3 september 1929: Coenen aan Ritter
Een blad. Gedrukt briefhoofd: Groot Nederland. Redactie. Amsterdam, Heerengracht 605.
Zeer Geachte Heer Ritter
Ik had het u vanmorgen wel kunnen vragen, doch... 't was allicht een zekere schroom met iets onaangenaams aan te komen op den vroegen ochtend, die mij weerhield.
De zaak is: zoudt gij mijn radiobeurt nog een week kunnen verzetten? Of desnoods enkel 2 dagen? Van Zondag op Dinsdag?
Ik kan nl. door allerlei eerst op 't eind der week op reis gaan en moet dan wel héél gauw weer thuiskomen. Daarom was mij een uitstel wel zeer gewenscht. Kunt gij het echter inderdaad niet in orde krijgen, dwz. is een plaatsvervanger absoluut onvindbaar, dan moet ik mij maar aan de overeenkomst houden. Ik vrees dat ik u wel veel moeite veroorzaak. Met vr. gr. hoogachtend Uw dw
F. Coenen