Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen vermaen-Liedeken, van de 15. Gheestelijcke Graden ofte Trappen, tot den waerachtighen Tempel des Heeren. Het Cxliiij. Liedeken.Op de wijse: Wie S. Iacob besoecken wil, ofte: Te Mey als alle Vogelkens, etc.Laet ons in s’Heeren Tempel gaen,Ga naar margenoot+
En doch den wegh wel gade slaenGa naar margenoot+
Dennen wy moeten treden,
En climmen tot den Hemel aen,
Naer boven van benedenGa naar margenoot+
1. Int eerste moet ons zijn bekentGa naar margenoot+
Onse zonden in dit ellentGa naar margenoot+
Ga naar margenoot†Die moeten wy verlaten,
Van aller boosheyt afghewent,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot‡Ons eyghen leven haten.
2. Ga naar margenoot* En treden tot Godt onsen Heer
Door Christum int gheloove seerGa naar margenoot+
Vergiffenis t’ontfanghenGa naar margenoot+
Door sijn lijden, naer sijn begheer
Schicken al onse ganghenGa naar margenoot+
3. Noch moeten wy ten derden fijn
Met Christo inghelijvet zijn,Ga naar margenoot+
Bekennen daer beneven
Dat hy ons desen standt devijn
Doet uyt ghenaden ghevenGa naar margenoot+
4. Ten vierden moet men in dit huys
Bestandioch draghen Christi Cruys,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 326]
| |
Ga naar margenoot+Dit ontmoet al den sijnen,
Ga naar margenoot+Christus ginck voor in dit ghedruys,
Ga naar margenoot+Namt op hem met veel pijnen.
5. Hy die recht climt hoort dit propoost
Ga naar margenoot+Moet oock bevinden hulp en troost
Ga naar margenoot+Van Christo in sijn lijden,
Ga naar margenoot+Want hy staet by de sijn altoost,
Ga naar margenoot+Doetse in druck verblijden.
6. Iae wie soo climt en opwaerts gaet,
Ga naar margenoot+Moet oock bevinden met der daet
Ga naar margenoot+Dat sijn gheloof wordt crachtich;
Vrienden dit is den sesten graet,
Hy leydt tot Godt almachtich.
7. En dan hoort daer naer oock hier by
Ga naar margenoot”Een goede consciency vry
Ga naar margenoot†In Christo te ghelooven,
Ga naar margenoot‡Dat hy onse Verlosser zy,
Ga naar margenoot+En ons hulp comt van boven.
8. Naer desen ten achsten oock streeft,
Ga naar margenoot+Tot Christus sijn woonstede heeft
Ga naar margenoot+Int herte met betrouwen,
Als een goet huyshouder beleeft,
Oprecht in Gods aenschouwen.
9. Int neghende opclimmen soet,
Men oock den Ga naar margenoot† zeghen hebben moet
Door Christum hoogh verheven,
Ga naar margenoot+Kindtlijcke vrees’, en liefde goet
Dient oock ten nieuwen Leven.
Ga naar margenoot‡10. Al ist dat ghy wordt seer benijdt,
Ga naar margenoot+Soeckt t’overwinnen in den strijdt,
Den Satan Doot en Zonde,
Ga naar margenoot+De Weerelt (door Gods goetheyt wijdt)
Stootse heel gantsch ten gronde.
11. Cloecklijck ten elfsten u bewaert,
Ga naar margenoot+Dat doch gheen gheestlijcke hoovaert
Haer by u en laet mercken:
Gheveynstheyt is neen quade aert,
Ga naar margenoot+Godt haetse diese wercken.
| |
[pagina 327]
| |
12. Op dat ghy hoogher climt, u hout
Ootmoedelijck in der eenvout,Ga naar margenoot+
Christelijck int hert ghelatenGa naar margenoot+
By al Gods gaven menichfoutGa naar margenoot+
V ghegheven by matenGa naar margenoot+
13. Bekent voortaen reyn ende puer
Iesu Christi rechte nnatuer,
Ons van Godt hier ghesondenGa naar margenoot+
Wt den Hemel in dit ghetruer,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot*Te heylen onse wonden.
14. Seer neerstelijck u doch bereytGa naar margenoot+
Tot liefde, vre, en eenicheyt,Ga naar margenoot+
Met Ga naar margenoot+ Christelijcken sinnen,
Dees trap moet mmen oock met bescheyt
Int opclimmen beginnen.
15. Doch neersteliojck u oock bewijst,
Dat ghy Godt loeft, danckt enden prijstGa naar margenoot+
Eeuwich tot allen tijden,
Elck een die nu alsoo oprijst
Sal hem eeuwich verblijden.
Te recht bgaet hy, die dit versint,Ga naar margenoot+
En die nu by tijde bgegint,Ga naar margenoot+
Bereydt hem met den vromen,
Hy sal naemaels als Gods lief kint
Tot sijner rusten comenGa naar margenoot+
|
|