Brieven 1888-1961

Aan H.P.L. Wiessing

Parys 8 juni 1911

4 Impasse Girardon.

Beste Henri,

Het bezoek van J.M. (verkorting van Jouw Majesteit) aan Haar hoofdstad,¹ is misschien voor de fransche pers geen voldoende reden om over J.M.'s paleis te spreken. Wèl - wil ik hopen - het a.s. bezoek van óns Hoofd v/d Staat.² Ik zal, tydig, de noodige pogingen doen om het art. dat je my stuurde opgenomen te krygen, liefst in de Temps. Maar a ce propos: vind-je 't wel wènschelyk dit artikel te doen voor-af-gaan door de vermelding:³ ‘On nous écrit de la Haye’? Antwoord my daar per keerende even op. En geef my óók op, sans faute, op wélken datum, in wélk jaar Wilhelm II zyn krans deponeerde op de Ruyter's graf. En of hy by die gelegenheid een speech hield, lang, kort of middenmaat. Of hield hy zyn snater?⁴ Ik moet dit weten voor je weet wel.

Veel liefs van ons 2en voor jelui allen,

Alexandre

1 Koningin Wilhelmina bracht van 6 tot 12 juni 1911 haar jaarlijkse bezoek aan de hoofdstad. Het programma zag er als gewoonlijk uit: rijtoeren, ontvangsten ten paleize, diners en bals.

2 Wilhelmina had kort na haar troonsbestijging in 1898 op uitnodiging van de zesde president van de iiie republiek een staatsiebezoek aan Parijs gebracht. De Nederlandse regering had tot 1911 gewacht om Armand Fallières (1841-1913), achtste president, voor de contra-visite uit te nodigen. Het tweedaagse bezoek van Fallières, waarvoor de regering Caillaux 75.000 frank uittrok, was een bevestiging van de Nederlandse neutraliteit tussen Triple alliantie en Driebond.

3 Cohen schreef Wiessing op 8 juli 1911: ‘Niet geslaagd met Paleis Artikel zoals je gemerkt hebt. Sorry.’

4 Keizer Wilhelm 11 bracht van 1 tot 5 juli 1891 een staatsiebezoek aan Amsterdam. Bij de bezichtiging van de Nieuwe Kerk op 3 juli 1891 ging zijn belangstelling vooral uit naar het graf, van admiraal De Ruyter, waar een verwelkte lauwerkrans van Noorse adelborsten op lag. De volgende ochtend keerde hij terug om ‘een groote lauwerkrans met breede linten in de Nederlandsche en Pruisische kleuren’ op het praalgraf te leggen. Volgens het Algemeen handelsblad, 64 (1891), nr. 19517 (4 juli), merkte hij daarbij op: ‘Es ist ein grosses Land, dass so seine Manner ehrt.’