De tuin der fantasie(ca. 1935)–Frans Coenen, W.G. van de Hulst, G. Schrijver, J.B. Schuil, Theo Thijssen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Avondlichtje. Een kamer warm en stille: Het lampken op de dis Brandt helder, wijl het buiten Zo koud en duister is. Zij speelde met het kindje, En zette 't in een hoek, En trok het bij zijn handje, Hij cijferde in een boek. Het waggelde op zijn voetjes, Zij schoof zich achteruit: ‘O, 't loopt geheel allene!’ Riep zij zo blij en luid. [pagina 97] [p. 97] Hij wierp zijn boek op tafel, Hij hief het van de grond, En stak het in de hoogte, En kuste 't op de mond. O wandlaar, late wandler, Die door het donker dwaalt, Denkt gij, dat ginds het lichtje Zoveel geluk bestraalt?... Virginie Loveling. Vorige Volgende