6 februari 1932: Ritter aan Coenen
Hooggeachte Heer Coenen,
Ik vergeet Mevrouw Raedt allerminst. Mijn moeilijkheid is, dat ik in groote verlegenheid verkeer om alle sollicitanten een beurt te geven. Ik heb thans een anderen spreker van de lijst verwijderd om Mevrouw Raedt zoo spoedig mogelijk een beurt te geven. Dat zou kunnen plaats hebben op den 24en April a.s.
Ik weet niet hoever Mevrouw Raedt met haar Zweedsche studie is. Indien zij al zoover is, dat zij kan vertalen, zal ik onmiddellijk den heer Becht opbellen, met wien ik haar belang reeds herhaaldelijk besprak, en die ook eenige toezeggingen deed.
Ik weet niet of het Mevrouw Raedt bekend is, dat ik haar laatste werk ‘Geboorte’ reeds in het Utrechtsch Dagblad besprak.
U ziet het ontbreekt mij niet aan activiteit, maar het is tegenwoordig lastiger dan ooit om iets tot stand te brengen voor vrienden en collega's, die men waardeert.
Met hoogachting en vriend, gr.
P.H. Ritter Jr.
Uit een brief van haar aan Ritter van 6 maart 1932 blijkt dat zij de Ritters in Utrecht bezoekt.