komt op het station langs, net als in Harwich. Ze zijn daar vrij streng, smokkel dus niets. - Als je kunt, moet je een kleinigheid meenemen voor de kinderen van Piet. Ik weet niet goed wat, maar je vindt vast wel iets. Doe dit! Het is hier de gewoonte dat je kinderen iets geeft als je van een reis terugkomt. Ik dacht aan een mooi beursje voor Ma (je vindt heel mooie bij Parker and Cottins, hoek Oxford Street en Rathbone Place en in andere winkels in Oxford Street) en voor Maarten een doos met pen, potlood, liniaal, gom of iets dergelijks. Iets aardigs. Erg grappig: Orator Prig.Ga naar eindnoot3 En the little Vagabond is ook heel goed. Niet gek: God die het eens wordt met de Duivel en een glas met hem drinkt! Wanneer toch schrijft Olive me weer? Ze moet nu de tijd hebben en haar brieven zijn me zeer welkom. En Helen? Zij schrijft me helemaal niet. En wat doet Paul? Is de tijd nog steeds niet rijp voor hem? Rake heeft werkelijk alle geluk van de wereld. Waarom schrijft hij nooit? Ik heb evenveel plezier in de opsomming van zijn artistieke aankopen, als woede over het feit dat ik ze niet kan zien. Zeg hem dat hij me schrijven moet en geef hem mijn adres. Maar leesbaar. Wanneer je terug bent, wil ik dat je je met D.[omela] verstaat over het opsturen van een paar van mijn vertalingen aan de R.[evue] B.[lanche], zodat ze een deel of het geheel kunnen publiceren. Maar eerst | |
[pagina 759]
| |
moet je Félix nog eens schrijven om hem te vragen of hij er iets van wil publiceren. Als hij ja zegt, moet je hem het manuscript aangetekend toezenden. F.[élix] moet alles zorgvuldig nalezen, en de vereiste correcties aanbrengen... indien nodig. En verder er zoveel mogelijk van publiceren en de centen vasthouden tot ik vrijkom. Daarna zie ik wel hoe het met de boekpublikatie zal gaan! Ik hoef je er niet op te wijzen hoe belangrijk dit is. Schrijf daarom zodra je terug bent een gedetailleerde en uiterst zorgvuldige brief aan F.[élix] F.[énéon] om hem uit te leggen wat ik van hem wil. Als er stukken bij zijn die hij te lang vindt, kan hij er ook fragmenten van nemen. Maar ik zou erg blij zijn als hij er veel van plaatste vanwege de poen. Want dat zal nog leuk worden, de eerste tijd! En laat hij het niet in te kleine letters afdrukken. - De laatste dagen is het hier afschuwelijk weer. Erg wisselvallig, maar regen en wind - een ijzige wind - overheersen. - Stel Domela op de hoogte van de dag dat je terugkomt en ga van het station naar hem toe. Blijf daar een of twee dagen, om daarna met Piet naar W.[estzaan] terug te keren. - Ik verveel me erg, ondanks het werk, en soms ben ik nergens voor in de stemming. Niettemin werk ik vrij goed aan die heel moeilijke vertalingen. - Vaak is het midden op de dag zó donker, dat je geen hand voor ogen ziet. Arm kind, mijn brief is vandaag niet vrolijk. Het is het weer. En ik heb het zo koud! Je weet hoe kouwelijk ik ben, maar hier is het verschrikkelijk. Eén deken draag ik bij wijze van sarong en de tweede heb ik om mijn schouders. En nog heb ik het koud! - En dan te weten dat dit onzalige leven nog drieëneenhalve maand moet duren! Het is walgelijk! - Die arme Mr Bilder! Ik hoop dat hij snel beter is. Doe de groeten aan Mrs. B., als je haar ziet? Heb je de LawrencesGa naar eindnoot4 opgezocht? Ah, daar is de zon! Hoe gaat het met je, oudje? - Het is voor het eerst dat ik die vandaag zie. Pats, verdwenen! - Schrijf me vrolijke brieven, zoals die van vrijdag. Hoe droefgeestiger ik ben, hoe meer behoefte ik heb aan vrolijkheid. - Al mocht ik hier maar een beestje houden, een vogel, of al was het maar een muis. Wat zou ik daar blij mee zijn! - Nee, sinds die laatste keer heb ik van mijn vader geen bericht meer gekregen. En jij, heb jij nog iets van Victor en Hedwig gehoord? Misschien zijn ze nog niet terug in Parijs! - Weet je, de laatste dagen denk ik weer sterk aan de ‘Paradoxen’.Ga naar eindnoot5 Ik zit vol ideeën. Zo ongeveer als een volle fles die, te snel omgedraaid, haar inhoud niet prijsgeeft. Maar overvol, overvol. Ik denk toch wel, en serieus, dat het zal lukken. Er zijn slechts materiële moeilijkheden, maar misschien zijn die wel te overwinnen. Als F.[élix] F.[énéon] de tekening heeft, vraag die dan. Zeg hem dat ik bij mijn plan blijf. Als je het een goede tekening vindt, bewaar die dan. Als die je niet bevalt, bewaar ze dan ook, maar dan laat ik later een andere maken. Maar vraag de tekening van Maurice D.[enis]Ga naar eindnoot6 Stuur me die tekening dan ‘second class’, als ze leuk is. En zeg me in je volgende brief dat je de eerstvolgende mooie novemberdag uit Londen vertrekt... als er tenminste een mooie dag is voor de 4e of de 5e. Maar vraag inlichtingen op het station van Liverpool Street. Het wordt dus Indië of Japan (bij voorkeur) of het land van de Paradoxen. Heb je Olive op het hart gedrukt de advertenties van de Athenaeum een beetje in de gaten te houden? Er staan dikwijls voor ons interessante aanbiedingen in. Neem me de chagrijnige toon van deze brief niet kwalijk, liefste. Je hebt geen idee van de verschrikkelijke melancholie die een gevangene veelal in zijn macht houdt, vooral wanneer die gevangene een nerveus persoon is, zoals ik. Sinds een minuut of tien laat de zon zich weer zien en haar verschijning werpt ook weer een beetje licht in mijn ziel. Als ik nog aan mijn brief moest beginnen, zou hij | |
[pagina 760]
| |
wellicht - als de zon het tenminste niet af laat weten - veel vrolijker worden dan hij nu is. Morgen, maandag, zit ik elf weken in de gevangenis. En nog 15 voor de boeg. Meer dan de helft nog! - Hoe is het weer in Londen? Mooi of slecht. - Schrijf me vrolijke en kleurrijke brieven. Tegenwoordig wordt de gaslamp om 4½ uur aangestoken. En dat is om meer redenen aangenamer: het is lichter dan het grootste deel van de dag, warmer, en meer ‘cosy’. - Die arme Maarten, die me ook schreef, vraagt me altijd de postzegels voor hem te bewaren... die ik niet krijg. Tracht er een paar voor hem te vinden. Heb je ‘Ivan the Fool’ meegenomen? - Zelf heb ik maar weinig Balzac gelezen; volkomen ten onrechte en dit wil ik goedmaken. Grappig, nu mijn brief af is, ben ik minder triest. Maar het is wel zo dat ik het nu minder koud heb dan overdag. - Ik omhels je hartstochtelijk en bedank je nogmaals voor je lieve brieven. Wat ben je geduldig! - Groeten aan iedereen. Dring erop aan dat ze me schrijven! Met heel mijn hart,
je Sandro Ik heb twee regels op de tweede pagina doorgehaald. - Zoals ik al zei, vraag ik of ik je de volgende keer een of twee dagen eerder mag schrijven. Ik vertel je dan of ik iets gekregen heb waarin ik het warmer heb. Wat jammer dat je er niet aan gedacht hebt met Mrs. GarnettGa naar eindnoot7 over Ceylon en over onze wens naar die streek te gaan, te praten. Ze heeft daar een zoon of een getrouwde dochter en had ons inlichtingen kunnen geven. Bij gelegenheid zou Olive haar er nog over kunnen aanspreken. Ik zal mijn best doen om in mijn volgende brief wat vrolijker te zijn. Als altijd, je Sandro. Avond: lieve Kaya, het spijt me zo je zo'n trieste brief te hebben geschreven. - Op dit moment ben ik niet meer zo neerslachtig. Ik zie je spoedig en de tijd van mijn gevangenschap begint ook te verstrijken. Nog maar de helft. Ik aanbid je. | |
[pagina 761]
| |
8 november 1896(negentigste dag van eenzaamheid)
* Liefste Kaya, Arm cor del mio core, wat zal je donderdag toen je in Westzaan aankwam moe zijn geweest! Eerst die reis, daarna van het station onmiddellijk hierheen, daarna naar het andere eind van de stad, dan naar de krant en ten slotte die verschrikkelijke wandel-tocht van Zaandijk naar Westzaan. En ik dacht ook nog eens dat je de hele weg met een paar koffers hebt gezeuld. Als ik het goed begrijp heb je ze in Zaandijk in bewaring gegeven? - Moet ik je nog zeggen hoe gelukkig ik was je donderdag te zien? Nee, nietwaar? Je hebt het duidelijk gezien. En ook ik heb goed kunnen merken hoe ontroerd en verbaasd je was toen je me zag en hoe je de eerste ogenblikken nauwelijks kon spreken. Je zag er nogal bleekjes uit, maar ik schreef dat aan vermoeidheid toe. Hopelijk heb ik me niet vergist. Je bent toch in goede gezondheid? Zeg het me en vergeet het niet. Uit Londen schreef je me dat je kou gevat had. Is dat nu over? - Je zal wel blij zijn dat je er nu bent, hoewel er toch een paar kleine verschillen tussen Londen en Westzaan bestaan. Het is bepaald niet hetzelfde. Je zou een kleine novelle kunnen schrijven, getiteld: ‘Een Parisienne in Westzaan, ontdekkingsreis’. Vind je niet dat het leven soms onalledaags is? Dit had je je nauwelijks voor kunnen stellen toen je met je broer revolverschoten loste in een schoolklas in Sancy. En nog minder toen je bij je oom was, in de molen, met Nadebique, Lou maugréou Caouse en andere nichtjes en neefjes. - Gisteren, zaterdag, kreeg ik eindelijk eens een brief van Agresti, gedateerd 30 oktober. Hij schreef voor mij enkele erg mooie Engelse, Franse en Italiaanse gedichten over, van Mary Robinson,Ga naar eindnoot1 Walt Whitman, Moore,Ga naar eindnoot2 RapisardiGa naar eindnoot3 en Guerrini.Ga naar eindnoot4 Verder tutoyeert hij me erg ‘amicaal - een Italiaanse hebbelijkheid! - en spreekt hij me, naar aanleiding van een boek dat hij bestudeerde, over atavisme, fysiologie, psychologie, erfelijkheid, criminaliteit en andere hamonerieën.Ga naar eindnoot5 Voor een gevangene zijn dit wat al te taaie woorden... maar ik realiseer me dat hij het goed bedoelt. Doe hem daarom, als je naar Londen schrijft, mijn groeten en moedig hem aan me nogmaals te schrijven en mooie gedichten voor me over te schrijven. Veel. Zijn brief neem ik dan wel op de koop toe. Welbeschouwd is het toch een aardige en vriendelijke brief. Dus, bedank hem, en roer de atavisme-psychologie niet aan. Ik verwacht dat Olive woord zal houden en me zal schrijven. Van Rake heb ik tot op heden niets ontvangen. Gori is dus vertrokken naar la sua patria. Ik ben blij voor hem. En voor zoveel anderen die terug naar huis kunnen. Vooral de coatti! Je ziet dat in andere landen, zelfs in de meest reactionaire, er bij tijd en wijle een amnestie is. Hier hoor je nooit over iets dergelijks spreken. Onze intelligente ‘staatsmannen’ willen er niets van weten. - Wat moedig om dezelfde dag van je aankomst in W.[estzaan] nog te schrijven. Ik kreeg deze eerste brief zaterdagochtend, want je had hem pas vrijdag afgemaakt. - In je tweede brief zeg je me dat je mijn vertalingen (deels, neem ik aan?) hebt gelezen. En over het ‘Crucifiement’ maak je een paar aanmerkingen, waar ik erg blij mee ben. Want dat geeft me het bewijs dat je zeer aandachtig gelezen hebt. Wat de bemerkingen betreft: je geeft, zeg je, de voorkeur aan: comme si le spectacle entier boven: comme si l'entier spectacle. Maar het is een kwestie van ritme. Geschreven zoals ik het deed, heeft mijn dichtregel twaalf versvoeten: Comme si l'entier spectacle etait pour toi tout | |
[pagina 762]
| |
seul, terwijl ik er in de andere versie dertien heb. En ik heb er twaalf nodig. Hetzelfde geldt voor: que G. soit si fort loin. Ook hier heb ik een extra versvoet nodig en verder lijkt het me in het geheel niet lelijk. Duidelijk hoor ik hoe dat lompe mens zich beklaagt over het feit dat G. soit si fort loin is. Wat betreft: être allés si loin in plaats van être si loin allés, heb ik geen voorkeur en je kan het veranderen als je dat wenselijk lijkt. Ja, schrijf F.[élix] F.[énéon] als je het nog niet gedaan hebt, en leg hem alles uit. (Er is een stukje dat je hem niet hoeft op te sturen: het begint als volgt: ‘J'ai connu une modiste qui avait un enfant non-naturel’ enz. Dit is al in de Mercure verschenen, vertaald door een of andere Belg, ik heb het slechts vertaald voor een eventuele boekpublikatie en niet voor een tijdschrift.)Ga naar eindnoot6 Ik vraag je met nadruk de volgorde van de pagina's niet in de war te brengen, hoewel ik, als extra voorzorgsmaatregel, op elke pagina de titel van het stuk waartoe het behoort, heb geschreven. Houd het zorgvuldig apart, liefste, in een grote enveloppe of in een stuk papier, zoals Piet dat heeft, lees alles, en als Félix antwoordt dat hij dingen kan en wil plaatsen; verzend dan het geheel (behalve dat wat ik niet wil publiceren) alsGa naar eindnoot7 aangetekende akten per adres van de R.[evue] B.[lanche] Maak er een stevig pak van, zoals je mij hebt zien doen, wikkel er een blanco papier om voor het adres en bind het samen met zijdedraad of een ander stevig draad. Vooral geen gesloten enveloppe, want dan betaal je voor een brief en dat is erg duur. Vergeet niet het pakket aan te laten tekenen en het aantal pagina's op de buitenzijde te zetten. Vergeef me al deze details, maar je weet hoe precies ik in deze dingen ben, en bedenk hoe vervelend het voor me zou zijn om het werk geheel of gedeeltelijk te moeten overdoen. Wanneer je alles hebt gelezen, zeg je me wat je ervan vindt, vooral van de volgende stukken: Tombé des nuesGa naar eindnoot8 Ornis.Ga naar eindnoot9 Une spécialité,Ga naar eindnoot10 Pontonniers superflus,Ga naar eindnoot11 Amourettes fluviales.Ga naar eindnoot12 Amour du mensonge,Ga naar eindnoot13 Loyauté en matière politique,Ga naar eindnoot14 Origine des ‘Idées’,Ga naar eindnoot15 Origine de la Modestie,Ga naar eindnoot16 - meer herinner ik me niet. Ik zou graag zien dat F.F. het geheel aandachtig naleest - zelfs de stukken die hij niet publiceert - en dat hij, als er hier en daar een woord veranderd moet worden, dat doet. Als hij er geen tijd voor heeft, zeg hem dan dat hij het geheel aan Victor geeft, zodat deze er kennis van kan nemen. Overigens, als ik wanneer ik vrij kom een boek van M.[ultatuli] publiceer, zal ik Victor vragen de nodige stappen bij uitgevers te doen; want tot mijn grote spijt kan ik hen zelf niet bezoeken. Nu, ik reken op je om dit alles uit te leggen. Ik ben deze brief vanmorgen, zondag, om tien uur begonnen, daarna moest ik hem wegleggen vanwege de duisternis die de hele dag heerste. Het was onmogelijk om te lezen of te schrijven. Verbeeld je hoe dit op mijn zenuwen werkte. Het is nu vier uur en men komt het gaslicht aansteken. Ik neem dus je brief om hem te beantwoorden. - Wat je me over je doelloze wandeling schrijft is nogal vermakelijk. Piet die schrijft dat jij gaat wandelen, en jij die je verbeeldt dat Piet richting postkantoor loopt, terwijl je eenvoudigweg het huis voorbij loopt zonder het op te merken. - Wat betreft je hoed, liefste, maak je niet druk. Draag hem, of ze hem nu mooi vinden of niet. Ik weet zeker dat hij erg mooi is, als hij er tenminste zo uitziet als je zegt, als die andere, die zwarte, van vorig jaar. En praat me niet van het hooghartige gedrag van de Engelsen op straat, dat dat van welk volk dan ook te boven gaat, want je weet maar al te goed hoezeer we te lijden hebben gehad van de arrogantie van die lomperiken. Ik geef overigens toe dat Hollanders op dit punt eveneens niet mis zijn, maar ze zullen het stadium van de schofterige lompheid van de Engelsen nooit bereiken. Wat ‘mijn gruwel’ betreft, ik ben behoor- | |
[pagina 763]
| |
lijk tevreden dat je die in Londen hebt gelaten. Overigens is het nu zeker het jaargetijde niet om dat geval te dragen. Dus geen drukte en draag je mooie hoed zonder het die arme inlanders uit Westzaan kwalijk te nemen dat ze geen Parijzenaars zijn. Ik zou zo graag willen dat je de Don Juan, die ik jaren geleden gelezen heb, voor me overschrijft. Op dit moment interesseert die me meer dan ‘La devocion de la cruz’, dat ik wil lezen als ik vrij kom, in de zon. Spaans, (evenals Maleis), moet je buiten lezen, in de open lucht, in de stralende zon. Hier is het te donker en te triest. - Op jouw verzoek sluit ik de portretten van Ma... en Maarten in. Maar ik wil wel dat je ze voor me bewaart omdat achterop een deel van een brief staat. Ze zijn erg mooi, maar het is jammer dat de voeten van Ma ten opzichte van haar lichaam in een rare houding staan. Tenminste, als ik het goed begrepen heb, keert ze, net als Maarten, de toeschouwer de rug toe, nietwaar? Maar de verhoudingen zijn erg goed, evenals de armen. De kinderen zullen het leuk vinden, denk ik. - Ik heb de pennen ontvangen. Hartelijk dank. - Ja, ik heb een paar andere boeken van M.[ultatuli] gekregen, maar ik mag ze niet tegelijk hebben. Op dit moment ben ik met een boek bezig waarin ik niets vind dat de moeite waard is om te vertalen. Louter aforismen, en goed scherp. Maar geen enkele lange tekst. Nou ja, als ik het uit heb, neem ik een ander boek. - Weet je: vandaag heb ik er precies de helft opzitten: 90 dagen. Kun je je voorstellen dat het nog maar drie maanden geleden is dat ze me kwamen oppakken? Mij lijkt het reeds een eeuwigheid. Na vandaag nog twaalf zondagen tussen deze muren door te brengen. Maar toch, de helft, het schiet al op. Nee, ik denk niet dat ik boeken mag hebben. Stuur me dat boek van Christina Rossetti dus niet. Maar schrijf er gedichten uit over. Wil je? - Weet je wat ik me voorneem om te gaan doen wanneer ik vrij ben? De eerste mooie lentedagen, wanneer het een beetje warm wordt en het groen overal uitkomt, gaan we (als het werk wat oplevert) een klein reisje maken... in mijn geboorteland. We zullen naar Friesland gaan, naar Leeuwarden. We gaan samen de plaatsen bezoeken waar ik gespeeld heb, waar ik school gegaan ben, waar ik... bekend was als de bonte hond. Je zal een heleboel dingen zien die je mooi en interessant vindt. Mij zou het veel genoegen doen om het toneel van mijn eerste dwaasheden, mijn geboortehuis enz. terug te zien. Staatje dit aan? Zeg me wat je van mijn plan vindt. We gaan over zee met een stoombootje, overdag natuurlijk, en ongetwijfeld zullen we plezier hebben. - Heb je aan de tekening voor ‘Paradoxen’ gedacht? - En denk je eraan me zo snel mogelijk een koord voor mijn lorgnet te sturen? Je kan er zelf een maken als je een meter zijden snoer koopt of een niet al te lange zijden veter. - Ik vind de gedichten van C.R. die je voor me overgeschreven hebt heel mooi. Dank je, liefste. Je blijft me toch elke dag schrijven. Je mooie lieve brieven gaven me tot op heden de moed die ik zo nodig heb. - Jouw idee om 's morgens vroeg op te staan en je dag in te delen, is uitstekend. Het is het beste middel tegen verveling. Studeer flink, vooral Engels. En vertaal, zoals je zei dat je van plan bent, de kleine stukjes van Tolstoj. Pas vooral op je gezondheid, mijn Kaya. Loop in dit waterige en vochtige land niet op blote voeten, of onvoldoende gekleed, vooral niet tijdens dit seizoen. Als je het niet voor jezelf wilt doen, doe het dan voor mij. Ik smeek het je. En als ik je nog iets mag vragen: je hebt nu drie maanden voor je. Verras me, wanneer ik vrij kom, met een kleine uitstalling van allerlei zaken die je al zo lang hebt willen maken: wolletjes, broeken, blouses. Je hebt nu de tijd, een machine tot je beschikking en geen andere zorgen. Laat mijn wolletjes zitten, dat vroeg ik maar voor de grap, en maak eerst al die dingen voor jezelf af. Wil | |
[pagina 764]
| |
je? Ik zou er zo blij mee zijn. - Aha, je noemt me een ‘gemenerik’ omdat ik niet wil dat je helemaal alleen het water op gaat, in een lek bootje, noch in een grote stevige boot die je niet alleen aan kan (ik overigens ook niet). Wel, wel, en daarom ben ik een lelijke gemenerik. - Wacht tot ik vrij ben en ik zal het je betaald zetten... en deze zomer gaan we af en toe een dagje naar Westzaan en dan gaan we samen geweldige tochten op het water maken. Vind je dat wat? - Ik heb nog altijd mijn musjes die ik voer en niemand jaagt ze meer weg. Ze worden hoe langer hoe tammer en komen ver in mijn kooi om de kruimels te pikken die ik voor hen strooi. Er is er een bij die maar één pootje heeft, een mannetje. Hij is het brutaalst. Het is echt vreemd: zodra ik 's morgens verschijn en met mijn lippen een geluidje maak, komen ze in groten getale. (Herinner je je de laatste keer in Alton nog: ‘pie... iep’ en Aimée die dan met haar zachtste en kinderlijkste stem zei: ‘ja mijn schatje, je krijgt brood.’) Ik ben nieuwsgieriger naar het lot van dat arme vogeltje, dat arme ‘robin’, dan naar dat van zijn bazinnetje. En jij? - Je moet een deel van je brief afstaan zodat ik die beste Piet kan schrijven wiens brieven ik nooit heb kunnen beantwoorden, evenmin als die van zijn beste vrouw en zijn kinderen. Laat hem lezen wat voor hem bestemd is en houd zelf de brief. - Ik denk dat ik morgen, maandag, een brief van je krijg, zo niet twee. Als je tenminste zaterdag en zondag geschreven hebt. - Zeg me duidelijk wat je van mijn vertalingen vindt, zonder schroom, wat overigens je gewoonte is en waar ik je zeer dankbaar voor ben. Overigens, hoe vind je Don Alonzo Ramirez?Ga naar eindnoot17 - Piet vraagt me, in zijn brief, of hij me de eerstvolgende bezoekdag kan komen opzoeken, met jou. Ik ga het nog vragen, maar ik verwacht er niet te veel van. overigens zou het me zeker goed doen als ik wist dat je die reis uit Westzaan - heen en terug - niet alleen zou maken. Ach, maar nu moet ik aan Piet denken. Tot volgende week zondag dus, mijn Kaya, ik zoen je, met heel mijn hart.
Je Sandro die je aanbidt.
[Nederlands gedeelte]
Liefste Kaya: laat Piet alle gedeelten van deze brief zien die hem betreffen en ook onder aan de vierde pagina,Ga naar eindnoot18 de regel die dwars over de pagina naar de met inkt omlijnde regels loopt. Doe de groeten aan grootmoeder en aan de kinderen en ook aan Koba, als je haar ziet. Gaat het nu beter met haar? Deze brief is een beetje vrolijker, nietwaar?
[Nederlands gedeelte]
Je zou deze brief dinsdagochtend kunnen krijgen, met de eerste post. Misschien zelfs maandagavond, maar dat is erg twijfelachtig. Nee, ik wil het portretje van Helen niet hebben. Ik had het jouwe gewild. Het is helemaal niet aardig van je dat je het portretje dat Helen van je gemaakt heeft niet hebt meegenomen. We zouden het haar later teruggegeven hebben. Vraag het nog eens, alsjeblieft. Ik zou er zo blij mee zijn! (Vergeet niet op de brief aan Félix 12½ cent postzegels te plakken) | |
[pagina 765]
| |
14 november 1896(zesennegentigste dag van eenzaamheid)
* Liefste Kaya, Ditmaal wil ik met je brieven beginnen: ze beantwoorden, bedoel ik. Je eerste brief van deze week (die ik maandag kreeg) was behoorlijk triest. Je praat me over stilstaand water. Maar wat betekent dat, vraag ik je, vergeleken met mijn geest die al langer dan drie maanden in rottend water is gedompeld? Geen woord meer hierover, ik smeek je! Mijn god, ik begrijp het, de overgang is plotseling en wreed: van Regent's Park naar Westzaan. Maar ik dan: mijn overgang van het leven buiten - waar alles stof tot overpeinzing is, waar ieder menselijk wezen voor mij een studie-object is (meestal | |
[pagina 766]
| |
weerzinwekkend), een karikatuur! - naar een afschuwelijk verblijf in de cel. - Ik deel niet, maar dan ook niet in het minst, het genoegen dat Mary en Olive beleven aan het ontleden van kikkers. En jij ook niet, dat weet ik. Maar ik kan me goed voorstellen dat zij van dergelijk vermaak houden. - Ik houd meer van het voeren van musjes. De mijne zijn er nog steeds (hun aantal neemt elke dag toe) en tegenwoordig komen ze tot ver in mijn kooi en storten ze zich letterlijk op de stukjes brood die ik hun toewerp. De kleine invalide - met één pootje - is het brutaalst. Hij komt als eerste en vliegt pas als laatste weg. Mijn buurman bij het luchten lijkt er gevoelig voor geworden: hij jaagt mijn kostgangertjes niet meer weg. Elke dag bezorgt het me een half uurtje plezier. - Dit wat betreft je eerste brief! - Op naar de tweede nu en allereerst een verzoek. Je kan me dat niet weigeren en je zou het ook niet willen als ik je zeg hoeveel het me waard is: bewaar die korte herinneringen aan ons leven samen, waar je afgelopen zondag aan begonnen bent. Ik kan je niet zeggen wat een plezier me dat zou doen. Ik heb een beknopt overzichtje gemaakt dat ik je naar Londen gestuurd heb. Erg onvolledig en weinig persoonlijk... en niet zonder reden. Maar wanneer ik vrij ben, ga ik ermee verder en zul je het lezen. Ga me niet vertellen dat je het al verscheurd hebt. Ik geloof je toch niet. En je zal het ook niet willen vernietigen, nu ik je vraag om het voor me te bewaren. Je vraagt me om enkele topografische details betreffende ons tochtje in augustus '95: Fenchurch Street - (City) Tilbury - Boul. Ja, ook ik vind het kroost van de zuster van die vrouw onuitstaanbaar. Vooral één van die twee, ik weet niet precies meer welke, tenminste ik kan je hem niet goed duiden. Wat hun pa betreft, dat is een goeie gek, net zo vol met spreekwoorden als een echte Rosalie. Ik heb geen flauw benul van de Latijnse gezangen die hij me allemaal in het oor zou hebben getoeterd, en de herinnering kan alleen maar het gevolg zijn van zijn overvloedige en rijke verbeelding. Maar wat wil je! Hij verkoopt rijst en gort. Ik zou wel molenaar willen zijn, maar ik zou niet graag mijn produkten verkopen. Ik zou die zot met die handelstransacties belasten. Hij is er voor gemaakt en iets anders kan men hem niet vragen. Bovendien heeft hij een dove vrouw die vaak hoofdpijn heeft. Hij is er dus voor gemaakt. Looft de Heer die vaders van luidruchtige snotneuzen dove vrouwen met hoofdpijn geeft en laten we het nu over grootmoeders hebben. Ik ken er maar één, en je weet dat ik haar hoog acht. Het is een best oudje. Piets moe vind je ook aardig, zeg je. En de andere, de derde? En wat deed die ‘tijgerin’ op dat familiefeestje? Wat deed ze op dat moment? Ik vraag het je maar. Hoe wil je dat ik hier van dat soort zaken af weet? - Ja, ik heb aan dat alles gedacht: aan Pilotel, aan Kropotkin, aan Arthur, Olive en Helen, aan Grafton HallGa naar eindnoot1 en aan het offer van Isaac... ik bedoel: Carnot.Ga naar eindnoot2 Aan het telegram van Rochefort, aan de zoektocht per fiets... en zelfs aan jouw brieven die je als volgt adresseerde: Mr Abr. Black, 92, London, meer niet, die ik, na acht dagen in dodelijke ongerustheid te hebben verkeerd, kon gaan ophalen - en dan nog met veel moeite! - op het returned letter office. En nu zit je ‘vast’, zoals onze vriend PlumejeanGa naar eindnoot3 zou zeggen. Dat zal je leren om me uit te lachen! - Nee, Stechati ken ik niet. Als de verzen mooi zijn, kun je er wel wat voor me overschrijven. Maar maak eerst Byrons ‘Don Juan’ af, dat me in hoge mate amuseert! Arme schat! op de hielen gezeten door een Sint Nicolaas die de duivel moge halen! Het is 5 of 6 december als de herinnering aan mijn kinderjaren me niet bedriegt. Ja, je zal een cadeau krijgen, Piet schreef het me, maar hij vroeg me dit stil te houden. Doe dus of je van niets weet. Maar ik weet niet wat het wordt. Ja, mijn liefste, het is heel vervelend voor je als je geen geld hebt om de kinderen iets te geven. Maar ik heb een idee. Als de R.B. mijn Mult.-vertalingen deels | |
[pagina 767]
| |
of in zijn geheel opneemt, zou je F.F. kunnen schrijven dat hij je geld moet sturen. Het was dom van me om je te zeggen dat ik wilde dat F.F. het geld hield tot ik vrij kom: je dacht toch niet dat mijn beweegredenen daarvoor laag waren, nietwaar, liefste? Ik dacht aan onze armoede en de materiële moeilijkheden die ons te wachten staan. En dom genoeg ben ik vergeten dat jij, terwijl je bij Piet bent, voor zoveel kleine zaken behoefte aan wat geld zou kunnen hebben. Arm kind! Maar het is misschien nog vroeg genoeg om dat in orde te maken. Zeg me eens: wat heb je Félix geschreven? Ik verwachtte dat je me dat wel zou zeggen. En heb je de kopij laten aantekenen, zoals ik je in mijn brief op het hart drukte? Je zegt me er niets over! In mijn laatste brief ben ik vergeten je te zeggen dat je aan F.F. kunt schrijven, dat ik hem verzoek de vertalingen die de R.B. niet zal publiceren, niet terug te sturen, maar dat hij alles aan Victor geeft (als F.F. tenminste zelf geen tijd heeft) zodat deze alles kan doorlopen en het bewaart totdat ik hem andere vertalingen stuur om de uitgave te completeren. Victor zal makkelijk een uitgever voor me kunnen vinden. Als er iets van wat je opgestuurd hebt tijdens mijn gevangenschap uitkomt, dan wil ik graag dat F.F. je twee exempl. stuurt. Als dat gebeurt, vraag ik toestemming om er een te krijgen. - Ik heb het koordje voor mijn lorgnet gekregen. Bedankt. Kon je het in Westzaan vinden? Dat is werkelijk opmerkelijk. - Vandaag nog heb ik weer gevraagd of Piet donderdag mocht komen, met jou. Men zei me dat het uitgesloten is. En probeer, liefste Kaya, niet te laat te komen. Voor jezelf, begrijp je! Want het is helemaal niet leuk om zo lang te moeten wachten. In elk geval doe je er goed aan je handtasje mee te nemen, met daarin een paar boterhammen. Ik heb een boodschap voor je, op de krant, voor Cornelissen. Hij moet snel enige andere boeken van Muit, sturen, met name de Millioenenstudieën en de Duizend en één hoofdstukken over specialiteiten. In deze boeken zal ik namelijk het meest geschikte materiaal vinden om te vertalen. Ik vertel je dit alles nogmaals, en uitgebreider, donderdag tijdens het bezoek, maar ik schreef hier de titels op omdat je misschien wat moeite zult hebben om ze goed te onthouden en te herhalen. Vooral de tweede. Wat denk je? - Neem dus donderdag een potlood en een schriftje, of anders een stuk papier mee, om de boodschappen die ik je op wil geven, op te schrijven. Weet je, net als in Parijs, in de Conciergerie. Herinner je je de kranteknipsels? En dat zwijn van een bewaarder die loog dat hij ze van je had af genomen, terwijl ze op de grond waren gevallen en ik ze hem, uit vriendelijkheid en om hem voor een afstraffing te behoeden, zelf had aangewezen. Wat een schoft, hè? Maar het is hem niet goed gelukt. Integendeel! - Donderdagavond waren de straatzangers er weer. Nooit deed het me zo veel genoegen als deze avond, want ik was de hele dag triest geweest.Ga naar eindnoot4 En woensdag had ik een afschuwelijke dag. Die dag kreeg ik geen brief van jou: ik kreeg hem pas de volgende dag, donderdag, gelijk met de brief die je me woensdag geschreven had. (Ongetwijfeld had je de post gemist en is hij hier woensdagavond, laat, pas aangekomen.) En als ik geen brief heb, ben ik altijd ongerust. Ik kan nog zo op mezelf inpraten om me te kalmeren, maar ik kan er niets aan doen. Mijn zenuwen komen hier in het geheel niet tot rust, integendeel. Het is misschien toch jammer dat je toen je plan niet doorgezet hebt. Je weet wel, een stap die je wilde ondernemen, waar een reisje voor nodig was. Nu ja, helaas. - Als je donderdag komt, heb ik er precies ioo dagen opzitten en nog 80 voor de boeg. - Maar om op de straatzangers terug te komen. Dat heeft me dus een enorm plezier gedaan. Ik weet niet of je de laatste keer de boodschap hebt overgebracht, de dag dat je uit Londen terugkwam. Maar, hoe dan ook, zeg de | |
[pagina 768]
| |
‘eerwaarde’ Isaac (je weet wel, de man met die ergerlijke vertalingen) dat ik het erg mooi vind en dat ik mijn makkers ervoor bedank, dat hij hen dit laat weten en dat ik hen vraag om door te gaan... zoals Mac-Mahon tegen de neger zei.Ga naar eindnoot5 Vergeet dit niet. - Weet je, een smartlap die ik erg mooi vind en waar ik net aan denken moet, is: ‘Mijn naam is...’ enz. Zeg dat tegen de eerwaarde, en laat hij vooral niet vergeten dit door te geven aan hen die dit interesseert. Ah, sweethart mine, zoveel lieve dingen die ik je zou willen zeggen. Maar dat is onmogelijk! In brieven die door derden gelezen worden, is elke intimiteit nood-zakelijkerwijs verwerpelijk. - O, als we eens konden gaan leven tussen de beesten in het bos, de wolven en de tijgers! We zouden er meer op onze plaats zijn dan tussen de mensen. Ik tenminste, voel me in staat tot vriendschap met die wilde beesten. Ik voel het al, dat weet je. - Ja, ik denk dat die Italiaanse brief, of brief uit Italië, waar Piet me over sprak, van die edele Mil.Ga naar eindnoot6 was. Ik schreef je hierover naar Londen, geloof ik. En nu is hij zoek? - Wat een moed, liefste, om om 6½ u. 's morgens op te staan! Natuurlijk ben ik zeer tevreden te weten dat je Engels leert. Is het niet zo dat men met een beetje wil, snel en veel leert! Helaas, de wil die ik zo ontbeer! - De stukjes van W. Blake (het vervolg van Orator Prig) vond ik erg goed. Wat ben je lief, mijn gouden Kaya! Mijn principessa! - Stuur het boek van Calderon (?) dat la Devocion de la Cruz bevat vooral niet terug. Ik wil het buiten lezen. Wees niet boos dat ik het je voor een deel heb laten overschrijven! Hier moet ik lichte kost lezen, dingen die gemakkelijk te verteren zijn! Later zetten we onze vergelijkende studies naar overeenkomsten tussen de Engelsen en de Hollanders voort. Ik beken onmiddellijk dat de Hollanders bekrompen zijn. Maar oordeel jij niet te snel! Er zijn twee dingen die je niet moet vergeten: 1o je kent bijna niemand in dit land en de mensen die je kent zijn mensen van de ‘partij’. Die nooit grappig zijn! 2o je kent de taal niet (ik hoor je zeggen: gelukkig maar!). Maar, zoals ik al zei, we zullen het er later nog wel over hebben. - Nu weet ik nog altijd niet hoe je de dingen die ik vertaald heb, vindt. Ik vraag je dit niet omdat ik ze vertaald heb, maar om de stukken zelf. Heb je F.F. over de tekening voor Paradoxen geschreven?Ga naar eindnoot7 Zeg het me. Ik heb enorm veel dingen in mijn hoofd! - Zullen ze er ooit uitkomen? That is the question! O, had ik het miljoen maar dat ik zo goed kan gebruiken! Dus je wil graag met mij een tochtje in Friesland maken? En naar Haarlem, deze zomer? En aan de kust, in de duinen. Je weet dat ik een uitnodiging heb om er een paar dagen door te brengen. Iemand die ik op het congres in Londen gesproken heb. Maar we zullen moeten wachten tot het zomer is. Ik weet dat je het leuk zal vinden. Het is daar geweldig. Er zijn zelfs plaatsen waar men zich alleen op de wereld kan wanen, met de zeevogels, en de wilde konijnen die hun holen in de duinen graven. - Het is toch zo dat je nu weer een beetje gewend bent in Westzaan, het gaat je daar vrij goed. Piet schreef me dat ze blij zijn je bij zich te hebben, hij, zijn vrouw, en vooral Ma. Die kinderen zijn zo aardig, en Ma is zeer uitzonderlijk. Vind je niet? Ze heeft iets bovenmenselijks en buitengewone ogen. - Bedankt voor je mooie droomverhaaltjes. Ja, paouré parpoluol. Maar wat een droevig einde! Je moet me niet meer van dat soort verhaaltjes schrijven, zolang ik hier ben. Ze maken me zo droevig. Sinds enige tijd ben ik erg nerveus en ontvankelijk. Maar wat vertel je prachtig! - Je oom Baldit (Lou Tondou), waar je het over hebt, ken ik niet, maar zijn broer, je andere oom, van de Krekel, ken ik heel goed. Liefste, dat is gemeen, nietwaar? Het verlangen je een beetje te plagen, kan ik niet weerstaan. - Vermakelijk, dat verhaaltje van Carlyle! En hele- | |
[pagina 769]
| |
maal goddelijk is je verhaaltje van vandaag. Wat vertel je goed! Ik zie al die Deboscumelli's en die Marchinduno's, 's avonds, bezig noten fijn te malen en ik hoor hoe je Tondou van een oom je met de ‘lont’ dreigt. Bij die passage moest ik hardop lachen. En die dappere strijdsters van je oom! Meermalen dodelijk gewond... en een ½ uur later verscheen hij al niet meer! En zijn door koudvuur aangetaste been dat je mooi vond. En de voorbeelden die je aanhaalt om de waarachtigheid van je grappenmakende oom te bewijzen. Gewoonweg verrukkelijk. Vertel me er meer over, wil je? (Ik maak deze brief morgen, zondag, af. Het is negen uur 's avonds en ik ga naar mijn nest.) Zondag, 4 uur 's avonds: Ik vervolg mijn brief, want men kwam zojuist de gaslamp aanmaken. Heel deze verschrikkelijke dag heb ik niets kunnen doen, lezen noch schrijven. Donker weer maakt me altijd neerslachtig, zoals je weet, maar hier is het gewoonweg afschuwelijk. - Aan de andere kant ben ik erg blij dat ik mijn brief niet eerder heb afgemaakt: nu kan ik je vertellen dat ik je brief van zaterdag ontvangen heb. Nee, liefste, niemand anders dan jij zal me aan de poort opwachten als ik vrij kom. Al geruime tijd heb ik nagedacht hoe ik de toegewijde ‘makkers’ kon misleiden. Ik geef er niets om, triomfantelijk ingehaald te worden in Amsterdam, omringd door een hoop Soepen en andere snertventen. Ik kom 7 februari vrij (wat duurt dat nog lang!), een zondag, om 9 of tien uur 's morgens, geloof ik. Onnodig om het er nu al over te hebben, maar als het nodig is dan zeg je maar dat ik maandag de 8e om 5 uur 's morgens vrij kom! Dan moeten ze lekker vroeg hun bed uit. - Ja, ik kom meteen mee naar Westzaan, bij gebrek aan een plek waar we werkelijk alleen zouden kunnen zijn. - Wat betreft je opmerking over je ‘onvermogen om wat dan ook te schrijven’, dat is je reinste profanatie. Zie bovenstaande opmerking daarover. Die twee stukjes zijn parels, en ik zeg dat je er meer voor me moet schrijven: je zou me het grootste, het aangenaamste plezier doen. En doe wat ik je over je korte herinneringen gezegd heb: bewaar ze voor me. - Des te beter dat je nu netjes bent, naar de smaak van de inlanders van Westzaan! - Wat een lelijk weer vandaag, niet? Weet je, liefste, als het aanstaande donderdag zulk weer is, kom dan niet. Ik meen dit serieus. Maar schrijf me van tevoren of je deze raad denkt op te volgen. Anders ben ik ongerust als ik je niet zie komen. En schrijf me woensdag in elk geval toch ook. Elke dag, zoals je tot op heden gedaan hebt! Bedankt voor de mooie verzen van Baudelaire. Maar je maakt Don Juan voor me af, nietwaar? - Ja, mijn hartje, ook ik begin weer een beetje moed te krijgen, nu de helft erop zit en ik zelfs al een week over de helft ben. Maar de laatste weken zullen zwaar zijn. Zo gaat het altijd! Er is een woord in ‘Crucifiement’ dat me niet aanstaat. Het moet je opgevallen zijn: je vous le dis qu'il est tenace. Dat woord tenace zit me dwars, maar onmogelijk om een ander woord te vinden. Het Hollands en het Duits hebben hier een perfecte uitdrukking voor: taai, zahe. Dat betekent endurant, in staat om zware vermoeidheden en folteringen te doorstaan. Als F.F. je over de vert. schrijft, vestig zijn aandacht hier dan op. Zeg hem dat het woord in het Duits zahe is, en dat ik graag een ander woord dan tenace, dat niet helemaal betekent wat ik bedoel, noch wat in de tekst staat, ervoor in de plaats zou willen hebben.Ga naar eindnoot8 Tot donderdag dus, mits het goed weer is. Ik denk de hele tijd aan je. Met heel mijn ziel de jouwe. Je Sandro Je kan deze brief niet voor dinsdagmorgen ontvangen. Hij wordt pas maandag om 12 uur gepost. Heeft Ma een beetje baat bij de Franse conversatie? Ik denk het wel. Heb je Koba al | |
[pagina 770]
| |
gezien? Hoe gaat het met haar? Doe me een groot plezier, liefste, door me te beloven niet op de molen te gaan als hij draait, en niet op de omgang te gaan, dat wil zeggen het balkon, als de wieken draaien. Dat is erg gevaarlijk. Beloof me dat! - Als je naar Londen schrijft, bedank Agresti dan voor zijn brief. Bijgesloten de foto van Helen en een velletje - met gedichten die Agresti me toezond. Ik heb er meer, maar ik stuur ze maar één voor één, als omslag voor mijn brief. Die enveloppen zijn zo dun en je kunt er alles doorheen lezen. En een lezing lijkt me wel genoeg. Dus, tot donderdag, als het goed weer is. En volg mijn raad: neem een paar boterhammen mee die je op het kantoor van de krant kan opeten. Kun je Helen niet schrijven dat ze je de tekening die ze van jou heeft gemaakt, drie maanden leent? Je had het me beloofd!
Laat Piet alles lezen wat hem betreft.
[Nederlands gedeelte]
Dit is, dunkt me, een mooie brief geworden, niet | |
[pagina 771]
| |
29 november 1896iiide (honderdelfde) dag van eenzaamheid
* Mijn kleine lieve Roboïrounette, Nee, het verhaal van de ‘clandestiene kabeljauw’ heeft me helemaal niet verveeld. Integendeel zelfs. Het heeft me enorm geamuseerd, complimentenvissertje dat je bent! En het was vooral erg goed geschreven! Dat was een trotse rakker, jouw ‘maugréo del causo’ die, ontevreden dat hij de kabeljauw at die niet voor hem bestemd was, zich liet betalen om niets te zeggen. Als je meer van dit soort verhaaltjes hebt, houd ik me aanbevolen. - Laat ik nu even je vragen beantwoorden: ja, dankzij het werk dat ik doe, mag ik nu boter hebben, 3× per week een ons. Maar twee ons is voor mij al meer dan voldoende. Van de ‘wetenschapsman’ heb ik echter niets gekregen om me beter te kunnen kleden tijdens het luchten. Ik heb het dan ook vreselijk koud, vooral aan mijn benen. Mijn gezondheid is vrij goed, hoewel sinds twee weken de benauwdheid terug is. Ik heb er vooral 's avonds last van en het houdt me vaak uren wakker. Gelukkig schiet het al op. Na vandaag nog negenenzestig dagen! - Maandag kreeg ik een brief... uit Australië, van iemand die ik slechts vaag kende uit Den Haag, waar hij zijn vakantie doorbracht - hij was op dat moment onderwijzer op een school in Engeland - en die ik in 1891 beter leerde kennen toen hij met Domela, die bij me logeerde, in Parijs was. Hij was toen uitermate anglofiel, en een nog groter gallofoob. In Frankrijk deugde niets: in de kunst, noch in de literatuur. Kortom, niks! Engeland en de Engelsen, iets anders bestond er niet. Daarbij zeer pessimistisch en zeer socialistisch. Je begrijpt dat we het niet al te best met elkaar konden vinden. Zelf was ik in die tijd al teruggekomen van bijna alle ismen. Ik ‘vergiftigde’ hem met mijn francofilie en individualisme, echter zonder merkbaar succes. En nu, na vijf jaar, schrijft hij me dat ik over de hele linie gewonnen heb. Dit is wat hij schrijft: ‘Een paar jaar geleden maakte ik eindelijk kennis met de Franse literatuur. Inderdaad, deze literatuur is groots! Mijn vooringenomenheid tegen alles wat Frans is, heb ik uiteindelijk overwonnen en zonder voorbehoud erken ik dat de Franse schrijvers als kunstenaars en als voorhoede verheven zijn bóven schrijvers uit andere landen. Altijd al wenste ik dat alle vooroordelen zouden verdwijnen en hier kom ik denkers en dichters tegen die niet alleen diezelfde mening toegedaan zijn, maar bovendien op overtuigende wijze aantonen hoe stompzinnig deze wereld is. Nu is mijn geest verschoond van de laatste spinraggen van aloude fouten en schroom en voel ik me meer dan ooit in staat alle sociale problemen onder ogen te zien.’ Prachtig! Weer een gered! Zijn stijl is nog wat gezwollen, maar dat zal, net als al het andere, wel over gaan. Deze brief en getuigenis deden me plezier omdat de persoon in kwestie niet achterlijk is. Je ziet, zelfs in de gevangenis behaal ik overwinningen. Ook de brief van Jansje deed me plezier. Veel plezier. Deze vrouw is groot door haar goedheid. En verder heeft ze zoveel gezond verstand. Piet en zij zijn misschien de enige mensen die me begrijpen. Het gaat dus nog altijd door in Cuba?Ga naar eindnoot1 Ja, die Cubaanse vrouwen zijn geweldig en de Spaanse soldaten zijn zwijnen. Verder is die hele internationale soldateska niets waard. Mensen gedrild en opgeleid om te moorden. Wat kan men anders van hen verwachten dan doodslag en plundering? | |
[pagina 772]
| |
Ik heb de boeken van Corn. ontvangen, behalve de Specialiteiten die ik nog wel in het bizonder aan hem had laten vragen. Nu ja, in elk geval heb ik genoeg voor de komende maand (december). Gisteren heb ik mijn werk van deze maand afgegeven. Vraag het, wanneer Corn. het in zijn bezit heeft gekregen en lees het geheel. Maar stuur niets naar Parijs voordat F.F. mijn brief beantwoord heeft. Je spreekt me over devotie. Jazeker, ik ontken dit gevoel niet! Ik voel me ‘devoot’ aan zee en, meer nog, in een somber en ondoordringbaar woud, zoals ik op Java gezien heb. Ik begrijp ook de devote gevoelens van mensen die kerken bezoeken. Katholieke kerken, tenminste. Die andere zijn zo ijzig koud... net als de religies overigens. De geur van wierook, de stilte, het meerkleurig licht dat door ramen van zacht getint glas naar binnen valt, ja, dat alles imponeert me. Maar het kon me nog nooit doen ‘geloven’. We houden van het gebed van Tolstojs boeren... omdat het Tolstojs boeren zijn en omdat ze naïef en onwetend zijn. Ik bedoel hier onwetend eerder in gunstige zin. Maar haal je de weerzinwekkende tronies van de Engelsen die zondag uit de kerk komen eens voor de geest. Al die zwijnen zouden Christus tienmaal kruisigen - na hem baard en hoofdhaar te hebben afgeschoren en hem te hebben ‘opgemeten’ - als hij terug zou komen om te verkondigen en te doen wat hij 1900 jaar geleden verkondigde en deed. Alvorens hem ter dood te brengen, zouden ze hem nog eens twee jaar ‘hard labour’ met tred-mill enz. enz. opleggen. Het vonnis zou zó rond zijn. Denk je eens in, hij droeg pantalon noch hoed: Onzedigheid! Hij sliep buiten met een paar vrienden: Landloperij! Hij had nooit een cent op zak en vroeg de eerste de beste die hij tegenkwam of hij bij hem kon eten: Bedelarij! Hij ging om met prostituées en sprak zachtmoedig en vriendelijk met hen: Onzedelijkheid! Hij joeg de woekeraars uit de tempel (de Beurs in die tijd) en wierp hun smerige geld in de beek: Eigendomsdelict! (Zo'n tien jaar geleden gooide Duval een bom in de Beurs van Lyon.Ga naar eindnoot2 Ik zie geen enkel verschil tussen deze daad en die van Christus, die de tollenaars van Jeruzalem zweepslagen gaf. Als Christus chemicus zou zijn geweest, had hij een bom gemaakt, denk je niet?) In zijn Bergrede laat Christus zich in uiterst minachtende termen uit over schriftgeleerden en farizeeërs. Hij noemt hen ‘adderengebroed’. Onheil kome over u, hypocrieten, zo eindigde hij zijn rede: beschuldigingen en bedreigingen van de rechterlijke macht! - Je ziet, de arme man zou bij die ‘gelovigen’ in slechte handen zijn gevallen. Axioma: als je republikein bent, vestig je dan enige jaren in een republikeins land... en de lust zal je vergaan en je zult genezen van je republikanisme. Verblijf, vervolgens (als je de moed kunt opbrengen) een paar maanden bij royalisten, socialisten, anarchisten en christenen. Vol walging zal je je van het royalisme, het socialisme, het anarchisme en het christendom afkeren! En je zult jezelf worden, daar buiten is er niets. Ook hier veronachtzaamt men het heil van de gevangene niet. Elke maandag krijgen we een karton onder onze neus, dat wil zeggen, hangt men aan een spijker boven de tafel een karton waarop een meer of minder uitvoerige spreuk staat. Meestal meer uitvoerig. En de maandag daarop verwijdert men dit voorwerp om er een ander voor in de plaats te hangen, met een net zo lange en net zo intelligente tekst. Zie wat ik deze week voor mijn neus heb hangen: Laat je niet in met de onvruchtbare werken der duisternis!Ga naar eindnoot3 (in dit soort literatuur word je altijd getutoyeerd). Verder wordt er altijd in de gebiedende wijs gesproken. Zou het niet hoffelijker zijn de spreuk als volgt op te stellen: Meneer (of mevrouw), wij hebben het genoegen u te verzoeken of u zo | |
[pagina 773]
| |
vriendelijk zou willen zijn u te onthouden van elke relatie met de onvruchtbare werken der duisternis. Was getekend: God (Ik neem aan dat de boodschap, hoewel indirect, van hem afkomstig is.) Dit zou wat vriendelijker zijn, terwijl het bericht onverminderd aan duidelijkheid te wensen over laat. 7 dagen lang heb ik naar deze zin zitten koekeloeren, en tot mijn schande moet ik bekennen dat ik er niets van begrepen heb. Wat is een ‘onvruchtbaar werk der duisternis waarmee je je niet moet inlaten’? Weet jij het? En wat betekent dan wel dat ‘onvruchtbaar’? Is het een voorbehoud? Betekent het dat wanneer de werken niet onvruchtbaar waren, met andere woorden, wanneer ze iets opgebracht hadden, je je dan wel met ze zou kunnen inlaten? Maar omdat ze geen cent opbrengen, zou je er beter aan doen daar te scharrelen waar het meer loont. In de ‘handel’ bijvoorbeeld, of op de Beurs, van tien tot drie. Daar is het altijd licht, daar is geen duisternis, en als je een slimme jongen bent, zullen jouw werken niet onvruchtbaar zijn. Ik ben er! Ik heb het begrepen. En dan te bedenken dat het me een week gekost heeft om zo'n uiterst eenvoudige waarheid te doorgronden. - Toen ik hier kwam, sprak mijn karton: Proef en zie, hoe goed de Heer is!Ga naar eindnoot4 Die dag was er juist gort (wat ik haat), een hele nap vol, en roggebrood. Omdat ik trek had, heb ik het daadwerkelijk geproefd. Maar ik vond het helemaal niet goed. Macache bono, de Heer! - Ziehier nog een proeve van deze onverteerbare lectuur: ‘Deze God, die boven alle lof verheven is, hebt gij niet geprezen!’ Dat is het toppunt! ‘De miljonair Rothschild die zwemt in de duizendjes, heb je geen cent gegeven!’ - Het is toch schandalig! - Deze zin, verdienstelijk door zijn bondigheid, heb ik ook gehad: Waar komt ge vandaan, waarheen gaat ge?Ga naar eindnoot5 (Tussen twee haakjes: in het Maleis is dit heel mooi: Dèri manah, di manah?) Het ging me te ver hierop te antwoorden, maar ik heb me laten vertellen dat een van mijn lotgenoten, minder stiekem dan ik, het zijn plicht achtte eronder te schrijven: ‘Ik kom uit Haarlem en ik ben van plan me in Den Haag te vestigen.’ Welnu, deze openhartigheid kwam hem op twee dagen ‘water en brood wegens vernieling van regeringslectuur’ te staan. Nou, wat zeg je daarvan? Wat een valstrik, nietwaar? - Ik snap niet waarom ze gevangenen zulke beuzelarij voor hun ogen hangen. Ik verzeker je dat het ergerlijk is, telkens als je je hoofd opheft op zulke belachelijke frasen te stuiten. Als men de gevangenen absoluut op ‘stichtelijke opschriften’ (ik denk tenminste dat men dat ermee beoogt) wil trakteren, dan zijn er toch wel andere te vinden. B.v. ‘Men vangt geen vliegen met stroop.’ - Pateau. ‘De rechter: “Waarom ben jij een boef?” - De dief: Waarom ben jij rechter?’ - Félix Bulla.Ga naar eindnoot6 - Enz. enz. Ja, William Blake was een geweldig persoon. Die opmerking van meneer Rossetti: ... more conformable to the quality of an oriental patriarch or a religious social innovator than of an English engraver of the eighteenth century, is erg goed. En dat terwijl ik begrijp dat die verdomde Engelsen hem als gek behandeld hebben! - Bedankt voor de brief van Verlaine.Ga naar eindnoot7 Stuur me nog meer van Christina Rossetti,Ga naar eindnoot8 wil je? Maar schrijf me vooral mooie brieven, zoals die van donderdag en zaterdag (die ik vanmorgen kreeg) en verhaaltjes over Maugréou del Causo. Niet gek, om de imbecielen door die dove vrouw te laten geselen tot de dood erop volgt, (voor de dove was dat ook niet gek, toch?) en die schreeuwende kleuters in het kippenhok op te sluiten. En die vondst van die 100 flanellen vesten die moesten worden gemaakt! Je moet, op jouw beurt, mijn brief van afgelopen zondag slecht gelezen hebben. Ik heb niet gezegd: Je hebt je bediend van kwaadaardige taal enz., maar: Het schijnt dat je je bediend hebt enz. Dat | |
[pagina 774]
| |
maakt een enorm verschil, lijkt me. Wees gerust wat dat ‘antwoorden’ betreft. Als er iets beantwoord moet worden, zorg ik daar wel voor. Lik op stuk! Wat is het koud, de laatste dagen. Ligt er al ijs in Westzaan? Ja, natuurlijk. Ik smeek je, wees voorzichtig en ga er niet op voordat het ijs zeer, zeer sterk is. Het idee dat je je leven zou wagen op die vliesdunne ijslaag, bezorgt me voortdurend angst. Vooral in Holland is het gevaarlijk, omdat de sluizen onophoudelijk gesloten en geopend worden om het water open te houden. Als de sluizen open zijn, stroomt het water onder de ijslaag vandaan en vormt zich een luchtbel waardoor het ijs geen weerstand meer heeft. En zelfs als je ziet schaatsen, is dat niet altijd het bewijs dat het ijs sterk is. Door de snelheid waarmee de schaatser zich voortbeweegt, oefent hij bijna geen druk uit op het ijs, terwijl degene die over het ijs wandelt er met zijn volle gewicht op drukt. Als het ijs dik is, goed dik, en Jansje en Piet je willen leren schaatsen, dan zie ik geen bezwaar, maar wacht tot dat moment, smeek ik je. Beloof me dat om me gerust te stellen. De eenzaamheid maakt me zo zenuwachtig en ik zit voortdurend in angst. Als ik een jaar moest zitten, in plaats van 6 maanden, dan zou ik zeker gek worden. - Geen straatzangers deze week, en ook de vorige niet. Misschien vanwege de kou. Ja, liefste, aanstaande donderdag is het bezoekdag. Maar heus, mijn liefste, de gedachte dat jij om 6 uur 's morgens op moet staan om me wellicht om 1 of 2 uur 's middags een kwartiertje, en je weet onder welke omstandigheden, te zien, valt me zwaar. En dan vaart misschien, vanwege het ijs, het petroleumbootje wel niet, en moet je door die kou terwijl het donker wordt een lange, lange wandeling maken. Afgelopen donderdag zat ik ook al voortdurend in angst. Als je nu eens niet kwam. Ik spreek heel serieus! Schrijf me woensdag een heel mooie brief, heel lang en heel vrolijk, en donderdagavond zal ik dan denken dat ik je 's morgens gezien heb en zal ik blij zijn je die onaangename reis bespaard te hebben. Ik verzeker je, ik zeg dit uit de grond van mijn hart en volstrekt niet met de achterliggende gedachte dat jij zegt: Sandre zegt me niet te komen, maar hij hoopt dat ik toch kom. Als het nu zo was dat je me om b.v. tien uur kon bezoeken, en dan om 1 of 2 uur in Westzaan terug kon zijn, dan was het wat anders. Maar het genoegen dat ik beleef je te zien, wordt vergald door de gedachte aan je lange wachten en de terugreis. En je hebt je ook al twee keer vergist in het station, zodat je naar huis moest lopen. Ik vraag je alleen maar om me te schrijven of je van plan bent wel of niet te komen, zodat ik me geen zorgen zal maken als ik je niet zie. - Ik heb gevraagd of ik vrijdag bezoek van je mag hebben, d.w.z. de 1e en 3e vrijdag in plaats van de 1e en 3e donderdag. Ziehier de voordelen: 1o Je maakt beide reizen - heen en terug - samen met Piet, die de stations kent en die, wanneer er geen boot gaat, met je mee loopt. 2o omdat er vrijdag geen andere bezoekers zijn, kunnen we elkaar onmiddellijk zien nadat je in de gevangenis aankomt, (maar altijd na half 10) en kun je daarna tot het moment van je vertrek vrij over je tijd beschikken. Je ontmoet Piet op de krant en jullie reizen samen weer terug. Mij zou dat een groot genoegen doen. Ik krijg morgen of overmorgen antwoord, en als het instemmend is, vraag ik of ik je er per briefkaart van op de hoogte kan stellen. Als je die briefkaart niet ontvangt, dan zie ik je donderdag, behalve wanneer je er de voorkeur aan geeft mijn raad op te volgen. Neem wat ik je hierover gezegd heb serieus in overweging, mijn liefste prinses, en laat me op tijd weten wat je besloten hebt. Op z'n laatst in je brief van dinsdagavond. Ook ik begrijp niet waarom mijn brieven er dertig uur over doen om de afstand tussen Amsterdam en Westzaan af te leggen, terwijl de jouwe er maar zes of acht uur | |
[pagina 775]
| |
over doen. Ik geef mijn brief maandagmorgen om 7 uur af, en hij zou dus om 1 uur 's middags gepost kunnen worden, net als de andere brieven. Je zou hem dus dezelfde avond of uiterlijk de volgende dag (dinsdag) om 7 uur 's morgens moeten ontvangen. En toch heb je mijn laatste brief pas om 4 uur 's middags gekregen. Je moet ongerust geweest zijn, arme liefste. Overmorgen, dinsdag, is het al december! De 9e zullen 4 van de 6 maanden om zijn, ofwel tweederde. Ik begin het wat minder somber in te zien. Veel geduld, liefste. - Gisteren, zaterdag, droevige dag. Geen brief. Erg zenuwachtig. Allerlei trieste gedachten gingen door mijn hoofd. Ik kwelde mezelf met de gedachte dat je op het ijs gegaan was en dat er een ongeluk gebeurd was. O, die angsten! Beloof me, liefste Kaya, om voorzichtig te zijn. Als je eens wist hoe deze zwartgallige gedachten aan me knagen en me doen lijden. Ik heb echt rust nodig als ik vrij ben. - Ergens aan zee, of in een bosrijke omgeving, met jou. Wat zouden we het fijn hebben en gelukkig zijn. Ach, je vindt me zot met mijn krot! Nou, ik lach me kapot. Kleine deugniet! - Nee, geen bootje. Wil je me voor eeuwig spit bezorgen of een ander soort reumatiek? En nu, mijn lief, moet ik enkele regels aan de familie Piet wijden. Ik heb hen zo vaak verwaarloosd, en ze schrijven me vaak. Wat deed die brief van Jansje me een plezier. Ze houdt veel van je. Goed, ik zal eraan denken. Ik zal het andere bedje bezoeken, en eruit halen wat erin zit. Zo is het toch, niet Met heel mijn ongedurige hart, je Sandro.
[Nederlands gedeelte]
Ik heb de laatste dagen veel gelezen. Al die boeken spraken over Indië en er kwamen veel plaatsen in voor waar ik zelf geweest ben. Je snapt dat me dat plezier deed. - Ik krijg nog altijd zo veel boeken als ik wil, en in alle talen. Tijdschriften krijg ik ook. Dit is altijd een hele troost geweest. Laat Piet lezen wat hem aangaat. Groet de kinderen en grootmoeder van me. Kleed je warm met dit koude weer. Sandro Je zal de brief van F.F. ongetwijfeld spoedig ontvangen. En het nummer van de R.B. (van 1 december) - Heb je al nieuws uit Londen? Ik nog niet.
[Nederlands gedeelte] | |
[pagina 776]
| |
6 december 1896* Liefste Kaya, Rouboïrounetta del miou cuoronnet, què t'aïme, què t'aïme! Ik wil mijn brief van deze week met verontschuldigingen beginnen: culpa culpa, mea culpa, mea maxima culpa.Ga naar eindnoot1 Ik moet afgelopen vrijdag een beetje de kluts kwijt geweest zijn toen ik je verwijten maakte over je brieven. Bedenk, liefste, dat me de allereerste brieven die je me na je terugkomst uit Londen schreef door het hoofd speelden: brieven waarin je je beklaagt over de dodelijke verveling in Westzaan, en over je droefheid. Ook jij moet wel gemerkt hebben dat ik, toen ik je dat zei, mezelf niet was. Je hebt geen idee van de verlammende invloed die de gevangenis op een zenuwstelsel als het mijne heeft. Echter, sinds twee weken moet ik bijna elke dag hardop om jouw brieven lachen. Ik lees en herlees ze nog steeds met veel plezier. En je mooie tekeningen! Je portretje (dat ik elke ochtend en avond omhels) en die onvoorstelbaar mooie vlinder, en al die lieve reprodukties van Verlaine! Denk dus niet meer aan de domme dingen die ik vrijdag gezegd heb zonder zelf te beseffen wat ik zei. Je was nog niet vertrokken en ik was | |
[pagina 777]
| |
nauwelijks terug in mijn cel, toen ik me mijn waanzin realiseerde. Maar, allerliefste Kaya, hier verlies je elk besef van tijd. De gebeurtenissen van gisteren lijken twee weken oud, en omgekeerd. - Waarom ik mijn brief van dinsdagavond niet beter benut heb? Omdat dat niet kon. Als ik je een uitvoeriger brief geschreven had, had men hem niet verzonden. Dat was eerder al eens het lot van een epistel dat voor Domela bestemd was. Denk je niet dat ik je dagelijks zou schrijven, als dat was toegestaan? Werkelijk ‘fenomenaal’, je ode aan ‘De Gevangene als Soort’. - O ja, het woord screver dat je zo intrigeerde in de doorgestreepte passage uit mijn laatste brief moest schrijven zijn. Ik vertel je later wat dat was. - Nog een bewijs van hoe afgestompt ik ben: pas toen je al vertrokken was, vrijdag, zag ik de prachtige handtas (of schoudertas) die je in je hand hield en waar je de Père Peinard in geborgen had. Mijn complimenten, zowel voor de tas als voor je mooie jurk. - Maar hoe kon je met zulk gemeen en koud weer zonder jas en handschoenen uitgaan? Je kleine lieve knuistjes zagen rood van de kou. Verder moet je op de terugweg een bui op je kop gehad hebben. Vind je dit nu een jaargetijde om zonder jas en plu uit te gaan? Wat zul je het vervelend hebben gevonden dat je geen pakjes voor de kinderen kon maken! Heb je Corn. gezegd de 15 cent van het pakje terug te betalen? Als je het niet gedaan hebt, doe het dan alsnog in een klein briefje. Je bent stout in je brief van vrijdag: je verwijt mij dat ik je ‘complimentenvissertje’ en ‘kleine deugniet’ noem. Maar dat zijn koosnaampjes, dat weet je best. Ook lijk je me te verwijten dat ik het over kou, boter enz. heb. Maar weet je dan niet dat jij me hiernaar vroeg? Je hebt me gevraagd of ik iets gekregen had om me warmer te kunnen kleden tijdens het luchten, en of ik nu boter kon kopen. En daar antwoordde ik op. Corn. had mijn werk dus nog niet, vrijdag? Misschien had hij de centen nog niet gestuurd. Ik ben blij dat je Maarten op het station hebt ontmoet. Zo hoefde je die hele weg niet alleen af te leggen. Vrijdagavond kreeg ik je lieve en liefdevolle briefje dat de gedichten van Ch.R. vergezelde. Ja, je hebt gelijk. Die gedichtjes zijn buitengewoon zuiver. En wat een mooie devotie! Je kunt Corn. schrijven of zeggen dat ‘De Specialiteiten’ inderdaad bij de toegezonden boeken zit; maar dat deel 4 van de Ideeën er niet bij is. Ik hoop dat de straatzangers hun belofte houden. Binnenkort vier weken dat ze niet geweest zijn. Nog 9 weken, min een dag vandaag, liefste, en nog 60 dagen wanneer je deze brief ontvangt. Behoorlijk droevige maanden, dat is waar, maar wel al meer dan twee maanden voorbij! - Is dit niet mooi bedacht: Je komt me die vrijdag opzoeken en dan blijf je in Amsterdam zodat je me die zondag, d.w.z. twee dagen later, helemaal alleen aan de poort kunt ophalen. Maar we hebben nog tijd genoeg om daarover te praten. Ziehier mijn bord van deze week: ‘Uit de diepten van mijn ellende heb ik u geroepen, Here, Here, hoor mijn stem.’Ga naar eindnoot2 Morgen, maandag, zal dit schrandere voorschrift verwijderd worden en vervangen door een ander, niet minder diepzinnig voorschrift. Deze dingen zijn genummerd en ze hebben dus een nuttige kant (dat is nog het minste). De eerste die ik hier kreeg had nummer 92 en nu (d.w.z. morgen) ben ik al bij 76. Als men me nummer 68 komt brengen, is de laatste week van mijn hechtenis aangebroken. | |
[pagina 778]
| |
Ik ben vandaag een bad wezen nemen. Dat heeft me goed gedaan. Helaas krijg je maar eens in de twee maanden een bad, wat niet veel is. - En wat zeg je van mijn baard? Is het waar dat je blij was met de dubbele tralies die me verhinderden je vrijdag te omhelzen? Je verbeeldt je dus dat mijn baard net zo kort en stekelig blijft als hij nu is? Je zult eens zien met wat voor prachtige vacht ik hieruit kom. Wat is die familie ‘Piet’ toch aardig, nietwaar? - Nee, de oude Sint Nicolaas heeft me niet bezocht en ik heb niets gekregen.Ga naar eindnoot3 Is Domela al terug? Corn. schreef me dat hij een dezer dagen naar A.[msterdam] terug zou keren. - Heb je nu de Revue Blanche en nieuws van F.F. ontvangen? Heb je in de Père Pein. niets gelezen over de ‘Clameur’, die in september of oktober had moeten verschijnen, het dagblad?Ga naar eindnoot4 Je bent dus weer een poosje in het museum geweest.Ga naar eindnoot5 Wat valt het licht er prachtig naar binnen, vind je niet? Wanneer ik vrij ben, zullen we er samen vaak heengaan, d.w.z. als je dan nog van me wilt weten. Daar schiet me een grap met die brave Bernard te binnen. Ik had in Parijs een makker die ... huisbewaarder was. Maar een jofele huisbewaarder die in zijn kast een hoop arme sloebers had, die nooit één sou aan de huisjesmelker zouden dokken. Zijn wijf (van de huisbewaarder) was ook een gewiekste tante, en meer dan eens had ze die aasgier van een huisjesmelker grondig de oren gewassen. Op het laatst had die huisjesmelker er zijn buik van vol en ontsloeg-ie de huisbewaarder. Hij kon de eerste van de maand z'n biezen pakken. Daar komt nog-es bij dat-ie mandenmaker was. In de penarie zat-ie en hij moest z'n boeltje pakken om in een ander armeluiskrocht te trekken. En op dat moment besloot-ie zich op de huisjesmelker te wreken. Hij was er zeker van dat deze kwaaie praatjes over z'n voormalige huisbewaarder rondstrooide! Als-ie dit nu eens kon bewijzen, dan kon-ie schadevergoeding eisen. Dus op een goeie dag toog ik, vergezeld van Bernard, naar de huisjesmelker. Bernard had zich in een pikzwart kloffie gestoken, met zwarte klaphoed (geleend van Félix) en dito handschoenen. Daarbij een witte das. Hij stelde een groot huizenbezitter uit Oostenrijk voor, voor een paar dagen in Parijs, waar hij speciaal naar toe was gekomen om een goeie huisbewaarder op te scharrelen. De mandenmaker had hem zijn diensten aangeboden en nu kwam hij eens even langs omdat hij het fijne van die kerel wilde weten. Hij had een energieke huisbewaarder nodig, streng tegen de huurders enz. enz. En daar gingen we. De huisjesmelker was helaas niet in zijn kot, en we troffen slechts moeder de vrouw. Men liet ons binnen en toen we op de sofa zaten, stak ik van wal. Ik was Bernards tolkGa naar eindnoot6 die, zo vertelde ik, louter Bulgaars babbelde. En daar begon die kletstante een stroom van verzinsels over onze makker over ons uit te storten! Hij was wel een goeie vent, maar verre van energiek. De huurders vertrokken bijna allemaal met de noorderzon, zonder een sou te dokken. En ze dacht ook wel dat-ie door die bommenleggerij aangestoken was. Hij las de P.P. en andere schreeuwerige blaadjes. Ik zei dat dat niet zo best was, en Bernard gaf in het Bulgaars dezelfde mening. Toen ik zag dat dat wijfje 'm kneep voor alles wat maar naar bommenleggers riekte, vertelde ik haar dat er een grote zaak op handen was met bijna tachtigduizend kilo handel. Als eerste was Parijs aan de beurt en dan Asnières (Daar bivakkeerde de huisjesmelker 's zomers). Bernard hield het bijna niet meer van het lachen en zei af en toe: Ja, natuurlijk, in het Frans. Hij wrong zich werkelijk in allerlei bochten, want hij kon toch moeilijk in lachen uitbarsten. Na een half uurtje kletskoek vertrokken we en we waren nog niet buiten of Bernard barstte in een forse lachbui uit, die geheel niet paste | |
[pagina 779]
| |
bij zijn plechtige dracht. Iedereen keek naar hem, denkend dat hij dronken was. Ik moet er nog om lachen. Daarna zijn we vadertje Simon, de jofele huisbewaarder, het resultaat van onze onderneming gaan vertellen. Hij was zeer tevreden. - Andere grap. Dat was in Bernards hok, die toen in de rue de Dunkerque woonde. Het was vlak na de roemrijke veldtocht in Dahomey. Men sprak alleen nog maar over BéhanzinGa naar eindnoot7 en Dodds, die goeie generaal.Ga naar eindnoot8 Félix, Hélène en ik dronken thee en maakten lol bij Bernard. Opeens kwam ik op het lumineuze idee dat we wel eens veroveraartje konden gaan spelen. Ik zei iets tegen Bernard en verdween met hem achter het kamerscherm. Daar kleedde B. zich helemaal uit, ik smeerde hem met schoensmeer in - niet helemaal, maar als een tijger - en als enige kledingstuk wikkelde ik een brede gordijnophouder om zijn lendenen, en op zijn hoofd plaatste ik de hoge hoed van Félix. Op zijn neus een lorgnet. Ik liet Bernard even alleen om Félix en Hélène in m'nheer en mevrouw Carnot te veranderen. Zelf nam ik de rol van die goeie generaal Dodds met de kachelpook als ‘overwinnaarssabel’. Daarna haalde ik Bernard naar voren. Bernard wierp zich voor het presidentiële paar op de knieën en voerde daarna boven op de tafel een paar Dahomeyaanse dansen uit. We waren allemaal ziek van het lachen. Uiteindelijk gingen Félix en Hélène met Bernard tussen hen in op het balkon staan en ik ging op straat, wijzend naar het balkon, staan roepen: Leve generaal Dodds, leve Carnot, leve Béhanzin! In een mum van tijd stonden daar minstens 500 man te kijken en elkaar het drietal op het balkon aan te wijzen. Félix groette ernstig en Bernard danste in het rond. Uiteindelijk arriveerde de politie, maar het drietal was al weer naar binnen, en ik ook. De volgende dag gaf de hoteleigenares Bernard zijn congé, want dit was niet zijn eerste geintje. Dat wil zeggen, we kwamen wel vaker bij hem om tot vroeg in de morgen lawaai te maken. Monna had de gewoonte om de lampetkan en de wateremmer op de vloer te legen en Bernard moest dan zo lachen dat hij niet in staat was om het op te ruimen. - Alleen in Parijs kun je zo'n schik hebben, vind je niet? Kun je je zo'n grap met Béhanzin in Londen voorstellen? Niet echt! En in Westzaan ook niet. - Soms was Lenig als een kat van de partij. Dan moest hij voor ons zingen: ‘Er was een herderinnetje, van je klingelingeling, laat ons de noodklok luiden’ enz. Of we lieten hem een paar gepeperde stukken uit de P.P. voorlezen. Eenmaal hebben we hem op Bernards schouders gehesen om hem een reclameplaat van SaxoléineGa naar eindnoot9 van een muur te laten halen, maar hij kneep 'm dat hij zou vallen. En hij heeft niet alleen reclameplaten van de muur gehaald, op een nacht in december 1892, in een ijzige kou, hielp hij ons bij het plakken in de rue des Abbesses en in Montmartre. F.F. stond op de uitkijk, Totor ook, Lenig als een kat droeg de lijmpot en ik plakte clandestiene plakkaten. - Dat was nog voor jouw tijd, liefste. Maar jij en ik hebben ons ook goed geamuseerd in Parijs, nietwaar? Je herinnert je die mooie wandelingen op de heuvel rond de Sacré Coeur, om twee uur 's nachts. Wat was Parijs mooi op dat tijdstip! En dan onze soupeetjes (die we met 20 cl. bier wegspoelden) in de rue d'Ursel. En Ivan, die het bier zo nat vond! En wat hebben we gelachen, die nacht toen we in de rue Hippolyte-More (aux Vaches)Ga naar eindnoot10 sliepen omdat Hedwig bang was om alleen te blijven. Herinner je je ook het portret dat Ivan van Hedwig maakte? En dat van Victor? - En onze laatste reis naar Parijs.Ga naar eindnoot11 De aankomst. Bij F.F. thuis, ik in het trapportaal om zijn moeder niet te laten schrikken. Een korte stop in een bistro op de place Clichy om een briefkaart te schrijven en een glas limonade te drinken. Rijtuig. Nachtelijk bezoek aan Emile. Houdt zich van de domme. Grote beroering en idem | |
[pagina 780]
| |
angst. Eindelijk onderdak. Volgende dag: eindeloze wandelingen. Gauche niet in de stad. Bus Jardin des Plantes - Batignolles. Ik in een café op de Bd. Haussmann, jij R.B. Beiden R.B. Pouget komt. Vertrek R.B., bus richting Clichy - Odéon. Jij bezoekt Huot. Rachilde.Ga naar eindnoot12 Niets. - In de rats. Eten. Wandeling rue Montmartre. Ik naar de rue de Cléry. Jij Petite République.Ga naar eindnoot13 Beroep op het ‘beroepsgeheim’. T. de Reddende Engel. Wat een vreugde! Bus Madeleine - Bastille - Ternes. Koffie. Komst van T. en B. Eindelijk kunnen we slapen. Venijnige opmerking over ‘Fanny’, enigszins in tegenspraak met de smaak van Aimée. Drie heerlijke dagen. De mooie katten. Julie. Mooi en geheimzinnig huis. Zondag bezoek van F.F. Maandag: de kip op je lip! Dinsdag, Sandro bezoekt tevergeefs de procureur-generaal der Republiek, die ‘er niet is’. Zo kom ik niet in de kast. Eindelijk. Conciergerie. Bezoekjes van Kaya. De ‘knipsels’ op slinkse wijze verdwenen. Louter herinneringen, louter herinneringen! Wat een onsamenhangende brief, vind je niet? Ik hoop dat je hem wat eerder krijgt dan die van vorige week. Ik heb vandaag, zondag, geen brief van jou gekregen. Ongetwijfeld krijg ik hem morgenochtend. Hij moet er, denk ik, al zijn. Oef, 17 van de 26 weken zitten erop. Stuur me meer van Christina Rossetti, wil je? En ook je droom, als hij niet te triest is. Weet je, liefste, hoeveel brieven ik nu van je heb? Raad eens. Honderdendrie! Dat is heel mooi, mijn kleine Marietje. Ik heb verder niets van mijn vader gehoord, noch van mijn broer. En ook niets uit Londen. Olive vergeet haar belofte om me vaak te schrijven. Mijn groeten aan iedereen thuis bij Piet. En vergeet niet grootmoeder te groeten. Boven aan de brief staan een paar woorden van dank voor Maarten, voor de dichtregels die hij voor me overschreef. Het is een erg mooi gedicht. Het is vertaald uit het Engels. Titel: The song of the shirt. Schrijver: Hood.Ga naar eindnoot14 En die tijgerin, wat voert zij nu uit? Staat er nog iets nieuws in de Franse kranten? Hoe vergaat het de tsaar? En Félix Faure?Ga naar eindnoot15 Zes uur 's avonds! Weer een behoorlijk vervelende dag voorbij. Gelukkig kan ik je op zondag schrijven en met je babbelen. De toto mi cuoro, je Sandro Wat deden de tekeningetjes van P.P. me een plezier! De handelaren in onrecht zijn erg mooi. Wat een tronies!
[Nederlands gedeelte] | |
[pagina 781]
| |
19 december 1896* Liefste Kaya, Hoe vermakelijk, je brief van vandaag (gisteren, vrijdag, geschreven!). Nee, we zijn, jij noch ik, ‘baatzuchtigen’. Helaas, zeg ik, want dat is jammer. Voor onszelf dan. Maar ik wil mijn brief niet met vervelende bespiegelingen beginnen. - Vind je niet dat ons gesprek van gisteren verreweg het minst onaangename was van alle bezoekjes tot nu toe! Het is vrij moeilijk, gegeven de omstandigheden waarin we elkaar zien, om van ‘aangename’ gesprekken te spreken. Maar gisteren was het een vrolijk bezoek. Maar wat is een kwartier snel om! - Ze hebben me de R.B. nog niet gegeven. Op z'n vroegst weet ik dinsdag of ik het hoe dan ook krijg. Ze moeten het eerst aan de directeur vragen. Je hebt toch nog wel een andere? Ik had F.F. gevraagd je er twee te zenden. Gisteren en vandaag heb ik vrij goed gewerkt omdat ik minder zwaarmoedig was - dankzij jouw bezoek. - Nee, het zijn geen kousen. Slechts sokken. Gelukkig zijn ze warm. Gistermiddag kreeg ik The Prince's ProgressGa naar eindnoot1 dat ik met veel plezier heb gelezen. Wat een lieflijk gedicht, vind je niet? Ik had er in Londen al fragmenten van gelezen. Hoe kan ik mijn dank uitdrukken voor alle moeite die je voor me doet! Want het is een flink stuk, The P.P. Ik kan me de tekening van D. Gabriel nog goed voor de geest halen, het doodsbed van de prinses. Is het niet?Ga naar eindnoot2 | |
[pagina 782]
| |
Ik ben heel even kwaad geweest, of liever gezegd, gekwetst. In je brieven heb je me meermalen mijn mening gevraagd over je Engels. Je moedigt me zelfs aan - wat niet nodig was - om je ronduit mijn mening te geven. ‘I am strong enough to support criticism.’ Maar toen ik gisteren geheel naar waarheid zei dat je geweldig vooruit gaat, maar dat je in plaats van I mean, I think moet zeggen, maakte je me voor ‘leraar’ uit. Als er één benaming is die me tegenstaat, dan is het die wel. Ik heb altijd al een hekel aan frikken gehad. Je weet dat ik in Londen, als ik Engels sprak, altijd aan Olive of Helen vroeg of ze me wilden verbeteren als ik fouten maakte. - Ik zou graag geloven, en eigenlijk geloof ik dat ook, dat je dat zei om me te plagen. Is dat waar? Heb je de Multatuli-vertalingen gelezen? Hoe vind je ze? Erg grappig, vind je niet, het verhaaltje van Abraham en Ezechiël, die elkaar voor ‘varken’ en ‘hond’ uitmaken?Ga naar eindnoot3 En dat andere: Broodbakken en onsterfelijkheid.Ga naar eindnoot4 Het deed me aan Grave denken. Ik zou graag willen weten hoe hij, in de tijd dat hij nog ‘schoenlapper’ was, de kistjes verzoolde die men hem toevertrouwde. Zijn gedrukte ‘voordrachten’ zijn verduveld taai. En dan Hamon! Dat is een kerel die ervoor geschapen is om bibliothecaris te zijn. Opbergen, ordenen, etiketteren, dat is zijn hobby!Ga naar eindnoot5 Als museumsuppoost, bijvoorbeeld in het Kensington, of het Natural History M. zou hij ook tot zijn recht komen. Waarom, in godsnaam, schrijft hij, dat beest! Hij heeft een goed hart, geloof ik, en hij is niet helemaal zonder verstand. Ik heb hem in Londen op het congres ontmoet. Eerst deed hij net of hij me niet zag, hoewel hij 12 centimeter van me vandaan stond. Ik had hem best gedag willen zeggen, ware het niet dat ik bang was dat hij dat op zou vatten als een soort ‘schuldbekentenis’ voor het artikel waarin ik de draak met hem stak. Uiteindelijk kwam hij naar me toe en gaf hij me met een welluidend: Dag Cohen, hoe maakt u het?, een hand. En ik beantwoordde zijn handdruk en groet met een niet minder krachtig: Uitstekend, Hamon, en hoe maakt u het? - En dit deed me plezier, want hoewel ik alles tegen de literair-wetenschappelijke produkten van deze man heb, heb ik absoluut niets tegen zijn persoon. - Toen H. zijn entree maakte op het congres, in korte broek met fietspet, kwam die arme Nettlau met het zweet op zijn voorhoofd naar me toe. ‘Ik smeek u, Cohen, om me niet aan te kijken wanneer u H. tegen me ziet praten, want dan barst ik in lachen uit.’ Ik verzeker je dat N. er meelijwekkend uitzag. Hij is zo verlegen als een... schoolmeisje (in het werkelijke leven zijn meisjes helemaal niet verlegen, in elk geval veel minder dan jonge ‘mannen’) en het idee deze beroepssocioloog in zijn gezicht uit te lachen, vervulde hem met grote vrees. Uiteindelijk is alles goed afgelopen, en Hamon en ik hebben samen meer dan één biertje gedronken. Het was de Père P. die hem meesleepte, maar H. was ervan overtuigd dat hij en niemand anders het congres domineerde. Het was werkelijk heel grappig. ‘Glorious’, zou Rake zeggen. O, dat congres. Ik heb ruzie gemaakt met de grote Opperpriesters van het Duitse socialisme, Liebknecht en Singer. Zij waren begonnen over het artikel uit de Figaro (in drie jaar waren ze er nog niet in geslaagd het te verteren) en dat uit R.v.A. En ik vroeg hun hoe het met ‘vriend’ LindemannGa naar eindnoot6 ging. Kortom, uitwisseling van lieflijkheden. En nu ga je mijn tafeltjes ‘verpatsen’. Dat zal ik je betaald zetten! - Je zal de opmerking over de brave burger Fournière verkeerd gelezen hebben. Je zegt dat hij een voordracht zal houden over ‘het idealisme in de sociologie’. Is het niet eerder zo dat hij spreken zal over ‘de idiotie in het socialisme’? Ik stel me zo voor dat aan het einde van de voordracht Fanny in klederdracht de Carmagnole zal dansen. ‘Het socialistisch | |
[pagina 783]
| |
tijdperk en het socialistisch idealisme trotseren het fatsoen.’ En verder: je kunt goed zien wat mooi is, nietwaar, Ugène? Brunetière moet zich maar goed zien te houden. Een tweeledige aanval, van Fournière en van Fanny, brrr! Ja, jij zult mijn haarkunstenares zijn. Ik geef me volledig over. Kort maar bondig, jouw levensbeschrijving van Theuriet:Ga naar eindnoot7 hij is burgemeester, hij heeft een dertigtal boekjes geschreven en hij is lelijk. E basta! En Zola? Was hij kandidaat? En schrijf me ter vervanging van wie Theuriet is gekozen. Welk lid van de Académie is overleden sinds ik ‘binnen’ zit? - Nog zeven weken, liefste, vanaf vandaag. Na deze brief zal je dus nog 6 brieven ontvangen. - Heb je Domela gezegd dat hij me moet schrijven? Heb je de straatzangers uit hun apathie kunnen opwekken? - Het moet een hele tippel zijn vanaf de gevangenis naar de Haarlemmerdijk! Ik geloof echter dat je door een mooi park loopt - of tenminste, kunt lopen -, het Vondelpark? Zelf ken ik die buurten helemaal niet, en mijn tocht door Amsterdam maakte ik in een rijksvoertuig, anders gezegd: een ‘panier à salade’ (in Parijs) of een Black-Maria (in Londen). Die arme Jo hoest dus? Niets verontrustends, hoop ik? Hopelijk zal F.F. het niet bij de vier pagina's die hij in de R.B. publiceerde, houden. - Ik wil graag dat je het volgende tegen Domela zegt. Vraag hem of hij een dezer dagen (hoe sneller hoe beter) H.W. in Londen schrijft, om hem te vragen of deze in zijn krant enkele interessante fragmenten van Multatuli zou willen plaatsen, en onder welke condities. Ik wil dat hij een goede paginaprijs betaalt. Omdat die pagina's erg groot zijn, wil ik dat hij minstens 2× zoveel als de R.B. betaalt. Domela moet zijn poot stijf houden en hem zeggen dat ik voor die vertalingen een groot aantal publikatiemoge- lijkheden heb. Laat hij de R.B., de Soc. Nouvelle enz. noemen. Als H.W. instemt, dan schrijf je naar F.F. om hem de stukken die hij niet publiceert terug te vragen. Maar laat F.F. ze eerst aandachtig doorlopen en, waar nodig, de vereiste verbeteringen aanbrengen, die, daar ben ik van overtuigd, niet talrijk zullen zijn. Voordat je wat dan ook aan H.W. verzendt, vertel je me zijn antwoord zonder over de poen te praten. Je zegt me gewoon of de voorwaarden je ja of nee aanvaardbaar lijken. Daarna geef je me een lijstje met de titels van de door F.F. teruggestuurde stukken en zal ik je zeggen welke je naar Londen moet sturen. - Knoop nu het volgende goed in je oren: doe, voor één keer, precies en snel, wat ik je hierboven zeg. Het zou het beste zijn als je een dag met Piet meeging naar Amsterdam, maar informeer eerst of Domela die dag thuis is. Je vertelt hem wat ik graag wil dat hij doet, of, nog beter, om het je gemakkelijker te maken, lees je hem het gedeelte dat hem betreft uit deze brief voor. - Dit is erg urgent en van het grootste belang. Vergeet niet dat we geen rooie cent zullen hebben wanneer ik vrij kom en ik wil maar heel kort in W. bij Piet blijven.Ga naar eindnoot8 Als we voor of bij mijn vrijlating wat centen kunnen hebben, zal ik daar ik weet niet hoe blij mee zijn. H.W., dat heeft hij tegen D. gezegd, wil graag dat ik meewerk aan zijn blad. Hij heeft een paar Mult.-fragmenten gelezen, die ik destijds in de Mercure heb gepubliceerd, en hij is er buitengewoon enthousiast over. Het is dus vrij waarschijnlijk dat hij zelf wel iets wil publiceren. En dan zijn we, voorlopig, uit de zorgen. - Wees nu niet traag, denk niet dat het geen haast heeft, en doe wat ik je verzoek te doen. En zo snel mogelijk.
Zondag, 20.12.96, vier uur 's middags. Licht, en vervolg van mijn brief. De hele dag was het zo donker dat het onmogelijk was om te lezen of te schrijven. Je snapt hoe ik me heb moeten amuseren. En dan te | |
[pagina 784]
| |
bedenken dat deze week nog 3 van dit soort en op elkaar volgende dagen telt. (Hopelijk is het dan wat lichter weer dan vandaag!) Aanstaande vrijdag en zaterdag is het Kerstmis en de dag na Kerstmis is het weer zondag. Wat zal dat vervelend zijn! Ik denk ineens: schrijf in je brieven van aanstaande donderdag, vrijdag en zaterdag vooral louter Frans. Geen woord Engels, zelfs geen overgeschreven dingen. Op zonen feestdagen is diegene die gewoonlijk mijn brieven leest, er niet en dan wordt het door een ander gedaan die alleen Frans leest en geen Engels. Als je dan in het Frans schrijft, krijg ik je brieven toch. Anders zit ik drie dagen zonder. Dat zou verschrikkelijk zijn! Dus je vergeet het niet Ja, dat stuk van JarryGa naar eindnoot9 moet goed zijn, als de volledige pers er schande van spreekt. En het grappige is: toen ik las dat iemand in de zaal had geroepen: ‘Shakespeare begrijpen jullie ook niet!’, moest ik onmiddellijk, maar dan ook onmiddellijk aan Félix denken, zelfs vóór ik gezien had dat jij hetzelfde opmerkte. Het moet hem dus zijn. Het is alsof ik het eigenhandig gehoord heb. Geef het bij gevoegde briefje alleen aan Jansje. In haar laatste brief vertelde ze me iets met betrekking tot Piet, over zijn zware werk, hoe moe hij is, dat hij desondanks met propaganda door gaat enz. En ze vraagt me raad, maar verzoekt me het er niet met Piet over te hebben. Het is niet zoveel wat ik haar zeg, maar ik zal er later met haar over spreken, als ik vrij ben. We zullen er met z'n allen over praten. Met opzet voeg ik het bij jouw brief, zodat je in eerste instantie niet in de verleiding zult zijn het berichtje aan Piet te geven. En dat is misschien vervelend voor J. Zie, ook ik heb voor jou een paar mooie dichtregels (van Dryden)Ga naar eindnoot10 die ik in een boek heb gevonden. Kijk: ‘Is not Love love without a Priest and Altars? The Temples are inanimate, and know not What vows (wensen) are made in them; the Priest stands ready For his hire (loon) and cares not what hearts he couples. Love alone is marriage...’ Dit is heel goed, vind je niet? En voor een Engelsman dubbel zo goed! Deze decembermaand is voor mij vol herinneringen. In het bijzonder Kerstmis. 25 december 1886 - aanstaande vrijdag dus 10 jaar geleden - kwam ik uit de militaire gevangenis van Semarang, na 2½ jaar gevangenschap, opgeluisterd met eenzame opsluiting, ijzers en kogels van 40 pond aan mijn voet. In 1887 was ik in Den Haag. In 1888 in Parijs. 1889 Parijs. 1890 Nice. 1891 Parijs. 1892 Parijs. Op 25 december 1893 ging ik aan boord, van de Franse bodem verbannen, op weg naar het perfide Albion, waar ik de volgende dag, bank-holiday, aankwam. Regen, nevel, mist. Afgrijselijk! Bernard in Percy Street opgezocht en daarna wandeling met hem en Adèle. Kleine meisjes op de muziek van een orgel in Charlotte Street zien dansen, uit het raam van het hotel in Percy Street. Drie dagen later, mijn hartje, kwam jij aan. Herinner je je mijn scheldpartij met die stinksmeris op Victoria? 1894 - Kerstmis in Neasden. L.S.B., d'Axa,Ga naar eindnoot11 Herrigan,Ga naar eindnoot12 Lawrence, Alice.Ga naar eindnoot13 1895 Kerstmis op Primrose Hill. Aangenaam. Prettig. Cosy. Vrolijke conversatie. Delightful smoking. Een komen en gaan. Alweer een jaar geleden! En hier gaat de tijd zo langzaam, zo langzaam. Maar goed, nog maar zeven weken... min een dag! 31 december is de verjaardag van Domela. Oudejaarsdag, dat is gemakkelijk om te onthouden. Ook daarom ben ik, sinds 1887, nog nooit vergeten hem te feliciteren. Ik zou het dit jaar ook graag doen. Hij wordt 50 jaar. | |
[pagina 785]
| |
Omdat je vrijdag klaagde dat ik mijn brief niet dicht genoeg op elkaar geschreven had, wil ik hier geen plaats meer afnemen om Piet te schrijven. Maar volgende week zondag moet je echt een halve pagina aan hem opofferen. Doe hen de groeten, Piet, de kinderen, grootmoeder enz. Zeg dat ik met genoegen vernomen heb dat Maarten zo goed Frans leert. In de loop van de week vind ik wel de gelegenheid om te vragen of je volgende bezoek de 1e vrijdag van de volgende maand plaats zal hebben, of de vrijdag na de 1e donderdag. Voor januari maakt dat een week verschil. Ik hoop dat ik ditmaal niet te veel heb wit gelaten. Hopelijk heb ik je niet verveeld met mijn verhalen over het congres. Maar hoe wil je dat een arme man in afzondering iets nieuws vertelt? Op mijn knieën bied ik je mijn hart en ziel op een mat-gouden schaal aan. Je Sandro die je aanbidt. Let op! Bij gevoegd een briefje dat je aan Jansje moet geven.Ga naar eindnoot14 Niet aan Piet.15 Het is een antwoord op iets wat ze me gevraagd heeft en ze wil niet dat Piet er weet van heeft.
Probeer dit briefje los te maken, zonder het te scheuren. Ik krijg geen brieven maar dat is me om het even. Want ik heb de jouwe! Elke dag! Ik denk dat voor Watts, die een businessman is, tien ‘bobs’, wel billijk zou zijn, per pagina. Vind je niet? | |
[pagina 786]
| |
27 december 1896* Liefste Kaya, Zojuist - zondagochtend 10½, uur - geeft men me je verrukkelijke brief van afgelopen vrijdag. Gisteren, zaterdag kreeg ik geen brief en daardoor was ik de hele dag en nacht erg droevig en vol angst.Ga naar eindnoot1 Nu ja, het leed is geleden, maar ik heb gisteren een afschuwelijke dag gehad. - En nu een punt achter die trieste zaken: gisteren, zaterdag, zijn de maanden weken geworden, en wanneer je, mijn liefste, deze brief krijgt, resten me niet meer dan veertig dagen. Voor twee ongeduldige en bedroefde harten is dat natuurlijk nóg lang, maar toch! - Vandaag schijnt de zon en werpt ze haar prachtige, vrolijke stralen in mijn cel en in mijn ziel. - Ik wil nu op je brieven van deze week ingaan:
[Engels gedeelte]
- Basta, genoeg Engels voor vandaag. Er zijn van die dagen dat ik het liefst Engels schrijf en andere dagen verkies ik het Frans. Ik denk altijd in het Frans en als het eens gebeurt dat ik hardop in mezelf praat, gebeurt het altijd in het Frans. Nooit in het Hollands. - Bedankt voor de mooie bladzijden uit SalammbôGa naar eindnoot2 - mooi in de driedubbele betekenis van veel, netjes overgenomen en prachtig geschreven. Werkelijk, als dat boek je niet bevalt, ligt dat aan jou. Ik vind dat het een buitengewoon rijk taalgebruik heeft. En hoe suggestief! Terwijl ik die bladzijden las, was het alsof ik bij de beschreven gebeurtenissen aanwezig was. Het is werkelijk verrukkelijk. Je zou me een groot plezier doen als je me nog meer passages uit dat boek zou sturen. Maar laat het niet ten koste gaan van je brieven, lectuur die ik verkies bóven alle boeken die reeds geschreven zijn en nog geschreven moeten worden (die van Lucette inbegrepen: 5 delen van elk 375 pagina's). Je zegt me: ‘I dreamt that you kissed me.’ How many times you dreamt that dream? If you were to dream it every time I do it, you would dream night and day. Nee, liefste, de mededeling van je plan om ‘de mat-gouden schaal’ te verkopen, heeft me helemaal niet gekwetst. Niet in het minst. En ik ben helemaal bekeerd tot de fiets. Die bekering kostte me geen enkele moeite en het was alleen, zoals altijd, om je te plagen dat ik je er spottend over sprak. Heb je dat nooit gemerkt? Het zou echter weinig poëtisch en een beetje belachelijk zijn geweest wanneer ik je ‘mijn hart en ziel | |
[pagina 787]
| |
op een fiets’ had aangeboden. Vind je niet? Als je arme lieve hartje koud is, zoals je zegt, wees dan geduldig en troost je. Ik kom snel om het te verwarmen aan het mijne, dat het ook vaak koud heeft - zo heel alleen. Maar als we weer samen zijn, zal de kou als sneeuw voor de zon verdwijnen. Nee, de musjes komen bijna niet meer. Dat is des te wonderlijker, omdat de sneeuw hen afsnijdt van hun dagelijks voedsel. Bij een paar merk ik echter, valt me op, dat het witte dek hen afschrikt. Vóór de sneeuw, naderden ze me dichter dan een meter, en nu blijven ze op afstand. En bij de geringste beweging die ik maak, vliegen ze op. Maar nu de sneeuw verdwenen is, zullen ze ongetwijfeld hun oude gewoonte hervatten. Nee, ik geef niet zoveel om de balladen uit het boek van de Krokodil. Ze zijn te droevig. Maar jouw droom van de notedop en het Hof van de Draak ken ik helemaal niet. Als het niet droevig is, vertel hem me dan. Maar stuur me vooral geen droevige dingen meer. Ik kan ze niet meer verdragen. - Ik heb eindelijk mijn Mult.-vertalingen gekregen.Ga naar eindnoot3 Niet de hele Revue, maar de betreffende pagina's los. Toen ik zag dat er geen schot in de zaak zat, heb ik gevraagd of ik dan alleen die pagina's mocht hebben, en zonder verdere moeilijkheden gaf men ze toen. Het portret van M. lijkt vrij goed, maar er zijn een paar kleine vervormingen. Maar het is ook niet makkelijk om een houtsnede te maken naar een afdruk van een portret van M. in de ‘Mercure’.Ga naar eindnoot4 Ik vernam uit een brief dat het Handelsblad, in zijn Parijse correspondentie een lovende opmerking maakte over die vertalingen.Ga naar eindnoot5 Het kleinste beetje initiatief om me eind augustus vrij te krijgen, was me liever geweest. Dus je hebt met Piet een sneeuwbalgevecht gehouden? De fragmenten van Salammbô volgen elkaar precies op. De laatste zin van het eerste stuk is inderdaad de zin die je in je brief van donderdag aanhaalt. Het is nu 4 u. 's middags. Je brief van zaterdag heb ik nog niet. Ik denk dat er wellicht, vanwege Kerstmis, gisteravond laat geen lichting was. Mogelijk ontvang ik hem vanavond nog, om 8 uur, of anders morgen. Ik heb toestemming gekregen om Domela een brief te schrijven. Ik stuur hem pas aanstaande woensdag, zodat hij hem donderdag, de dag van zijn verjaardag, zal krijgen. Ik zeg hem gelijk dat ik wil dat hij H.[unter] W.[atts] schrijft. Dan hoefje hiervoor niet meer naar A.[msterdam]. Daar ben je wel blij mee, toch, luilakje? - En mijn vertalingen? Je hebt ze dus nog niet gelezen? Voordat je ze kreeg, kon je haast niet wachten. En nu lees je ze niet. Als Félix voor 8 januari (datum van je volgende en vol ongeduld naar uitgekeken bezoek!) nóg geen teken van leven heeft gegeven, dan stuur je hem zowel de vertalingen die je nu hebt als de vertalingen die ze je waarschijnlijk die dag zullen geven. In die stapel bevinden zich vast nog wel wat fragmentjes die hij zou kunnen publiceren.Ga naar eindnoot6 En ik zou graag willen dat hij me de rest uiterlijk de eerste week van februari terugstuurt. Nou ja, ik heb het er nog met je over. - Maar lees nu de fragmenten die je hebt en zeg me wat je er goed aan vindt. Gisteravond kreeg ik een brief die ik met veel plezier gelezen heb, hoewel de ontvangst ervan me een grote teleurstelling bezorgde. Toen men hem kwam brengen, om ongeveer acht uur, dacht ik eerst dat het jouw brief was. De heer die me schrijft ken ik niet persoonlijk en we hebben elkaar nooit ontmoet. Het handschrift, waar ik het eerst naar keek - want het was een vrij lange brief - deed me denken aan een van mijn lotgenoten uit Indië, uit de tijd van mijn militaire gevangenschap, de kogel enz. Maar we waren weinig vertrouwelijk met elkaar: ik kreeg altijd straf, hij nooit. Hij vermeed zelfs elk contact met mij om niet in een slecht blaadje te komen bij dat beestachtige | |
[pagina 788]
| |
schorem, onze commandanten. (Hij was de enige niet. Alleen sympathieke figuren, ongedisciplineerd en rebels, gingen met me om.) Maar om op die brief terug te komen, wel, hij was niet van mijn ex-medegevangene, maar van zijn broer die in een klein plaatsje woont, een vissersdorpje aan de Noordzeekust.Ga naar eindnoot7 Een erg vriendelijke brief, waarin de broer ter sprake komt - beschreven als nog net zo stom als toen: hij is enige jaren geleden uit Indië teruggekomen - en eindigend met... dans, spring, wip op je stoel, schreeuw het uit! Nee, ik vertel het je niet onmiddellijk! Ik wil je ook een beetje plagen, zoals jij me plaagde met het verhaal over je sneeuwballen en je ‘buien’ terwijl je met Helen in Londen sigaretten rookte. (Helen is zeker afgelopen donderdag vertrokken? Heb je nog iets van haar gehoord?) Jawel, die brief kwam uit een heel klein plaatsje aan de Noordzeekust (niet van moeder Fournière). Je hebt daar alleen maar vissers, en verder zijn er duinen, en verder... verder niets dan een oneindige zee. Zou je het leuk vinden om daar naar toe te gaan om er twee of drie weken door te brengen wanneer ik vrij ben? Het is dan nog flink koud en de zee zal behoorlijk woest zijn. Maar ik weet dat het me erg goed zou doen. Welnu, de briefschrijver vraagt me, vraagt ons t mede namens zijn vrouw, een paar dagen bij hen door te brengen. Maar hij neemt aan dat het slechte weer ons zal afschrikken en dat we liever in de zomer zouden komen. In elke andere omstandigheid zou ik inderdaad de voorkeur geven aan de zomer, of tenminste, aan een zachtere maand dan februari. Maar er is niets waar ik vuriger naar verlang dan na mijn vrijlating, in welk jaargetijde dan ook, de zeelucht te gaan snuiven. Ik schrijf deze heer dus, zodra ik vrij ben, dat ik liever onmiddellijk dan op een later tijdstip van zijn vriendelijke aanbod gebruik zal maken. Wat zeg jij daarvan? We gaan strandwandelingen maken, duinen beklimmen om ons vervolgens naar beneden te laten rollen, we gaan sigaretten roken en elkaar omhelzen en tenminste gedurende een paar dagen zullen we alle stommiteiten en droefenissen van deze wereld vergeten. We zullen slechts de hemel en de zee zien, weinig of geen huizen, geen fabrieksschoorstenen, geen vuile rook en we zullen proberen om zoveel mogelijk als wilden te leven. Wat vind je daarvan, mijn kleine wildebras? Je laat je haren los, je kleedt je zoals je wilt, we rennen, we springen, zonder springstof! en we zien en horen de zee zuchten die ons haar angsten en haar razernij en vertelt. Je weet toch dat ik de taal van de vogels versta? Hoe vaak heb ik je niet verteld waar die mooie kleine beestjes in Willesden Green met elkaar over spraken! - Daar zullen we de meeuwen met hun klagelijke en doordringende geschreeuw horen. In gedachten zie ik ons al langs de kust zwerven. - Spreek nog met niemand hierover. Het zou Piet en Jansje teleurstellen als ze wisten dat ik, nadat ik vrij kom, liever naar zee ga dan naar dat saaie Westzaan. We kunnen er dan ook niet onmiddellijk heengaan. We zullen toch wel een paar dagen in W. moeten blijven. - Piet is dus naar het congres geweest!Ga naar eindnoot8 Ik houd niet van dat soort oefeningen, maar deze keer was ik graag in zijn plaats gegaan, zonder dat ik daarom wens dat hij de mijne innam. Niet vanwege de charme van een congres, maar eenvoudigweg om niet hier te zijn. - Van Domela heb ik sinds 6 oktober, meer dan 2½ maand geleden, geen brief meer gehad. Daarom zal ik hem, na hem met zijn verjaardag geluk gewenst te hebben, een stevig standje geven. Wees nu niet droevig meer en wanhoop niet, mijn hartedief. Bedenk: nog 40 van de 180 dagen! Schrijf me mooie, vrolijke brieven, of, tenminste, geen trieste brieven. - Ik complimenteer je met je handschrift. Werkelijk geweldig. Het mijne wordt met de dag afschuwelijker. - Liefste, ik moet je een paar regels afpikken voor de familie del | |
[pagina 789]
| |
Moulinare. Ik beperk het tot wat strikt noodzakelijk is. ‘Heb moed, heb moed, en kra - a - a - acht.’ Duizend kusjes op je ogen en je mondje, van je Sandro
[Nederlands gedeelte]
Mijn baard groeit bliksemsnel. En mijn haar ook. - Wat heb je weinig op mijn brief van afgelopen zondag geantwoord. - En ik beantwoord jouw brieven nog wel zo nauwkeurig. Dat is ook niet netjes, weet je! 7 uur 's avonds: nog geen brief van jou, liefste, en er zal er vanavond ook geen meer komen. Heb je zaterdag niet geschreven, of heb je pas de volgende dag (zondag) gepost? Ik ga nogal verdrietig naar bed. Hopelijk krijg ik er morgen een, ten minste. Ik denk dat je deze maandagavond om 7 uur zult krijgen. Daar zal ik mijn best voor doen. Je vertelt me toch wel wat je vindt van die vakantie die we aan zee kunnen houden? Want als jij er misschien geen zin in hebt, dan wijs ik het aanbod af. Doe iedereen de groeten, P., J., de kinderen en vooral grootmoeder. Wat betreft de domme en geparfu-meerde man en zijn dove echtgenote: groet hen als je daar zin in hebt. Je Sandro. Die drie feestdagen waarvan het vooruitzicht me met afgrijzen vervulde, zijn beter verlopen dan ik dacht. Ik heb wat vertaald - een paar vrij moeilijke passages! - en ik heb gelezen. Gisteren was ik afschuwelijk triest, want geen brief van jou. Vandaag gaat het beter. Een mooie lieve brief van jou, en zon. Wat deed je brief me een plezier! Ik ben zo blij te weten dat je vrijdag een heerlijk rustige dag hebt doorgebracht.
In de brief die ik gisteravond ontving, vertelt men me dat dat meisje dat we een keer bij Domela gezien hebben, veroordeeld is tot acht maanden. Arm kind! Ze is in hoger beroep gegaan, maar wat maakt dat uit! Als je iets in de sensatiepers ziet wat me zou kunnen interesseren, vertel het me dan. - Maakt het kleermakertje het nog steeds goed? En Méline ook? Ik heb zelf die zes regels aan het begin van mijn brief doorgehaald. Na deze krijg je van mij van hier nog vijf brieven! Het zit er bijna op! Het zit er bijna op! Het zit er bijna op! Het zit er bijna op! | |
[pagina 791]
| |
15 januari 1897* Kayenka dear, Een aangename verrassing, hoop ik, al zo vroeg deze week mijn brief. Ik heb gevraagd of ik je een dag eerder mocht schrijven en ik hoop dat je mijn brief zondagochtend krijgt. Dat wil zeggen, ik reken erop, want men beloofde me dat hij morgen nog, zaterdag, de deur uitgaat. - Ja, liefste, je brieven kwamen deze week zeer, zeer onregelmatig. Niet dat ik je verwijt dat je ze 's avonds laat niet gaat posten, met dit koude weer. En ook van anderen kan je dat niet verlangen. Maar voordat ik de nieuwe regeling kende, ben ik toch tweemaal erg ongerust geweest. Je brief van zondag kreeg ik pas dinsdag, en die gedateerd was maandagavond, kreeg ik pas woensdagmiddag. Daarentegen kreeg ik er donderdag, gisteren, twee: één om tien uur 's morgens en de andere om twaalf uur. Op het moment dat ik dit schrijf (vrijdagavond zes uur) heb ik nog geen brief. Misschien hoor ik zo dadelijk dat er een is, en wanneer dit niet het geval is, krijg ik hem zeker morgen. Nu je deze brief ontvangen hebt, doe me dan het plezier me onmiddellijk terug te schrijven. En omdat het zondag is, kun je overdag schrijven, in plaats van 's avonds, en je brief nog bij daglicht op de bus doen, of laten doen. Ik krijg hem dan maandagochtend. - Je hebt dus bericht van Helen. Arm kind! En ik twijfel er sterk aan of ze in Australië de afleiding vindt waar ze tot elke prijs behoefte aan heeft. Er was maar één plek voor haar: Parijs! - Wat het bezoek betreft wil je dus niet naar me luisteren? Maar geloof me toch: te weten dat je die onaangename reis van Westzaan naar de gevangenis in dit koude weer maakt - neem nu b.v. vandaag: koud en mistig - maakt me zo ellendig. En dan kom je weer zonder jas! Luister wat ik je voorstel: als het weer goed of redelijk is - ik zeg niet slecht - zie ik je graag komen, maar op één voorwaarde: dat je die dag niet naar Westzaan terug gaat, maar dat je bij Domela blijft eten en slapen. Vorige week weigerde je dit en daar deed je goed aan, want je mag de Molenaars geen aanleiding tot ongerustheid geven. Maar ditmaal kun je het van tevoren zeggen en tot de volgende dag, zaterdag, in Amsterdam blijven. Je vraagt aan Jo of ze muziek wil maken en wil zingen, je kunt ‘have a smoke’, als je lichte sigaretten of tabak haalt (en na vier maanden van onthouding is dit niet te versmaden). Maar ik zeg onzin, wat jou betreft: je hebt in Londen gerookt, nauwelijks twee maanden geleden. Dat is dus niet vier maanden geleden, zoals je me wil doen geloven. Wat een grappig verhaal over die ‘muffin’. Welnu, ik ben zeer, zeer gelukkig dat hij vrijgesproken is, want het is een beste jongen. Hij ziet er onnozel uit, dat is waar, maar hij heeft een goed hart. Ik zie het helemaal voor me, Helen met die oude ploert van een sollicitor. Wat aardig van haar dat ze dat allemaal voor die arme ‘muffin’ heeft ondernomen. - Als je deze brief ontvangt, moet ik nog drie weken zitten, de helft van net zoveel weken als ik maanden moest zitten. Maar ik moet bekennen dat ik deze weken eindeloos lang vind duren. Bovendien heb ik het weer erg benauwd en mijn astma houdt me hele nachten uit mijn slaap. Verder heb ik van tijd tot tijd zware hoofdpijn. Vandaag dacht ik zelfs dat ik je niet zou kunnen schrijven, zo'n zware hoofdpijn had ik. Ik ben nu wat beter en profiteer hiervan om een beetje met je te babbelen. Bedankt, liefste, voor de fragmenten uit Salammbô. Maar als je zoveel te doen hebt, schrijf dan niet méér voor me over. Schrijf me alleen maar, dan ben ik al tevreden. Zeven uur. Zojuist komt men me vertellen dat er een brief voor me is. Nu ben ik gerust. Ik krijg hem alleen pas morgen, want degene die Frans leest is er na | |
[pagina 792]
| |
vieren niet meer. - Nu heb je me nog altijd niet gezegd of je wel of niet de kopij naar F.[élix] F.[énéon] hebt gestuurd. Als je dit, wanneer je deze brief krijgt, nog niet gedaan hebt, zeg het me dan, en wacht in dat geval nog tot vrijdag. (Dat wil zeggen, als het weer niet al te slecht is. Loop vooral niet de kans je benen te breken als de straten nog met ijs bedekt zijn. Het is te gevaarlijk.) Dus, vrijdag krijg je die andere kopij en dan kan je alles in één keer verzenden. Maar doe dat dan onmiddellijk. En wat heb je aan F.F. en aan Victor geschreven? Je zegt me er niets over. Heb je F.F. gezegd het geld voor de al gepubliceerde vertalingen te sturen? Ditmaal verwacht ik je niet zo vroeg voor het bezoek. Probeer, van jouw kant, me niet zo te laten smachten. Neem echter niet de allereerste trein. En vertel me in een brief, die je, uiterlijk, donderdagochtend post (wanneer Maarten naar school gaat), of je vrijdag al of niet komt. Als je komt, stuur je me dan vrijdag als je bij Domela bent een briefje? En de volgende dag, zaterdag, zodra je aankomt, weer een. - Nee, natuurlijk zou ik, net zo min als jij, aan ‘vijgen’ gedacht hebben, als ik Maarten zijn ‘pet’ had zien pakken. Het is ongelooflijk dat men in Westzaan ‘vijgen’ kent. Als ik vrij ben zal ik de familie Piet het verhaal van de vijgen uit de rue Lepic vertellen. Ik wil niet zo veel ruimte gebruiken voor zo'n onbeduidend verhaal.
[Engels gedeelte]
- Als toevallig de Revue Bl.[anche] komt met iets van mij, neem die dan mee. F.F. zou je die eigenlijk best regelmatig kunnen zenden, zoals in Watergraafsmeer en in Londen. Dat zou je wat afleiding geven. Ik hoop echt dat hij nog wat fragmenten in de R.B. publiceert. Hij heeft er zo vaak om gevraagd en nu het klaar ligt... (Het is bijna negen uur. Ik schrijf morgen, zaterdag, verder). Zaterdagochtend, 16. - Je brief van donderdag heb ik nog niet en ik vrees dat ik die niet meer krij g voordat ik deze afgegeven heb. Als er dus iets in staat waar je antwoord op vraagt, kan ik je dat niet geven, ... behalve wanneer ik mijn brief niet vandaag verstuur. Maar dat wil ik niet. - Tegenwoordig elke dag hetzelfde liedje: prachtig zonlicht tot 7½-8 uur 's morgens en dan de rest van de dag nevel en wind. - Wil je tijdig denken aan de dingen die ik nodig heb wanneer ik vrij kom? Je moet ze de laatste vrijdag meebrengen, maar je doet er misschien goed aan mijn overjas iets eerder uit te hangen. Mijn grijze overjas, die nieuwe, bedoel ik. En ik zal ook een boord en een gestreken plastron nodig hebben. - Ik heb, maar tevergeefs, een half blaadje extra gevraagd om Piet te schrijven. Ik neem dus weer een paar regels van je af. Ik weet het niet, maar het lijkt me dat men het vrij warm moet hebben in die kleine houten huisjes, denk je niet? Ik denk dat ze makkelijker te verwarmen zijn dan stenen huizen. Zeg eens of dat juist is. - Waarom heb je de Bast.[iés] geen briefje geschreven? Je had, toen je toch bezig was, in je brief aan Félix of Victor heus wel een paar regels voor hen bij kunnen sluiten. - Je vraagt me wat ik op het ogenblik lees. Engels. Boeken die ik twintig jaar geleden al gelezen heb - wat ben ik al oud! - en die ik nu met plezier herlees. Eerder kinderboeken - d.w.z. voor jongens van 12 tot 15 jaar - maar op het ogenblik kan ik niets serieuzers hebben. Werken kan ik ook al niet. Weet je, je moet ook veeltalig worden. Engels gaat al heel goed. Daarna zal je met plezier Spaans leren, want dit is een erg mooie taal waar je zonder moeite vertrouwd mee zal raken. Dan word je, als je wil, mijn red.[actie] secr.[etaresse]. Lijkt je dit wat? - Hier geen nieuws, | |
[pagina 793]
| |
absoluut niet. De dagen komen en gaan en blijven gelijk. Als dit gezegde ooit waar was, dan wel in de gevangenis. Het zou goed kunnen dat een doorgewinterde gevan-gene dit voor het eerst geformuleerd heeft. Sinds enige weken irriteren de spreuken op de bordjes me niet meer. Zodra ik ze ontvang, hang ik ze omgekeerd tegen de muur en zonder dat ik ze zelfs gelezen heb, gaan ze naar de volgende. Een gebeurtenis! Alles is hier een gebeurtenis. Eergisteren heeft men onze waterkruiken weggehaald (alledaagse aarden kruiken, zoals men gebruikt om bedden te verwarmen) om ze door andere en mooiere te vervangen. Uitlopend in het midden en blauw beschilderd, zoals onze boterpotten in Watergraafsmeer. Het is het enige voorwerp dat een kleur, iets vrolijks, heeft. - Nog twee zondagen hier door te brengen, als ik morgen niet meetel. Toch is wat achter ons ligt vrij snel voorbijgegaan. Weet je nog dat ik je schreef: nog acht, nog zeven brieven na deze? En nu heb ik er hier nog maar twee te schrijven. Maar wat lijken die drie weken die nog voor me liggen lang!
[Engels gedeelte]
- Elf uur. - Ik kom net terug van de ‘wandeling’. Wat een verschrikkelijke kou. Het vriest stevig. Weet je, ik vertrouw geheel op de belofte die je me gedaan hebt, wat betreft het ijs: dat je er niet op zult gaan. Ik weet dat je je belofte trouw zult blijven. Herhaal haar om me gerust te stellen. - Duizend kussen van je Sandro die je aanbidt.
(Ik ben bezig al je lieve brieven te herlezen. Ik heb er al zeventig gelezen.) Ik heb zojuist nogmaals naar je brief gevraagd, voordat deze weggaat, maar er is niets in aantocht en het is al bijna twaalf uur.
[Nederlands gedeelte]
Breek je hoofd niet over die verrassing, liefste. Zoals ik zei, hangt het van een groot aantal omstandigheden af. Maar het is geen MarzorattieGa naar eindnoot3-atlas, en ook geen horloge. Dat stelt je gerust, hè? Wat is die Gori toch dom. In plaats van naar Italië terug te gaan, waar hij na de amnestie zou kunnen leven, gaat hij terug naar Amerika, dat vieze, verachtelijke land. Maar wat men al niet doet om zijn greintje po-pu-la-ri-teit te behouden. Wat beklaag ik die beste Louise. Als het morgen mooi weer is en de wegen niet te glad zijn, maak dan een flinke wandeling met Ma of Maarten. Je zult nog ziek worden als je heel de tijd in huis blijft. - Een vrolijke brief, nietwaar?, in antwoord op deze. Sandro.
Als je Helen schrijft, doe haar dan de groeten. Je hebt haar adres in Australië dus al? Pas goed op, liefste, dat je niet te veel afkoelt, met dit weer. Uit de warme kamer in de koude lucht. Ik verwacht dat er vanavond, zaterdag, een brief van jou komt. Hopelijk krijg ik hem vóór maandag. Ik hoop dat je hoofdpijn over is op het moment dat ik je schrijf. Eindelijk je brief van donderdag, liefste. Mijn allerliefste, heb je zo'n hoofdpijn? Vertel me in je volgende brief of het beter gaat. Ja, we zullen samen gaan schaatsen, en je krijgt van mij zen paar prachtige schaatsen. Maar tot ik vrij kom, ga je er niet op, nietwaar? Je moet af en toe wat gaan wandelen, overdag. Ik denk dag en nacht aan je, Kaya dear, nog een beetje geduld, niet? | |
[pagina 794]
| |
24 januari 1897* Liefste Kayouchka, Ja, het is waar, we hebben afgelopen vrijdag maar weinig gezegd, maar het was toch goed, vind je niet? En ons kwartiertje was ditmaal niet al te strikt afgemeten. - Eindelijk dus, vandaag is de voorlaatste week van mijn gevangenschap aangebroken en vandaag over twee weken zullen we weer samen zijn. - Arme liefste Kaya, wat zal je je pijn gedaan hebben toen je viel, want afgelopen vrijdag, twee weken later, was je oog nog helemaal gezwollen. Als ik vrij was geweest en er een soortgelijk ongeluk gebeurd was - vrij onwaarschijnlijk, want ik draai altijd voor dat soort klusjes op! - zou je er twee dagen later geen spoor meer van gezien hebben. Ik had je oog gekust tot het was genezen en dat zou niet lang geduurd hebben. - Ik kreeg de gedichten van William Blake vrijdag, bijna onmiddellijk na je vertrek en je lieve brief gisteren, zaterdag, om drie uur. Ik vind je beschrijving van het landschap erg, erg mooi: ‘alles is helemaal wit... en in die verlaten vlakte zie je slechts hier en daar een molen... en dan alleen nog maar de wieken: het lijkt op een oud reuzenkerkhof.’ Erg mooi en zeer beeldend. - Vermakelijk, je verhaaltje over het meisje dat jou geschetst heeft. We zullen proberen een dag te vinden waarop we samen met haar kunnen reizen. En ik zal haar vragen of ze ons die schets wil laten zien. Dat is toch het minste. Ik vond dat ‘Everlasting Gospel’ van W.B.Ga naar eindnoot1 erg mooi. Het beeld van Christus is geweldig, groots. De passage over Maria Magdalena beviel me in het bijzonder: ‘The morning blushed fiery red / Mary was found in adulterous bed / Earth groaned and heaven above / Trembled at discovery of love / ... Mozes commands she be stoned (gestenigd) to death / What was the sound of Jesus breath? / ... Still the breath divine does move / And the breath divine is love / ... Mary, fear not... / Who shall accuse thee? Come ye forth / Fallen friends of heavenly birth / That have forgot your ancient love / And driven away my trembling dove / You shall bow hef ore her feet / You shall lick the dust for meat (voedsel) / And though you cannot love but hate / Shall be beggars at love's | |
[pagina 795]
| |
gate!’ - Is dat niet mooi? - Wat een plezier deed je me door dat over te schrijven... dat, en zoveel ander moois. - Ach, liefste Kaya, ik zou je zo vreselijk veel willen zeggen waar mijn hart vol van is, maar ik kan het niet. Onmogelijk om aan deze brieven, die door anderen dan jij en ik gelezen en in handen genomen worden, zelfs maar de kleinste intimiteit toe te vertrouwen. - Veertien dagen nog en iets meer dan twaalf dagen wanneer je deze brief ontvangt. - Je verwijt me, en met een schijn van gelijk, dat ik te ordelijk ben. Maar moet ik het dan niet voor ons beiden zijn? Als ik niet een paar maal de voorwerpen die ik nodig heb om hier uit te kunnen, opsom, dan zou je vast iets vergeten. Zo denk je zeker dat ik hier een wolletje heb. Nou, ik heb er geen een. De dag van mijn onvrijwillige vertrek had ik er geen bij me, omdat ze allemaal in de was waren. - Zoals je al dacht, heb ik nog geen definitief antwoord wat betreft het tijdstip van mijn vrijlating. Ik heb erover gesproken en ik denk dat het wel geregeld kan worden zoals ik je vrijdag zei. Ik weet het ongetwijfeld vóór mijn volgende brief en dan zal ik het je vertellen. - Dat is dus afgesproken en dan blijf jij de laatste twee dagen bij D.[omela]. Ik raad je aan die donderdag al daarheen te gaan. Je slaapt er en de volgende dag, vrijdag, bezoekdag, heb je alle tijd om hierheen te komen en indien nodig op weg hierheen die dingen te halen die je voor mij mee moet brengen. Denk je zelf niet dat dat beter is dan pas vrijdagochtend uit Westzaan te vertrekken? - Je vertelt me in je brief van gisteren dat ‘aanstaande zondag’ de verjaardag van Ma is. Is dat vandaag, zondag 24 januari, of zondag over een week? Heb je aan een klein cadeautje voor haar gedacht? Ik zal haar ook een cadeautje geven als ik vrij ben, en Maarten ook. - 6 uur 's avonds. Ik hervat mijn door het ‘diner’ en het luchten onderbroken brief. Het is zeer, zeer koud, maar niettemin doet dit half uur (een armzalig ½, uurtje per dag!) vrij ademhalen in de buitenlucht me goed. - Ik kreeg zojuist je brief van zaterdag. Je klaagt over slaapgebrek. En ik dan. Er is geen nacht dat ik voor 1 uur, half 2, inslaap om dan tegen 6 uur 's morgens wakker te worden. Ik ben dan ook erg moe. Afgelopen maandag had ik wat koorts en ben ik naar bed gegaan. De volgende dag ging het echter al weer wat beter. - Ik heb net een boek van Toergenjev uit: Vaders en zonen. Ik wou dat je het ook kon lezen: de karakters zijn zo goed weergegeven! - Nee, ik ben niet meer bang voor ‘dertien’ of ‘achtentwintig’ dagen. Maar wel voor die groteske rijkspolitie. Dat wil zeggen, als we in een stad wonen waar die is. Maar ik ben in elk geval in mijn ogen hier verbeterd. Dat ontbrak er nog aan, werkelijk! - Wat zeg je van mijn baard? Wat groeit hij hard, hè? Hij is een beetje woest, maar ik wil niet dat ze er hier nog aankomen. - Lees je nu regelmatig de Franse kranten en met name de P.[ère] P.[einard]? Het lijkt me dat dat je wat zou afleiden. Verder moet je je nu geen zorgen meer maken. Bedenk, nog twaalf dagen als je mijn brief krijgt. En hoe eentonig je leven ook mag zijn, het is altijd nog minder eentonig dan het mijne. Als ik nog drie maanden zou moeten zitten, zou ik gek worden of dood gaan. Nu ja, over twee weken is alles voorbij. Weet je wat ik wil gaan doen? Ik denk dat het onmogelijk is om solide meubels te maken van die kwaliteit hout die ik in Watergraafsmeer heb. Schroeven en spijkers kan je er niet goed in bevestigen, dat bewezen die krukjes. In Westzaan is het hout niet duur, geloof ik. Ik koop via Piet wat ander hout en ik maak alles opnieuw. En ik maak alles voor je wat je maar wil! Je weet wel, van dat soort hout waar Piet een strijkplank voor zijn vrouw van heeft gemaakt. Het is wat duurder dan dat blanke hout, maar veel duurzamer en steviger. Verder maken we gipsen medaillons. Ik zeg ‘maken we’ en dat is misschien wat gewaagd. Misschien wil je me niet meer helpen bij | |
[pagina 796]
| |
dit ‘ambacht’. Dat zeg ik maar om je te plagen, want ik weet dat je dat best wil doen, nietwaar? Ik zou graag een zacht-rubberen mal willen laten maken, als ik maar wist waar ik daarvoor wezen moest. Met zo'n mal zouden we er in een paar dagen een heleboel kunnen maken die perfect zuiver zijn. Zonder moeite plaats ik er tweehonderd. Maar eerst... een paar weken rust, volledige rust. Ik heb het nodig, dat verzeker ik je, en jij ook. Gedurende die tijd wil ik lezen noch schrijven en nergens anders aan denken dan aan rust en aan het geluk met jou samen te zijn. De strijd om het bestaan begint maar weer al te snel. Daarna ga ik hier en daar een paar mensen opzoeken voor het blaadje. En als je wil gaan we koffie drinken op die plek die jij kent. Die heerlijke koffie met slagroom en... een glaasje likeur. Fauteuils waar je diep in wegzakt en perzische kleedjes. Maar, dat is waar ook, ik zou haast vergeten dat je niet met me mee wil en dat ik er helemaal alleen heen moet. Neem me niet kwalijk, liefste, ik heb niks gezegd. Ik ga wel helemaal alleen een kopje koffie drinken. - Breek je het hoofd niet over de sigaretten die je vandaag (zondag) over twee weken mee moet nemen naar de poort. Zelf weet ik niet het merk van de tabak die ik wil hebben. Daarvoor moet ik zelf naar de sigarenwinkel om verschillende soorten te bekijken. - Ik verwacht elke dag een brief van mijn broer. Hij moet me hier wat geld sturen. Als ik aan het eind van deze week niets van hem gehoord heb, wil ik hem schrijven. Regel het in elk geval zo dat je twee of drie gulden bewaart voor de dag dat ik vrij kom. Dat wil zeggen, als je kan. Zelf ontvang ik hier ongeveer 4 gulden voor mijn werk. Dat is echter niet veel en mocht ik 's morgens vroeg vrijkomen, dan moet ik daar ook nog het rijtuig van betalen. En ik zou ook niet graag zonder één cent op zak in Westzaan aankomen. - Ik ben van plan, als jij geen beletsel ziet (en als Piet niet naar Amsterdam komt, waarvoor hij 's morgens in alle vroegte uit Westzaan zou moeten vertrekken), om in een restaurant te gaan eten. Ik heb een geweldige zin in biefstuk en bij Domela zijn ze vegetariër, zoals je weet. Spreek er niet over, bij Piet, noch bij Domela. Maar als je eens wist hoe vurig ik ernaar verlang een stuk vlees te verslinden. Ik ben er bijna door bezeten! Dan nemen we om 2 of 3 uur de trein, d.w.z. als er dan een trein gaat. - Het is vreemd: het ene moment lijkt de dag van mijn vrijlating heel dichtbij, het andere moment lijkt die nog ver in het verschiet. Maar er moet nu maar eens een einde aan komen, niet? - Zeg me in je antwoord wat je van het idee vindt om donderdag naar Amsterdam te vertrekken in plaats van vrijdag. De keuze is echter aan jou. - Vandaag, zondag, leek een vreselijk lange dag, maar erg droevig was ik niet. Nog één zondag hier! Geef het vooral de laatste dagen niet op en blijf me, zoals in het verleden, elke dag schrijven. Zoals ik al zei: desnoods een briefkaart, maar schrijf elke dag. Ik ben nu zo nerveus dat een paar uur vertraging me al in wanhoop en angst doet verzinken. Overigens: waarom schrijf je niet overdag en post je je brief niet om ongeveer vier, vijf uur, wanneer het nog licht is in plaats van 's avonds? Zijn de wegen erg glad op dit moment? - Wat goed en dapper van je om me diezelfde avond dat je gevallen was nog te schrijven! En wat houd ik daarom van je. Ach, ik heb je zoveel te zeggen, lieve Kaya. (dat is de tweede keer, nietwaar?) Gedurende tenminste een paar weken zullen we heel, heel fijn samen zijn, de wereld met zijn zorgen en droefenissen zoveel mogelijk vergetend. Ik heb toekomstplannen... O, nog maar vaag. Bijvoorbeeld (maar dit is helemaal niet vaag) dat ik elke dag vroeg op wil staan en wil werken, veel wil werken! Je weet hoe ongelukkig ik ben wanneer ik niets doe. Werk is de enige remedie tegen alle kwalen. Mijn kwalen, tenminste! - Het is nu al een maand geleden dat Helen is | |
[pagina 797]
| |
vertrokken. Ze zal over een week, hooguit tien dagen zijn aangekomen. Is ze van plan om in juni van dit jaar terug naar Europa te komen? Ze moet voor ons maar een laughing jackass meenemen. Dat zou ik erg leuk vinden. Leeft die van Olive nog? Wat Olive betreft, ze heeft niet erg woord gehouden. Ze heeft niet één keer geschreven sinds je uit Londen terug bent. Je begrijpt, als ik brieven wil ontvangen, is dat veeleer als tijdverdrijf. De enige brieven die me interesseren (en waar ik van houd), zijn de jouwe. Wat zou er van me geworden zijn als je niet zo dapper elke dag geschreven had? Ik denk dat ik al lang gek geworden was! Ik meen het! - Weet je wat voor bezigheid me af en toe aanlokkelijk lijkt? Die van een gentleman's secretary. Ja, dat zou me zeer aanstaan. Een echte gentleman, bijvoorbeeld. Zoals de heer Rossetti! Het zou toch prettig zijn om de secretaris van een soortgelijk man te zijn, met hem te werken aan interessante boeken, in het Brits Museum speurwerk te doen in oude boekwerken enz. Dat zou me wel lijken. Of (samen met jou natuurlijk) een gentleman van het zwervende soort op zijn wereldreizen vergezellen. Dan zou voor ons beiden echt een droom werkelijkheid worden. - Ik ontneem je een paar regeltjes voor de familie Piet! Dat is wel goed, hè? En ik heb de rest van mijn brief ook zo dicht op elkaar geschreven! - Houd moed, liefste, nog maar een paar dagen! Alle zoenen die ik in me heb, voor jou, Kayouchka, en nog eens honderd extra op je blauwe oog. Je Sandro die je a-a-n-b-i-d-t!
[Nederlands gedeelte]
Zodra ik vrij ben, schrijf ik Barmaand en ook de Bastiés. Ik wil de uitgave van een boek van Multatuli zoveel mogelijk bespoedigen. Wat de uitgever betreft, niets zal makkelijker zijn dan er een te vinden. - Wat schrijf ik vandaag lelijk, niet? Onlangs, in een brief, vroeg je of we Betje en haar man gaan opzoeken. Natuurlijk. Temeer omdat we er toch heen moeten, naar het gemeentehuis, om je verhuisbewijs te vragen. Ik ben benieuwd naar het gezicht van... Je weet wie ik bedoel. Je wil een fiets, toch? Goed, luister: je wil een fiets, maar je krijgt hem niet, mijn beste, lach maar wat, want je krijgt geen fiets! Mooie boel, hè? Mijn arme liefste, ik wou dat ik je er eentje kon geven! Ja, doe je uiterste best om je jurk af te krijgen voordat we uit Westzaan vertrekken, beter nog, voor mijn vrijlating. Zodat je niets te doen hebt als we samen zijn, niet? Ook jij kan dan luieren. Je hebt het zeker verdiend. En voor jou is het het hoogste geluk. En waarom ook niet! Ongetwijfeld krijg je deze brief maandagavond. - Mijn brief is niet al te vrolijk, maar ook niet al te triest, nietwaar? Tot spoedig, je Sandro. Doe grootmoeder en de kinders mijn groeten. - en de spreekwoordenman!!! | |
[pagina 802]
| |
8 juni 1899* Liefste Kaya, - Vandaag niets van jou en dat terwijl je me op de kaart die ik gisteren ontving, vandaag nog wel een brief beloofde. Schrijf me toch elke dag, al zijn het af en toe maar een paar regels. Ik word gek van het wachten. Ik kan lezen noch werken. En vraag toch eens op het dichtstbijzijnde postkantoor (rue Milton b.v.) hoe laat de post voor dit land op de bus moet om zonder vertraging aan te komen. De dagen dat ik niets van je hoor, zijn nog verschrikkelijker dan de overige dagen, op z'n zachtst gezegd. Nieuws: geen. Haast je! haast je! - Mijn ademhaling gaat nog altijd moeizaam, maar niet verontrustend. Buurman Visser is nog altijd weg, wat heel vervelend voor me is! Niemand om mee te 'praten. De erwten bloeien, de radijsjes zijn op, de spinazie ook. Ikke bijna.
[Engels gedeelte]
Ik omhels je met heel mijn hart.
Je Sandro | |
[pagina 803]
| |
15 juni 1899* Liefste Kaya, Bedankt voor je kaartje, gedateerd dinsdag, dat ik rond het middaguur kreeg. Slechts een paar regels, maar zo verkwikkend. Het doet me zo vreselijk goed van je te horen. Hier geen nieuws. Stemming: droefgeestig. Mooi weer, zon, droog, te droog. Tuin zou water kunnen gebruiken. Verbeeld je dat de bezorger me eerst een of andere idiote krant kwam brengen. Daarna, enkele minuten later, kwam hij terug met jouw kaart die tussen andere post was geglipt. Wat een vreugde. Je ziet hoe dankbaar ik al ben met een paar woorden. Ik hoop snel een uitvoerige brief van je te ontvangen. Morgen misschien? Je hebt nooit de ontvangst bevestigd van de vertaling van de ‘Wevers’ van Heine die ik je twee of drie dagen voor mijn ongeluk gestuurd heb.Ga naar eindnoot1 Heb je de brief met die vertaling niet ontvangen? Zeg me dit en vergeet het niet. En als je die brief hebt ontvangen, zeg me dan of de Franse vertaling van Heines gedichten je kon bekoren. Het is nu al meer dan 4 weken geleden dat je vertrokken bent. En jij dacht nog wel dat deze zaak in 2, 3 weken te regelen viel. Wat duurt het lang! Mijn twee GripsGa naar eindnoot2 werken vreselijk op mijn zenuwen. Ze schreeuwen de hele dag. Vliegen al vrij goed en baden zich. Maar niets kan me meer afleiding bezorgen. Ik ben zo alleen. In mijn volgende brieven stuur ik je weer bloemen. Ik zou ze je liever persoonlijk geven. Dat begrijp je wel, nietwaar? - Buren nog altijd uitermate vriendelijk. Maar behalve dat niets. Een gek makende verlatenheid. Ik omhels je,
je Sandro | |
21 juni 1899Ga naar eindnoot1* Dankjewel, lieve Kaya, voor het fijne kleine postblad van maandag. En voor de speciaal voor mij in Ville d' Avray geplukte bloempjes. Ik had zo'n vreselijke behoefte aan een paar opbeurende woorden. - Hier is alles een en al droefenis. R. en M. moesten vandaag met de boot naar Groningen. Ik stond in alle vroegte al op de dijk om hen goedendag te zeggen (die vent is in z'n eentje vertrokken, maandag). Om zes uur zag ik het rijtuig aankomen, zonder passagiers. De koetsier vertelde me dat de dames niet vertrokken, omdat Mathilde 's nachts ziek was geworden. Toen ik terugkwam (om 5½ uur 's morgens) stond R. in de deuropening en riep me. Ze vertelde dat M. erg ziek was, bijna niet meer bij zinnen. Ze had de hele nacht geijld. R. had gewaakt, alleen. En ik kan niets doen, nergens bij helpen. R. ziet er vreselijk moe uit, letterlijk ingestort. De laatste tijd is voor haar afschuwelijk geweest. Die vent is werkelijk gewetenloos. Afgelopen zaterdag, toen ik ziek was - een afschuwelijke | |
[pagina 804]
| |
koorts, ik dacht dat ik niet meer kon en ik ijlde zelfs een beetje - was R. 's avonds van negen tot tien, meen ik, langs geweest. Mathilde had het haar gevraagd, want zelf was ze al een paar dagen eerder, donderdag, gedag komen zeggen. Toen die vent maandag thuiskwam en hoorde dat R. bij me was geweest, heeft hij idiote dingen gezegd, die schoft. (Dat vertelde Mathilde me.) M. heeft die vent daarvoor op z'n lazer gegeven. Die arme R. moest erom huilen en vertelde hem dat ik zo ziek was en dat ze geloofde dat ze er niet verkeerd aan deed me te bezoeken. Een bijzonder hartveroverende vrijer, vind je niet? (R. weet niet dat ik op de hoogte ben.) Toen ik vanmorgen langs liep, was ze toch zo moedig om me vanuit de deuropening van de pastorieGa naar eindnoot2 te roepen en vertelde ze me wat er met M. aan de hand was. Ze stuurde me een briefje om me te vertellen wat de dokter (geroepen na ons gesprek) gezegd had en ze vraagt me rustig, kalm en moedig te zijn. God weet dat ik in deze staat van afgrijselijke verlatenheid kalmte en moed nodig heb. Ik ben zo verschrikkelijk mager... De buurvrouw - laat God, indien hij bestaat, haar zegenen - brengt me elke dag te eten, ik geloof dat ik anders van de honger zou omkomen. Laat ik je onmiddellijk vertellen dat ik me vandaag en gisteren een paar uur minder ongelukkig heb gevoeld, maar als het 's avonds donker wordt, voel ik me opnieuw afschuwelijk. Je ziet wel dat ik vrij kalm ben op het ogenblik dat ik dit schrijf, maar ik moet zo snel mogelijk terug naar Parijs, anders word ik gek van zwaarmoedigheid. Ik ben nog nooit zo vreselijk triest geweest als ik nu ben, Kayouchka. Wat je zegt over terugkeren, ook al kan ik dan alleen maar 's avonds de deur uit, is een aanlokkelijk idee. Maar dan moet de zaak zo goed als beklonken zijn - ik bedoel op de goede weg - want twee weken gevangenis zou dat beetje wilskracht dat me nog rest, breken. In de kranten van gisteren, dinsdag, zie ik dat er nog steeds geen kabinet is.Ga naar eindnoot3 Nooit van mijn leven heb ik zo naar een kabinet gehunkerd. F.[élix] F.[énéon] heeft Cl.[émenceau] dus gesproken, en Cl. verwacht je zodra het kabinet gevormd is. Als je Cl. spreekt, zeg hem dan duidelijk dat het voor mij een kwestie van leven en dood is. En dat hij snel moet handelen. Morgen moet ik naar Oostma[horn], met de boot van buurman Visser. Vertrek om 4½ u. 's morgens. Ik heb naar Dokkum getelegrafeerd voor citroenen, die ze me in Oostma[horn] moeten brengen. Het is voor Mathilde, die zeer hoge koorts heeft. Ik ben blij dat ik buiten op zee ben en niet thuis, in m'n eentje. Ik heb die beste buren een sofa gegeven. De twee Grips zijn erg grappig en ze zouden me op elk ander moment enorm vermaken. Ze volgen me overal, in huis, in de tuin en als ik melk ga halen. Ze cirkelen heel hoog boven mijn hoofd, en één gaat daarna op mijn arm zitten. Iedereen is met stomheid geslagen; ze zijn pas een week of tien dagen vrij. Toch werken ze vaak op mijn zenuwen, zoals alles op mijn zenuwen werkt. - Ik heb al witte knolletjes geoogst, en binnenkort heb ik worteltjes. Ik haalde al zo'n twintig mooie exemplaren uit de grond. Ik geef alles aan de buren. De erwten zijn al behoorlijk groot en binnenkort zijn ze eetbaar. De aardappels idem. Ik sta op goede voet met de autoriteiten die na het ‘ongeluk’ naar me zijn komen informeren. Ik heb met de burgemeesterGa naar eindnoot4 - mede-eigenaar van de boot van Visser - gevaren en de gemeente-secretarisGa naar eindnoot5 komt dagelijks langs. Hij brengt me kranten en ik geef hem de mijne (AuroreGa naar eindnoot6 enz.) en hij is uiterst voorkomend. Soms is hij hier een half uur, zonder dat er bij mij een woord uitkomt. Hij doet al het mogelijke om me uit mijn afgestompte toestand te halen, wil met me wandelen, in de duinen, langs de kust, en op zee gaan varen (is ook mede-eigenaar van de boot). Hoe dan ook, erg beminnelijk en zelfs behoorlijk kordaat van die man, om | |
[pagina 805]
| |
met me te wandelen en me op te zoeken. Hij zei me gisteren (toen we voor het eerst wat langer zaten te praten en daarom vrij spontaan) dat hij, toen we hier aankwamen, ten onrechte onvriendelijke gevoelens tegenover mij had gekoesterd en dat hij had gemeend me flink in de gaten te moeten houden. Hij baseerde zijn oordeel (vooroordeel, waag ik te zeggen) op de kletspraatjes uit de kranten en op de politie- en regeringsrapporten. Goed hè, vind je niet, om zo ruiterlijk je ongelijk te bekennen? En des te meer voor zo'n officieel persoon. Deze jongen is onnoemelijk verheven boven die ‘vent’, erg christelijk en direct, waardoor hij nogal eens aangevallen wordt, want deze jongeman is orthodox en dus van een andere winkel, de winkel van de concurrent. Je hebt me nog altijd niet gezegd of je de vertaling van Heines Weverslied ontvangen hebt. Heb je mijn brief met die vertaling niet ontvangen? - Deze brief is niet al te triest geworden, vind je niet, liefste? Hoewel hier en daar de droefgeestigheid aan de oppervlakte komt. Trek daarom niet de conclusie dat ik vrolijk ben, en red me zo snel mogelijk uit deze afgrond. Ik vertrouw alleen op jou om deze reddingspoging tot een goed einde te brengen. Mijn god, wat een lijdensweg maak ik door. Ik sluit weer een paar strobloempjes voor je bij. Daar houd je meer van dan van die andere bloemetjes, nietwaar, liefste? En nogmaals bedankt voor je bloempjes en je fijne, fijne postblad. Het was zo lief en heeft me zo goed gedaan. - Ik verlang hevig naar de uitgebreide brief die je aankondigde. - Zie ik je snel, Kaya dear? Ik omhels je met heel mijn hart. je Sandro. | |
22 juni 1899*Liefste Kaya, Je brief van maandagavond ontvangen. Laat ik je om te beginnen zeggen, dat ik al ongelukkig was voordat ik je brief ontving. Gisteravond en vandaag ging het aller-belabberdst. Mijn god, wat ben ik ongelukkig. Je brief, liefste, is niet hard noch onaangenaam. Maar ook niet troostend. Je hebt gelijk: zonder genegenheid kan ik niet leven. Alles wat ik je hierover te zeggen heb, is: geef me wat je me geven kan en in de vorm die jij wil. Bedoel je dat, liefste Kaya? - Wat een ellende dat je geld gestolen is. Maar dat komt in orde. Ik stuur je met dezelfde post een postwissel van 20 frank, want | |
[pagina 806]
| |
ik weet hoe vervelend het is om platzak te zijn, en ongetwijfeld wil je - o, ik begrijp dat maar al te goed - je moeder graag stipt betalen. Omdat ik niets uitgeef, nog geen kwartje per dag, kan ik die 20 fr. makkelijk missen. Maak je daar dus niet druk over. Mathilde is nog altijd erg ziek. Ze ijlt onophoudelijk. Gisteravond heb ik naar Dokkum getelegrafeerd voor citroenen. Ik heb ze zojuist gekregen en door Wiebe laten brengen. Ik ben erg blij dat ik dat heb kunnen doen en nog blijer dat ik eraan gedacht heb. Nog altijd geen kabinet! Hoe zal dat aflopen, en wanneer? Ik houd het absoluut niet meer vol en ik verkeer in een staat van sombere wanhoop. Al drie opeenvolgende nachten heb ik nog geen uur geslapen. Het maakt me kapot. Onmogelijk om een minuut alleen te zijn. Ik bedoel dat ik er in het geheel niet meer tegen kan om alleen te zijn. De jonge Wiebe hangt hele uren op een van de sofa's. Ik geef hem sigaretten en praat niet of nauwelijks. Hij is erg geduldig. Als Visser thuis is (we zijn niet naar Oostmahorn geweest, de wind was te sterk) of in zijn tuin, dan ga ik naar hem. Ik kan zelfs niet alleen in de tuin zijn. Vanmorgen heb ik met de secretaris, die waarachtig de goedheid en vriendelijkheid zelf is, een wandelingetje gemaakt. Dagelijks brengt hij verschillende uren met me door. Hij gaat liggen op een sofa, ik op een andere, en dan roken we terwijl we thee drinken. Hij is verloofd, zijn verloofde is hier op bezoek bij haar zuster en zwager, en hij (de secretaris) komt niettemin urenlang bij me langs. Is dat niet aardig? - Denk je nog altijd dat ik naar Parijs terug kan? En heel snel? Denk je eens in hoe het zou zijn als ik op een zekere dag zou vernemen dat ik die illusie moet laten varen. Dat is dan een onafwendbare en onmiddellijke dood. Verlaten als ik ben... Stuur me kranten, wil je? Ik zou graag (maar eenmalig) de ‘Figaro’Ga naar eindnoot1 en de ‘Temps’Ga naar eindnoot2 hebben. Om weer eens wat andere gezichtspunten onder ogen te krijgen dan die van de ‘Aurore’. Ik ben erg gesteld op de ‘Aurore’, en ben blij die strijdvaardige en kordate krant te lezen, maar ik moet gewoon weer eens de ‘Fig.’ en de ‘Temps’ inzien. Maar slechts één keer, daar heb ik genoeg aan en die kranten zijn veel te duur. Maar de ‘Aurore’ altijd, als je wilt. Nee, ik ben niet tot werken in staat en dat is nu juist het allerverschrikkelijkste. Ik kan niets doen, absoluut niets, wat het ook is. Dat is hard, nietwaar? Wat was je kaartje van gisteren lief en aardig. Je brief van vandaag is op verschillende plaatsen ook heel teder. En dat: Ga naar eindnoot3je Kaya ‘nadrukkelijk’ onderstreept. Je bent zo vreselijk lief, mijn Kaya. Schrijf je me snel weer? - Bijgesloten wat bloempjes, strobloemen en wat myosotis (vergeet-me-niet). Zal ik je spoedig zien? Dankbaar geheel de jouwe,
je Sandro. | |
[pagina 807]
| |
25 juni 1899* Liefste Kaya, Ik las in de kranten van gisteravond dat er nu eindelijk een kabinet is.Ga naar eindnoot1 Ik verheugde me al, tot ik in de kranten van vandaag zag dat prefect van politie Blanc de laan uitgestuurd is en vervangen is door Lépine, diezelfde prefect van politie door wie ik het land uitgewezen ben. Ik vrees dat dat een uiterst slechte zaak is. En ik heb geen geduld meer... Je moet - als je nog niet naar hem toe geweest bent - zo snel mogelijk naar Cl.[emenceau] gaan en hem zeggen dat het voor mij een kwestie van leven of dood is. Vertel hem ook dat Lépine me vijandig gezind is. Dat brengt Cl. er misschien toe om zich direct tot de minister van binnenlandse zaken te richten. Zie niets, absoluut niets over het hoofd, en herinner je wat ik je met betrekking tot Bernard Lazare en zijn inmenging geschreven heb. B.L. kan het goed met TrarieuxGa naar eindnoot2 en ReinachGa naar eindnoot3 vinden, die, geloof ik, ook politiek, op zeer goede voet staan met Waldeck-Rousseau, de nieuwe minister-president en minister van binnenlandse zaken. Daar waar Cl. (wellicht) faalt, zou B.L. kunnen slagen. Ik weet zeker dat Lépine tegen is. Mijn terugkeer moet dus niet van hem afhangen. Het gaat erom dat Waldeck-Rousseau ja, zegt, zo simpel is dat, en dan is het: ja. Je weet beter dan wie dan ook, liefste Kaya, in wat voor staat van ontmoediging en ontreddering ik verkeer en dat het niet-ontvankelijk verklaren van mijn verzoek eenvoudigweg mijn dood betekenen zal. - Misschien kan Clemenceau met Millerand,Ga naar eindnoot4 de nieuwe minister van handel, (ik weet niet of ze het goed met elkaar kunnen vinden) over deze zaak spreken. En Millerand zou dan zijn collega van binnenlandse zaken als persoonlijke gunst kunnen vragen me toe te staan naar Parijs terug te keren. Als Cl. het zelf niet kan doen, noemt hij vast wel iemand die deze poging zou kunnen en willen ondernemen. Dit alles alleen maar om je wat wenken te geven en zeker niet om je mijn wil op te leggen. - Gisteravond kon ik je niet schrijven, want in plaats van om zeven uur van ons boottochtje terug te keren, kwamen we pas om 11 uur 's avonds aan, te laat voor de post. Misschien is er een brief van jou onderweg die ik morgen ontvang. Ik denk dat ik morgenochtend naar 's-Hertogenbosch vertrek, naar mijn zuster die me vandaag schreef dat ze me daar met open armen zullen ontvangen. Mijn adres is dan voorlopig: Mw PolakGa naar eindnoot5 Pensmarkt 's-Hertogenbosch Holland Schrijf vooral leesbaar. Zie wat ik nu denk te gaan doen. Als ik terug naar Parijs kan, ga ik zodra ik dat nieuws van jou hoor, weer naar Schiermonnikoog, liefste. En van wie anders zou ik het moeten horen, dan van jou, mijn tovenaresje dat voor de wanhopige bannelingen de poorten tot het vaderland zal heropenen. Ja, het vaderland: ik ben Fransman, verdomme. Honderdduizend maal meer dan die smeerlappen die Frankrijk op belachelijke wijze door het slijk halen. Hopelijk hoef ik niet lang meer te wachten. Dan pak ik mijn spullen, d.w.z. die paar dingen die ik van hier meeneem en dan snel ik naar Parijs. Je zegt dat ik niet naar je moeder moet gaan,Ga naar eindnoot6 maar waar zie ik je dan? Je haalt me toch van de trein om me in Parijs welkom te heten? Ik denk dat ik een beetje angstig en onzeker zal zijn, in Parijs. Ik heb zoveel geleden in eenzaamheid en | |
[pagina 808]
| |
verlatenheid, dat Parijs, vrees ik, op mij het effect van een maalstroom zal hebben. - Ongetwijfeld lukt het me je morgenavond - maandag - zodra ik in 's-Hertogenbosch ben aangekomen, te schrijven, al zijn het maar een paar regels op een briefkaart. Vandaag, zondag, toen ik wist dat ik morgen zou vertrekken, was het al te laat om je, ‘nieuw adres’ te telegraferen, zoals was afgesproken. Ik doe het morgen, in Dokkum of in Leeuwarden. - Vanmiddag heb ik G. gesproken en gedag gezegd. Ze ziet er erg ziek en moe uit en de ziekte van M. heeft er geen goed aan gedaan. Met M. gaat het wat beter, maar nog niet goed. G. was erg boos op me, of eerder verontwaardigd, onuitsprekelijk verontwaardigd. Het ging over M. Eerst wilde ze nauwelijks met me praten. Ik heb haar verzocht naar me te luisteren, daarna heb ik het geëist, daarna heb ik haar nogmaals gesmeekt. Ze heeft naar me geluisterd en toen ze weg ging zei ze dat ze me zonder aarzeling geloofde en dat haar waardering voor me nog groter was geworden, juist omdat ze me een ogenblik veracht had. Ik vertel je later alles wel en dan zal je nog beter beseffen hoe ik hier sinds je vertrek geleden heb. Haal me hier heel snel uit, Kaya liefste! Het is te zwaar en ik houd het niet veel langer meer vol. Als het je niet lukt het uitwijzingsbesluit ongedaan te laten maken, probeer dan tenminste een ‘permissie’ te krijgen waarmee de uitwijzing voorlopig ongedaan kan worden gemaakt, en die de uitgewezene in staat stelt naar Frankrijk terug te keren. - O, wat was je laatste brief - gedateerd op woensdag - goed en bemoedigend! Nogmaals dank, liefste Kaya, voor die brief. En dat ik je spoedig zie, heel spoedig. Ik kan niet meer. - Met heel mijn hart, je Sandro | |
[pagina 809]
| |
27 juni 1899* Liefste Kaya, Daar ben ik dan bij mijn zuster, bij wie ik gisteravond om negen uur ben aangekomen. Mijn zuster is erg hartelijk, haar man is op reis en ze hebben twee kinderen van wie ik de kleinste, een meisje van één jaar,Ga naar eindnoot1 het leukste vind. Dit kleintje is allerliefst en natuurlijk nu al beste maatjes met me. - Zojuist ontving ik je kaart van zaterdag (om twaalf uur). Vanuit Dokkum, waar ik op doortocht bij de posterijen gevraagd had of ze mijn post wilden doorzenden, hebben ze hem hierheen gestuurd, zodat ik je kaart nog eerder kreeg dan dat ik hem op Schiermonnikoog] zou hebben gekregen. Gisteren heb ik je vanuit Leeuwarden (op het station) zoals afgesproken getelegrafeerd: nieuw adres. Van nu af aan schrijf je me dus rechtstreeks hierheen. - Ik had gisteren een behoorlijk trieste dag. 's Nachts niet geslapen, om 6 uur op, vertrek om 7 uur en daarna tot 9 u. 's avonds onderweg geweest, alleen met mijn leed. Regenachtig en druilerig weer, zoals altijd wanneer ik reis. - Je bent dus op pad gegaan om Cl.[emenceau] te spreken, zonder hem te treffen. Je moet het ijzer smeden als het heet is, anders gezegd, de zaken bespoedigen, want ik denk niet dat dit ongewone - en interessante - kabinet een lang leven beschoren is. Cl. moet niet voorbijgaan aan het feit dat Lépine me persoonlijk vijandig gezind is en dat de reden van zijn vijandigheid louter gebaseerd is op het feit dat ik in augustus 1895, onder het bewind van Lépine, erin geslaagd ben naar Frankrijk terug te keren en tot de Conciergerie door te dringen zonder dat zijn politie dit kon of wist te verhinderen. Redelijkerwijs moet L. me dat toch niet kwalijk nemen, want terwijl hij er belang bij had om me te laten arresteren, hechtte ik er nu juist grote waarde aan om me zonder politiebegeleiding bij de gevangenis te melden. - Tussen haakjes: nee, ik blijf niet lang hier, ik heb er nu al genoeg van. Mijn zuster is erg hartelijk, erg goed, ze komt aan al mijn wensen tegemoet, stopt me vol met allerlei lekkers, het kleine meisje is erg lief, het jongetje is erg druk en vermoeiend. Ik zit hier op de 3e etage, enorme kamers, zicht op een pleintje waar markt wordt gehouden. Ik ben droef, droef, droef. Alleen Parijs kan me redden, als ik nog te redden ben. - De vooravond van mijn vertrek heb ik G. gesproken, ze heeft me nadrukkelijk gevraagd je de hartelijke groeten van haar te doen en of ik wilde zeggen dat haar brief aan jou werd onderbroken door Mathildes ziekte. Ze heeft die brief haastig afgeschreven - ik heb niet erg goed begrepen wat ze me over die haastig neergekrabbelde regels zei - en wil graag dat je weet hoe dit gekomen is. - Wil je me elke dag kranten sturen? (Tenminste, als je beperkte budget dit toestaat). Dat zal me tenminste wat afleiden. Denk aan wat ik je met betrekking tot Millerand gezegd heb. Als hij Waldeck-Rousseau (binnenlandse zaken) als een persoonlijke dienst zou willen vragen om me toe te staan naar Frankrijk terug te keren, dan is de zaak rond. Rest ons de vraag of Cl. met Millerand op goede voet staat. Ik leef slechts in afwachting van je brief die me het einde van mijn verbanning aankondigt. Ik wip even over naar Schiermonnikoog en twee dagen later ben ik bij je. Laat het toch snel zo zijn, want mijn bevreesdheid neemt slechts toe. - Ik nam, van het eiland, een paar van die bloempjes mee waar jij zo van houdt. Ik sluit er hier wat bij. Ik krijg je brieven nu een dag eerder, liefste, en jij de mijne. - Ik stop want ik word weer somber en ik kan mijn ideeën niet goed meer op een rijtje zetten. Morgen weer een brief. Stuur | |
[pagina 810]
| |
me kranten en laat Cl., en de anderen die zich met mijn zaak bezighouden, of zeggen te willen bezighouden, niet met rust. - Tot morgen, liefste Kaya. Mijn zuster vraagt me je te groeten. Met heel mijn hart, je Sandro | |
28 juni 1899* Liefste Kaya, Vanmorgen kreeg ik, gelijktijdig, je twee - zondag geschreven - brieven: de ene waarin je me zegt het adres kwijt te zijn, de andere meer uitvoerig en met bloempjes - dank je wel, liefste. Ik heb je gistermorgen - dinsdag - geschreven en je moet mijn brief, de eerste uit 's-Hertogenbosch, al in je bezit hebben. Ik hoop dat je Cl.[emenceau] nu gesproken hebt. De tijd dringt des te meer omdat het kabinet, hoewel het de allereerste dagen niet ten onder is gegaan door het geschreeuw en getier van de reactionaire en klerikaal-militaristische horden, zeker geen lang leven beschoren zal zijn. Als de affaireGa naar eindnoot1 opgelost is - en weet men wel op welke manier deze opgelost zal worden? - zal het kabinet vallen. Het is dus nu of nooit dat ik terugkeer, want nog langer wachten, staat voor mij gelijk aan nooit meer. Je weet heel goed dat ik niet meer wachten kan. - Zojuist las ik in een van de kranten die je me toezond -l'Aurore - een artikel van Cl. waaruit ik opmaak dat hij met Millerand op goede voet staat.Ga naar eindnoot2 Welnu, M. is op het ogenblik minister en zoals ik je al zei, ministers weigeren elkaar nooit iets. Als Cl. M. er toe kan bewegen iets te ondernemen, dan zal de zaak wel slagen. Het moet alleen niet zo gaan dat M. beloften doet zonder ze na te komen, of bij de eerste weigering opgeeft. Ik begrijp ook wel dat de regering dezer dagen wel iets anders aan haar hoofd heeft, maar voor mij is het een kwestie van leven of dood. Het is een ongewoon kabinet, en daardoor behoorlijk sympathiek. Wat mij betreft, als Galliffet de opstandige generaals weer in het gareel wil krijgen, ben ik voor Galliffet.Ga naar eindnoot3 Ik sta aan de zijde van degene, het maakt niet uit wie, die tegen die bende geüniformeerde en gegalonneerde moordenaars is. Ik wil mijn partij meeblazen in de strijd - en ik word gek van het wachten in dit zwijnachtige land waar geen passie, geen temperament, geen karakter, geen moed, geen waardigheid, niets, niets is. - O, liefste Kaya, trek me uit deze hel van ledigheid en dodelijke verveling. Stel je bezoek aan Cl. niet langer uit en maak hem goed duidelijk dat het om mijn leven gaat. - Ja, ik zou nu wel zo terug kunnen komen en als ik er zeker van was dat ik er met een paar weken gevangenis vanaf zou komen en de zekerheid had in Parijs te kunnen blijven, dan zou ik nog wel een paar weken van mijn vrijheid opofferen. Een paar dagen meer of minder! - In je brief geef je me niet veel hoop. Je zegt me niets over de kansen waarvan je veronderstelt dat ik die heb om spoedig naar Parijs terug te keren. Als de zaak niet onmiddellijk wordt opgelost, dan is hij voorgoed verdaagd. En ik kan niet meer wachten. Ik vermaak me hier niet bepaald geweldig. - Wachtend tot de vorige bladzij van mijn | |
[pagina 811]
| |
brief droogt, ben ik weer in het artikel van Cl. gedoken. En ik ben er nu van overtuigd dat als Cl. persoonlijk naar Waldeck-Rousseau zou willen gaan, hij de zaak zonder slag of stoot zou oplossen. Dat is nog beter, duizendmaal beter dan wanneer hij zou trachten via Millerand Frankrijk weer voor me open te stellen. En verder heb ik het eerlijk gezegd veel liever aan Cl. te danken, dan aan M. - Cl. is veel fatsoenlijker dan al die sociaal-democraten. Ik ben zeker, zeker, hoor je, van de doeltreffendheid van een door Cl. persoonlijk bij W.R. ondernomen poging. Ik vraag je daarom met klem, wacht geen dag langer. De tijd dringt en elke dag verdwijnt er weer een stukje van mijn uithoudingsvermogen. Naast alle droefenis heb ik ook nog het verdriet een leeg en eenzaam leven te lijden, zonder strijd, zonder gevecht, zonder verdienste. - Ik ben vóór de Cl.'s, de Gohiers,Ga naar eindnoot4 de Zola's, vóór allen die vechten tegen de moordenaars, maar ik ben genoodzaakt me op afstand op te vreten, gek van het wachten in ledigheid. - Als Cl. er W.R. niet over aan kan spreken, laat hij dan Millerand ondersteunen. Maar nogmaals, er is haast bij. Natuurlijk zou ik ook zó naar Parijs kunnen komen, maar dat is behoorlijk riskant. Niet dat ik bang ben onmiddellijk gearresteerd te worden, maar het lijkt me ondoenlijk om enige tijd in Parijs te verblijven zonder gepakt te worden. En dan heb ik het nog niet eens over de moeilijkheid om hier, uit Holland bedoel ik, te vertrekken, na onder het toeziend oog van Jan en Alleman op Schiermonnikoog mijn anker gelicht te hebben. Een tochtje valt niet op, maar als ik mijn koffers ga pakken, weet men dat en geeft de Hollandse regering dat onmiddellijk door aan de Franse regering. - Ik heb het hier niet naar mijn zin. Dit is een vervelende stad, geen cafés - en als ze er waren ging ik er zeker niet heen - en geen aangename omgeving. De kinderen... of beter gezegd: een van de kinderen, het meisje, is een enorme afleiding voor me. Ze is de hele tijd bij me en wil niet bij me vandaan, ze geeft me kusjes met haar kleine mondje dat je met een dubbeltje zou kunnen bedekken. Haar moeder zegt dat ze met anderen (vreemden) niet zo is. Mijn zuster is erg aardig, blij me hier te hebben, en wij (die thuis de paria's waren) halen samen jeugdherinneringen op, onze heldendaden enz. Alles in aanmerking genomen, voel ik me hier minder ellendig, minder ‘dejected’, dan op Sch.[iermonnikoog]. - Stuur me heel snel goede berichten en haast je nu Cl. te bezoeken, als je hem nog niet bezocht hebt. Met heel mijn ongeduldig hart, je Sandro Groeten aan F.[élix] F.[énéon], Zie je hem nog wel eens? Je hebt het er nooit over. | |
[pagina 812]
| |
29 juni 1899* Liefste Kaya, Je brief is tamelijk hoopgevend, d.w.z. eerder door je aanstekelijke moed, dan door de feiten die je vertelt. - Natuurlijk heeft Clemenceau gelijk: de belangen van Frankrijk gaan vóór de mijne. Alleen, en dit mag je Clemenceau namens mij zeggen: toen Félix hem twee, drie jaar geleden vroeg iets voor me te ondernemen - om Frankrijk weer voor me open te stellen - als Cl. toen, in plaats van de politierapporten te geloven die me als staatsvijand en zelfs als spion aanmerkten, de moeite had genomen de waarheid te achterhalen, dan was ik waarschijnlijk allang in Parijs geweest en dan had ik toen het erom spande, aan de kant van Cl. en de zijnen gestaan,Ga naar eindnoot1 en wel vanaf het eerste uur. Ik had de uitspraak van het hof van cassatie, alle kamers verenigd, niet afgewacht, om ‘revisionist’ te worden, zoals... Millerand en zijn kameraden, die eerst, middels Viviani'sGa naar eindnoot2 gezaghebbende orgaan, hadden verkondigd dat er omstandigheden zijn waarin een partij het recht heeft laf te zijn. Al die schijtlaarzen, al die lafhartigen zijn nu vóór het ‘recht’ - dat ze door hun lafheid en zwijnerij eerst geholpen hebben om zeep te brengen. - En ze schreeuwen harder dan de anderen, strijders van het eerste uur. Je kunt ook tegen Cl. zeggen dat wanneer het in Frankrijk zover was gekomen dat ze op hun bek waren gegaan, ik zijn bemoeienis, noch de toestemming van de regering zou hebben afgewacht om aan zijn zijde, die van Cl., en aan de zijde van zijn vrienden, te komen vechten - en, indien nodig, voor Frankrijk te sterven. Dat is een recht dat ik mezelf verleend had. Het is toch al te bar gedwongen te zijn mijn dagen in ballingschap te slijten en te creperen, omdat ik in een particuliere brief mijn afschuw heb uitgesproken over de wijze waarop Frankrijk zichzelf vernederde en bezig was al haar waardigheid te verliezen!Ga naar eindnoot3 Vraag maar eens aan Cl. welke mening hij in het diepst van zijn hart was toegedaan over de houding van een belangrijk deel van de Fransen - en van de pers, bah! - tegenover de tsaar? Wat een vernedering, wat een schande: was dat het Frankrijk waar hij van houdt, hij, Clemenceau? En als ik nu eens niet van Frankrijk hield - en hoe hartstochtelijk ik van Frankrijk houd, weet jij - wat | |
[pagina 813]
| |
zou het me dan kunnen schelen dat het zich vernedert, verlaagt en de risee van de wereld wordt? Cl. weet zelf wel wat dat wil zeggen. Hij wordt ervoor betaald. En wat hij nu voelt, voelde ik in '93, toen ik de Fransen als loopse honden achter de rijtuigen van de Russen, dienaren van de tsaar, aan zag draven om hen de handen te kussen. Vraag ook eens aan Cl. wat hij denkt van die Fransen die met veel kabaal insloegen op die mensen die nog zo veel besef hadden van hun waardigheid en rechtschapenheid om te weigeren het hoofd voor de Russische vlag te ontbloten. En vraag hem ook of zes zware ballingschapsjaren niet ruimschoots voldoen als boete voor de misdaad in '93 gezegd te hebben wat hij, Cl., wellicht en zelfs waarschijnlijk, op dit moment denkt. Ik denk niet dat een temperamentvol man als Cl. aanstoot zal nemen aan de bewoordingen waarin ik mijn verontwaardiging en minachting gesteld heb, hoe krachtig ze ook zijn. - Zeg hem dit alles, en wees niet bang hem te ontstemmen. Als hij boos wordt, dan is dat jammer voor hem. In dat geval is hij niet die kerel waarvoor ik hem altijd gehouden heb. Ik was hier even gestopt om een kort historisch overzicht van mijn uitwijzing, veroordeling enz. te reconstrueren. Ik heb het haastig en aan beide zijden van het vel opgeschreven. Ik denk dat het belangrijkste erin staat. Je moet Cl. de rest maar verduidelijken, want jullie moeten mijn dossier samen doorlezen. Ik vind het belangrijk dat jullie dit samen lezen. Als je erbij bent kun je het toelichten en waar nodig verklaren. Hopelijk denkt Cl. niet dat mijn Franse sympathieën voor de gelegenheid zijn en om hem tot actie aan te sporen. Tegen die prijs wens ik zijn inmenging niet. Ik zou nog liever ter plekke creperen. Welgemeend en te goeder trouw, of helemaal niet. Je kan het hem zeggen, want ik zou het hem ook zeggen als ik dat kon. Uiteindelijk eis ik slechts een recht, misschien niet een wettig recht, maar wel een menselijk recht, wat nog zwaarder weegt. In Frankrijk heeft men me genoeg grove onrechtvaardigheden aangedaan, zodat ik daar nu, voor zover mogelijk, herstel van vraag. Ik kan slechts in Frankrijk leven. Ballingschap staat, als deze nog langer voort moet duren, gelijk aan de dood. - Vestig vooral Cl.'s aandacht op mijn schandalige proces, dat onmogelijke en groteske proces, en op die veroordeling die in de Engelse kranten, ‘Daily Chronicle’ (of Daily News), toch een krant die vrij is van sentimentaliteit of anarchistische sympathieën, voor grote verontwaardiging heeft gezorgd.Ga naar eindnoot4 Zij konden mijn ‘zijns-ondanks-bij-verstek-uitgewezen’ niet verteren. Ik schrijf al drie uur aan een stuk, maar de bus wordt zo gelicht. Houd deze brief en het dossier goed apart en maak het niet kwijt, want ik heb werkelijk de moed niet om het nogmaals te maken. De kranten ontvangen, dank je, liefste. Bevestig de ontvangst van deze brief en vertel me of het overzicht duidelijk genoeg is. Ik denk van wel. Je weet de rest en je licht het toe. De hartelijke groeten van mijn zuster. Kleine meisje nog altijd allerliefst. Schrijf vaak. Ik mis je zo en het kleine meisje is mijn enige - doch prettige - afleiding. De hele tijd moet ik massa's mensen, idioten, ontmoeten, maar ik kaffer ze uit en snoer ze de bek. Dank je, liefste Kaya, voor alles wat je doet. Met heel mijn hart, je Sandro Schrijf me zodra je deze brief ontvangen hebt. | |
[pagina 814]
| |
1 juli 1899* O liefste Kaya, wat werkt alles hier op mijn zenuwen. Ik had eerst je antwoord op mijn brief van eergisteren - met het korte overzicht - af willen wachten, maar ik wil wat met je praten. Ik zei dus dat alles hier op mijn zenuwen werkt. Alleen met het kindje ben ik een beetje geduldig. Ze is allerliefst en wil onafgebroken bij haar ‘oome’ zijn. Vannacht heeft ze bij me in bed geslapen. Het was zeer vermakelijk en ze was zo rustig. Maar omdat ik niet gewend ben om met kinderen van een jaar in één bed te slapen, heb ik geen oog dichtgedaan. Telkens boog ik me over het kleintje om naar haar ademhaling te luisteren. En verder was ik doodsbenauwd dat ik op het kleintje zou gaan liggen als ik insliep. Uiteindelijk is alles heel, heel goed verlopen en vanmorgen kon ik haar in volmaakte staat en niet platgedrukt aan haar moeder teruggeven. - Mijn zuster - en ook mijn zwager - zijn erg aardig voor me, maar ik ben droevig en zou wel weg willen. Dit is een afschuwelijk saaie stad. Veel dronkaards, veel priesters, veel nonnen, veel militairen. Iedereen ziet er hier dom uit, oneindig veel dommer dan de mensen op Schiermonnikoog. Toch wil ik hier niet weggaan voor ik uitsluitsel heb over mijn zaak. Gisteren en vandaag was ik nog bedrukter dan de allereerste dagen die ik hier doorbracht. Zo te voelen gaat mijn neerslachtigheid crescendo. Alleen in Parijs kan ik vergetelheid vinden, die ik hier niet zal vinden. Maar misschien vind ik er de schijn van. Ik voel me zo beroerd, liefste Kaya. - Lichamelijk ben ik ook niet al te best. Die verdomde kogel - die zijn werk niet gedaan heeft - | |
[pagina 815]
| |
begint me nu te hinderen. Ik zal genoodzaakt zijn om hem te laten verwijderen, maar ik wacht liever tot ik in Parijs ben. - Ik verwachtte vandaag, zaterdag, een briefje van je te ontvangen, maar ik kreeg slechts twee kranten, waarvoor dank. Ongetwijfeld hoor ik morgen, zondag, van je. Zeg me of je de mijne van donderdag, met het korte overzicht van mijn zaak, goed hebt ontvangen. Ga naar Cl. wanneer hij zegt dat hij je kan ontvangen en vertel hem alles wat ik niet in mijn verslag heb kunnen zetten. Ik doe het onmogelijke om het hier uit te houden tot er een oplossing is. Ik heb een gevoel alsof er voortdurend iemand achter me staat die me van stad naar stad, van land naar land jaagt. Het is tijd, hoog tijd, dat ik een beetje rust vind in mijn werk. Ik heb Parijs nodig en een bezigheid, onmiddellijk, onmiddellijk. - Ik ben erg blij elke dag via jou de Franse kranten te hebben. Dank je, liefste Kaya. - Er komen een hoop mensen bij mijn zuster, die haar, met mij, bij hen uitnodigen - om ‘met me kennis te maken’. Zonder enige schroom kaffer ik de mensen die me te zeer vervelen uit en vraag ik hen allerhoffelijkst op te hoepelen. En met de anderen spreek ik niet, tot grote wanhoop van mijn zuster die zegt dat ik hier de indruk achterlaat een lompe beer te zijn. Waar ik niets om geef!... Zie je F.F. nog wel eens? Het deed me veel plezier in je brief te lezen dat de verstandhouding met je moeder vrij goed is en zeer goed met de Heer Joseph, die bloemen voor je meebrengt. Dat deed me veel plezier. - De post wordt zo gelicht, dus ik stop. Bijgesloten een paar bloempjes die ik van het eiland meebracht. Schrijf me nu snel, liefste, Ik omhels je hartstochtelijk, je Sandro. Groeten aan je mama. | |
3 juli 1899* Liefste Kaya, Terugkomend van een klein uitstapje met mijn zuster, vind ik je brief van gisteren, zondag. Ik krijg je brieven nu snel, binnen 24 uur. - Ik begrijp je verwijt niet: mijn dossier als een ‘journalist’ geschreven te hebben. Niets staat zo ver van me af als ‘de gedreven journalist uithangen’, dat weet je best. Ik heb de feiten veeleer in woede, en net zoals het uit mijn pen kwam, opgeschreven en ik zweer je dat ik er geen seconde aan gedacht heb mijn journalistieke vaardigheden te etaleren. Als ik sprak over de ‘Paradox’, was dat ook niet om me voor deze publikatie op de borst te slaan, maar om, indien nodig, Cl.[emenceau] ervan te overtuigen dat mijn francofiele gevoelens niet ‘gelegenheidsgevoelens’ zijn of louter geuit om hem tot actie aan te zetten. Niets zou me meer tegenstaan dan dankzij C.'s bemoeienissen naar Frankrijk terug te kunnen keren, als diezelfde C. niet absoluut overtuigd zou zijn van mijn oprechte gevoelens voor zijn land... waar hij terecht van houdt. Zie je dat ik me goed herinner waarom ik de ‘Paradox’ ter sprake bracht?Ga naar eindnoot1 Zie je niet dat het met betrekking tot C. was, dat ik de ‘P.’ noem? Dat is toch geen toeval! Vandaag hebben we, mijn zuster en ik, op enige afstand van 's-H.B. een zeer oud, zeer mooi en zeer eerbiedwaardig kasteeltje bezocht. Dit kasteel herbergt kunstcollecties van velerlei aard en schoonheid. Ik stuur je hierbij een fotootje van het kasteel.Ga naar eindnoot2 Wij zijn vanmorgen om 11 uur vertrokken en om 5 u. p.m. weer thuisgekomen. Op de terugweg, langs korenvelden, heb ik... koren- | |
[pagina 816]
| |
bloemen voor je geplukt. Ik wilde ze in mijn volgende brief stoppen. En wat vind ik in jouw brief... korenbloemen. Is dat niet merkwaardig? - Wat vond ik je verhaal over de gesprekken op het naaiatelier vermakelijk. Ik kan ze hier horen. Je snapt dat ik brand van verlangen om in Parijs te zijn en mijn bijdrage te leveren aan de strijd, die, lijkt me, nog niet afgelopen is. Zeg dat wel, wat een verachtelijke schoft, die meneer van de ‘Patrie’Ga naar eindnoot3 die uit een gevoel van rechtschapenheid in opstand kwam bij de gedachte dat die arme DreyfusGa naar eindnoot4 voet op Franse bodem gezet had. Hoe graag zou je niet van aangezicht tot smoel met die moordenaars willen staan om hen het zwijgen op te leggen. Als dit op een handgemeen uitloopt, dan verzeker ik je dat ik niet op toestemming zal wachten om naar Parijs te komen. - Als het overzicht zoals ik het opgeschreven heb, je niet bevalt, geef het dan niet, en neem dan alleen de data van de belangrijkste gebeurtenissen over. Overigens meende ik helemaal niet, toen ik het af had, dat je het in die vorm moest overhandigen. Je hoeft het maar over te lezen om overtuigd te raken van het feit dat het, in eerste instantie, mijn bedoeling was om eenvoudigweg de gebeurtenissen op een rijtje te zetten en je een kort overzicht te sturen dat je als zodanig Cl. ter hand kon stellen. - Al schrijvend ben ik dat doel volledig uit het oog verloren. En toen ik klaar was en het stuk over las, heb ik dat best gezien, maar de moed ontbrak me om opnieuw te beginnen. - Bedankt voor de vanmorgen ontvangen kranten. Ik maakte eruit op dat je mijn brief ontvangen hebt. Bijgesloten dus de korenbloemen en de foto van het kasteeltje. Ik kocht die om je toe te zenden. Wil je die goed bewaren en niet kwijt maken? Vannacht heeft het kleintje weer bij me geslapen. Ditmaal heb ik echter goed geslapen zonder de verschrikkelijke angst het kind te vermorzelen. Ook zij sliep de hele nacht, en er was niets grappigers dan te zien hoe verbaasd ze was (vanmorgen) niet in haar vertrouwde slaapkamertje te ontwaken. Nee, ze praat nog niet: ze brabbelt: mèmmè (mamma) en pèppè. Ze is de hele tijd bij me en ik zing met haar: ‘slaap, kindje, slaap’. Dan zegt ze ‘slaa, slaa’. Haar mondje is zo groot als een dubbeltje. Je moet de hartelijke groeten van mijn zuster hebben. Ik heb vandaag voor het eerst kersen gegeten. Heb jij je er al op getrakteerd Honderd stevige kussen van je verliefde Sandro. P.S. Laat Cl. bij W.[aldeck]-R.[ousseau] vooral op een spoedig antwoord aandringen. Ik kan niet meer wachten. Ik ben op. | |
[pagina 817]
| |
6 juli 1899* Liefste Kaya, Dinsdag niets, woensdag niets, donderdag (4½ u. p.m.) niets. Wat ben je toch aan het doen, waarom laat je zo lang niets van je horen? Ik kwijn hier weg. Ik verveel me hier dodelijk, en ik weet niet meer wat ik moet doen om aan het spleen te ontkomen. Heb je Cl.[emenceau] gesproken? En zo ja, wat heeft hij gezegd? Ik kan geen geduld meer opbrengen, ik kan het niet meer. Al tien dagen, elf! dat ik hier ben en ik houd het nu al niet meer uit. Er moet een oplossing komen, een definitief antwoord, onmiddellijk. Als Cl. niets voor me doet, of steeds weer de nodige stappen naar later datum verzet, dan moet je naar Lazare gaan. Ik zei je dit al drie weken, een maand geleden, maar daar had je niet aan gedacht. En verder wil ik niet dat wie dan ook, Cl. niet, noch een ander, je kortaf te woord staat. Als ik weer in Parijs ben, is hij me daarvoor rekenschap verschuldigd. Ik begrijp uit je brieven maar al te goed dat hij onbeleefd tegen je geweest is, jij noemt dat ‘kortaf’. Ik weet wat te woord staan betekent, en ook dat ‘kortaf’ betekent: onbehoorlijk. Schrijf me nu snel en laat me niet langer wachten. Er moet nu direct een oplossing komen. - Met heel mijn bloedend hart, je Sandro | |
25 februari 1900* Beste Fournière, Ik heb uw stadstelegram van vrijdag, dat u me per adres van F.F. zond, goed ontvangen. Bedankt voor uw krachtig aandringen bij W.R. - Zonder twijfel zult u begrijpen - de kwestie is voor mij van levensbelang - dat ik u net zo min los zal laten als u de premier los zult laten en dat ik u op de hielen zal zitten totdat u voor mij het recht om in Frankrijk te verblijven, heeft verworven. - Ik zag in de kranten dat de Kamer zich tot woensdag een kort verlof gunt. - Zou u niet van die gelegenheid gebruik willen maken om de betrokken minister op zijn ministerie op te zoeken? Ik heb het gevoel dat dat zeer nuttig zou zijn, en ik ken u als een te aardig en te welwillend persoon om te denken dat het idee de minister een ogenblik te storen, u tegen de borst stuit. Als u W.R., morgen, maandag, op zijn ministerie zou willen opzoeken, dan twijfel ik er niet aan dat u met een definitief en gunstig antwoord van dit bezoek terug zal keren. Nogmaals, het is voor mij, in meer dan één opzicht, van levensbelang. Met hartelijke groet, uw Alexandre Cohen Groeten van ons 2en aan u 2en. Omhels namens mij de kleine Edmond, verdorie! Mijn adres is: M. André Blanc, 7 Cité Fénelon | |
[pagina 819]
| |
11 april 1900* Kayouchka dear, Zojuist hier aangekomen. Heb vreselijk hongerig zitten schransen. Eerste deel van de reis (tot Brussel) goed verlopen, vooral na het vertrek van de anti-Pruisische en anti-Italiaanse dame. Jongeman erg aardig, erg intelligent. Vanaf Br. me vreselijk verveeld en koud gehad. Maar toch is die jas heerlijk. - Heb je goed geslapen, deze eerste nacht alleen? Vertrek hier over anderhalf uur. Vanavond 7½ u. in Leeuwarden. Je Sandro. Ik schrijf ‘vanuit deze stop’ aan de WaardtGa naar eindnoot1 en Aarts.Ga naar eindnoot2 Houd je woord, liefste Kayouchka, en schrijf me elke dag. Sluit de gaskraan! En vat geen kou. Ik heb de hele nacht aan je gedacht. Hoest niet, liefste. Koop pastilles. Kusje op je lieve mondje en je mooie ogen. Groet je moeder als je haar ziet. - Ik heb slaap! | |
13 april 1900* Liefste Kaya, Ik schreef je gisteravond, donderdag, maar omdat de post vanmorgen niet is weg-gegaan, zal je deze brief en mijn postblad van gisteren ongetwijfeld tegelijkertijd ontvangen. - Sinds gisteren stormt het hier verschrikkelijk. De wind loeit en doet de huisjes schudden, ze kraken zoals in ‘de Djinns’Ga naar eindnoot2 - ‘Het huis beeft’ enz. - Ik ben al begonnen het inpakken voor te bereiden.Ga naar eindnoot3 Het was tijd, hoog tijd, dat ik hier terugkwam. De vochtigheid begon verwoestingen aan te richten en gisteren en vandaag was ik genoodzaakt het vuur in de grote kamer hoog op te stoken. Nauwelijks een uur na mijn aankomst knetterde het vuur al. En dat terwijl het kacheltje, de pijpen enz. nog op zolder stonden. Gelukkig had Visser onze turf nog niet bezorgd. Ik heb alle boeken uit de kast gehaald en ze op kleine tafeltjes, tafels en krukjes rond de kachel gestapeld. Ook het linnengoed heb ik uit de kast gehaald en te drogen gehangen aan lijnen die ik van balk tot balk gespannen heb. Je begrijpt in wat voor gezellige toestand (alles ondersteboven gehaald) de kamer zich bevindt. Ik kan geen stap zetten zonder ergens over te struikelen. (Ik heb een slechte pen.) Nu de post vandaag niet is weggegaan en dientengevolge ook niet is aangekomen, heb ik dus niets van je ontvangen, geen kranten, geen brief. Dat wordt morgen, hoop ik. Vanzelfsprekend zijn de kisten die ik in Leeuwarden kocht ook niet aangekomen, maar omdat ik het heldere idee had er nog een in Dokkum te kopen, kan ik vanaf morgen toch met inpakken beginnen. - Ik vond hier een groot aantal prachtige sokken, splinternieuw. Verder | |
[pagina 820]
| |
twee of drie stel goede lakens. - Ik heb de spiegel voor 30 gulden verkocht, maar krijg het geld pas over een maand of 6 weken. Maar dat is niet erg. - Onmogelijk om in ons huisje te slapen. Het is vergeven van de pissebedden die in dikke rijen over de muren kruipen. Gisternacht heb ik bij de secretaris geslapen (ik schrijf je op papier met een officieel briefhoofd, hoe deftig!). Maar omdat hij morgenochtend een paar dagen naar het vasteland gaat, [kan] ik er vannacht niet meer slapen. Daarom opnieuw gesleep met mijn beddegoed, sofa enz. naar een ander onderkomen. Een vermakelijke situatie. - Ik heb vandaag in gezelschap van de secretaris, die werkelijk alleraardigst is, twee wandelingen gemaakt. Gisteravond, toen ik bij de Vissers mijn sleutel was gaan ophalen, was hij aan de deur om me te begroeten. Later ben ik naar hem toegegaan. Ik heb er nog wat gegeten, geslapen, ontbeten en het middagmaal gebruikt! Morgen kook ik zelf een eenvoudig potje: eieren, macaroni of iets anders dat makkelijk klaar te maken is. - Ik hoop dinsdag of uiterlijk woensdag te vertrekken, dat wil zeggen, zodra de schipper van Schierm.[onnikoog] - DokkumGa naar eindnoot4 | |
19 april 1900* Liefste Kayouchka, Je ziet het: ik reis als door de duivel bezeten. Gisteravond om 8½ u. in Amsterdam aangekomen. Een van mijn kleine zusjes opgezocht, die niet thuis was. Vanmorgen mevrouw Douwes DekkerGa naar eindnoot1 en Domela bezocht. Zal je uitgebreid over beide bezoeken vertellen. Bij de poste-restante nog niets van jou. Morgen, hoop ik. Vanmorgen telegrafeerde ik De Waardt om hem uit te nodigen naar Amsterdam te komen om elkaar te ontmoeten. Hij antwoordde me dat hij niet in staat is te reizen en aan huis gebonden is. Die arme jongen. Aarts komt naar Parijs, waarschijnlijk met zijn jongere | |
[pagina 821]
| |
zuster, eind juli. Het is uitdrukkelijk beloofd. Hij neemt zijn materiaal mee om te werken. Morgen Rotterdam, GoudaGa naar eindnoot2 en terug naar Amsterdam waar ik nog meer te doen heb. Heb je mijn drie kaarten ontvangen: Maleis, Engels en Hollands, die ik je gisteren gestuurd heb? Je begrijpt toch, liefste, dat ik je alleen maar kaartjes stuur. Ik heb zo weinig tijd. De hartelijke groeten van Aarts. Ook van mevrouw Domela. Most tenderly yours, Sandro | |
[pagina 828]
| |
25 december 1901* Geachte heer, Ondanks uw nadrukkelijke belofte en in weerwil van mijn reeds veelvuldige aanmaningen, blijft u een diep stilzwijgen bewaren alsook het geld dat u me verschuldigd bent. - Ik begin mijn geduld te verliezen: als ik vóór het eind van de maand december niet in het bezit ben van de ioo frank die u mij nog verschuldigd bent voor mijn vertaling van het Zevende Gebod, dan zie ik mij genoodzaakt u middels in het Hollands geschreven briefkaarten, en in termen die u wel raden kunt, te manen tot betaling van dit bedrag. Verder zal ik via Hollandse en Franse kranten uw... niet fijnzinnig handelen ten opzichte van personen die u helpen uw buitenlandse beroemdheid tot stand te brengen, bekendmaken. Ik zou u dringend aanraden - bij het u onttrekken aan uw verplichtingen - niet te rekenen op de afstand die Parijs van Katwijk aan Zee scheidt. Ik heb kordate vrienden in Leiden en Den Haag die, indien nodig, wel eens naar Katwijk zouden kunnen komen om u aan uw verplichtingen te herinneren.Ga naar eindnoot1 Alexander Cohen Onnodig over een reis te spreken. Die vlieger gaat niet op. | |
[pagina 829]
| |
21 januari 1902Ga naar eindnoot1* Liefste Kaya, Zojuist kom ik van het postkantoor waar ik je kaart van gisteravond ontving. Bedankt dat je zo lief was, me zo snel te schrijven. Blijf me, tot nader order, poste-restante Den Haag schrijven. Ik denk hier nog een of twee dagen te blijven. Alles gaat goed. Ik heb vanmorgen een vooraanstaande oranjeklant ontmoet die me uiterst bruikbare tips gaf. Het is goed mogelijk dat ik vanavond mijn eerste artikel schrijf. Maar misschien ook niet. Op dit moment gebruik ik een heerlijk kopje koffie na een voortreffelijke ½ biefstuk met gebakken aardappeltjes. Ik verblijf in een uitstekend hotel waar ik 2 gulden (4 frank) betaal voor een mooie, ruime kamer met ontbijt, dat hier, zoals je weet, behoorlijk uitgebreid is. Ik ga waarschijnlijk naar Leiden, Utrecht, Rotterdam, Amsterdam en Dordrecht. Het leven is hier erg duur, maar ik hoop uit te komen met het geld dat ik bij me heb. Ik moet wel nieuwe schoenen kopen. Een van mijn zolen is volledig door. Post je brieven altijd vóór vijven. Een stevig, stevig zoentje op je bekje, liefste, en één voor Innôh van papa. Je Sandro. Vergeet 's morgens GripsGa naar eindnoot2 eiermelk niet. | |
[pagina 830]
| |
22 januari 1902* Kaya dear, Vierde slapeloze nacht sinds zaterdag. Ik ben gebroken. Vanavond neem ik een of ander slaapmiddel. - Tot op heden gaat het vrij goed. Ik heb de minister-president gesproken, een vriendelijke en vaderlijke man.Ga naar eindnoot1 Hij sprak tegen me als volgt: Zie je... Begryp je? In deze omstandigheid is dit geen ongepast en onbeleefd tutoyeren, maar het is ook geen u. Het is het ongedwongen en vertrouwelijke je, zoals Walburgh Schmidt dat misbruikte. Vanavond schrijf ik mijn eerste artikel. Ik denk dat het onderhoudend wordt, maar toch ook van groot belang. Gisteravond heb ik dokter L.[ammerts] v.[an] B.[ueren]Ga naar eindnoot2 ontmoet. Toen hij mijn kaartje kreeg, kwam hij de trap afhollen terwijl hij riep: ‘Godverdomme, jou had ik niet verwacht vanavond, hoewel ik gisteren nog een van mijn vrienden over je vertelde.’ Hij was blij me te zien en erg vriendelijk. Hij vroeg naar jou, ik vertelde hem over onze kleine, allerliefste aanwinst: Innôh. We hebben meer dan een uur over van alles en nog wat gesproken en hij vroeg me of ik vanavond, woensdag, terug wilde komen. Ik beloofde dat met veel plezier, want ik ben buitengewoon op hem gesteld. Van de dokter ging ik naar Aarts. Ik klopte op zijn raam, zoals ik zo'n drie, vier jaar geleden deed, en hij was nogal verbaasd me te zien. Hij was erg aardig en aangenaam verrast. Hij vertelde dat hij me een paar maanden geleden gravures gezonden had, vergezeld van een brief. Welnu, we hebben het één noch het ander ontvangen. Voor de gravures die zijn zoekgeraakt, beter gezegd, ontvreemd door de posterijen, gaf hij me andere. Vanmorgen kocht ik nieuwe kistjes en heb ik de oude weggebracht om te laten oplappen. Zegge 20 frank. Wat een bedrag! Gisteren, dinsdag, heb je me niet geschreven, of je hebt je brief, of kaart, te laat gepost. Bij de poste-restante lag niets voor me. - Ik lach me werkelijk gek, vanaf het moment dat ik hier ben aangekomen. Ontvangen door de anti-revolutionaire minister-president! Vanmorgen wandelde ik 7 uur met... de zoon van de minister van oorlog,Ga naar eindnoot3 net zo gekant tegen ingrijpende sociale veranderingen als zijn collega van binnenlandse zaken. Het is toch net als het spreekwoord: ‘Een profeet is in eigen land nooit geëerd.’Ga naar eindnoot4 Als redacteur van de Paradox zou ik nooit door zulke voortreffelijke mensen ontvangen zijn, terwijl als Franssprekend correspondent van de Temps... Vanmorgen was ik aan zee, in Scheveningen. Voortdurend speet het me dat je niet bij me was. We zouden gerend hebben. Het was zulk zacht weer en de zee was mooi als altijd. Maar die walgelijke bouwwerken aan het strand: Kurhaus, Casino enz. irriteerden me mateloos. Morgen ga ik vermoedelijk naar Utrecht, over Gouda. Ik schreef mijn vader zojuist dat ik hem kom opzoeken. Daarna Amsterdam, Leiden en Dordrecht. Geef me het adres van die kleine Hedwig. Rue du Pont Neuf, 7? Haar brief ligt in de boot. Waarschijnlijk moet ik op de terugweg nog in Brussel zijn. - Geef Innôh een pakkerd van papa. Is ze lief? Wat vind ik dit een mooi land nu ik niet meer gedwongen ben om er te wonen. Die weg van Scheveningen tot aan zee. En de zee zelf! God wat is dat geweldig, en melancholiek. Schrijf me zodra je deze brief ontvangen hebt: Poste-restante Amsterdam. | |
[pagina 831]
| |
Een dikke zoen op je mondje, en een op het linkerbilletje van Innôh... Papa Schrijf elke dag!! | |
23 januari 1902* Liefste Kaya, Bedankt voor je postblad dat ik net ontving. Over een uur vertrek ik naar Gouda, met mijn jongere zuster Emma,Ga naar eindnoot1 die haar vader en moeder wil opzoeken, en die ik meeneem. Ze gaat vanavond terug naar Den Haag. Zelf ga ik van Gouda naar Utrecht. Ik heb net mijn artikel (het ie) voor de Temps, aangetekend, verzonden. Ik hoop dat het in de smaak valt. Vannacht heb ik geslapen, dankzij een slaapdrankje dat dokter L.[ammerts] v.[an] B.[ueren] me had voorgeschreven. Vandaag ben ik dan ook fris en monter. - Brieven vanaf nu adresseren: poste-restante, Amsterdam. In haast, je Sandro 1000 kussen te verdelen tussen jou en Innôh. | |
25 januari 1902* Liefste Kaya, Wat ben ik ongerust. Al twee dagen heb ik niets van je gehad, nog geen regel. Ik heb je net getelegrafeerd om te vragen water aan de hand is. Je hebt meer tijd dan ik en toch is er geen dag voorbij gegaan dat ik je niet geschreven heb, al waren het maar een paar regels. Ik ben op het ogenblik in Amsterdam, zoals je ziet. Smerig weer, koud en nat. | |
[pagina 832]
| |
Gisteren was ik in Utrecht, maar ik heb oom PaulGa naar eindnoot1 niet gesproken. Ik weet niet of ik hem nog ontmoeten zal. Maar ik heb al wat ik voor mijn tweede artikel nodig heb. Ik zal er, in totaal, vier maken, waarvan 3 hier en een in Parijs. Schrijf me tot nader order poste-restante alhier. Gisteravond heb ik mijn zusje Hendrine bezocht, die nog steeds zo aardig is. Heb je het geld van de Européen ontvangen? - 1000 ferme zoenen voor jullie beiden. Je liefhebbende Sandre en papa | |
25 januari 1902, tweede kaart* Arme liefste Kaya, Wat een rotzakken bij de Européen! Nu zit je bijna op zwart zaad, is het niet? Arm kind. - Ik kreeg net je brief en je telegram. Ik heb je weer eens op kosten gejaagd. Wat vind ik dat vervelend! Vanavond moet ik mijn tweede artikel schrijven en verzenden. Ik weet nog niet of het eerste verschenen is. Ik zal het spoedig weten. Ik ben bij D.N. [Domela] geweest. Werd zeer goed ontvangen. Groeten van iedereen. Ik zou graag lekker rustig in de rue Berthe op nummer 8 zitten.Ga naar eindnoot1 Omhels je met heel mijn hart. Kusjes voor Innôh, je Sandro Met dezelfde lichting schrijf ik de Mercure voor het geld. | |
28 januari 1902* Kayouchka dear, Bedankt voor je lieve briefje dat ik vanavond om negen uur kreeg! Ik kon niet eerder naar het postkantoor, zo druk heb ik vandaag heen en weer gerend. En steeds door die smerige modder. - Ik zag vanavond dat mijn artikel in de TempsGa naar eindnoot1 staat. Tamelijk verminkt, mijn kopij. Het eerste deel is in zijn geheel weggelaten en, wat erger is, de overeengekomen signatuur, A.C., is weggelaten. Als ik terug in Parijs ben, zal ik met Hébrard eens een hartig woordje spreken. Mijn tweede artikel ging gisteren de deur uit. Vandaag kon ik niet weg. Maar morgen neem ik om 10BD u. 's morgens de trein naar Den Haag. Ik weet niet of ik er blijf slapen. Ik hoop van niet. Misschien blijf ik een paar uur in Brussel. In dat geval zal ik Kiki opzoeken. Ik hoop vrijdag weer thuis te zijn. Ik telegrafeer het precieze tijdstip. | |
[pagina 833]
| |
Als ik 's avonds aankom (tegen 11 u.), zoals waarschijnlijk is, dan moet je zorgen dat je naar het station kunt komen, vanwege de sleutel. Alle kussen die ik heb, voor jullie tweetjes te verdelen. Zal het popjeGa naar eindnoot2 niet vergeten, je Sandro. | |
20 maart 1902* Beste Nettlau, Afgesproken, algehele amnestie. Een dezer dagen komen we naar de door u aangegeven brasserie. Binnen, nietwaar? Tussen 9 en 10 u. 's avonds. Ik schrijf u welke dag we komen. Niet aanstaande woensdag. Misschien dinsdag of donderdag. Ik schrijf nog. Maar wilt u me niet maandagavond om zeven uur bij de Figaro komen afhalen? Dan drinken we een ‘vredesaperitief’. Zonder tegenbericht - dat ik niet hoop te ontvangen - verwacht ik u dan maandagavond op de krant. - Onze hartelijke groeten. | |
[pagina 834]
| |
Uw toegenegen A.C. | |
27 maart 1902* Beste vriend, Zojuist in Amsterdam aangekomen, komende uit Den Haag, waar ik - zoals u in de Fig. van gisteren heeft kunnen zien - mijn vriend de minister-presidentGa naar eindnoot1 - heb geïnterviewd. Met voldoening constateerde ik dat de geachte doctor, destijds calvinist, rigorist en anti-revolutionair,
[Engels gedeelte] | |
24 juni 1902* Meneer de Minister,Ga naar eindnoot1 Zojuist ontving ik uw brief van de 23e en ik ben u heel dankbaar voor het vertrouwen dat u in me heeft willen stellen door me mededeling te doen van het buitengewoon belangrijke feit van de ondertekening van de verklaring door de drie Boeren-afgevaardigden waarin deze instemmen met uw nota aan de Britse regering.Ga naar eindnoot2 Het spreekt voor zich dat ik me hierover zonder uw officiële toestemming niet zal uitlaten. Maar ik verzoek u om me de primeur te geven als u op een gegeven moment besluit dit feit te openbaren. Nu zou ik graag van u willen weten of u mij - los van de passage in kwestie - toestemming zou willen geven om de standpunten die u in uw brief inneemt als afkomstig van u te publiceren. In uw hoedanigheid van oud-journalist weet u beter dan wie ook dat dergelijke verklaringen slechts onder die voorwaarde bruikbaar zijn. Aan de andere kant zie ik niet in waarom u, zo heftig als u aangevallen bent vanwege uw zogenaamd schadelijke inmenging in de onderhandelingen tussen Engelsen en Boeren,Ga naar eindnoot3 niet het recht zou hebben in een heldere verklaring, vrij van bitterheid en woede, de zaak te verhelderen. In uw brief doet u uiteindelijk niet meer dan het rectificeren van de geruchten, volgens welke u ‘ernstig geblameerd’ zou zijn geweest door de unanieme pers, dat wil zeggen, de Nederlandse opinie. Een andere vraag: in uw brief zegt u dat ‘de regeringsgezinde pers reeds meermalen constateerde dat de regering van de koningin niets ondernomen heeft, behalve op-verzoek en met nadrukkelijke toestemming van de Boeren-afgevaardigden te Den Haag.’ Op deze manier gelezen, is de zin voor tweeërlei uitleg vatbaar, gezien het feit dat de | |
[pagina 835]
| |
heer Fischer, het hoofd van de afvaardiging, niet in Den Haag woonde. U wilde ongetwijfeld zeggen dat men niets ondernam, zonder het nadrukkelijke verzoek en met duidelijke instemming van alle Boerenafgevaardigden? Moet men deze passage niet zó lezen? - U begrijpt het belang van deze vraag. Samenvattend: mag ik, in de Figaro, uw verklaringen weergeven als afkomstig van u? en ze eveneens hun eigenlijke betekenis geven? U zou me zeer verplichten indien u me dit toe zou willen staan en u zult dit ook zeker doen, als u mijn discretie en mijn volledige correcties vergelijkt met de niet altijd even loyale handelwijze van zoveel andere journalisten, - ik noem hier slechts de vertegenwoordiger van de Lokalanzeiger - met wie u recentelijk te maken had. Staat u me ten slotte toe u eraan te herinneren hoe kort geleden kanselier Von BülowGa naar eindnoot4 en, een paar dagen geleden, de heer Danef,Ga naar eindnoot5 de Bulgaarse minister-president, zich lieten interviewen door een correspondent van de Figaro, en hoe ze beiden hun voldoening uitspraken over de wijze waarop hun uitspraken in de krant waren weergegeven. Ik durf dan ook aan te dringen, geachte meneer de minister en waarde vakbroeder, dat u me ten minste zult toestaan te stellen dat de in uw brief geuite verklaringen - behalve, vanzelfsprekend, het vertrouwelijke gedeelte! - van u afkomstig zijn. In afwachting van uw antwoord, dat u me gaarne zo spoedig mogelijk zult willen doen toekomen, verblijf ik met de meeste hoogachting. Alexandre Cohen | |
[pagina 836]
| |
24 augustus 1902* Kayouchka dear, Je brief, alsmede de knipsels, ontvangen. Vandaag, zondag, niets te doen. - Ik begon te geloven dat ik net zo veel kans had als een gehangene - vóór je brief. Ik heb gisteren LeydsGa naar eindnoot2 gesproken, die erg vriendelijk en hulpvaardig was. Hij is nu naar Brussel en komt morgen, maandag, weer terug. We hebben een afspraak gemaakt en hij beloofde me zich tot het uiterste in te spannen zodat ik de generaalsGa naar eindnoot3 kan spreken. Ik zei tegen hem: ‘zeg me of ik een kans van 80 op honderd heb om de generaals te spreken.’ Hij antwoordde me: 90 op 100. Morgen dus de beslissing. Ik heb Aarts gesproken. Je moet zijn brief hebben, met het recept voor de bril. Laat hem vooral niet maken. Ik wil mijn ogen hier nogmaals door een oogarts laten onderzoeken, en zal dienovereenkomstig een bril laten maken. Kuyper komt over 3 of 4 of 5 dagen terug. Ik ga hem opzoeken. - Doe me een groot plezier: ga morgen, maandag, naar de Figaro, tussen 6 en 7, vraag aan TardieuGa naar eindnoot4 of hij in de lopende jaargang in maart (of april) mijn artikelen (Hollandse interviews) wil opzoeken. Ik heb ze nodig om ze Leyds te laten zien, tegen wie men gezegd heeft, de duivel weet hoe en wie, dat ik ‘fel tegen hem’ ben. Het is ongelofelijk en gek, maar het is een feit. Nu heeft hij me wel gezegd dat hij het niet geloofde, maar ik wil het hem bewijzen, en juist in een van die artikelen staat een zin waarin ik hem de loftrompet steek. Het moet staan in het interview met Louw,Ga naar eindnoot5 die me zei dat Kruger ‘de rots van onze onafhankelijkheid is en dat Leyds zijn bekwame adviseur was’. Ik vind het belangrijk hem dat te laten lezen. Het is ongehoord en onbegrijpelijk, dat soort laster. Ik denk dus dat ik de generaals wel te spreken zal krijgen. Wat een kans, nietwaar? In dat geval zal ik de eerste zijn. - Ik heb voortreffelijk geslapen vannacht. Van 11 tot 10. Je moet de hartelijke groeten van Aarts hebben, evenals van zijn zuster. Ik heb voor de Temps, en zelfs voor de Figaro een correspondent gevonden... mijn nicht uit Rotterdam, Trees, je weet wel, de dochter van mijn tante Estelle. Ze schrijft uitstekend Frans. Doe de Roubairouna mijn groeten. - Tot op heden heb ik nog met niemand gebekvecht. Verbluffend, niet? - Moet nog een 40-tal regels voor de Temps. - Kus je overal, Sandro. | |
[pagina 837]
| |
(Let niet op de naam Hôtel Central. Ik schrijf je vanuit een café. Schrijf me naar de Lion d'or.) | |
25 augustus 1902* Kaya dear, Dank je wel voor je lieve briefje en mijn gelukwensen met het dienstmeisje.Ga naar eindnoot1 Ja, natuurlijk moet je een bed voor haar kopen, opvouwbaar, of course. Het beste kun je, geloof ik, naar la maison dorée gaan, waar we het bed van het kleintjeGa naar eindnoot2 gekocht hebben. Koop voorlopig slechts het strikt noodzakelijke. - Tot op heden heb ik niemand gezien. Vanavond heb ik weer een gesprek met dr Leyds. Zal ik de generaals te spreken krijgen? Het is nog niet duidelijk. Als het niet doorgaat, is dat erg vervelend. Maar dan probeer ik elders wel wat te vinden om nog 2 of 3 artikelen te kunnen maken. Gisteren, zondag, afschuwelijk weer: de hele dag regen. - Ik kom juist terug van de oogarts en misschien vind ik hier wel de glazen die ik nodig heb. Ik ga er nu meteen op af. - Erg gehaast. Heb nog niet gegeten. En het is al 2 ½ u. Weet nog niet wanneer ik uit Amsterdam vertrek. Weet het wellicht morgen of overmorgen. Groeten aan je moeder, en een berg verliefde kussen van je Sandro | |
[pagina 838]
| |
29 augustus 1902* Kaya dear, In Rotterdam, zoals je ziet. Ik heb juist het laatste politieke interview (5e) achter de rug dat ik van plan was af te nemen, op dat met Kuyper na. Ik weet nog niet of K. morgenavond terugkomt of in de loop van de dag. Op zijn laatst vertrek ik zondagochtend zodat ik om 6 uur 's avonds in Parijs zal zijn. - Telegrafeer nog. Vandaag jouw brief nog niet gehad; ik ben vanmorgen om 8½ u. uit Den Haag vertrokken. Ik ben een uur in Gouda bij mijn old peopleGa naar eindnoot1 geweest, die, geloof ik, blij waren me te zien. Beiden groeten je hartelijk. - Ik ben al weer over mijn tegenslag voor de Temps heen.Ga naar eindnoot2 Groeten aan je moe. Tot spoedig liefste, je Sandro. | |
30 augustus 1902* Kayenka dear, dear, Got your little letter yesterday evening. Mijn tante vroeg me bij hen te blijven slapen, maar dat heb ik afgeslagen en om middernacht was ik terug in het hotel, alleen maar om jouw brief nog te hebben. Ik ontmoet Kuyper vanavond,Ga naar eindnoot1 dat is afgesproken. Ik heb je zojuist getelegrafeerd om me honderd frank te sturen. Ik verwacht morgenochtend (zondag) om 9½ u. te vertrekken. 6 uur Parijs. Kom me van de trein halen. Ik ga naar Hilversum.Ga naar eindnoot2 Ben hier om 7½ u. terug. Afspraak met K. om 8 u. Verloopt allemaal naar wens. Ik telegrafeerde een zoen. Je Sandro. Bedankt voor de kranten. Leyds niet terug 's Hage. | |
19 april 1903* Meneer de Grootzegelbewaarder,Ga naar eindnoot1 Hierbij heb ik de eer u om mijn naturalisatie te verzoeken. Daar men mij reeds een recht van verblijf verleende en heden de wettelijk vereiste proeftijd van drie jaar voorbij is, zou ik u, meneer de Grootzegelbewaarder, zeer erkentelijk zijn indien het u mogelijk lijkt meneer de President van de Republiek het besluit dat mij de hoedanigheid van Frans staatsburger zou verlenen, ter ondertekening voor te leggen. Met de meeste hoogachtig, Alexandre Cohen, Redacteur van de Figaro.Ga naar eindnoot2 | |
[pagina 839]
| |
30 juni 1903* Waarde heer de Jouvenel,Ga naar eindnoot1 Ik kwam langs om u enige inlichtingen te vragen.Ga naar eindnoot2 Als het u schikt zou ik graag deze middag terugkomen. Ik zal niet meer dan enige minuten van uw tijd vergen. Op het ministerie vraagt men me ‘akten van burgerlijke stand’. Wat dergelijke ‘akten’ betreft, ik bezit slechts een uittreksel uit het geboortenregister van de stad waar ik ter wereld kwam, dat ik me nu toe laat zenden. Al mijn andere identiteitsbewijzen zijn in 1893 door de snuffelaars van de prefectuur van politie achterovergedrukt, en ze hebben ze me nooit willen teruggeven. Ik kom daarom vandaag terug, met dit enige stuk, om u een paar laatste inlichtingen te vragen. Hoogachtend, Alexandre Cohen. | |
7 april 1904* Beste vrienden,Ga naar eindnoot1 - Ik heb reeds voet op Indische bodemGa naar eindnoot2 gezet en enkele vruchten geproefd. Mooie zonsondergangen gezien. De zee toonde zich in een veelheid van kleuren, maar bleef steeds volkomen rustig. Vrijdag 8 april zijn we in Singapore en we zullen pas zondagochtend weer vertrekken. De tijd gaat zo snel, veel te snel naar onze smaak, we hebben het zo fijn aan boord, een voortreffelijk schip. De hartelijke groeten van ons beiden aan jullie beiden. Kaya en Sandre | |
[pagina 840]
| |
14 januari 1905* Liefste Kaya, Precies 3 ‘20’ 24 uur geleden ben je vertrokken, en het lijkt me reeds een eeuwigheid. - Omdat ik nogal wat zaken te doen heb, gaat de dag zonder al te veel verveling voorbij, maar de avonden zonder jou zijn vreselijk. 's Nachts word ik telkens wakker en dan kan het gebeuren dat ik tegen bantal goelingGa naar eindnoot1 praat - die geen antwoord geeft - terwijl ik me een seconde verbeeld dat jij het bent. - Hier in Batavia ben ik klaar. Gisteren, vrijdag, bezocht ik de gouverneur-generaal te Buitenzorg.Ga naar eindnoot2 Ik heb zeer ongedwongen met hem gesproken, zoals mijn gewoonte is, en hij leek het niet onaangenaam te vinden vooral omdat hij zelf nogal een soldatesk taalgebruik heeft. Morgen, zondag, vertrek ik naar Garoet,Ga naar eindnoot3 dat ik dinsdag middag weer denk te verlaten. Op weg naar Oost-Java stop ik zeker in Gombong (school voor voogdij-kinderen = kinderen van beroepsmilitairen (bastaards)). Ik weet nog niet zeker of ik op weg naar Bali, Soerabaja bezoeken zal. - Ik heb met goed succes de kleine Jantje Moltzer met zijn familie en hun gevolg gefotografeerd. - Ik stuur je - hetzij in deze brief, hetzij in een aangetekend pakketje (ik weet het nog niet zeker) - een paar foto's die ik de dag voor je vertrek genomen heb. (Vanavond kan ik ze afhalen.) Je staat het beste op het kiekje waar mijn broerGa naar eindnoot4 geknield op staat. Jammer, want het is verder een nogal onnozel plaatje. Maar ik ben niettemin erg blij je met ‘een glimlach op je lippen’ te zien. Maar toch vind ik het spijtig dat ik van ons, van jou en mij samen, geen foto heb om bij me te dragen. - Ik vraag niet, liefste, hoe je je eerste dagen aan boord hebt doorgebracht. Ik hoop het vanavond of morgen uit de brief die je ongetwijfeld uit Padang gestuurd hebt, te vernemen. Alleen, krijg ik die brief wel vóór ik uit Garoet vertrek? 10½ U. 's avonds Liefste Kayouchka. - Ik heb flink slaap, ik ben flink moe en ik moet mijn koffers nog pakken - morgenochtend om 4½ u. opstaan. - Maar toch wil ik deze brief niet onafgemaakt laten. Als ik hem meeneem naar Garoet, in plaats van hem hier te posten, zal je hem pas veel later ontvangen... Ik stuur je met dezelfde post aangetekend een pakketje met vijf foto's. Ik hoop dat je er blij mee bent. - Van de dubbele foto's is er van elk één voor je moeder - glans of mat naar jouw keuze. En, liefste, bevalt de ‘vrijheid’?Ga naar eindnoot5 Serieus: een van de redenen waarom ik je uiteindelijk liet vertrekken, is dat ik bij jou het verlangen, de noodzaak voelde, je ten minste een paar weken aan mijn | |
[pagina 841]
| |
tirannie - altijd welgemeende tirannie, maar toch tirannie, te onttrekken. En om die reden, vooral om die reden - ben ik uiteindelijk gezwicht. Ook ik weet maar al te goed dat voor jou niet alleen dát de reden was, maar ook, en in hoge mate, je uiterst goede en uiterst lieve voornemen om mijn thuiskomst en vervolgens mijn werkzaamheden in Parijs te veraangenamen. Want het was toch een opoffering voor je om onze reis in dit fabelachtige land niet te vervolgen. Ik dank je met heel mijn hart voor dit nieuwe blijk van onbaatzuchtigheid. Goedenacht liefste Kaya, ik ga mijn boeltje pakken. Vijf ferme zoenen: twee op je ogen, een op je mond, twee in je hals, van je eenzame Sandro. Groeten aan je moeder, aan de familie Kuku,Ga naar eindnoot6 de kleine Meilliés, de Bastiés enz. enz. Hoe gaat het met Grip Ga niet in de sneeuw. Laat je geen valse honderdstuiverstukken in de hand drukken. Laat de soep niet aanbranden. Verlies je kammetjes niet. Schrijf mijn adres leesbaar. Ga niet in je nachthemd op het balkon. Verlies de sleutels niet. Eet niet te veel Klappa moeda.Ga naar eindnoot7 Vat geen kou. Sluit het gas af. Schrijf me vaak. Stuur me kranten. | |
26 januari 1905* Liefste Kaya, Hier ben ik dan, sinds een paar uur, op een plek waar we niet samen geweest zijn: in Solo.Ga naar eindnoot1 | |
[pagina 842]
| |
Vanmorgen vertrok ik uit Jogja waar ik bij elkaar vier dagen gebleven ben, de tijd om een paar zaken die ik nog niet gezien had te bekijken: de Kweekschool, Pasar Gedé,Ga naar eindnoot2 de ruïnes van de Tjandi, Sèwoe.Ga naar eindnoot3 Ik was erg verheugd Waldkötter daar terug te zien, die al zijn vrije uurtjes met mij heeft doorgebracht. We hebben samen uitstapjes buiten de stad gemaakt en ons, al pratend over voorbije tijden, zo goed mogelijk getroost met onze tijdelijke eenzaamheid. Mevrouw W.[aldkötter] moet ongeveer half februari in Batavia van boord komen. En dat was dan mijn verblijf in Jogja. Ik zou het bijna vergeten: mevrouw Schäfftlein, de dame van hotel Mataram verzocht me nadrukkelijk je namens haar te groeten. Iets anders: ik heb de assistent-resident van JogjaGa naar eindnoot* - dezelfde die gelijktijdig met ons bij de SultanGa naar eindnoot5 was - een uitvoerige uitbrander gegeven. Denk je eens in dat deze sul - die ik om een introductie voor de directeur van de Kweekschool moest vragen - ontevreden dat hij me in zijn kantoor moest toelaten, me liet staan (hij bleef zitten), terwijl hij op een hoogst onbehoorlijke toon tegen me sprak. Na mezelf van een stoel voorzien te hebben, heb ik dat heerschap eens de waarheid gezegd... De details in Parijs. Ik krijg zojuist bericht van jou - raad eens hoe? - via de krant. Ik lees: De Gedé, van Java naar Rotterdam, heeft Perim verlaten. Ik hoop dat je de mogelijkheid had om in Perim een brief te posten, want ik kan haast niet wachten van jouzelf te vernemen hoe het met je gaat.Ga naar eindnoot6 Je brief uit Padang deed me goed, liefste, ik was de eerste dagen zo terneergeslagen, in mijn eentje. En daar komt nog bij: in Garoet, in Jogja, waar we al geweest waren en waar de omgeving en de mensen me bekend waren, voelde ik me niet al te droefgeestig - overdag tenminste. Maar hier, in een totaal onbekende omgeving, mis ik je hevig. Ik ben van plan hier maar twee, hooguit drie dagen te blijven. Overigens: ik heb een bediende. Herinner je je Praviro, de jongen die ons de eerste dagen in Jogja bediende en die we hadden voorgesteld ons te vergezellen? Nog dezelfde dag dat ik in hotel Mataram terug was, kwam hij me vragen of hij bij me in dienst kon treden. Na ‘ampel’ beraad heb ik toegestemd en zojuist hebben we onze eerste gezamenlijke dagtocht achter de rug. Kosten: tien gulden per maand, plus een dubbeltje per dag voor het makanan.Ga naar eindnoot7 Praviro is erg vriendelijk: hij is beleefd, zwijgzaam, goed gekleed en netjes. Jij bent nu precies twee weken weg en ik zit hier mijn derde brief te schrijven: één uit Batavia, één uit Garoet, deze uit Solo. En nog niet eens één enkel prentbriefkaartje. Wat is hierop je antwoord? Gisteren ontving ik twee visitekaartjes (ter gelegenheid van i januari) van de heer en mevrouw Fréchon. Ik zal hen schrijven. De burgemeester van Cholon,Ga naar eindnoot8 de heer Drouhet, schreef me, in antwoord op mijn brief, dat ik niets gewonnen heb in de loterij van de school voor inlandse vroedvrouwen. Weer een droom die in rook vervliegt. De telegrammen zijn sinds vier dagen uitermate interessant: de telegrammen in de kranten bedoel ik: de revolutie in Rusland (ik geloof dat het ditmaal menens is), de Tsaar onvindbaar - volgens de laatste telegrammen overweegt hij de wijk te nemen naar Kopenhagen... Stuur me kranten, nog meer kranten, altijd maar kranten.Ga naar eindnoot9 Weet je, ik blijf hier geen drie maanden meer. Ik beëindig mijn reis zo spoedig | |
[pagina 843]
| |
mogelijk. Ik mis je te erg. Met jou is grotendeels mijn plezier te ‘zien’ verdwenen. Ik houd alleen van ‘zien’ met z'n tweeën - met ons tweeën -. Ik stuur je spoedig foto's, ontwikkeld of niet, ik weet nog niet. Er zijn erg mooie bij. Hierbij een van mevrouw Rupert en haar bedienden. (Schrijf me of je de andere ontvangen hebt.) Morgen bezoek ik een paar werkplaatsen en de KratonGa naar eindnoot10 die, naar het schijnt, aanzienlijk mooier is, dat wil zeggen, veel minder vereuropeest, dan die van Jogja. Van hieruit wil ik rechtstreeks naar Soerabaja vertrekken en van daaruit naar Bali en Lombok. (Brieven en kranten onveranderd Batavia, poste-restante adresseren.) Schrijf me zo vaak mogelijk, Kayouchka dear, en vertel me uitgebreid over je verblijf aan boord. En haast je woonruimte te vinden en in te richten, want ik zou graag uiterlijk eind april in Parijs terug willen keren. Niet één bloem hier, liefste, om bij mijn brief te stoppen. Het is regenachtig en somber weer... Drie tedere zoenen, een op je mond, een op ieder oog, van je Sandro. Groeten aan allen. | |
[pagina 844]
| |
1 februari 1905* Liefste Kaya, Ik schrijf je uit TosariGa naar eindnoot1 waar ik vanmiddag aankwam, komende uit Soerabaja. Maar laat ik je allereerst zeggen dat ik er genoeg van heb, dat ik niet meer kan en dat ik voor geen prijs doorga op deze wijze nog drie maanden rond te sjouwen, in mijn eentje. Ik ben van plan uiterlijk een van de eerste dagen van maart scheep te gaan naar Parijs. Mét jou verdween alle plezier, die enorme vreugde die ik had om in dit luisterrijke land te zijn. Verloren dool ik rond, en bij al het nieuwe en mooie dat ik zie, winnen bitterheid en droefenis omdat ik het niet samen met jou zie, het van al mijn andere gevoelens. Als ik nu ergens 48 uur vertoef, ben ik het beu. Vandaag, 1 februari, bevind je je ongetwijfeld ergens tussen Port Said en Marseille. Ik las in de krant dat de Gedé de 29e uit Suez vertrokken is. Arm kind, wat zul je het koud hebben in Parijs. (Hier, in Tosari, weet ik niet waar ik het moet zoeken van de kou noch hoe me afdoende te kleden. Ik zit letterlijk te bibberen van de kou.) In Solo, vanwaar ik je geschreven heb, ben ik drie dagen gebleven, de tijd om te zien wat er was te zien: Batik (het ambacht), de Kraton (zonder de Soesoehoenan), twee tijgers, anderhalf dozijn panters, twee olifanten. Dat was alles. Ik had er snel genoeg van. Van Solo naar Soerabaja. Vertrek om 11 u. 's morgens, aankomst om 6 uur 's avonds. Hotel erg duur en slecht: onmogelijk bed, walgelijke thee, onvoldoende ontbijt, uiterst matige dis. Daarentegen: zeer schone kamers (met enorm veel muskieten). Bediening erg slecht. Ben er drie dagen gebleven. Eerste avond en de volgende middag, zondag, bij de Schnurrenbergers, die we in Garoet ontmoet hebben, gegeten. Vriendelijke mensen. Waren zeer verbaasd over je vertrek en bedroefd te vernemen dat je ziek was geweest. Droegen me op je de hartelijke groeten te doen. Goed nieuws: heb een vast correspondentschap voor een krant in SoerabajaGa naar eindnoot2 (niet die van Semarang). Drie brieven per maand = 80 gulden =160 frank. Dit is gebruikelijk. Als de andere krant, die van Semarang,Ga naar eindnoot3 nu ook een besluit neemt, zullen we een klein, vast maandinkomen hebben. Geen naaiatelier meer, denk je eens in, liefste. Wat ben ik tevreden. Vertrok vanmorgen om 6½, u. uit Soerabaja - waar ik werkelijk niets gezien heb. om 8½, u. aankomst in Pasoeroean.Ga naar eindnoot4 Onmiddellijk vertrokken, 4 uur rijtuig tot Poespa. Hier snel een lunch naar binnen gewerkt en te paard tot Tosari = 2 ½, u. Onderweg regen, maar niet te hevig. De klim is heel mooi en er was maar een enkel ding dat me vreselijk speet: je niet naast me te zien rijden. Af en toe beeldde ik me in dat je er was, en praatte ik met je. - Tegen drieën hier aangekomen, in de staat waar mevrouw Wahl zich vaak bevond, en waar ze dan ook geen doekjes om wond. Ik drink thee en wikkel me in dekens. Mijn god, wat heb ik het koud. Ik heb een wollen onderbroek aangetrokken, mijn grijze pakean,Ga naar eindnoot5 een boord, een hemd, mijn dikste das. En ik heb het nog koud. - Ik ben van plan morgen de BromoGa naar eindnoot6 te bezichtigen en hier maar kort te blijven, drie of vier dagen. Daarna weet ik | |
[pagina 845]
| |
het niet meer: ga ik naar Lombok, ga ik niet naar Lombok? Ik weet het niet. Ik hoop binnen vier of vijf dagen jouw telegram te ontvangen. Wanneer je eerste brief, en waarvandaan? uit Perim, uit Suez? En waar zal hij me vinden? die brief? - Zoek snel een appartement, liefste, snel. Over twee maanden ben ik in Parijs. Weet je, ik ben heel erg tevreden dat ik van jou een foto heb als Javaanse. Het is werkelijk een heel goed portret, ik kijk er elke dag naar en kus het, samen met de bloempjes die je me op de boot gaf. Wat zeg je van mijn constante brievenschrijverij? Dit is al mijn vierde brief na je vertrek. Vertel me uitgebreid over je reis en je aankomst in Parijs. Wat voor indruk maakt Montmartre op je? Wat vertelt Kuku je? En hoe gaat het met Kees? Heb je de LasvignesGa naar eindnoot7 gezien, de Meilliés, de Bastiés, de Siderski's? Wat vinden ze - de Siderski's - van de gebeurtenissen in Rusland? Tot weerzien, liefste, tot gauw. Denk aan me zoals ik aan jou denk, - met liefde, je melancholieke Sandro. 2 februari Bijgesloten twee bloempjes die ik voor je plukte. Vandaag, tweede dag, mis ik je nog heviger dan gisteren. Regen en mist, de hele dag. Morgen ga ik, als het tenminste niet regent, de Bromo bezichtigen... misschien. Eerlijk gezegd heb ik helemaal geen lust om maar iets te zien. En nu stop ik en sluit ik mijn brief. Ik ben te lusteloos om verder te schrijven. Ach, was ik maar in Montmartre! Honderd stevige zoenen, liefste, en tot spoedig, Sandro. Vrijdag, 5 februari Kaya dear, Ik maak mijn brief weer open: 1o Om er wat bloempjes in te stoppen, vergeet-me-nietjes onder andere, die ik vanmorgen aan de voet van de Bromo plukte - op de top, liever gezegd, in de krater, was geen bloem te bekennen. 2o Om je te zeggen dat ik minder neerslachtig ben dan gisteren en eergisteren. Daarentegen ben ik behoorlijk moe: ik heb een paardrijtocht van 7 (zeven) uur, ik kan niet zeggen ‘in de benen’, maar elders. En dat ‘elders’ is gaar, oftewel pap, of beter nog: papgaar. Een weg die alleen maar stijgt of daalt en wat voor stijgingen en dalingen. De weg naar PapandajanGa naar eindnoot8 ‘is er een kwajongen by’. Maar wat een grandioos landschap. Nogmaals: was je er maar bij geweest! Ik heb een paar foto's genomen maar weet nog niet of ze gelukt zijn. Ik post deze brief in Pasoeroean, waar ik morgenmiddag aankom. Morgenochtend vroeg verlaat ik Tosari. Ik heb je er hevig gemist en alleen op de Bromo was het plezierig en interessant. Maar nu kan ik geen krater meer zien. Wat een afgrond, die muil van de Bromo! En wat een geraas! Uit de verte is het alsof je de zee op de kliffen hoort beuken. Het is adembenemend. - Wat is de aarde toch mooi en het leven ook. En wat verschrikkelijk te moeten sterven = niet meer kunnen zien. Daar ben ik weer melancholiek. En ik wil niet melancholiek zijn. Tot weerzien, liefste, een tedere kus van je Sandro. Groeten aan je mamma. Vergeet het niet. En aan de vrienden. Je zal de foto's enige tijd - een paar dagen misschien - na deze brief ontvangen. Doe ermee wat je wil, dat wil | |
[pagina 846]
| |
zeggen, bewaar ze als je wil. Geef er geen weg, behalve aan mevrouw de Jouvenel en aan de Kuku's. | |
16 februari 1905* Liefste Kaya, Snel een paar regels voordat ik scheep ga naar Lombok. - Ik ben afgelopen zaterdag, 11 februari, vanuit BanjoewangiGa naar eindnoot1 hier te BoelèlèngGa naar eindnoot2 aangekomen. Vervoermiddel: perahoe: roeibootje met zeil.Ga naar voetnoot* 's Morgens om 10½ u. uit Banjoewangi (Java) vertrokken, aankomst te Boelèlèng volgende morgen 4 uur! Vertoefde hier één etmaal in het hotel en de andere dagen in de woning van de resident, waar ik uitgenodigd was te verblijven. Daar was ik erg blij mee, want de uren waarop ik niet bezet ben, verveel ik me dood. De resident,Ga naar eindnoot3 zijn vrouw,Ga naar voetnoot** zijn dochter, alle drie waren ze volmaakt vriendelijk. - Ik heb mijn tijd hier doorgebracht met het bezichtigen van mooie dingen, met fotograferen, met het maken van een uitstapje naar de binnenlanden (per rijtuig) met de contrôleur Laging Tobias,Ga naar eindnoot4 een innemende jongeman, intelligent en gedistingeerd. Ik heb een paar kleine voorwerpen gekocht die je wel mooi zal vinden, misschien, en ik heb een hoop interessante dingen opgestoken over Bali en zijn bewoners. Vanavond vertrek ik naar Lombok, waar ik morgen in de loop van de ochtend aan zal komen. Ditmaal gaat het vervoer per stoomboot. Ik ben van plan tot de 24e op Lombok te blijven. Vertrek, die datum, naar Soerabaja, blijf een of twee dagen. Van Soerabaja naar Jogja, blijf een dag. Van Jogja naar Semarang een dag. Daarna Garoet, mijn koffers pakken; en scheep naar Marseille de 8e of de 22e maart. Dat hangt af van hetgeen mijn broer me hierover nog moet schrijven. Het liefst | |
[pagina 847]
| |
vertrek ik met de Rotterdamsche Lloyd uit Batavia om Singapore - en hogere kosten - te vermijden. Ik hoop dus omstreeks 2 april of omstreeks de 16e in Parijs aan te komen. Ik hoop vurig dat jij in die tijd een passend en aangenaam onderkomen hebt gevonden, want ik moet onmiddellijk aan de slag kunnen. Omdat het goed mogelijk is (en zelfs aannemelijk) dat ik dan (dat wil zeggen op het moment dat ik scheep ga naar Frankrijk) nog niet op de hoogte ben van ons nieuwe adres in Parijs, telegrafeer ik je uit Marseille (bij je moeder) de dag en datum van aankomst in Parijs. Dan kun je me van het station halen en naar ons huis brengen, het huis dat jij gevonden en ingericht zal hebben. Nog twee maanden, liefste, en ik zie je weer. Duurde de tijd lang zonder mij? Vanaf het moment dat je vertrok, heb ik geen plezier meer gehad. Ik heb snel, snel, snel gereisd om steeds maar weer iets nieuws te zien en de eenzaamheid die me zo zwaar viel, te ontlopen. Je zou me, in antwoord op deze brief, wellicht nog een keer kunnen schrijven. Maar dan moet je dat onmiddellijk doen. Anders ontvang ik je brief niet meer... In Soerabaja, waar ik omstreeks 26 februari aan zal komen, hoop ik minstens één brief van jou te vinden - wellicht 2. - Ik ontving je telegram op het moment dat ik er al niet meer op rekende het nog vóór mijn vertrek naar Bali te krijgen. Ik was er des te blijer mee. Honderd kussen, liefste Kaya, van je Sandro. Ben je bij de IllustrationGa naar eindnoot5 en bij de heer de JouvenelGa naar eindnoot6 geweest? | |
4 maart 1905* Liefste Kaya, Stel je voor dat ik eraan gedacht heb: aan het feit dat je in Marseille met je zomerhoed aan zou komen - en dan nog een tropische zomerhoed.Ga naar eindnoot1 Maar omdat je onderweg toch | |
[pagina 848]
| |
geen andere hoed kon kopen, achtte ik het niet absoluut noodzakelijk om je naar Perim of Suez te telegraferen dit verzuim te herstellen -. Gisteren ontving ik, hier in Garoet, gelijktijdig je twee brieven uit Marseille en Parijs. Ik was blij te horen dat je zo'n goede reis gehad hebt en dat je moeder het zo goed maakt. Arme vrouw,... haar spaarcentjes van zo veel jaren te zien verdwijnen.Ga naar eindnoot2 Ik heb inderdaad een brief van de familie Kees en een van de Bastiés, gedateerd juli 1904, ontvangen. (Ik schreef je dit in mijn vorige brief.) En ik ben erg blij te weten dat je bij Emile en Lia bent, want de gedachte dat je in die verschrikkelijke Cité Fénelon opgesloten zou zitten, liet me niet met rust: de Cité Fénelon na de Boroboedoer, het slaapkamertje van je moeder na de immens ruime krater van de Papandajan. - (De viooltjes die je in je brief stopte, ruiken nog steeds lekker.) - Ik ben dus terug in Garoet, bij die geweldige Thekla: schoon bed, sierlijke kopjes, verrukkelijk voer. God wat heb ik het hier goed, na de ontelbare hotels waar ik me de laatste twee maanden opgehouden heb. En dan de gastvrouw, de onvergelijkelijke mevrouw Rupert. Ik heb de kamer die we de eerste keer hadden, in de hoek, waar ik de kinderen Schnurrenberger plaagde. - De familie S., die ik in Soerabaja zag en die erg aardig was, groet je vriendelijk. Zo ook Waldkötter, mevrouw Rupert, en de heer en mevrouw Van Koppen die ik gisteravond ontmoette. H.v.K. weet mijn ideeën eindelijk op waarde te schatten - en hij reageert ook niet meer zo ontstemd. En zijn vrouw nog minder. Dit is nogal vermakelijk. - De kranten die je aankondigt, heb ik nog niet ontvangen, maar in de bladen hier staan vrij veel telegrammen over de gebeurtenissen in Rusland. Ik denk dat het ditmaal gedaan is. Ik stuur deze brief naar het adres van de Bastiés. Voor de zekerheid laat ik hem aantekenen en ik adresseer hem aan Emile zodat hij hem in ontvangst kan nemen in het geval dat jij er niet bent. Als ik je uit Marseille telegrafeer, waar ik waarschijnlijk omstreeks de 17e april van boord zal gaan, zal ik dat ook naar de Bastiés doen. Als je me van het station komt halen, neem dan een stoptrein, met balkon, in verband met de bagage. Op die manier zijn we daar dan meteen vanaf. Ik vertrek hier de 17e of de 18e maart, want ik heb in Batavia nog wat zaken af te handelen. De 22e aan boord. En nu, liefste, zal ik je hiervandaan niet meer schrijven. Deze brief krijg je een week, tien dagen misschien, voor mijn aankomst in Parijs. - Elke vezel van mijn lichaam verlangt weer naar Parijs. Sinds je vertrek heb ik nog maar weinig plezier in het reizen gehad, omdat ik mijn indrukken niet meer met jou kon delen. Tot spoedig, liefste, in Parijs. Bouw een aardig nestje voor ons. Ik neem mooie dingen mee.Ga naar eindnoot3 Honderd tedere kussen van je Sandro. Hartelijke groeten aan de Bastiés, aan de familie Kees, aan je moeder. | |
[pagina 849]
| |
8 maart 1905* Liefste Kaya, Drie dagen geleden, in Soerabaja - waar ik, terug uit Lombok, van boord kwam - ontving ik je brief uit Port-Said, gedateerd: 28 januari, met je twee tekeningetjes. - Net zoals ik je telegram kreeg op het moment dat ik scheep ging naar Bali, kreeg ik je brief onmiddellijk nadat ik terug was op Java - tweemaal aangenaam ontroerd. - Ik was erg blij met je brief uit Port-Said en ik reken er stellig op in Garoet, waarheen ik morgen of overmorgen vertrek, een of twee brieven van jou uit Parijs te vinden. - Ik heb verder niets van je ontvangen, tussen Padang en Port-Said heb je me dus niet geschreven? Wat mij betreft, sinds je vertrek leidde ik een uiterst bewogen bestaan. Weinig of geen rustpauzes: Batavia, Garoet, Gombong, Jogja, Solo, Soerabaja, Passoeroean, Tosari, Bromo, Passoeroean, Banjoewangi, Djembrana, Banjoewangi, Boelèlèng (uitstapje naar het binnenland van Bali), Lombok (uitstapjes), Soerabaja, Jogja, Semarang... Morgen of vrijdag vertrek naar Garoet waar ik tot de 16e of 17e maart wil blijven om 22 maart in Batavia scheep te gaan richting Marseille. Als alles goed gaat, ben ik 18 april in Parijs. Zodra ik in Marseille aankom, telegrafeer ik je bij je moeder. Zeg haar dat ze jou, wanneer ze de 17e of 18e april een telegram ontvangt, onmiddellijk laat waarschuwen. Gisteren was ik enigszins ontroerd - niets tragisch. Een beetje plechtig, eerder. Ik was naar Semarang gegaan voor een onderhoud met de directeur van een krant over de leverantie van Parijse correspondenties. (Wordt niets, vrees ik. Krijg spoedig een definitief antwoord.)Ga naar eindnoot1 Ik had nog ruim een uur vóór de trein naar Jogja zou vertrekken en ik benutte die tijd om me naar het buiten de stad gelegen fort te laten rijden, waar ik 2½, jaar van mijn bestaan heb doorgebracht.Ga naar eindnoot2 De buitenkant van dit oord was onveranderd: grimmig zwart geteerd - dof zwart - enorm dikke muren, de diepe venstergaten wit gekalkt, overwoekerde gracht, zware deuren, alle vensters getralied... Ik ben naar binnen gegaan, onder voorwendsel dat ik het militaire kledingmagazijn wilde bezoeken. Je begrijpt natuurlijk wel dat ik maling heb aan hun militaire kledingmagazijn (Het fort is, sinds een paar jaar, geen gevangenis meer en wordt als kledingmagazijn gebruikt.) De vent die me ‘rondleidde’, een kledingkapitein, werkte daar pas twee jaar en kende het gebouw nauwelijks. In mijn verlangen alles terug te zien, en ook een beetje door de opwinding, ging ik hem telkens voor, hem vragend of, kort geleden, op deze plek niet dat ding of dat toestel gestaan had. Door mijn vragen was hij met stomheid geslagen en ik ben ervan overtuigd dat ik in de herinnering van deze kledingkapitein zal voortleven als een heerschap begiftigd met een grote kennis van militaire forten. Het speet me hevig dat ik mijn fototoestel niet bij me had. Wat zou ik graag een ‘kiekje’ van deze hel, dit voorportaal van de hel, gehad hebben. Maar ze zouden me voor een Japanner gehouden hebben. (Ze zijn als de dood voor de Japanners.)Ga naar eindnoot3 Ik heb alles teruggezien: de kelders waar vroeger de cellen waren; het voorportaal waar dagelijks de straffen uitgedeeld werden; de binnenplaats waar de meute gevangenen samenkwam alvorens naar het werk te gaan; de slaapzalen waar ik, getooid met mijn onafscheidelijke ijzeren kogel, sliep en mijn vrije uurtjes doorbracht; het moeras waar de anderen - ik heb altijd geweigerd - gras sneden voor het paard van de commandant; | |
[pagina 850]
| |
de plaats voor de keuken - de keuken is verdwenen - waar ik hout kloofde, aan de kogel gesloten, het bovenlijf ontbloot - en waar ik blij was hout te klieven, onzegbaar blij, uit afschuw voor het naaiatelier waar ik een enorme hekel aan had. Onmogelijk om het dak op te gaan, van waaraf ik van juni 1884 tot december 1886 elke avond naar de zee keek, de vrijheid. Niet eenmaal heb ik verstek laten gaan - wanneer ik niet in de cel zat - mooi weer, regen, storm, stortregen, met de kogel, zonder, - de anderen gingen er niet met hun kogel heen. - en voor de 1001e maal speet het me, liefste, dat je er niet bij was, bij mij, ofschoon het er niet bepaald ‘mooi’ was. - Toen ik hier aankwam, in Jogja, stond Waldkötter - die ik per telegram ingelicht had - op het station. Hij nodigde me uit tijdens mijn korte verblijf in Jogja, bij hen - zijn vrouw is weer terug - te verblijven. Ik ben hier zeer tevreden mee, want W. is uiterst sympathiek, zijn vrouw is innemend en ik ben niet verplicht mijn intrek te nemen in het hotel, dat sinds het vertrek van mevrouw Schäfflein en haar kinderen niets aantrekkelijks meer heeft. Ik heb op Bali en Lombok veel foto's genomen, waaronder zeer mooie. Ik zal ze je in Parijs laten zien. Neem ditmaal genoegen met de bijgesloten foto: het speelt zich af in Narmada (Lombok) in het verblijf van de voormalige radja (vorst). Liefste, ik reken er stellig op een nestje aan te treffen wanneer ik in Parijs aankom.Ga naar eindnoot4 Want ik moet onmiddellijk aan de slag. Ik zal niet veel geld meebrengen, dat snapje zeker wel, en mijn werkzaamheden voor de regering zullen dus zo snel mogelijk afgerond moeten worden.Ga naar eindnoot5 Maar je zal zeer zeker iets gevonden hebben en zelfs iets moois dat ons als woning kan dienen. Ik beëindig mijn brief, anders gaat hij vandaag niet meer weg. Tot spoedig, liefste, nog een zestal weken. Groeten aan iedereen en voor jou alle zoenen uit mijn hart. Je Sandro. Ik ontving in Ampenan (Lombok) een brief van de Bastiés, gedateerd juli 1904. Een andere van de Kuku's en een van de Lasvignes. Doe de groeten aan je moeder, die, naar het schijnt (wat ik uit de brief van Kees opmaak), de affaire met de tijger serieus heeft genomen. Grappig. | |
[pagina 851]
| |
29 maart 1906* Beste Nettlau, Zojuist kreeg ik uw briefje en ik antwoord u vanuit mijn bed: ik ben ziek; een stevige griep (influenza zo u wilt) gepaard met gewrichtspijn. Vanaf zaterdag lig ik in bed, ik verwacht vandaag weer op te kunnen staan. Als ik uw adres geweten had, dan was ik u reeds een hele tijd terug komen opzoeken, temeer daar ik u niet meer in de bibliotheekGa naar eindnoot1 gezien heb, waar ik, ongeveer een maand lang, vrij regelmatig geweest ben. Als het voor u niet absoluut onmogelijk is om vóór uw vertrek nog naar de rue de Maistre te komen - 's avonds, op een tijdstip dat u verkiest, of overdag, want ik zal een aantal dagen nog niet kunnen uitgaan - kom dan. Al is het maar om me te tonen dat u geen bittere nasmaak heeft van onze venijnige discussie van onlangs. Venijnig van mijn kant, maar, I insist most emphatically upon it, without the slightest intention to hurt your feelings. Do come if you can. If youGa naar eindnoot2 can not, good bye, let us hear something from you, from time to time. Just a few words. Both we are affectionately yours A. & K. Cohen | |
[pagina 859]
| |
26 september 1914Ga naar eindnoot1* Liefste Kaya, Eerder vandaag stuurde ik je vanuit het gebombardeerde Reims een kaartje. Maar het zal wel een paar dagen duren voor het je bereikt, denk ik. Het was verschrikkelijk en overweldigend. Voor mijn ogen zag ik een arme man, een arbeider, dodelijk gewond raken. Zijn dijbeen afgerukt, zijn halve schedel weggeslagen. Weerzinwekkend. En dan dat lawaai. Als donderslagen. Die schoften blijven de kathedraal beschieten. De aanblik is bedroevend. Ik heb staan snikken toen ik die verwoestingen zag. Ik heb altijd gedacht dat ik niet bang zou zijn. Nu weet ik het. Twintig meter vóór ons stortte een huis ineen. De donder brak erboven uit, tien keer, elke 2 minuten. Ik ben het plein voor de kathedraal kalm-aan overgestoken en ik plukte, vóór het standbeeld van Jeanne d'Arc - als door een wonder ongeschonden gebleven - een laurierblad dat ik je toestuur. - Ik heb geen tijd meer. Ik heb voor mijn krant een lang telegram gemaakt.Ga naar eindnoot2 Morgen vertrekken we naar de Argonne.Ga naar eindnoot3 Ik aanbid je Sandro | |
[pagina 860]
| |
12 december 1924Ga naar eindnoot1* Meneer de burgemeester,Ga naar eindnoot2 Daar ik sinds jarenGa naar eindnoot* het mikpunt ben van de meest lasterlijke kwaadsprekerij van een van uw burgers, kwaadaardige taal die me in de streek waar ik woonde geen kwaad kon doen, lijkt het me, nu ik de gemeente Tréloup verlaten heb, noodzakelijk me te wapenen tegen mogelijke ongunstige gevolgen daarvan in de plaats waar we ons zojuist gevestigd hebben en waar we onbekend zijn.Ga naar eindnoot3 Ik zou u daarom hoogst erkentelijk zijn, meneer de burgemeester, indien u, in de woorden die u passend lijken, duidelijk zou willen maken wat voor goede naam, zowel zedelijk als burgerlijk, ik in uw gemeente, waar we van 23 augustus 1917 tot 2 mei 1924 hebben gewoond,Ga naar eindnoot4 heb achtergelaten. Met hartelijke dank, Hoogachtend, | |
[pagina 870]
| |
tussen 12-25 oktober 1934*Liefste Kaya, Snel een paar regels nu ik nog schrijven kan: morgen is dat onmogelijk. Ik word 's morgens geopereerd en men zei me dat de behandeling ten minste twee weken vergt.Ga naar eindnoot1 - Iedereen is hier heel aardig, maar zo ver bij jou vandaan, mis ik je nu al meer dan ik kan zeggen, liefste. - Ik heb zojuist Albert geschreven dat hij zondag, overmorgen, niet naar Utrecht moet komen. Het zou een volslagen nutteloze reis zijn. - Informeer telefonisch welke dag Rosy en jij, of Henri, RosyGa naar eindnoot2 en jij, me mogen komen opzoeken. Neem dan een paar briefkaarten mee, die zal ik laten schrijven. Veel plezier in de schouwburg, zondagavond. En kleed je warm aan. - Mijn allerhartelijkste groeten aan oom Henri en aan tante Rosy, en twee zoenen voor de kleine M. van der Poel, oftewel Jantje. Telefoneert hij nog steeds? Heel mijn stoute hart, liefste Kaya, voor jou. Sandro. Schrijf me in antwoord op deze brief een kort briefje. Per expresse heb ik het misschien zondag. Ik heb hier al A.F.-propaganda gemaakt, bij twee Fransen, de een oogarts, de ander patiënt. Tracht dit gekrabbel te lezen. Ze hebben aan mijn ogen geknoeid, en ik zie niet helder meer. | |
[pagina 886]
| |
[pagina 887]
| |
[pagina 888]
| |
deden ontwaken, waarbij, door u, en wat De Dijk zo krachtig uitdraagt, zee, aarde, luchten en gevoelens herleefden. Bizonder krachtig, in Het bezegeld Hart, vond ik ‘De Booze droom’ en ‘Y son heros’. En hoe goed begrijp ik de weerstand van de dichter tegen ‘van den drom, de bende, met dwaasheid vol tot aan den hals’.Ga naar eindnoot1 Met zeer veel vriendelijks, Alexandre Cohen. | |
[pagina 896]
| |
21 augustus 1939* Beste Heer van Ravesteyn, Met dezelfde post zend ik u een paar knipsels die u, naar ik hoop, zullen interesseren en waartussen u gedeelten aantreft uit een briefGa naar eindnoot1 van Choderlos de Laclos aan Philippe Egalité, waarin het weerzinwekkende gekonkel uit de ‘dagen’ van 14 juli, 5 en 6 oktober 1789 aan het licht wordt gebracht. Als deze documenten u niet bekend waren - zoals bij mij het geval was! - dan zal de lezing ervan u inzicht geven in de spontaniteit van de ‘onweerstaanbare volksbeweging’, waar we het tijdperk van vrijheid, gelijkheid en broederschap aan te danken hebben waar de wereld al 150 jaar vreugde aan beleeft en waar in officiële kringen hier zojuist - vrij armzalig, dat is waar! - het honderdvijftigjarig bestaan van is gevierd. Alles komt in deze brief aan bod, dus ook de opzettelijk door het opkopen van graan veroorzaakte hongersnood, het kopen van lansen... en moordenaars! Ik neem me voor uw laatste brief binnenkort te beantwoorden en ik zal u daarbij de voordracht-brochures terugsturen die u me deed toekomen en die ik met zeer grote belangstelling heb gelezen. - Meer en meer overtuigd dat, in de kern van de zaken, ons oordeel, het uwe en het mijne, nauwelijks wezenlijk verschilt, schud ik u vriendschappelijk de hand. Alexandre Cohen Hoe gaat het met uw vrouw | |
[pagina 897]
| |
30 september 1939* Beste Heer van Ravesteyn, Slechts een paar regels vandaag, om te vertellen hoe het met ons gaat en om naar u beiden te vragen. Hoe gaat het met uw vrouw? Met de mijne en met mezelf gaat het goed. Wat betreft de gebeurtenissenGa naar eindnoot1 neem ik aan, nee! weet ik dat u dezelfde mening toegedaan bent als ik. U kunt u door lezing van de kranteknipsels die ik u met dezelfde post stuur, een idee vormen van de houding die men hier in het algemeen aanneemt. Ik voeg hierbij een geweldig artikel van René BenjaminGa naar eindnoot2 dat de vorm heeft van een brief aan zijn gemobiliseerde zoon. Hij vertolkt hierin de gedachten en gevoelens van alle rechtschapenen, waaronder ik mezelf durf te rekenen, waarbij het me bitter spijt dat mijn leeftijd, ik ben zojuist aan mijn 76e levensjaar begonnen - en mijn gezichtsvermogen - één enkel oog, het oog dat een paar jaar geleden, met succes! geopereerd is - me niet in staat stellen op militair gebied maar van het minste nut te zijn. Wat me, daarenboven, zeer spijt, is dat ik, zoals van 1906 tot 1922, geen Hollandse krant meer tot mijn beschikking heb om hierin het gevecht tegen het Beest te hervatten. Ik verbijt me in deze ledigheid. Maar ik wanhoop minder dan ooit! Met, als altijd, veel vriendelijks, uw Alexandre Cohen Stuur me goede berichten over u beiden, in het Frans geschreven om de taak van de censuur te verlichten. | |
[pagina 898]
| |
18 februari - maart 1940* Beste Heer van Ravesteyn, Al uw zendingen heb ik goed ontvangen: uw vriendelijke brief van 10 januari, de velletjes met uw artikel over de Franse revolutie (waarvan de resultaten en de gevolgen, anderhalve eeuw na datum, volgens mij wat betreft het geluk van de mensheid in het algemeen niet meer de hoogste prioriteit hebben), en, dezer dagen, het kranteknipsel (welke krant?) waarin sprake is van ‘surrogaten van surrogaten’ waar de moffen zich steeds meer op trakteren. De opmerking van de gesprekspartner van die Berlijnse correspondent: dat Duitsland nooit van een levensmiddelenschaarste te lijden zal hebben en er, dientengevolge, problemen met voer geen enkele rol zullen spelen, om de afdoende reden ‘dat het strenge bewind dat Duitsland geniet de mensen te eten kan geven, maar ook niet te eten kan geven, wat het maar wil’, deze opmerking heeft me in hoge mate geamuseerd. Hier is alles mee gezegd, natuurlijk, en het is werkelijk subliem! Ik was zeer verheugd te zien dat de historicus die u bent, tot dezelfde conclusies is gekomen die ik, in de Telegraaf, al vóór de ondertekening van de trieste vrede van Versailles had geformuleerd. Ik lees namelijk in uw brief van 10 januari: ‘Het is ook mijn overtuiging dat de vrede niet duurzaam kan zijn, zonder duurzame garantie, dat wil zeggen, zonder de vernietiging van de Duitse eenheid. Echter: ik vrees dat de Engelse opinie er nog lang niet aan toe is deze formulering te aanvaarden.’ Ik kom later terug op uw bezorgdheid over deze stijfkoppigheid van de Engelse opinie, waarover ik u, ik heb de stukken bij de hand, hoop te kunnen geruststellen. Ondertussen hierbij, ter vermaak, een tekst van Goethe, overgenomen uit de Franse versie van de Gesprekken met Eckermann (Uitgeverij Charpentier, Parijs 1862, deel 11, pagina's 66-67), een werk waarvan u vast en zeker, in de Openbare Leeszaal, een Duitse uitgave heeft.Ga naar eindnoot1 Ongetwijfeld kent u deze pagina en heeft u deze kortgeleden of wat langer geleden gelezen. Ik kende deze ook, maar ik beken, omdat mijn laatste lezing van de Gesprekken van ten minste twintig jaar terug dateert, dat de herinnering een beetje vervaagd was. Ik was daarom zeer blij deze tekst onlangs, overgenomen door Maurras, in de L'action française tegen te komen. Donderdag, 23 oktober 1828. ‘...Waar is de grootsheid van Duitsland anders, dan in de bewonderenswaardige cultuur van het volk, gelijkelijk verdeeld over alle delen van het Rijk? Welnu, hebben we deze cultuur niet te danken aan de alom verspreide hoofdsteden van de vorstendommen; uit deze hoofdsteden straalt het licht, door hen wordt het overal verbreid. Als we in Duitsland sedert eeuwen slechts twee hoofdsteden hadden gehad, Wenen en Berlijn, of zelfs één enkele, dan was ik benieuwd wat de Duitse cultuur dan zou zijn, en wat dan de materiële welstand zou zijn, die gelijke tred houdt met de zedelijke beschaving... Denk aan steden als Dresden, München, Stuttgart, Kassei, Brunswijk, Hannover en hun gelijken. Denk aan de levenskrachten die deze steden in zich hebben. Denk aan de invloed die ze op de naburige streken uitoefenen en stel u de vraag: zou alles zo zijn, als ze niet, en zo lang al, de residenties van soevereine vorsten waren geweest? Frankfort, Bremen, Hamburg, Lübeck zijn groot en luisterrijk; hun invloed op de Duitse welvaart is ontzaglijk groot. Zouden ze blijven wat ze zijn als ze | |
[pagina 899]
| |
hun onafhankelijkheid verloren en als ze bij een groot Duits keizerrijk ingelijfd zouden worden en provinciesteden werden? Ik heb redenen om hieraan te twijfelen.’ De ‘wijze van Weimar’ heeft de zaken goed gezien! Men kan zich, zo'n ruime honderd jaar na deze 23e oktober 1828, afvragen wat de Duitse Kultur, na de eenwording, voor werkelijk groots voortgebracht heeft, buiten de terreinen van wetenschap en techniek, met name vernietigingstechniek. Het verenigde en geprussifieerde Rijk van na 1864-'66 en '71 vergiftigde en vertroebelde de atmosfeer in Europa, dat daarna rust noch veiligheid meer gekend heeft. En Europa zal in een onophoudelijke staat van waakzaamheid voortleven (opgeluisterd, om de 15 of 20 jaar, door min of meer volledige slachtpartijen, totdat alle nog onafhankelijke kleine en middelgrote staatjes zijn uitgestorven) als de aanstaande en onontkoombare nederlaag van het Reich niet, definitief, bezegeld wordt met de ontbinding van het Beest en met het herstel, in hun soevereiniteit en hun onderlinge afhankelijkheid, van alle Staten en Dwergstaatjes van vóór 1866. Dit is ons enige redmiddel! Het gelijk van de sterke zal, in dit geval, zeker het ‘beste’ zijn omdat de Duitser niets anders begrijpt en nog nooit begrepen heeft. Hij gelooft slechts in macht - en is er tegelijkertijd bang voor - en maakt er onbarmhartig gebruik van wanneer hij die aan zijn kant heeft. Ongetwijfeld moeten er onder die 65 à 70 miljoen slaven, bloeddorstige slaven, toch wel een paar honderd, zeg: een paar duizend, fatsoenlijke mensen zijn, ‘decent people’, zoals de Engelsen zeggen. Maar samen vormen deze Teutonen een oneindige horde woestelingen, onbarmhartige woestelingen, die juichend instemmen met alle daden van hun satanische meesters, die ze zelf - laten we dit niet vergeten! - gekozen hebben - Met wat een nog steeds groeiende geestdrift! Hitler annexeert Oostenrijk? Famos! Hij lijft de Sudetenbroeders in, hij vreet Bohemen en Slowakije op, waarvan hij zich de Schutzherr noemt? Grossartig! Hij stort zich, met zijn handlanger Stalin, waarmee hij al jarenlang onder één hoedje speelt, op Polen? Wundervoll! Ze zijn het allemaal eens over hun verering, hun vergoddelijking van de Führer. Allemaal, zeg ik u! misschien met uitzondering van die paar honderd of paar duizend bovengenoemde eenlingen die niets zeggen omdat ze niets kunnen zeggen zonder ter plekke afgemaakt te worden. Maar wanneer over enige tijd - en laat god of de goden willen dat dit snel gebeurt! - de nederlaag komt, dan, och, dan zullen ze hun nu zo beminde herders verloochenen zoals ze na de ‘Zusammenbruch’ van november 1918 hun Friedenskaiser, Wilhelm ii, die Picrochole,Ga naar eindnoot2 verloochend hebben. Ik kan hun gekerm hier horen - en u ook, nietwaar? -: ‘Das haben wir nicht gewollt!’ Zij koesterden altijd de Vrede, de eensgezindheid, de goede verstandhouding tussen alle volkeren der aarde! Hun motto was steeds: ‘Alle Menschen Brüder!’Ga naar eindnoot3 De ware schuldigen, de enigen, waren Hitler, Goering, Goebbels, Hess, Himmler, Streicher und Kompagnie!... Natuurlijk, Hitler is, op dit moment, ‘die Gestalt der wahren Sphinx’, de belichaming zelf van Duitsland. Maar het is niet Hitler die Duitsland gemaakt heeft! Duitsland heeft hem in haar schoot gedragen en gebaard, zoals een moeder haar kind baart. Hij is naar haar beeld, zoals zij naar zijn beeld is. Hitler is Duitsland ten top, maar, dat is het eeuwige Duitsland. En zolang het verenigde Germanië zal bestaan zal geen enkel volk rust of een zeker bestaan kennen. Met de kleine dertig autonome Duitse landen van vóór 1866 daarentegen zou een vredig samenleven, en zelfs een goede nabuurschap, | |
[pagina 900]
| |
mogelijk zijn geweest. U weet dat deze overtuiging bij mij niet van vandaag is, maar dat ik deze al langer dan twintig jaar onvermoeibaar uit. Leve daarom, voor het grootste goed van Europa, de koninkrijken Beieren, Saksen, Württemberg, Hannover, de groothertogdommen Baden, Hessen-Darmstadt, Hessen-Nassau, en tien, twintig andere hertog- en groothertogdommen en de prinsdommen en vrije steden: Hamburg, Bremen, Lübeck, Altona enz. Wat Pruisen betreft, daar zal men de republiek moeten laten wortelen, democratisch en sociaal, wel te verstaan! En net zoals men in het arme Oostenrijk van voor de Anschluss doctor Zimmermann,Ga naar eindnoot4 oud-burgemeester van Rotterdam, als dictator op financiën aanstelde, zo zou men aan het gerehpoeblikaniseerde en gedehmokratiseerde Pruisen de internationalistische kameraad Léon Blum als Führer, kanselier en minister van buitenlandse zaken kunnen opleggen. Blum levenslang! Blum elk trimester gevoronoviseerd,Ga naar eindnoot5 zodat hij nog lang moge leven! Als minister van financiën stuurt men kameraad Vincent Auriol - ook weggegooid geld! - naar Berlijn. Zijn onvergelijkelijke incompetentie op dit terrein, waarmee hij op zo'n uitmuntende wijze gepronkt heeft in Blums eerste proconsulaat, zal wonderen doen in dat voorgoed en ongeneeslijk sozial-demokratisirte Pruisen! Met die twee topbrokkenmakers aan de bloemrijke oevers van de Spree, zal Frankrijk niets meer te vrezen hebben! En jullie Hollanders ook niet! En België, en Scandinavië! En al die andere kleine en middelgrote landen die in hun bestaan en onafhankelijkheid bedreigd worden door het vraatzuchtige en bloeddorstige Beest. Wat vindt u hiervan Over die onontkoombare noodzakelijkheid om, indien men wil blijven leven, de Duitse eenheid te vernietigen, is alles wat hier gezond en logisch denkt, het wel eens. En u zult in een groot aantal van de krantenknipsels die ik u een paar dagen geleden gestuurd heb, wel gezien hebben dat ook in Engeland in de verlichte koppen het gezonde verstand terrein wint. Ik vestig in het bijzonder uw aandacht op het artikel van Jacques Delebecque, hoofd van de rubriek Buitenlandse Politiek van de Action française, waarin de veelbetekenende ontwikkeling van Wickham SteedGa naar eindnoot6 ter sprake komt, de oud-hoofdredacteur van de Times, wiens uitgebreide politiek-journalistieke ‘Geneefse’ naoorlogse activiteiten u natuurlijk gevolgd heeft. Jazeker! deze uiterst notoire ‘man-van-de-schone-lei’ die de moffen opnieuw enthousiast verwelkomde, trekt nog geen duidelijke en onmiddellijke conclusie wat betreft de noodzaak met pan-Germanië af te rekenen. Maar zijn constatering: ‘Wij zijn voor een veel omvangrijker taak gesteld dan het vernietigen van de overheersing van Adolf Hitler en het Derde Rijk (door mij onderstreept. - C.) over Duitsland en Centraal Europa’, en zijn ontgoochelde opmerking dat het ‘onvoorzichtig zou zijn om na de val van het Hitlerisme te vertrouwen op een snelle opkomst van een “goed Duitsland”’, deze constatering en opmerking laten maar weinig ruimte over voor andere oplossingen dan die die verenigbaar zijn met de coëxistentie en de soevereiniteit van àndere Staten dan het onverzadigbare en haast onbegrensde Germanië. Dus: laten we de Gewetenloze opdelen! na hem eerst te hebben vernietigd!Ga naar eindnoot7 U heeft hierboven gezien dat alles wat in Frankrijk gezond en logisch, - en ik voeg hier aan toe: eerlijk, onbaatzuchtig geïnteresseerd, denkt - het hierover wel eens is. Zou u erg verbaasd zijn te horen dat Blum, tot voor kort de ‘innige kameraad’ van communistische verraders, die hij tijdens de formatie van zijn tweede kabinet (ander | |
[pagina 901]
| |
woord voor privaat!)Ga naar eindnoot8 enkele portefeuilles aanbood - u zal van uw stoel vallen, beste Heer van Ravesteyn, als ik u zeg dat deze Blum de bovenvermelde stroom van heilzame ideeën dwarsboomt en dat hij zich onvermoeibaar uitslooft om te verhoeden dat, als het Beest wederom tegen de grond is ten koste van welke bloedige offers? - zijn teerbeminde Duitsland, het aanbeden vaderland van marxisme en bakermat van de internationale Sozialdemokratie, waarvan hij zich Frankrijks Gauleiter in partibusGa naar eindnoot9 beschouwt, welke straf dan ook, zelf maar de kleinste, zal ontlopen. Hij holt rond, hij reist, hij confereert, hij spant samen met alle Attlees,Ga naar eindnoot10 alle GreenwoodsGa naar eindnoot11 en andere holkoppen van het Engels travaillisme en het Vlaams-Belgische socialisme - Kamiel HuysmansGa naar eindnoot12 -, en dagelijks brengt hij en zijn onderknuppels in zijn Populaire, waarin hij al twintig jaar en langer grossiert in krankzinnige fouten en zelfbewuste huichelarij, alle mogelijke sofismen ten gunste van het voortbestaan van het Verenigde Rijk te berde. Hij verwacht dat na de val van het Hitlerisme de Sozialdemokratie de stuurknuppel weer over zal nemen. Zoek de beweegredenen voor zijn zorg en ongure bemiddelingen vooral nergens anders. Wat voor deze achterbakse messianist en ambitieuze hielenlikker, bij wie men tevergeefs een sprankje karakter, een beetje waardigheid en gevoel zoekt, wat de verlichte Jaurès, zijn voorganger aan het hoofd van de ‘Partij’ ontegenzeggelijk wel bezat, het enige wat, voor Blum, als resultaat van deze zwijnerij telt, is de val van Hitler en zijn bende en het opnieuw aan de macht komen van het groepje Sozialdemokraten dat zich, zowel in Londen als in Parijs, al achter de schermen klaarhoudt. Om te beginnen zal men misschien een plaatsje vrijmaken voor die ‘goede’ kanselier WirthGa naar eindnoot13 - die, vanaf 1921, in Rapallo,Ga naar eindnoot14 met Stalins afgezanten, een begin maakte met de herverdeling van Polen - voor Hermann Rauschning, de ‘ontmaskeraar’ van de wegge-moffelde ideeën van zijn voormalige baas Hitler, en, wie weet! om een Nazi-dissidenten-Partij te vormen, voor Volksgenosse Otto Strasser,Ga naar eindnoot15 persoonlijk vijand van de schone Adolf. Maar de belangrijkste posten in het op deze wijze versterkte Rijk zouden weer ingenomen moeten worden door alle Loebes, alle Severings,Ga naar eindnoot16 alle BreitscheidtsGa naar eindnoot17 en ander puin van de Weimar-Sozialdemokratie, die eerst voor Hindenburg en Stresemann plat op de buik gelegen hebben, van wie ze alle opdrachten tot bedrog geaccepteerd en uitgevoerd hebben om Frankrijk, dat tot zijn ongeluk vertegenwoordigd werd door de ellendige ‘Vredesapostel’, zijn gevolg en enkele van zijn opvolgers, ‘in de boter te braden’ - en die vervolgens tijdens Hitlers heerschappij zich ingegraven hadden in hun rattenholen terwijl de Führer deed alsof hij hen vergeten was. Loebe, oud-president van de Reichstag, was, geloof ik, een tijdje ondergebracht in een concentratiekamp, waar Hitler hem grootmoedig uithaalde... ongetwijfeld als beloning voor de kort geleden door hem, Loebe, ten gunste van de Anschluss ontplooide activiteiten. Wat Breitscheidt betreft, gedurende de gehele periode van de regering van Weimar pendelde hij tussen Berlijn en Parijs om bij elke reis, met broederlijke instemming van Blum, Salomon GrumbachGa naar eindnoot18 en consorten, bij de Briands, de Paul-Boncours, de Herriots e.t.q. ten gunste van de Duitse Republiek, zuster en vriendin, enkele nieuwe concessies te bevechten, en op deze wijze de weg te plaveien waarop Hitler zou opduiken. Als verzachtende omstandigheid, licht verzachtend, voor de abjecte meegaandheid der sozialdemokratische leiders, kan men aanvoeren dat ze, vanaf het moment van de troonsbestijging van de ‘Schuft’ van Berchtesgaden, door hun kiezers in de steek | |
[pagina 902]
| |
gelaten waren, diezelfde kiezers waarover profeet Blum op 8 november 1932 coram populo - dat wil zeggen: coram... Populaire - verkondigd had dat ze ‘Hitler van de macht, en zelfs van de hoop op macht, hadden uitgesloten’, en die, vier maanden later, vol overgave hun diensten aan hun nieuwe Meester aanboden. De 11e maart 1933, precies zeven dagen na de verkiezingen van de 4e, die Hitler van zijn triomf verzekerden, stemde het Algemeen Socialistisch Vakverbond vóór de volgende hypocriete, listig gestelde resolutie: ‘De vakbonden weten niet wat voor houding ze tegenover de gevolgen van de verkiezingen moeten aannemen. De grote Duitse arbeidersvakbonden zijn zich op dit voor het land en het volk zo belangrijke historische moment bewust van hun taak. Zij blijven zich inzetten voor de vervulling van hun missie.’ Tegelijkertijd verzekerde vakbondsleider LeipartGa naar eindnoot19 de bestuurders van het me Rijk dat zijn algemene vakverbond ‘vurig hecht’ aan ‘de eenheid en onafhankelijkheid van Duitsland’. ‘Vurige gehechtheid’ die zich tijdens vier opeenvolgende volksstemmingen vertaalde in een quasi-unanieme instemming van het Duitse electoraat, socialisten en communisten inbegrepen, met de Hitleriaanse politiek. (Ik haal bovenstaande gegevens uit een aflevering van de reeks: Cahiers de l'économie nationale, getiteld: Le Marxisme au service de l'imperialisme allemand.) De drogreden van al die Blums van de 11e Internationale is me bekend: ‘De overgrote meerderheid van het beminnelijke Duitse volk wordt geterroriseerd door de bende die nu aan de macht is en wil niets liever dan zich hiervan bevrijden!’ Kletspraat en onzin! Geen enkele wereldmacht zou tientallen miljoenen individuen - 43 miljoen bij de laatste verkiezingen! - zo kunnen ‘terroriseren’ dat ze tegen hun wil en hiervan walgend, door middel van volksstemmingen, een door hen verfoeide overheersing verlengen. Jawel! toch. Een macht, een enkele macht kan zich een vergelijkbare terreur permitteren: de Sovjet-macht, afgeleid, zoals iedereen weet, uit het dictatoriaal proletariaat en die, omdat ze over alle produktiemiddelen beschikt en, als logisch gevolg, alle consumptieartikelen bezit en distribueert, over het lot van 160 of 180 miljoen zwaar bewaakte slaven beschikt. Daarginds - of daarboven! - heeft het geen tegenspraak duldend commando: ‘Friss, Vogel, oder stirb!’ anders gezegd: ‘Stem zoals je wordt opgedragen, of crepeer van de honger!’ zijn uitwerking volledig behouden. Ik weet het niet, maar het lijkt me waarschijnlijk dat de politieke en andere gevangenen in Sovietië het constitutionele grondrecht genieten hun eigen beulen, oppermachtige verdelers van berkeschorsbrood, rotte haringkoppen, bietenbladsoep enz., waaruit het gebruikelijke voer van de gasten van de Gepoe bestaat, te kiezen. Het was een Duitse sozialdemokrat, kameraad Kurt Falk die, enige tientallen jaren geleden, in een aan de Rechten en Plichten van de voorbeeldige Marxist gewijde brochure, dit voorrecht van de burger-achter-de-tralies aanprees. Een ding is zeker, Stalins onderdanen, druk aan het werk in de Staatsfabrieken (De Staat bezit alle fabrieken), genieten de plicht zelf bazen, ploegbazen, contrôleurs, opzichters enz. te verkiezen. Bijgesloten afbeelding, geknipt uit de Emancipation nationale - het weekblad van de uiterst moedige Jacques Doriot - laat zien met wat een geestdrift, met wat een onvervalste vrolijkheid ze zich van hun taak kwijten! Arme lui! Kijk eens naar hun angstige, afgestompte en verwilderde blikken. Eén sluit zijn ogen, ongetwijfeld om de beminde en aanbeden trekken van zijn kandidaat-kameraden op wie hij zo vrijelijk, onder het waakzaam oog van de galeislavenbewaker van de Partij, kan stemmen, niet langer te zien. Arme proletarische dictators! Zij zijn het die door het Kremlin, met | |
[pagina 903]
| |
tienduizenden tegelijk, naar de Finse slagveldenGa naar eindnoot20 gestuurd worden, hun ondergang tegemoet. Nu ik het hier toch over heb... Als ik me, zoals u zich zeker voor kunt stellen, verheug over de overwinningen van de Finnen, edel volkje dat zich, zoals het hoort, door de bestorming van de Horde te weerstaan, met eeuwige roem overlaadt, kan ik ter verdediging slechts een gevoel van mededogen met de deerniswekkende slachtoffers aanvoeren, die, geofferd door het Stalinistische imperialisme, en zonder geloof in wat dan ook, strijd leveren, uiteindelijk voor de voortgang van hun eigen onuitsprekelijke ellende. Wat de moffen betreft, die door de oorlog worden neergemaaid en nog neergemaaid zullen worden, wordt mijn verstand door geen enkel mededogen vertroebeld. Hoe meer men er doodt, hoe beter het is! Want zij weten waarvoor ze vechten! Hun oorlogen zijn te allen tijde uit heerszucht, roofzucht en plunderwoede gevoerd en worden met instemming van allen ondernomen en voortgezet. Hun oorlogsgewoonten en -methoden zijn sinds Wallenstein niet meer veranderd. Moorden om de sadistische vreugde van het moorden. Slachtingen om het demonische plezier van bloedvergieten. Vernietiging om de vernietiging. Wreedheden tot principe verheven, als geloofsartikel. Moet u eens zien hoe ze de overwonnenen behandelen! En wat zijn het een laffe en laaghartige wezens, als ze zelf de overwonnenen zijn! Het is een ras van wolven en welpen, waarvoor elk blijk van medelijden en vergevingsgezindheid een domme en zelfdestructieve dwaasheid zou zijn die, als het Beest eenmaal wederom tegen de grond is, nooit opnieuw begaan mag worden. Zo mogen ze dan ook, jong en oud, groot en klein, wat mij betreft gerust, en met ingang van heden, creperen van de honger. Als ze jong sterven, zullen ze niet oud worden en zullen ze niet, in navolging van pappa, grootpappa en al hun voorouders, overweldigers en vernietigers worden. Dat is pure winst! Slechts dode Moffen bijten niet! Bijten niet meer! Er is maar één middel om de Moffen te verhinderen in iedereen hun tanden te zetten, in elk geval gedurende ten minste een flinke tijd: het Rijk ontbinden en de oren gesloten houden voor het verleidelijke lied van de aspirant-opvolgers van Hitler en zijn bende, te weten: de sozialdemokratische makkers die zonder slag of stoot door de schone Adolf verdreven zijn en die, met ingang van heden, voorbereidingen treffen om hem aan het hoofd van een Een-en-Ondeelbaar blijvend Duitsland te vervangen. Bijgesloten vindt u de tekst van het manifest waarin het ‘Uitvoerend orgaan van de Duitse Sociaal-Democratische Partij’ - zetelend in het buitenland - zich tot het Duitse volk richt. Ik verwacht dat u, net als ik, veel genoegen beleeft aan het lezen van de passage waarin de zalvende auteurs van dit herderlijke schrijven het moment voorzien waarop hun brave landgenoten, als pasgeboren lammetjes onschuldig aan de misdaden van die ene Hitler, ‘met uitgestoken hand’ op de overwinnaars afvliegen, die ongetwijfeld volledig bereid zijn alles weer te vergeven en weer met een schone lei te beginnen. Evenwel onder voorwaarde dat ‘het Duitse volk’, nu er nog tijd voor is, ‘zich (mondeling) van zijn misdaden distantieert’ en de Polen en Tsjecho-Slowaken, slachtoffers van het ‘Hitleriaanse systeem’, laat weten dat het ‘hen niet als hun vijanden beschouwt, maar als bondgenoten in de vrijheidsstrijd’. Als dit niet zou gebeuren, dan zouden de overwinnaars, zo goedmoedig en inschikkelijk als ze zich wat betreft die andere frisse en vrolijke oorlog betoond hebben, wel eens kunnen gaan geloven in ‘de samenspanning van het Duitse volk’, wat, naast andere betreurens- | |
[pagina 904]
| |
waardige gevolgen, wel eens een ‘alle pogingen tot verzoening overstijgende’ ‘diepe haat’ en een ‘zucht naar vergelding’ tot gevolg zou kunnen hebben. U ziet de list, nietwaar? Een list die, nogal duidelijk, aan de ene kant beraamd is door de Breitscheidts en consorten, pretendenten naar de kroon van het her-demokratiseerde en her-broederde Ene-Duitsland en, aan de andere kant, door de Blums, de Attlees en consorten, gepatenteerde en beproefde vertolkers van de krachten ‘van de verzoening’. Laat de Hemel de toekomstige onderhandelaars, de toekomstige vredesdictators, in dit kamp rijkelijk bedelen met de benodigde scherpzinnigheid om de levensgevaarlijke listen door te prikken en standvastig het besluit te nemen om hen de pas af te snijden! Als het Beest tegen de grond is - zullen zij zich dan omgeven met scherpzinnige adviseurs die ervan doordrongen zijn dat er niet slechts met het ‘Hitlerisme’ ‘afgerekend’ moet worden, maar met het eeuwige en onverzadigbare pangermanisme waar Hitler de trouwe vertolker van is? Laten we het hopen! Want anders zal alles verloren zijn, en ditmaal definitief! Tot slot zou ik graag, heel in het kort, in uw herinnering brengen dat de Duitse Sozialdemokratie, voedster van de rampzalige Internationale no 2 - die, tussen haakjes, geen haar beter is dan de 3e en de 4e! - van meet af aan Pangermanistisch en imperialistisch was, net zoals de stichter van de Kerk, de grote Karl zelf, schrijver van het Kapital, pan-bismarxist was! ‘Proletariërs aller landen, verenigt u!’ ... onder de Duitse plak. Dit is de diepste gedachte van de Meester, die hij, duidelijker kan het niet, in zijn brief van 11 september 1867 aan zijn makker Engels als volgt formuleerde: ‘Les choses marchent (in het Frans in de tekst). En de volgende revolutie, die waarschijnlijk dichterbij is dan het lijkt, hebben we (dat wil zeggen jij en ik) dat machtige instrument, (te weten: “de Internationale Arbeidersbeweging” - C.) in handen.’ Maar er is meer en nog duidelijker! 20 juli 1870, in het prille begin van de oorlog, toen Bismarck, dankzij de vervalsing van het ‘Emser telegram’Ga naar eindnoot21 gedaan had gekregen dat Napoleon in de oorlog uitriep, schreef Marx aan Engels: ‘De Fransen hebben een pak slaag nodig (Die Franzosen brauchen Prügel)... Als de Pruisen de overwinning behalen, dan zal de centralisatie van het openbaar gezag de centralisatie van de Duitse arbeidersklasse ten goede komen. Het Duitse overwicht zal, onder andere, het zwaartepunt van de Europese arbeidersbeweging van Frankrijk naar Duitsland verleggen, en men hoeft de beweging in beide landen, tussen 1866 en heden, maar te vergelijken, om te zien dat de Duitse arbeidersklasse theoretisch en organisatorisch de Franse arbeidersklasse de baas is. Het overwicht, op het wereldtoneel, van het Duitse proletariaat op het Franse proletariaat zal tegelijkertijd het overwicht van onze theorie op die van Proudhon betekenen.’ Frankrijk moet dus verslagen worden! En Engels, de strateeg van dit weerzinwekkend duümviraat, schrijft vol enthousiasme in zijn brief die hij 31 juli aan zijn vriend Marx stuurt: ‘Mijn vertrouwen in de Duitse militaire macht groeit met de dag: Wij (sic!) hebben de eerste serieuze slag gewonnen.’ De 5de september 1870 - drie dagen na SedanGa naar eindnoot22 - komt het Centraal Comité van de Duitse Socialistische Partij, zetelend te Brunswijk, met een circulaire waarin men onder andere leest: ‘Een van onze meest vooraanstaande en oudste vrienden en medewerkers uit Londen schrijft ons: “... Een belangrijk doel is bereikt, en als de Duitse arbeidersklasse er niet in slaagt de historische rol te spelen die haar is toebedeeld, dan | |
[pagina 905]
| |
is dat haar eigen schuld. Deze oorlog heeft het zwaartepunt van de continentale Europese arbeidersbeweging naar Duitsland verlegd.’ Deze ‘aller-meest vooraanstaande vriend en medewerker uit Londen’ was niemand anders dan Marx die, woedend dat hij op deze manier af geschilderd werd en zijn intriges ontmaskerd waren, in een op 10 september aan Engels geschreven brief zijn woede uitte over de kameraden van Brunswijk, die, zo zegt hij, ‘niet alleen letterlijk delen uit mijn brief afdrukken, maar me ook nog eens duidelijk als auteur van de brief aanwijzen, (sie zeigen auf mich mit der Heugabel als den Briefschreiber.) Ze nemen zinsneden over, zoals die over de verschuiving van het zwaartepunt van de continentale Europese arbeidersbeweging van Frankrijk naar Duitsland, enz., die ertoe moesten dienen hen te stimuleren, maar onder geen beding gepubliceerd mochten worden. Ik moet me nog gelukkig prijzen dat ze mijn kritiek op de Franse arbeiders niet afgedrukt hebben. En dan sturen die schurken hun compromitterende schotschriftje ook nog eens naar Parijs! (en vergeten Brussel en Genève niet). Ik zal ze de oren wassen, maar de stommiteit is al begaan.’Ga naar eindnoot* Omdat ik de tekst niet bij de hand heb, ben ik niet op de hoogte van zijn, in een brief aan het comité van Brunswijk, geuite ‘kritiek op de Franse arbeiders’ waar de gemene konkelaar Marx zich over verheugde dat deze niet in de bewuste circulaire afgedrukt stond. Maar deze chauvinistische pangermanist die zich, in een brief aan Bolte,Ga naar eindnoot24 van 23 november 1871, op de borst slaat ‘von Haus aus ein Deutscher’ te zijn, en die, altijd op de achtergrond, de bloedige daden van Bismarck toejuicht, heeft in zijn briefwisseling met Engels - en niet alleen met Engels! - de hebbelijkheid de genoemde Franse arbeiders als ‘padden (Kröten)’, imbecielen, (die dummen Kerle in Paris), als ‘chauvinisten’ (sic!), ‘onwetenden’, ‘ijdeltuiten’, ‘kletskousen’ enz. uit te maken. En met wat een minachting steekt hij de draak met ‘die imbeciele Parijse arbeiders’ die zich, in hun naïeve geloof aan de door Marx gepredikte universele broederschap, de dag na de val van het Tweede Keizerrijk tot het ‘Duitse volk’ richtten om hen te verzoeken ‘in naam der gerechtigheid’ hun legers van het Franse grondgebied terug te trekken en ‘de Rijn weer over te steken’. En dat deden die ijdele holkoppen die, behalve hem, Karl Marx, stapels van hun lachwekkende manifest te sturen ‘zich ook nog eens veroorloofden me telegrafische instructies te sturen om me voor te schrijven hoe ik bij de Duitsers propaganda maken moet!’ (Marx aan Engels, 10 september 1870.) Waar wil ik, niet alleen met deze verblindend heldere citaten, waar ik met het grootste gemak een oneindig aantal andere van hetzelfde allooi aan zou kunnen toevoegen, naar toe? Naar het volgende: Dat de marxistische Internationale vanaf het moment van stichting een pangermanistische onderneming was; Dat de Duitse Sozialdemokratie, onder het pseudoniem van ‘Arbeiders-Internatio- | |
[pagina 906]
| |
nale’ altijd dit karakter behouden én altijd! benadrukt heeft, en dat ze, vanaf het begin, gepoogd heeft, en hierin geslaagd is, om alle buitenlandse ‘Secties’Ga naar eindnoot(*) te knechten; Dat, reeds vóór de oorlog van 1914, deze Sozialdemokratie met haar Keizer onder één hoedje speelde - denk aan de stem van de socialistische Reichstagfractie, in het voorjaar van 1913, vóór het buitengewone krediet van 1500 miljoen mark dat Stafchef von SchlieffenGa naar eindnoot25 opeiste en dat bestemd was voor de bouw van zware artillerie! - en dat ze, tijdens deze oorlog... aanvalsoorlog, zoals er nog nooit een gevoerd is! en tot het moment van de ondergang in 1918 - herinnert u zich, onder andere, de rede van Ebert, toekomstig president van de republiek van Weimar, waarin hij zich uitsprak voor de ‘meedogenloze duikbootoorlog’ - onwrikbaar in deze houding volhardde... für Gott, für Kaiser und Vaterland!; Dat ze, gedurende de gehele republiek van Weimar, welwillend orders en ‘richtlijnen’ ontving en uitvoerde, zowel van GrönerGa naar eindnoot26 en Von Seeckt,Ga naar eindnoot27 voor de wederopbouw en versterking van de Wehrmacht, als van Stresemann, van Wirth en van Brüning,Ga naar eindnoot28 voor het voor de gek houden van Frankrijk, iets wat niet zo moeilijk was met die volslagen imbeciele ‘Vredesapostel’ Aristide Briand en zijn achterbakse pers. Zo spreidde de Duitse Sozialdemokratie Hitlers bedje, met wie ze het in meerdere opzichten stilzwijgend maar hartstochtelijk eens was, met name inzake zijn politiek het vredesverdrag te negeren en zijn ‘aanwinsten’: Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, Memel, Polen (ik blijf erbij: Polen!) en dit feit zal ze pas weer ontkennen - en dan zal ze hem, zo nodig, aan de schandpaal nagelen - op het moment dat het Derde Rijk ineenstort. Voldoende redenen, lijkt u niet?, om haar - of een andere politieke partij van boven de Rijn - de regering van een verenigd Vierde Rijk niet toe te vertrouwen, waar tien, vijftien of twintig jaar later een andere Hitler op zal duiken om de wereld opnieuw in brand te steken en rijkelijk bloed te laten vloeien. Delenda Carthago! De Duitse Eenheid moet vernietigd worden en we moeten terug naar de ‘Duitslanden’... meervoud. Al het andere is catastrofaal! Dus, ten strijde tegen het Beest! Ten strijde tegen beide Beesten, dat van Berlijn en dat van Moskou, vijanden van de menselijke soort en op het ogenblik openlijk parend.Ga naar eindnoot29 Met veel vriendelijks, uw Alexandre Cohen P.S. Hoe gaat het met uw vrouw? Hebben de slechte winter en de droeve tijdingen haar niet te zeer op de proef gesteld? En uw zoon, is hij nog altijd gemobiliseerd en belast met de luchtafweer? Is hij richter? En een goed richter? In dat geval hoop ik dat hij zijn kruit nog niet verschoten heeft. Laat hij het voor de ‘Heinckels’, de ‘Messerschmidts’ en de ‘Dorniers’ die boven het nog neutrale Holland vliegen, bewaren. God zegene zijn wapenen en zijn trefzekerheid! Ten onrechte kwalificeert u uw Frans als ‘abominabel’! Op enkele, en dan nog | |
[pagina 907]
| |
zeldzame, ongebruikelijke zinswendingen na, schrijft u uitstekend Frans. Dit is mijn oprechte mening! Nog iets: heeft u, sinds augustus jongstleden, nog iets vernomen over de kopij waar u zo vriendelijk moeite voor gedaan heeft om deze hier of daar geplaatst te krijgen? U heeft me toen gezegd dat u Dirk Coster mijn vertaling van Swift - ‘Raadgevingen voor het dienstpersoneel’ - had gegeven, voor zijn tijdschrift De stem. Coster, zegt u me, is ‘een beetje onachtzaam’, maar uw betrekkingen met hem waren vriendschappelijk genoeg om hem, indien nodig, eens een beetje te kunnen ‘aanporren’. Ik zou er, om meerdere redenen, erg blij mee zijn wanneer hij mijn vertaling van die bijtende maar amusante satire zou publiceren. - En hoe staat het met mijn Kinderstudiën die u, meen ik - ik herinner het me niet met zekerheid - de redactie van de Nieuwe gids ter hand gesteld heeft? (Als Dirk CosterGa naar eindnoot30 tot publikatie van Swift overgaat, zou u hem dan willen vragen of hij me tijdig (zeg: een maand tevoren) en aangetekend de drukproeven in tweevoud wil doen toekomen? Ik hecht er veel waarde aan zelf de correctie te verrichten. | |
[pagina 909]
| |
25 mei - 4 juni 1941* Dear old chap, Je hebt geen idee hoe blij we waren met jouw brief van de eerste van deze maand, die we eergisteren ontvingen!Ga naar eindnoot1 We dachten dat de zevenmaal-grootvaderlijke-en-des-alniettemin-eeuwig-en-onverwoestbaar-verliefde Lovelace die jij bent gebleven, tegenslagen ten spijt, ik bedoel: ondanks de ernst van het ogenblik en jouw eigen lotgevallen van de laatste twaalf maanden, ons een beetje vergeten was. Ik zie je nog, tien mei jongstleden was dat een jaar geleden, als een zorgeloos glimlachende toerist bij ons aankomen, volslagen onwetend van de gebeurtenissen van de vorige nacht: de invasie in jouw arme Holland en de eerste gevechten, voor hen die overrompeld werden des te heroïscher omdat ze weinig hoop op de overwinning hadden. Echter, is het niet zo dat: ‘Far better to have fought and lost, than never to have fought at all! Aan de andere kant, hoe kan men zich verbazen over de verpletterende nederlaag van Holland dat, zoals zoveel andere landen, vergiftigd, futloos en verweekt is door meer dan twintig jaar pacifisme, Briandisme, Geneefs Volkenbond'isme en internationalistische propaganda die, bewust of onbewust, ten dienste stond van het meest volhardende en bloeddorstige pangermaanse, panbismarxistische nationalisme? Nu ik het hier toch over heb: ken je de ‘Briefwisseling van Marx en Engels’,Ga naar eindnoot2 vier dikke delen, kort voor de huidige ‘frisse en vrolijke’ oorlog bij uitgeverij Dietz te Stuttgart | |
[pagina 910]
| |
uitgegeven? Als dit niet zo is, vind je die ongetwijfeld in de Bibliotheek van Oxford, waar de conservator, je vriend Arthur,Ga naar eindnoot3 ze je graag zal lenen. Hierin lees je, naast de laaghartige beledigingen die deze twee handlangers onophoudelijk over de Franse ‘broeders’ uitstorten, het volgende onthullende geschrift dat de bijbedoelingen van de oude ploert Marx weergeeft: de brief die hij op 20 juli 1870, in het prille begin van de Frans-Duitse oorlog, aan Engels richtte: ‘Ik stuur je Réveil; daarin tref je het artikel van die oude DelescluzeGa naar eindnoot4 aan; je reinste chauvinisme. Frankrijk is het enige land van de Idee, schrijft deze vaderlandslievende republikein, - dat wil zeggen, de idee dat het van zichzelf heeft... De Fransen hebben een pak slaag nodig (Die Franzosen brauchen Prügel). Als de Pruisen de overwinning behalen, dan zal de centralisatie van het openbare gezag de centralisatie van de Duitse arbeidersklasse ten goede komen. Het Duitse overwicht zal, onder andere, het zwaartepunt van de Europese arbeidersbeweging van Frankrijk naar Duitsland verleggen... Het overwicht, op het wereldtoneel, van het Duitse proletariaat op het Franse proletariaat zal tegelijkertijd het overwicht van onze theorie op die van Proudhon betekenen’ (onderstreping van mij. C.). Dit laat aan duidelijkheid weinig te wensen over, nietwaar? Nog duidelijker is de volgende passage uit een andere brief van Marx aan Engels, gedateerd 11 september 1867, aan de vooravond van het congres van de ‘Internationale Arbeidersbeweging’ in Brussel...: ‘Intussen (tot het volgende congres), heeft onze Beweging grote vooruitgang gemaakt... En bij de volgende revolutie, die waarschijnlijk dichterbij is dan het lijkt, hebben we, dat wil zeggen, jij en ik, dat machtige instrument in handen.’ Om deze brief niet al te lang te maken, beperk ik me verder tot de weergave van een uiterst korte passage, die ik uit een briefje van Engels aan Marx, gedateerd 31 juli 1870, haal: ‘Mijn vertrouwen in de Duitse militaire macht groeit met de dag. Wij hebben de eerste serieuze slag gewonnen.’ - En als je tijd hebt, waar ik niet aan twijfel, beveel ik je aan, naast andere ontboezemingen die Karl en Friedrich elkaar die eerste oorlogsmaanden van 1870 deden, de brief te lezen waarin Marx op 10 september zijn gal spuwt over ‘de imbecielen te Parijs’ (‘die dummen Kerle in Paris’).Ga naar eindnoot5 - te weten: de afgevaardigden van de Internationale en de Socialistische Arbeidersfederatie! die nog diezelfde avond van de ineenstorting van het keizerrijk en de uitroeping van de Republiek (4 september 1870) een ‘Oproep aan het Duitse volk’ hadden opgesteld waarin ze, zich beroepend op de broederschap van de ‘proletariërs aller landen’, aanspoorden een einde te maken aan een oorlog die vanaf dat moment doelloos was enz. enz. Denk je eens in, old boy!, dat de voornoemde ‘dummen Kerle’ die - en daaruit bestaat hun argeloosheid, door de profeet als stompzinnigheid ingeschat! - het mes in de internationalistische fraseologie van Marx gezet hadden - niet alleen het lef hadden hem ‘stapels van hun lachwekkende manifest’ (Marx dixit! Zie zijn brief aan Engels van 10 september 1870) te doen toekomen, maar zich ook nog eens ‘veroorloofd hadden telegrafische instructies te sturen om me voor te schrijven hoe ik bij de Duitsers propaganda moet maken’. Waar wil ik heen met deze citaten? Wat wil ik aantonen? Eenvoudigweg dit: dat er nauwelijks een essentieel, kwalitatief verschil is tussen het vurige verlangen naar mondiale overheersing dat Karl Marx bereidt en dat opgediend wordt door alle Russen, alle geslepenen, al het bedrog waar hij zich regelmatig aan bezondigt, en Hitlers onverzadigbare honger naar verovering en hegemonie. Wat betreft de kwaliteit van de middelen waarmee hij zijn ‘doctrine’ oplegt, is het marxisme als regerings- | |
[pagina 911]
| |
vorm, in het binnenzowel als het buitenland, niet lieflijker gebleken dan het nationaal-socialisme. Kijk naar de ussr, waar de ene na de andere ‘zuivering’Ga naar eindnoot6, zowel binnen als buiten de Partij, uitgevoerd is met een onverbiddelijkheid en een wreedheid die niets onderdeden voor de Berlijnse methoden. De korte heerschappij van kameraad Bela KuhnGa naar eindnoot7 in Hongarije heeft zich wat dit betreft op dezelfde wijze onderscheiden. En wat de oorlogen betreft, de ‘bijna-oorlogen’ en de oorlogchantage, - het in de rug neergestoken Polen, de laaghartige aanval op het kleine Finland, het onder dwang teruggewonnen Letland, Litouwen en een aantal andere niet-Moskovitische landen en gebieden, bewijzen dat het marxistische proletariaat, bekleder van de reguliere macht, er flink op los geslagen heeft, en weloverwogen het voorbeeld volgt van de ergste despoten, die nog maar kort geleden uitvoerig zwart gemaakt werden door ditzelfde proletariaat, dat weliswaar scherpzinnig en georganiseerd is, maar dat er nog niet in geslaagd is het stadium van een de mensheid reddende dictatuur te bereiken! Zo vergaat het de wereld, beste Henri, en het is niet opwekkend. Tenminste, voor hen, individuen en volkeren, die hiervan de wrange vruchten plukken. En voor die mensen die onbaatzuchtig geloofden in het marxistische evangelie, ogenschijnlijk de ‘goede boodschap’ van bevrijding, maar, met zijn ‘klassenstrijd’, in werkelijkheid de kwade boodschap van de haat, is de teleurstelling bitter. Ik heb hier zelf altijd van gewalgd, en, dat weet je, onverminderd al bijna 50 jaar strijd tegen geleverd. Waar was ik voor deze lange uitweiding gebleven? Ach! ja, ik had het met je over dat arme Holland, dat nu al een jaar de nek onder het juk buigt. Wat begrijp ik schrijvers als Menno ter Braak en du Perron, professor Bonger, wethouder Boekman van Amsterdam en zoveel anderen - schrikwekkend, dat cijfer van ‘300 à 500’ dat jij noemt! - die zelfmoord gepleegd hebben om in de dood de enige zekere toevlucht tegen de buitenlandse overheersing,Ga naar eindnoot8 en wat voor een overheersing! te vinden. Hier pleegde een groot geleerde met wereldfaam, de chirurg Thierry de MartelGa naar eindnoot9 (zoon van Gyp),Ga naar eindnoot10 aan de vooravond, of op de dag van de bezetting zelf, zelfmoord om geen getuige te hoeven zijn van deze afgrijselijke vernedering. Laten we deze trotse zielen eerbiedig en met enige bewondering herdenken! Maar blijvende eer en dankbaarheid aan die mannen die, zonder enige verantwoordelijkheid voor het onheil dat hun vaderland trof en dat ze daarentegen, toen het nog kon, getracht hebben te bezweren, zijn gebleven en de bovenmenselijke taak op zich genomen hebben om hun land te redden en het te behoeden voor de vernietiging, de versmelting.Ga naar eindnoot11 Maar laat ik je brief weer opnemen. Ik zie dat je je niet al te zeer verveelt in het oude en edele Oxford, waar je als vluchteling die nieuwsgierig is naar mensen en zaken uit het verre verleden, zonder al te veel heimwee, een milde ballingschap ondergaat. Ik stel ook vast, en ik ben zeer verheugd het bewijs onder ogen te hebben, dat je ons niet vergeten bent. Mijn brief van 11 september van het vorige jaar en de andere, gedateerd 16 februari 1941, hebben je uiteindelijk dan toch nog bereikt! Ze gingen weliswaar een vrij lange odyssee, maar eind goed, al goed en je weet nu dat we je niet uit onze herinnering, waarin de hartstochtelijke vriendschap voortleeft, hebben gewist. Wat moet je blij geweest zijn eindelijk een brief van RosyGa naar eindnoot12 en JanGa naar eindnoot13 te hebben ontvangen en ze in goede gezondheid te weten in jullie oude Blaricum, een plaatsje dat zo klein is en zó ver verwijderd van de grote centra dat de bezetter het niet de moeite zal vinden om er garnizoen te houden. Dat is meegenomen en het moet een enorme vreugde zijn - zo vergaat het ons! - om ‘hen’ niet te zien en geen enkel contact met | |
[pagina 912]
| |
‘hen’ te hebben. Ik kreeg, na mijn brief van 16 februari, via het Rode Kruis beknopt nieuws van een aantal Hollandse vrienden. Ik weet dat Leo Gestel en zijn vrouw, evenals Riek Methöfer,Ga naar eindnoot14 het goed maken. Idem Van Ravest., de bibliothecaris, waar jij nu niet bepaald op gesteld bent, geloof ik, maar waar ik zeer goed mee bevriend ben. Hij en ik denken, dachten tenminste, niet hetzelfde. Niet in het minst. Hij is een ‘man van links’, erg ‘links’ en ik nu niet bepaald. Dat weerhield hem er niet van - we waren volslagen vreemden voor elkaar - in Het Volk, een sociaal-democratische krant, alstublieft! een uiterst sympathieke beoordeling te schrijven over het eerste van mijn twee delen, zoals je weet buitengewoon ‘reactionaire’ herinneringen. Ik stelde deze onafhankelijkheid van geest, uiterst zeldzaam in de kringen waar R. zich gewoonlijk ophoudt, buitengewoon op prijs. Dat speelde zich in 1932 af. Vanaf die datum hebben we flink wat brieven uitgewisseld, we hebben elkaar eenmaal in zijn Bibliotheek ontmoet, in 1934 geloof ik, en de gebeurtenissen, de omwentelingen, die ik in mijn artikelen voorzien en aangekondigd had, voltrokken zich de een na de ander - niemand, old boy, is hier minder verheugd en meer bedroefd over dan ik! - en op een groot aantal onderdelen is hij mijn zienswijze genaderd. Iets wat me, omdat R. een uiterst schrandere geest is, een zeer groot plezier deed. Want omdat het ‘Wie me overtuigt, hééft me!’ van Clemenceau altijd op me van toepassing is geweest, óók op mij, schep ik er het grootste genoegen in andere mensen, als ze het waard zijn, tenminste! te overtuigen van de gegrondheid van mijn politieke, filosofische en andere ideeën. Ik zou zeer graag een paar nummers inzien van dat Hollandse weekblad waar je het in je brief over hebt en dat wekelijks Hollandse vluchtelingen in Engeland brokjes nieuws uit de bezette en getekende ‘old country’ geeft.Ga naar eindnoot15 Want hoewel ik volledig ontworteld ben, na meer dan een halve eeuw, en Frankrijk boven alles bemin - wat men me behoorlijk aangewreven heeft, de Nieuwe Rotterdamsche Courant en een paar andere kranten die in de vorige wereldoorlog pseudo-neutraal waren! - heb ik het land waar ik het levenslicht zag vergeten noch verloochend. Ik leef innig mee met de ellende en de huidige rampspoed en hoop vurig dat Holland spoedig zijn volledige onafhankelijkheid terugkrijgt. Een wens die ik ook uitspreek voor het zeer edele en heldhaftige Griekenland, het niet minder heldhaftige Finland, voor het gekwelde Polen, voor Letland, Litouwen en zoveel andere landen, groot of klein, die momenteel zuchten onder de stinkende laars van de vreemdeling... of deze nu uit Berlijn of uit Moskou komt! Maar laten we het even over jou en de jouwen die in Holland gebleven zijn, hebben. Ook ik geloof dat ‘niets minder zeker is’ dan jouw vroegere of latere vertrek naar de andere kant van de Atlantische Oceaan.Ga naar eindnoot16 En ook zie ik Rosy en Jan, tenminste niet op dit moment, niet die vrij ingewikkelde reis maken van Holland naar de Verenigde Staten, van Blaricum naar New-York via Sovietië en San Francisco, om zich daarginds bij jou te voegen... als je er zelf al in slaagt om voet aan wal te zetten! Waarschijnlijk zullen jullie je dus in het oude Europa weer bij elkaar voegen, hetzij in Holland, hetzij in Engeland, al naar gelang de wending die de gebeurtenissen zullen nemen. Zullen we elkaar ooit terugzien, old boy? En zo ja, waar? En wanneer? Zie ‘Macbeth’: When the hurlyburly 's done, when the battle 's lost and won’Ga naar eindnoot17 Misschien! But when will the hurlyburly be done, and when the battle lost and won? Wie zal het zeggen? Het is uiterst waarschijnlijk dat we nooit meer naar Holland komen, en zeker niet als jullie er niet meer zijn! Wat moeten we daar doen, waar | |
[pagina 913]
| |
gooien we elders voor één of twee weekjes ons anker uit, dan in de oase, de oase van een vriendschap van bijna veertig jaar, die Blaricum heet? We hebben er veel gelachen, nietwaar?, toen men nog lachen kon, en we hebben er ook vaak zitten kibbelen. Over Suze gesproken.Ga naar eindnoot18 We zien haar nog maar zelden en het is al anderhalve maand geleden dat we haar voor het laatst ontmoet hebben. We gaan niet vaak meer uit, maar als een dezer dagen onze weg ons naar Sanary voert - stompzinnige en uiterst ‘wereldlijke’ vervorming van San Nari = Saint-Nazaire in het Provengaals - dan gaan we haar zeker even gedag zeggen. Ze is verhuisd en woont niet meer bij de dominee en de domineese die haar onderdak verleenden, en wat werkelijk voortreffelijke mensen zijn, absoluut niet bekrompen! Nog iets: sprekend over de volgende verjaardag van jullie Jan, bestempel je 14 juli als ‘de mooiste datum die er bestaat’! Wel, beste vriend, afgezien van het volgende: de geboorte van dit kleine mannetje, zie ik, wat mij betreft, niets bijzonder verheugends in de viering van deze historische datum! Verre van dat! Ach! maak de balans eens op van de wereldgebeurtenissen na de ‘glorieuze’ en ‘bevrijdende’ inneming van de Bastille! Een bloedige revolutie; afzichtelijke slachtpartijen; de koning die de beste bedoelingen had, maar, helaas! ook de meest toegeeflijke was van alle koningen, ter dood gebracht; een regering van hyena's en jakhalzen; een onbetrouwbaar Directoire; 25 jaar lang oorlogen tijdens de Revolutie en onder Napoleon! Resultaat na ruim 150 jaar na het aanbreken van het tijdperk van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap - ach! die broederschap! - duivelse oorlogen, niet meer alleen van legers tegen legers, maar ook van legers tegen hele volkeren, vrouwen, kinderen, zuigelingen, verdelgingsoor-logen, uithongeringsoorlogen, al die ontelbare helse muilen spuwden ijzer en vuur, artillerievuur en vlammen, de stormloop van honderdduizenden, miljoenen demonen, sommigen doken op uit de diepten van de zee, anderen kwamen uit de hemel vallen... En tijdens de ‘vrede’ voorbereidingen van volgende slachtpartijen, nog zwaarder, Terreur, een blijvende Terreur in meer dan één land, en als vee dat 's zomers naar andere gronden wordt gevoerd, hele volkeren, weggerukt van hun geboortegrond, en vaak ook de geboortegrond van hun voorvaderen... Ach, wat waren de oorlogen van ‘tirannen’ als Lodewijk xiv en Lodewijk xv, met hun ‘huurlegers’ die in de slechte tijd van het jaar, net als de vijand tegenover hen, hun winterkwartier opsloegen en maandenlang rust namen, wat waren die oorlogen van de ‘gekroonde bloedzuipers'idyllisch in vergelijking met de Totalkriege van de volkeren die sinds 14 juli van het Jaar des Heren 1789 bevrijd zijn! En nu genoeg voor vandaag, ongetwijfeld vind je het wel goed zo. Ik hoop dat dit uitvoerige krabbeltje sneller in je bezit is dan mijn vorige brieven en dat ik binnenkort - binnenkort, bij wijze van spreken! - bericht van ontvangst krijg. Hiernaar uitkijkend, schudden we je stevig de hand. (De dag dat ik dit kattebelletje begon - te weten 25 mei - was het precies een jaar geleden dat we elkaar voor het laatst, in Avignon, ontmoetten. Heb je eraan gedacht, Henri?) je Sandro | |
[pagina 915]
| |
15 april 1945Beste vrienden,
Ditmaal wat minder zware kost
Dan onlangs weerklonk uit mijn keel,
Ben ik van alle droefenis verlost
Nee, vrienden, zeg niet meteen teveel!
De zon bracht ons in een vrolijke bui,
De gure mistral blaast niet meer,
En ook de windhaan gaf de brui,
De hemel is helder, mooi is het weer.
De kromme olijf begint in zijn top
Een nieuwe grijs-groene bladertooi,
Een slanke wesp poetst haar vleugeltjes op,
Een mier sleept haar prooi
In zigzag-pas over het pad,
En een slak, traag maar kordaat,
Is op weg en glibberig glad
Groeit daar een zilveren draad.
Brommend al was ze uit haar hum
Vliegt van bloem tot bloem een bij,
Van de roze klimgeranium
Naar de gele narcis, waarvan zij
De geur zó bedwelmend vindt
Dat ze tollend voortzweeft, bijna zat,
De abrikoos in, waar de zachte wind
Sneeuwen laat het kleine blad.
Om de oude pereboom danst
Een wolk van vlinders heen,
Op zijn bast zit een belager,
Dat beestje lijkt wel een zager,
Zijn gekartelde pootjes bijeen
Maken geluid van zaag op steen.
Onder een toefje marjolein,
| |
[pagina 916]
| |
Waarvan u de geur vast wel kent,
Kwaakt een kikkertje-klein
Met een Provençaals accent.
In het warme gras maakt onze poes
Onvermoeibaar haar toilet,
Ze kraakt haar vlooien tot moes
En wast haar vacht schoon en net.
Ik kan u vandaag onthullen:
Onze krul-sla staat al te krullen,
't Is of ze krulspelden heeft gezet,
Kijk, een pad die op pad gaat:
Zijn winterplaats uit, op zoek naar wat pret,
Het lijkt dat een hap hem wel aanstaat
Want daar ziet hij een pier:
Een pier aan het pierewaaien,
Veel te vroeg zijn holletje uit,
Hij slokt hem op met haar en huid,
Arme pier, het geeft je geen zier.
Een vinkje dat zo waakzaam fluit,
Roept driemaal, viermaal, in zijn schik,
Op deze roep weerklinkt geluid,
De schreeuwtjes van de leeuwerik,
Het goudhaantje gaat van tak tot tak,
't-Is of hij valt, hij duikelt kopje,
Per ongeluk... ach! op mijn jak,
't lijkt wel een melkdropje,
Zo zegt hij: ik ben hier!
Klein acrobaat, 't is je snel vergeven!
Je geeft me zo veel vertier,
Dit brengt geluk in 't leven!
Klein goudhaantje! als ‘troglodiet’
Sta je in veel geleerde boeken,
Ik zou achter zo'n naam, nee! werkelijk niet,
Zo'n charmant vogeltje zoeken!
Ik heb lak aan geleerde boeken
En zou daarom willen verzoeken
Een ander dier zo'n barbaarse naam te geven,
Bij een ei leggend monster zou hij niet vloeken,
Een krokodil of een kaaiman,
Ach, dat is me om het even,
Kruipend of rustend in een grot,
In een spelonk of een donker gat,
Een hol, een vat, je kan me wat!
Maar! deze walgelijke naam
Komt voortaan heel goed uit,
Ja! past als een tweede huid
| |
[pagina 917]
| |
Bij ik weet niet hoeveel Moffen,
Hun woonstede kapot gemaakt,
Vernietigd, volop geraakt
Door de oorlog, fris en vrolijk,
Ontketend ten gunste van hun Rijk,
Mondiaal op zoek naar hun gelijk,
Die nu, zo'n tien of vijftien jaren
Als troglodiet moeten bestaan,
Tenminste, op moerassen moeten varen,
Op houtvlotten een dobberend bestaan,
Trieste gezangen laten ze horen,
Levend, liefst dood willen gaan,
Ritsen kroost worden weer geboren,
Blonde en rossige mofjes,
Die weer bovenaan willen staan,
Bóven toekomstige generaties
Niet-Teutoonse naties
Paal en perk moet men stellen:
Dat kan ik u wel vertellen!
Maar ik voer u terug naar de tuin,
Nadat ik even afweek
Voor iets wat plots noodzakelijk bleek.
Hiernaast loeit een koe,
Bij de boer staat ze in de wei,
Ze roept vast van de honger: boeh,
Want net zo min als wij, weet zij
Wanneer ze haar grote trek kan stillen,
Elke dag op een ander moment,
Daarom dit protest; staat ze te ‘gillen’
Zonder dat haar roep gehoor kent,
Maar ik vergis me, ja! ik trap erin en
Misschien wel helemaal,
Mogelijk is ze buiten zinnen,
Kreet het onschuldig beest liefdestaal,
Loeit zich de bronchiën kapot
Of haar longen te bersten,
Zich schurend aan een houten schot
Omdat ze bestookt wordt door bremsen,
Het is lente! Het is het seizoen,
Lieflijk seizoen waarin mens en dieren
Kolder in de kop willen vieren,
En waarom je bemoeien
Met een vurige, zwarte koe
Die om de stier staat te loeien
Die, ver van hier, in de berm staat
Zonder zich te verbazen
| |
[pagina 918]
| |
Over de gevoelens die de koe belagen
En niets wetend staat te grazen
Terwijl Liefdesvuren haar plagen?
Maar nu moeten we even zijn
In ons hoenderpark, klein maar fijn!
Zes jonge konijnen wierp ma,
In haar konijnehok in de weer,
De grote onbekende is pa,
We hadden nog nooit de eer,
Onze buurvrouw, rond en gezet,
Ad hoc voor de Hymen beëdigd,
Wilde de schande vermijden,
Maar, helaas! van tafel en bed
Is het paar vroegtijdig gescheiden.
Dat is het? Nee! we zijn heden blij:
Onze kip is aan de leg,
Twee dagen geleden haar eerste ei!
We behandelen 't eerbiedig, zeg.
Dit mooie ei, het maakt ons blij,
Een ei, hoera! kakelvers verworven,
Na de eieren van Ravito,
Klaar om uit te komen, of bedorven:
Een vers ei, hoe vind je dat Jeannot?
We zullen het zeer waarderen
Als je ons nog een ei toe doet komen
Om ons op een omelet te trakteren,
Daar zitten we van te dromen
Met boter, een beetje,
En een aardappeltje, peterselie,
Een of twee uitjes, ach, weet je,
We zullen je dankbaar belonen!
Een omelet, een schaarse lekkernij,
Weet, vrienden! dat men, niet gejokt,
Hier op de zwarte markt, in de rij
Vijfentwintig frank voor één eitje dokt!
Dat durft men brutaalweg te vragen
En dan nog alleen voor een vrind!
Want als je onbekend bent
En geen familieband je bindt
Aan de verkoopsters van de markt
Dan is het ‘dertig frank, m'n kind!
Die ze u uit laten tellen,
Als u tenminste niet besluit
In gestrekte draf weg te snellen,
Want ze kleden u werkelijk uit.
Die zwarte markt, knijp dicht je neus!
| |
[pagina 919]
| |
Men verkoopt er alles: grote keus,
Olijfolie, boenwas, ranzig vet,
Kaneel, vesten, eau de toilet,
Spek, aardappels en veter,
Thee, reuzel, stof aan de meter,
Gedroogde groenten, vijgen, radijs,
Lamsbout, lippenstift en patrijs,
Zetpillen, zeep en anijs,
Ansjovis en saucijs,
Onderbroeken en citroen,
Rijst, leer en varkenspoten,
Vanille, pek en verband,
Gecondenseerde melk, kroten,
Melkpoeder, garen en band,
Slakken, laarzen en kopergroen,
Spaarpotten, wollen wanten, bleek,
Jamaïca-rum en ondersteek,
Kortom, alleen bij zwarthandelaren
Kunt u dit alles vergaren,
Waarbij u, 't is krasse taal!
Twintig-, veertig- of vijftigmaal,
Zoniet honderdmaal de prijs betaalt,
In de open lucht vindt dit plaats,
Zonder dat iemand zich verzet,
Opmerkingen negeren ze koel
Dreigementen missen hun doel,
Dus niemand die ze belet...
Zo gaat het allemaal bij gratie
Van de republiek en de democratie!
| |
19 april 1945Beste Heer van Ravesteyn,
Verjaagd de demonische moffen
Uit uw land door rampspoed getroffen,
Met voeten getreden, wreed verstoord,
Geplunderd, gemarteld, gemoord
Methodisch wreed, onverbiddelijk
Vernietigend maar ‘wetenschappelijk’,
Vijf jaren lang, verminkt achtergebleven,
Met de ontreddering, loodzware last,
Maar moreel nog in leven
Dankzij de jeugd, die trots, onaangetast
Moedig, de tijger vaak heeft verrast,
(Hybridisch monster, het leven gegeven
| |
[pagina 920]
| |
door een hyena uit Germaans Hyrcanië,
Verwekt door een tijger uit Germanië)
Zij zag hem nu vluchten, met bloedende wonden
Kwijlend van woede, maar angstig, geschonden.
En nu: men mag niet vergeten,
En nog minder mag vergeven worden
Deze vervloekte, verdoemde Horde,
Tachtig miljoen Teutonen,
Uitgezonderd zeldzame personen,
Wisten alles en het kwaad u aangedaan
Paste volledig in hun kraam,
Zélf stelden ze hun meesters aan,
Uit vrije keus, weloverwogen!
Bewierookten hen, staken hen hoog en
Nimmer werd een vorst zo aanbeden,
Zelfs niet in het verre verleden,
Van wreedste bloedbaden stille getuigen,
Mits ze niet stonden te juichen!
Zijn ze allen medeplichtigen
Van de monsterlijke folteraars,
De afgrijselijke moordenaars,
Regisseurs van macaber toneel,
Miljoenen weerlozen, zo vreselijk veel
Mannen, vrouwen, adolescenten, kinderen,
Opgehangen, gewurgd, verminkt,
Uit elkaar gereten, vivisectie-proeven,
Door meest voortreffelijke geleerden
Vergast, of in massagroeven,
De as die is overgebleven,
Gereduceerd menselijk leven,
Ging in zakken met etiket,
De administratie was nauwgezet,
De as werd als mest uitgegooid,
Op hun armzalige gronden gestrooid
En hun aardappels later gerooid!
Vergeet niet! Vergeet niets!
En vergeef nog minder!
Na dit gezegd te hebben, beste meneer van Ravesteyn! verzoek ik u ons spoedig goede berichten over uzelf en hen die u lief zijn, te sturen. En zou u ons tegelijkertijdGa naar eindnoot1 kunnen inlichten over het lot van mijn neef Van Zwanenburg ('s Gravendykschewal 18b) en zijn gezin, van wie we, al langer dan vijf jaar, niets vernomen hebben? Leven ze nog? Zijn ze dood? Hebben ze de [afgrijselijke] vernietiging van uw arme stad Rotterdam, waar ik in mijn prille jeugd zoveel gelukkige dagen heb [doorgebracht], overleefd? Met veel vriendelijks, uw Alexan[dre Cohen] | |
[pagina 921]
| |
Wat ons tweeën betreft, mijn vrouw en ik, we maken het vrij goed. Ik ben de dans hier goed ontsprongen. De Gestapo had eens moeten weten wie ik was! Zijn er al weer kranten in Holland? Zo ja, stuur me er dan een paar. | |
3 augustus 1945* Beste Ravesteyn, Weloverwogen en niet uit onoplettendheid laat ik het formele ‘Beste heer van Ravesteyn’ vallen, waar we ons, over en weer, al langer dan zeveneneenhalf jaar van bedienen - om precies te zijn: sinds juni 1932, het tijdstip van uw zo oprechte kritiek, in het Volk, op mijn eerste deel herinneringen! - en dat me voor ons niet meer op zijn plaats lijkt. Mee eens? Vast en zeker! En nu naar uw brief van 11 juli, drie dagen geleden ontvangen. Is het wel nodig u te zeggen hoezeer we, mijn vrouw en ik, gelukkig waren te vernemen dat u en uw naasten erin geslaagd zijn u, zonder andere fysieke schade dan een tijdelijke en herstelbare vermagering, door deze afgrijselijke nachtmerrie: vijf jaar bezetting door de moffen, heen te slaan? Wij, hier, hadden veel minder te lijden van allerhande ontberingen dan jullie, Hollanders. Natuurlijk ontbrak ons een groot aantal zaken, maar er was geen hongersnood, zoals die monsters systematisch en ‘wissenschaftlich’ bij jullie georganiseerd hadden. Dat hadden jullie te danken aan het verzet, een verzet van het eerste uur waarmee jullie je vanaf de allereerste dag van de bezetting tegen alle vijandige praktijken gericht hebben... tegen welke prijs! Ik heb nooit in Holland kunnen leven, kunnen leven in die ijzige atmosfeer, maar ik heb mijn geboorteland nimmer verloochend, en nu, bij de verhalen van de beproevingen, die me, na vijf jaar bijna-hermetische en beangstigende stilte, bij flarden, geruchten, bereiken, zoals ik ook over de onverzettelijkheid tegenover de allerwreedste, de meest meedogenloze onderdrukking hoor, voel ik enige trots dat ik in Holland het levenslicht zag. En wat een emotie voelde ik bij het zo vurig verlangde nieuws van de bevrijding! Een emotie die me inspireerde tot de Brief aan de Hollanders, die ik u een paar weken geleden heb doen toekomen, en waarvan ik, zoals u in de bij gevoegde kopij zult zien, mijn smeekbede aan het slot heb gewijzigd. Wat dit betreft: als u, zoals uw brief me de mogelijkheid deed vermoeden, erin slaagt dit gedicht in een of andere krant of tijdschrift te laten plaatsen, dan zou ik u dankbaar zijn indien u de correctie van de drukproeven op zich zou willen nemen. Zwanenburg junior, de zoon van mijn neef die, ondergedoken, een natuurlijke dood is gestorven, stuurt me zojuist uiterst droevig nieuws over twee andere leden van zijn familie: zijn tante (mijn nicht), en zijn oom (mijn neef), evenals de vrouw van laatstgenoemde, zijn door de moffen opgepakt en weggevoerd en, ongetwijfeld, in een of ander uitroeiingskamp, zoals Auschwitz of Dachau, vermoord. Men heeft sinds ze weggevoerd zijn tenminste niets meer over hen vernomen! Deze neef en nicht waren de kinderen van mijn tante Stella, waarvan sprake is in In Opstand (p. 49 en 50), | |
[pagina 922]
| |
ik heb hen als heel klein gekend en zag hen, door de jaren heen, af en toe, mijn nicht de laatste keer in 1934, in dezelfde tijd waarin ik het genoegen had met u kennis te maken. Ongetwijfeld was het hun jood-zijn dat deze arme mensen, oud en uiterst weerloos, veroordeelde tot een of andere gaskamer en crematie-oven van Hitler en Co. (Met ‘Co’ bedoel ik heel het Duitse volk!) Daarbij ben ik zeer bezorgd over een van mijn nichten - dochter en enig kind van wijlen mijn broer Herman,Ga naar eindnoot1 zes maanden voor de invasie van de Horde in Holland overleed hij - die tot dat moment met haar moeder in de ten Katelaan 10, Bilthoven (U) woonde. Het laatste bericht dat we van deze twee vrouwen kregen, dateert van 9 januari 1941... 25 woorden, via het Rode Kruis. Daarna niets! Deelden ze het lot van zoveel honderdduizenden, zoveel miljoenen onschuldige slachtoffers van de mofse wreedheden? Hebben ‘ze’ de dochter - die op het moment van de invasie 33 à 35 jaar moet zijn geweest - bij haar oude en ziekelijke moeder weggehaald? Hebben ze hen beiden meegenomen? Ik durf niet naar hun oude adres te schrijven! Zou u niet, mijn beste Ravesteyn, in mijn plaats, middels een brief aan de burgemeester van Bilthoven, inlichtingen willen vragen? Ik zou u er oneindig dankbaar voor zijn! Ja, ik heb uw vriendelijke brief, gedateerd 19 mei '45 (die u, naar ik veronderstel, aan de vriend van uw zoon, student medicijnen en verbonden aan het Rode Kruis, gegeven heeft) goed ontvangen en in antwoord op deze brief - half juni ontvangen - heb ik u, naar de Heemraadsingel 272 a, een eerste briefkaart gestuurd, voorafgaand aan die met mijn ‘Bevrijdingsgedicht’, zoals u het betiteld heeft. Evenals u, zijn we er goed vanaf gekomen, maar niet zonder angstige momenten meegemaakt te hebben! We leefden voortdurend in de vrees dat de Gestapo, het krioelde hier, net als in de rest van Frankrijk, van de Gestapo-agenten, me niet vergeten was en zich mijn een-halve-eeuw-oude anti-Duitse activiteiten herinnerde. We konden ook nog verwachten dat een of andere moffofiele Hollander, gespuis waartoe ik de eer heb een niet mis te verstaan aantal vijanden te rekenen - onder andere ‘Uriah Heep’ (Goedemans)Ga naar eindnoot2 uit Van Anarchist tot Monarchist (p. 290, '91, '92, '93, '94, '96, '97, '98, 311, '12, '13, '14, '48, '77, '78, '79, '80, '81), me bij de ‘bezetters’ aan zou brengen, met mijn adres: Toulon, dat onder aan de laatste pagina van het betreffende boek staat. Omdat ze het veel te druk hadden met het dienen van hun weerzinwekkende meesters en weldoeners ter plekke, in Holland, hebben ze er duidelijk niet aan gedacht. Dank zouden ze verdiend hebben! Wat is er van dat zwijn van een Goedemans-Uriah Heep terechtgekomen? Hebben zijn moffenvriendjes hem hoofdredacteur van die Telegraaf gemaakt, waar hij hen jarenlang gediend en bewierookt heeft? En wat is er van HoldertGa naar eindnoot3 terechtgekomen, mijn voormalige directeur, die door de stinkende Goedemans, als een kwade genius achter de schermen, met raad en daad werd bijgestaan, en die ik, ondanks onze breuk, nog altijd dankbaar ben voor de vrijheid die hij me vijftien jaar lang liet om te schrijven wat ik wilde. Deze ‘despoot’ was een slappeling! Over ons leven hier, tijdens de bezetting, zal ik het vandaag niet met u hebben. Ik ben bezig een uitvoerig relaas over de gebeurtenissen uit deze afgrijselijke jaren te schrijven en ik ben van plan u er, laten we zeggen over 2 of 3 weken, een afschrift van te sturen. Als u het voldoende interessant vindt om te publiceren, en u een krant of een tijdschrift kunt vinden dat er iets in ziet, dan zou ik daar blij mee zijn. Als men deze kopij kan betalen, dan zou dat des te beter zijn, want onze ‘middelen’ zijn uiterst beperkt. Maar als, iets wat in deze tijd van algehele destructie en verarming zeer wel mogelijk is, geen enkele honorering | |
[pagina 923]
| |
in het vooruitzicht kan worden gesteld, dan zal ik dit werkstukje kosteloos aan het maakt niet uit welk fatsoenlijk tijdschrift geven. Het is goede anti-moffenpropaganda! Zijn er bij u al weer kranten? En tijdschriften? Als dit zo is, stuur me er dan af en toe wat. Ik verlang er zo hevig naar om, na zo veel jaren opgelegde stilte, ten minste een overzicht te hebben van wat zich in ‘the old country’, dat mijn oude vermurwde hart opnieuw doet slaan, afspeelt - en afgespeeld heeft. Hierbij, mijn beste Ravesteyn, laat ik het voor vandaag en groet ik u en allen die u dierbaar zijn heel hartelijk, ook namens mijn vrouw, Alexandre Cohen Bijgesloten een in alle opzichten opvallend artikel dat in het weekblad Les Lettres françaises, gedateerd 21 juli, verscheen. Een waarheid als een koe! ‘Ze’ zijn allen schuldig! p.s. - Tijdens de oorlog hebben we beiden een arm gebroken: ik 14 juli 1940, een val van 3 meter hoog, mijn vrouw 30 november '42, toen ze uit een olijfboom viel. - Beiden goed ‘gerepareerd’! ‘Dikhuiden’, zou je denken! | |
[pagina 924]
| |
12 september 1945* Beste van Ravesteyn, Laat ik u allereerst bedanken voor het blijde nieuws: mijn schoonzuster en mijn nicht, haar dochter, gezond en wel weer in Bilthoven teruggekeerd. Ik verkeerde, wij verkeerden, in grote angst over hen. (Het schrikbeeld van Auschwitz!). Bijgesloten het relaas van mijn indrukken tijdens de ‘bezetting’ en in de dagen van de bevrijding. Het moest oorspronkelijk een brief aan een onzer oude vrienden worden - Voorbeytel, oud-correspondent van wijlen het Handelsblad en, in die hoedanigheid, mijn collega - die, met zijn vrouw naar Portugal gevlucht, en sinds een paar maanden weer terug in Parijs - ons uitgebreide berichten vroeg. Maar in het ‘vuur’ van mijn schrijverij, is het een heel artikel geworden en het zou me verheugen als het in Holland gepubliceerd kon worden. In manus tuas!...Ga naar eindnoot1 U zou zeer vriendelijk zijn - zoals gewoonlijk, overigens - indien u me, al is het, als de tijd voor een brief u ontbreekt, al zijn het maar twee regels op een kaartje, de ontvangst van deze kaart wilt bevestigen! We zijn voornemens de 23e van deze maand de trein naar Parijs te nemen, waar we op de heenreis slechts één dag zullen blijven, om de volgende dag naar Flins-sur-Seine (Seine-et-Oise) te gaan, waar we bij zeer goede vrienden drie weken of een maand vakantie zullen nemen. Ons adres daar is: A.C., per adres M. Edouard Gros, Apotheker, Flins-sur-Seine (Seine-et-Oise). Schrijf me dus op dit adres, wilt u? Met onze hartelijke groeten voor uzelf en de uwen, Alexandre Cohen. P.S. Mijn hoofd loopt over van de ‘onderwerpen’! Welke Hollandse krant (een tijdschrift) kan ze onderdak verlenen?? Mijn ‘kopij’ is vol doorhalingen. Maar de zetters - er moeten toch zetters zijn! - zullen er vast en zeker wel uitkomen, denkt u niet? Wat vindt u van die walgelijke ‘atoombom’?Ga naar eindnoot2 ... laatste vrucht, tot op heden (want we moeten niet aan de vooruitgang twijfelen) van de boom der kennis van goed en kwaad! En dan te bedenken dat er nog stomkoppen zijn die zich over deze demonische uitvinding verheugen! | |
25 december 1945* Binnenkort verschijnt een driehonderd bladzijden tellende bundel, getiteld Vrij Nederlandsch Liedboek, met het werk van dichters uit het verzet. De opbrengst van de verkoop zal in zijn geheel de slachtoffers van het Verzet en hun naasten ten goede komen. Het werk van deze auteurs is zo belangwekkend, dat de keuze van de uit te geven gedichten bepaald niet gemakkelijk zal zijn. | |
[pagina 930]
| |
11 oktober 1946Geachte heer controleur, Ik ben u hoogst erkentelijk dat u, in antwoord op mijn onlangs geuite klacht, zo vriendelijk heeft willen zijn het Hollandse blad de Vrije katheder, waarop ik geabonneerd ben en die men me dus met regelmaat toezendt ‘in observatie te nemen’. Ik ontving vandaag, na drie opeenvolgende verdwijningen - om over de vorige maar te zwijgen - het nummer van de 4e van deze maand dat de 5e uit Amsterdam is verzonden. Het is overduidelijk, geachte heer contrôleur, dat ik dit gelukje aan de door u genomen maatregel te danken heb, net zoals onlangs uw toezicht een einde maakte aan de zeer veelvuldige verdwijningen van het dagblad Le monde waar ik eveneens op geabonneerd ben. Er bestaat daarom geen twijfel dat al deze verdwijningen hier, in Toulon, bekokstoofd worden, omdat ze ophouden zodra u toezicht uitoefent. Te uwer informatie voeg ik hier nog aan toe dat ik de dader, of tenminste, de aanstoker van deze diefstallen, meen te kennen en dat ik klaar sta, als men me dit verzoekt en me hiertoe oproept, hem aan de verantwoordelijke in uw kantoor aan te wijzen, hetzij hem, zo nodig, dat wil zeggen, als de verdwijningen zich herhalen, bij Justitie aan te geven, waar ik, in dat geval, geen moment over zal aarzelen. U wederom hartelijk dankend voor uw doeltreffende tussenkomst, Hoogachtend, Alexandre Cohen. | |
14 oktober 1946Geachte heer directeur, In antwoord op en gevolg gevend aan uw briefje, heb ik het genoegen u te berichten dat ik me overmorgen, woensdag 16 dezer, op uw kantoor zal vervoegen, waar ik zonder derden, behalve - als u dit gepast vindt - meneer de algemeen contrôleur van de posterijen, tot wie ik me tijdens uw laatste vakantie moest richten, u mee zal delen wat ik te zeggen heb. Ik vind het belangrijk hieraan toe te voegen, geachte heer directeur, dat het geenszins mijn bedoeling is problemen met uw personeel te veroorzaken, noch, bovenal, uw | |
[pagina 931]
| |
taak, die in deze tijden en met de huidige omstandigheden zonder twijfel niet altijd even benijdenswaardig is, te bemoeilijken. Alles wat ik verlang, en ik meen dat ik in mijn recht ben, is definitief een einde te zien komen, indien mogelijk zonder schandaal, aan het onduldbare getreiter waar ik veel te lang het mikpunt van ben geweest. Hoogachtend, (Alexandre Cohen) | |
[pagina 945]
| |
26 oktober 1950* Beste Ravesteyn, Het doet me goed na zo'n lange tijd weer van u te horen, maar het spijt me zeer te vernemen dat een van de redenen van uw zwijgen de gezondheidstoestand van uw vrouw was. Gaat het beter nu de zomer, het door haar altijd zo gevreesde seizoen, voorbij is? Hier hadden we een verzengende zomer die ons zwaar op de proef heeft gesteld. Geen druppel regen van eind mei tot half september! Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat liepen we naar adem te happen en nooit had ik zo weinig zin om te schrijven als deze paar maanden. Het artikel in Vrij Nederland waar u naar verwijst, dateert van precies een jaar geleden. Daarna heb ik er nog een paar geschreven waarvan ik nog altijd, zonder al te veel optimisme, hier of daar de publikatie verwacht. Ondertussen hebben drie van mijn kinderverhaaltjes - die u kent - in Mandril eindelijk het levenslicht aanschouwd, dankzij de onvermoeibare pogingen van vriend Kuijper, aan wie u de verhaaltjes gegeven heeft. In de aflevering van april jongstleden van dit tijdschrift introduceerde Elias mij met een allervriendelijkste inleiding bij de lezer. Maar wat ik toch het liefste doe, is het schrijven van strijdlustige artikelen die, daar ben ik me maar al te goed van bewust, uiterst moeilijk te plaatsen zijn in een pers die meer en meer futloos en laf is. Omdat ik nog steeds niet opgehouden ben de strijder, de polemist te zijn die ik altijd geweest ben, kan ik niet nalaten in mijn geschriften ‘mijn gal te spuwen’, anders gezegd: de onmetelijke walging die het communisme (leer, praktijk en praktijken en meer dan ooit een ‘Kannibaalsche gelykheidsbestialiteit’), de democratie en de republiek in me opwekken, naar buiten te brengen. En hoe, ik vraag het u, van deze walging te getuigen in de ‘organen der publieke opinie’ waarin iedereen bibbert van angst de lezer te ontstemmen, die niets anders wil dan niet te worden verontrust en zich voor niets interesseert, behalve dan voor de bioscoop en sport? Ik blijf geloven dat de menselijke soort, in zijn geheel, nog nooit zo dom was, zo stompzinnig, als vandaag de dag en dit in weerwil van de zo uitbundig door alle, ontelbare, idioten geprezen ‘v ooruitgang der Wetenschap’. Vindt u ook niet, Ravesteyn, dat de Goede God een paar duizend jaar geleden, toen hij al zó van de mensheid walgde dat hij haar wilde uitroeien, het volslagen bij het verkeerde einde had toen hij zich liet vermurwen door die dronkaard van een Noach en hij de homo sapiens | |
[pagina 946]
| |
opnieuw een kans gaf zich voort te planten en te vermenigvuldigen? En nu, nu hij deze Noach formeel beloofd had nooit meer opnieuw te beginnen, kan Hij zelf niet meer op deze afspraak terugkomen, maar Hij liet ons de atoombom na, tegen het gebruik waarvan ik, op voorwaarde dat dit algemeen en universeel is, van mijn kant geen enkel bezwaar heb, en nog minder omdat het protest hiertegen, anders gezegd: ‘het manifest van Stockholm’ een bolsjewistisch foefje was, dat leidt, als het ergens toe leidt, waar ik aan twijfel! - tot ontwapening, d.i. de zelfmoord van het Westen, ten gunste van Moskou, waar men kalmpjes-aan voortgaat met het produceren van al het uitroeiingsmaterieel dat je je maar voor kan stellen. Goed gespeeld, want alle imbecielen van beide halfronden hebben het ‘manifest’ ondertekend. Wat mij betreft, ik heb een kameraad de deur uitgegooid die het ons een paar maanden geleden ter tekening kwam voorleggen, waarbij hij ons, mijn vrouw en mij, zei dat hij, hij, ‘een verstandig, zeer verstandig man was, met name inzake de politiek, en verder zeer ontwikkeld’. Ik antwoordde hem dat ‘je dat goed kon zien’ en dat het niet nodig was ons dat te vertellen. Al een hele tijd heb ik uw naam niet meer in Elsevier gezien. Voldoet u niet meer? Of om wat voor andere reden schrijft u niet meer in dit blad? Hier niets nieuws behalve dit - wat niet nieuw is! - dat dit arme land elke dag meer op zijn einde loopt. Wat een bewind! Wat een holkoppen aan de macht! Onvermoeibare kletskousen die maar niet doorhebben dat het schip onder hen wegzinkt en dat ze niet bij machte zijn - en dat weten ze!!! - het weer vlot te trekken. Aan de horizon de Horde, de Scythen, die uiteindelijk alles zullen opslokken. Weerzinwekkend perspectief, deze wereldwijde opkomst van Jan Rap! Bij u de gortzakocratie!Ga naar eindnoot1 Met hartelijke groeten en onze beste wensen voor het herstel van uw vrouw. C. Ik heb net de Briefwisseling Ter Braak-du Perron uitgelezen. Geweldig! Een ware verfrissing! Kuyper en zijn vrouw hebben ons dit jaar, tot ons grote genoegen, voor de tweede maal bezocht. Ze zijn van plan ons volgend jaar weer te komen bezoeken. | |
[pagina 961]
| |
9 mei 1958* Beste Ravesteyn, Ik ben weer op de been - voor hoe lang? - na meerdere dagen in bed doorgebracht te hebben, waar ik door een uiterst pijnlijke aanval van reumatiek aan gekluisterd was, en ik haast me nu u te schrijven en u hartelijk te bedanken voor de vriendelijke herinnering die u, in de vorm van een bijdrage aan de bundel ‘Opstellen’, aangeboden aan Dr. Kossmann,Ga naar eindnoot1 aan de Paradox wijdde, dat bijtblaadje waar ik ruim zestig jaar geleden mee voor de dag kwam, en waarvan, naast u, maar een paar van onze tijdgenoten zich het kortstondige bestaan nog moeten herinneren. Onder de aanhalingen die u ontleent aan dit agressieve geschriftje, eerste uiting van ‘non-conformistische’ geest - Menno ter Braak dixit - ik zou zeggen, van ‘rebellie’ tegen elke vorm van onderdrukking, zowel van rechts als van links, dat heel mijn lange leven gekenmerkt heeft, is er één die me in het bijzonder aanstond. Deze: ‘In plaats van de nog slechts uit sleur en kracht-van-gewoonte voortbestaande regeeringsvormen: constitutioneele en andere monarchieën en republieken, die elken dag | |
[pagina 962]
| |
iets van haar prestige verliezen, staat ons eerstdaags de yzeren scepter der volksregeering te wachten. (Dit “eerstdaags” kan nog een jaar of dertig verwyderd zyn. Misschien vyftig. Liefst honderd!)’. (Welnu, het is, op drie dagen na, precies twintig jaar na deze voorspelling van 20 november 1897, te weten: 17 november 1917 dat in Rusland de ijzeren scepter der volksregering werd gesmeed, die vanaf dat moment heel Oost-Europa onder zijn gewicht doet buigen en als een nieuw zwaard van Damocles boven de rest van een ontwrichte wereld hangt.) Men zal, terecht, tegenwerpen dat het tsaristische bewind niets bijzonder aantrekkelijks had, en dat het kon verdwijnen zonder dat iemand daar spijt van had. Eens! Maar vóór de machtsovername door de communisten werd elke vorm van individuele vrijheid daar niet met wortel en tak uitgeroeid. Men kon er ademhalen! Terwijl heden ten dage zelfs het begrip menselijke vrijheid, net als in de Moskovitische hoofdstad, in bijna alle Oosteuropese landen, zoals Hongarije, Polen, Bulgarije, Roemenië en Tsjecho-Slowakije, is afgeschaft. (Wat betreft dit laatste land, waarvan het bewind zich een paar maanden geleden via zijn staatskrant op de borst sloeg ‘reeds’ (d.w.z. méér verwachtend) veertigduizend volksrechters tot zijn beschikking te hebben, doe ik u, voor het geval dat de Hollandse pers verzuimd zou hebben deze verbijsterende informatie te publiceren, een knipsel uit de Monde toekomen, dat wil zeggen, een telegram van Agence France Presse, gedateerd Praag 6 mei, en waarvan de lezing me vermaakte.Ga naar eindnoot2 Evenals ik, mijn beste Ravesteyn, herinnert u zich ongetwijfeld dat diezelfde Tsjechen, die op het ogenblik het onmenselijkste regeringsbewind dat men zich voor kan stellen zo onbekommerd dulden, zich onlangs hebben beklaagd over de ‘ontoelaatbare onderdrukking’ waar de zo weekhartige keizerlijke regering van Oostenrijk hen aan had onderworpen. En ik kan het niet nalaten me die gigantische ezel van een Benèsj voor de geest te halen, die door alle imbecielen van de oude en de nieuwe wereld tot ‘groot democraat’ werd uitgeroepen, en die, nauwelijks enige weken vóór de He wereldoorlog, in Praag van de daken riep dat hij de ‘Anschluss’ bóven het opnieuw aan de macht komen van de Habsburgers verkoos. Ik constateerde met grote voldoening dat de omschrijving van mijn persoon als ‘de Jacques Gans van vroeger’, niet van u afkomstig is, maar van die domme knoeier, schrijver van het artikel in de n.r.ct. van 1 april jongstleden. Deze anachronistische vereenzelviging streelt me in het geheel niet.Ga naar eindnoot3 En nu, beste oude vriend, wil ik u toestemming vragen om een... hoe zal ik het zeggen ... lichte kritiek te uiten, betrekking hebbend op het slot van uw artikel dat me, in zijn geheel, zo'n groot genoegen deed. U noemt me ‘een waarlyk groot man’ en een ‘waarlyk groot Nederlander’. En dit leek me - vergeef me mijn eerlijkheid! - overdreven en lachwekkend. Een ‘groot man’, ik? Kom nou, Ravesteyn! Ik voel me hier ongemakkelijk bij. Ik aanvaard graag de rest van uw loftuitingen. Ik meen werkelijk ‘een dapper man’ te zijn, ‘een onzer beste stylisten’, ‘als schryver even scherp als geestig’, ‘onverschrokken’, en begaafd, begaafd met ‘een diepe rechtvaardigheidszin’. U ziet dat ik niet bescheiden ben noch veins dit te zijn. Maar ‘een groot man’, nee! Misschien ben ik in het diepste van mijn wezen, en hoewel ik Frankrijk boven mijn geboorteland verkies, een ‘goed Nederlander’. Maar ‘een groot Nederlander’, nee! Tot besluit van deze reeds lange brief - die ik, daar ik me over mijn schrijftafel heen moet buigen, niet zonder zware rugpijn kan schrijven - iets wat u plezier zal doen: een | |
[pagina 963]
| |
definitie van het Moskovitische communisme en het Hitlerisme geformuleerd door A. Roland Holst in een in oktober '39 aan Van Deyssel geadresseerde brief die in het laatste no van Maatstaf, van aprilGa naar eindnoot4, is gepubliceerd:
[Nederlands gedeelte] | |
[pagina 966]
| |
3 maart 1961* Beste, beste Max Nord, Na dit zo lang verzuimd te hebben, durf ik u haast niet meer te schrijven. Mijn uiterst geldige excuus, helaas! is dat ik ernstig ziek ben, - ik sleep me, sinds meer dan een jaar, van het ene naar het andere ziekenhuis en ben uiteindelijk in een verpleegtehuis beland, waar ik erg goed behandeld word en waar men niet de minste moeite doet om me tot het katholicisme te bekeren. Maar we zitten opeengepakt - bijna 200 meer of minder ‘beschaafde’ personen en, voor het leeuwedeel, gebrekkig als ikzelf! De voornaamste reden waarom ik me van schrijven onthoud, ik bedoel: van correspondentie met mijn vrienden, bestaat hierin dat ik de grootst mogelijke moeite heb voorover te zitten om te schrijven, een uiterst pijnlijke houding. Om die reden moet ik voor dringende correspondentie, steeds zeldzamer overigens, een beroep doen op welwillende personen, aan wie ik mijn brieven dicteer. Maar vandaag, genietend van een mooi zonnetje, sta ik erop u persoonlijk te schrijven, met mijn rug tegen een grote stapel kussens. Hier zit ik dan, mijn beste Max Nord. En laat ik [u] allereerst hartelijk danken voor de moeite die u gedaan heeft om de heruitgave van ‘In opstand’ tot een goed einde te brengen. V. Oorschot zond me hier zojuist een aantal exemplaren van, vergezeld van een uiterst vriendelijk brief, waarin hij me, naast andere zaken, zegt dat
[Nederlands gedeelte]
uw Alexandre Cohen zelfs enthousiast. |
|