spring van mijn paard, bindt het een witte zakdoek aan de zadel, geef het een flinken klap... het brave dier galoppeert huiswaarts.
Intussen werk ik al wat ik kan om met mijn leren vest het vuur te doven. Telkens echter, waar ik op een paar voetbreedten het vuur meen te hebben gedoofd, laait de vlam opnieuw op. Na tien minuten is de brand nog slechts tweehonderd meter van de aanplantingen van mijn vriend verwijderd. Het vuur begint gevaarlijk te loeien.
Eindelijk komt hulp. Mijn gastheer komt in galop aangerend, knechten achter zich aan en een wagen vol blusmateriaal en schoppen. Twee uren moeizame arbeid - zonder een woord te spreken -, dan herinnert slechts een zwart, geheel verkoold veld aan het ontzettende gevaar...
‘Heb je het warm?’ vraagt mijn gastheer en lacht me met zijn bezweet gezicht toe. ‘Een sigaret misschien?’
Maar eerst bij de rit naar huis, bij hetgeen de ervaren farmer mij vertelt, besef ik ten volle het gevaar, dat de bezitting, de velden en wij allen, ontkomen zijn. De kleinste vonk is voldoende de door maandenlage droogte geheel verdorde steppengrond te doen ontvlammen. Het droge eucalyptusloof brandt als stro. Het vuur breidt zich in vliegende vaart uit. Het dikke, gele, verzengende steppengras doet de vlam met de snelheid van de wind verder ijlen
Als een wervelwind gaat het vuur over de vlakte. Ros en rijder, die van verre het vuur zien aankomen, vluchten - het gaat om hun leven. Verschrikkelijk, een onweer gelijk, wordt de stem van het vuur, als het nader komt. Hij loeit en kraakt en brult, de steppenbrand! Hij jaagt over de akkers en de aanplantingen en plantages en vernietigt de arbeid van jaren. Hij laat geen stuk vee in leven, vernietigt gehele kudden. Hij jaagt het wild uit zijn schuilplaatsen voor zich uit en zelfs de kleine heuvels en bossen vermogen niet hem op te houden.
Meestal is de vlucht van ruiter en ros vergeefs, tenzij zij tijdig een water bereiken! Dan bindt de ruiter zijn dier de voor- en achterpoten samen, drijft het in het water, tot slechts neusgaten en ogen nog bovensteken, legt zich plat in het water op de rug van het dier en bedekt zijn eigen hoofd en de kop van het paard met nat leerwerk. Dan moet hij het vuur, dat het water van alle kanten insluit en de hitte trotseren, totdat de verschrikking voorbij is. Het kan zeer lang duren...
Het spreekt vanzelf, dat de farmers elkander helpen, als ergens een steppenbrand wordt gemeld. Zij komen met alle beschikbare hulpkrachten aangesneld. Zelfs van de oogst haalt men de knechten weg! Dan werpt men een hindernis op tegen het vuur, meestal aan de voet van een heuvel. Reusachtige sloten worden gegraven, dammen van onbrandbaar struikgewas worden opgeworpen.
De grondbezitter werkt naast den minsten knecht. Nog verhaalt