Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[pagina 502]
| |
Ga naar margenoot+Troost Heer, en comt my doch te baten,
Ga naar margenoot+Op u verlaet ick my altijdt,
Wilt my doch nemmermeer verlaten,
Ga naar margenoot+Want ghy Godt gantsch barmhertich zijt.
Recht richt doch, Heer, al mijne ganghen,
Nae uwen wil mijn leven lanck,
Ga naar margenoot+Mijn ziel doet seer daer nae verlanghen,
Sy soud’ u segghen lof en danck.
Ga naar margenoot+In u Wet wilt my onderwijsen,
V woort gheeft my recht te verstaen,
Dat ick daer in mach verjolijsen,
Ga naar margenoot+En my soo gantsch te buyten gaen.
Ga naar margenoot+Iae alle dinck nae uwen wille
Mach ghebruycken tot uwer eer,
Ga naar margenoot+En houden my nu alleen stille,
En laten u wercken, O Heer.
Ga naar margenoot+ Neemt van my wech al u mishaghen,
Dat by my is int groot en cleyn,
Ga naar margenoot+V jock dat wil ick gheerne draghen,
Ga naar margenoot+ En blijven u Dienstmaeght alleyn.
Grootlijcx doet mijn gheloof vermeeren,
Ga naar margenoot+Gheeft dat het mach soo dadich zijn,
Ga naar margenoot+ Dat ick tot lof van uwer eeren
Verslijten mach het leven mijn.
Ga naar margenoot+ Een vyer der liefden doet doch branden
Inwendich in mijns herten grondt,
Ga naar margenoot+Dat het licht schijnt in alle landen,
Ga naar margenoot+End’ u goetdaden make condt.
Ga naar margenoot+Noch, Heer, gheeft my alsoo te hoopen,
Dat ick voor u zy sonder schult,
Ga naar margenoot+En mijnen loop alsoo mach loopen,
Tot dat mijn daghen zijn vervult.
Ga naar margenoot+Blijft doch by my tot aen mijn ende,
Ga naar margenoot+Houdt my ghestadich by der handt,
Ga naar margenoot+Het storm, het haghel, oft het wende
Ga naar margenoot+Tot ick coom int Hemelsche Landt.
Ga naar margenoot+Raedt my door u wijsheyt ghepresen,
Waer ick keeren oft wenden sal,
| |
[pagina 503]
| |
Wat mijn doen en laten sal wesen
Soo langh ick leef int aerdtsche dal.
Van u te blijven is my pijne,Ga naar margenoot+
Wilt my doch halen in u rust,Ga naar margenoot+
Data u aenghesicht my aenschijne,
Heer, dat waer al mijns herten lust.
Nu ic, Heer, noch wat tijts moet beyden,
Beladen met menighen strijdt,Ga naar margenoot+
Ghelijck een Schaepken aen der heyden,
O Heer, my van den Leeuw bevrijdtGa naar margenoot+
En recht mijn saeck tot allen tijden,Ga naar margenoot+
Want ghy mijn cleyn vermoghen kent,
Ick sal my hooghelijck verblijden
Als ghy u stadich tot my went.
Niet ons, O Heer, maer u waerachtichGa naar margenoot+
Behoort alleen lof, eer, en prijs,
Ghy zijt een Godt end’ Heere machtich,
Een beschermer, end’ Coninck wijsGa naar margenoot+
|
|