Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet Clxiij. Liedeken.Op de wijse van den 88. Psalm: Heer, die my dus langh hebt behoedt, etc.Mijn ooghen hef ick tot u Heer,Ga naar margenoot+
Ootmoedelijck uyt s’hertzen grondeGa naar margenoot+
| |
[pagina 368]
| |
Coem ick door u in dese stonde,
Ga naar margenoot+Verneemt doch mijn herten begheer,
Wilt my Ga naar margenoot+ wijs maken om wearachtich
Ga naar margenoot+V te loven, ghemoedt, aendachtich.
Alsulck een spel, waer met men sal
V loven, gheeft my in mijn handen:
Ga naar margenoot+Doet mijn herte tot uwaerts branden,
Ga naar margenoot+Vernedert, en ghebroken al,
Nae uwen wil neerstich te vraghen,
Ga naar margenoot+Om u te dieven in mijn daghen.
T’waer my, O Heer, een groote vreucht,
Dat ick u gantschelijck mocht behaghen,
Ga naar margenoot+Maeckt, Heer, daer toe mijn hert verslagen,
Ga naar margenoot+Te zijn u kindt, nae u ghenuecht,
Op dat ick mach in mijn versinnen
Ga naar margenoot+Het goet en oock de deucht beminnen.
Terwijlen u behaghen slaet
Niet in het uytwendighe schijnen,
Maer dat den schijn sal gantsch verdwijnen
Soo gheeft my doch cracht tot der Ga naar margenoot† daet,
Naer t’voorbeeldt Christu uytghelesen,
Dat mijn daedt soo mach wesen.
Ga naar margenoot+Eenen goeden willighen Gheest,
Ga naar margenoot+Een hert ghebroken u te vreesen,
T’verslaghen ghemoedt, recht ghepresen,
Laet, Heer, in my ghestelt zijn meest,
Doodt en roept uyt door u beweghen
Ga naar margenoot+Wat in my leeft, en u is teghen.
Voor stoutheyt, Heere, my bewaert,
Ga naar margenoot+Teghen de eer van uwen Name,
Ga naar margenoot+Op dat ick mach mijn tijdt bequame
Ga naar margenoot+Verslijten, jae mijn pilghervaert,
In alle dinghen t’uwer eeren,
Alleen doen, dat ghy gaet begheeren.
Ga naar margenoot+Sacht en ootmoedich met bescheyt
Was u lief Kindt in al manieren,
Wilt al mijn doen oock soo bestieren
Dat ick tot lijden word’ bereyt
| |
[pagina 369]
| |
Gheerne met hem aent Cruyce mach hangenGa naar margenoot+
En oock verrijsen met verlanghenGa naar margenoot+
Recht als hy opghevaren is,Ga naar margenoot+
Alsoo gheeft my in mijn ghedachten
Het Hemels alleen te betrachten,Ga naar margenoot+
Want al d’Aerdtsche is onghewis,
Gheeft dat ick mach tot alle stonden
Rusten en vyeren van den zondenGa naar margenoot+
Van de Helsche pijn my bevrijdt,Ga naar margenoot+
Maer als Christus de sijn sal Croonen,Ga naar margenoot+
Dan wilt my oock u gracy toonen
Dat ick met haer mach zijn verblijdt,Ga naar margenoot+
En van den soeten wijne drinckenGa naar margenoot+
Den u lief Kindt aldaer sal schinckenGa naar margenoot+
Ick ben, O Heer, int hert ontsinckt,
Als ick betracht het lieflijck singhen,Ga naar margenoot+
De vreuchd’ die men daer sal volbringhen,
Iae als mijn hert daer aen ghedinckt,
Soo moet ick bidden, Heer, met beven,
Wilt my doch oock een deel daer ghevenGa naar margenoot+
Ga naar margenoot‡Sterckt mijn gheloof om onverstout,
O Heer, Ga naar margenoot† mijn huys nu vast te bouwen,
Op’t rechte fundament vol trouwen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot”In Ierusalems mueren stout,
Op desen padt stelt doch mijn voeten,Ga naar margenoot+
Gheeft datse daer op blijven moeten.
Segghen sal ick u eeuwich danck,Ga naar margenoot+
Als ick dees hulp by u sal vinden,Ga naar margenoot+
My aenneemt voor uwen Ga naar margenoot† beminden,
Ga naar margenoot‡My maeckt ghesont, die ick was kranck,
Met eer en prijsen voor u coemen,
En u goetdaden hoogh beroemen.
En segghen, u behoort de macht,Ga naar margenoot+
Het Rijck staet in u woordt met crachten,
Die duert van gheslacht tot gheslachten,Ga naar margenoot+
Heer dit bedinckien dach en nacht
Sal ick Ga naar margenoot‡ u bidden door’t verclaren,
Dat ghy my voortaen wilt bewarenGa naar margenoot+
| |
[pagina 370]
| |
Ga naar margenoot*Naert u, O Heer, wwest ons ontrent,
Ga naar margenoot+Want ghy doch kent al ons ellende,
Ga naar margenoot+Vergadert ons in uwe bende
Hier naemaels in des hemels Tent,
Mijn ziel doet u daer in belusten,
En wilt soo in den Heere rusten.
|
|